Laatst® berichten.
Benoemingen en besluiten.
Onderwijs.
Koloniën.
Weerkundige waarnemingen*
20 September des morgens te 8 uren.
1.8
w
zw
wzw
w
z
zw
Staten-Generaal.
Men schrijft ons uit Rotterdam:
De vergadering van aandeelhouders in de Rot-
terdamsche Bank, met zooveel spanning te gemoet
gezien, heeft heden avond plaats gehad. Zij was
buitengewoon talrijk en zeer geagiteerd.
Al dadelijk bij de opening der debatten werd
eene motie voorgesteld, om commissarissen in
overweging te geven eene voordracht te doen ter
benoeming van eene nieuwe directie, die met
1 April 1880 zou moeten optreden. Een on
stuimig applaus begroette deze motie, hetgeen
evenwel niet belette, dat zij ten slotte werd ver
worpen met 450 tegen 226 stemmen. De wijze,
waarop deze uitslag verkregen werd, is echter
minder loffelijk. De voorzitter dreef namelijk
door, dat over de motie zou worden beslist bij
hoofdelijke omvraag. Een artikel der statuten
gaf hem het recht daartoe, en ofschoon werd op
gemerkt, dat eene andere bepaling der statuten
hem vergunde wijziging in den vorm der stem
ming te brengen, zoo hij daartoe werd aangezocht,
onverbiddellijk wees hij het verzoek om bij ge
sloten biljetten te doen stemmen van de hand.
Men moest, heette het, den moed zijner overtui
ging hebben: een mooi woord, waartegen echter
zeer terecht werd aangemerkt, dat zeer velen niet
onafhankelijk genoeg zijn om dien moed aan den
dag te leggen.
De geheele houding der vergadering wees zoo
duidelijk mogelijk aan, dat zij stemming bij ge
sloten biljetten verlangde, en ware dit geschied,
geen twijfel of de motie zou met groote meerder
heid zijn aangenomen. De verontwaardiging over
de handelingen der directie was algemeen, en het
wantrouwen in haar beleid openbaarde zich op
de luidruchtigste wijze. Elk woord van afkeuring,
dat gesproken werd, lokte luide toejuiching uit;
de sprekers, die de motie verdedigdenhadden
groot succes, en die welke baar bestreden, werden
onophoudelijk door luid gesis en geschuifel
gestoordmen wilde niet naar hen luisteren, en
telkens moest de voorzitter tot stilte aanmanen,
waaraan echter geen gevolg werd gegeven.
En toch waagden ook de sprekers tegen de
motie het niet, ook maar éen woord tot verdedi-
ging of zelfs tot verschooning van de directie aan
te voeren. Integendeel, ook van hen moest de
directie harde waarheden hooren en woorden, die
hare gevoeligheid niet spaarden. Het groote
argument tegen de motie was, dat met de directie
de bank zelve zou vallen, en dat daarmede aan
het crediet van Rotterdam een onherstelbare slag
zou worden toegebracht. DeRotterdamsche handel
kan zijn crediet niet missen, en de bank is de
eenige credietinstelling, door welker tusschenkomst
de handelsstand zich dit middel van bestaan
verschaffen kan. Een ander argument was, dat
men veiliger kan vertrouwen op mannen, die
begane fouten oprecht betreuren, dan op nieuwe
mannen, die nog leergeld betalen moeten. Van de
andere zijde meende men, dat eene directie, die
zoo slecht beleid gevoerd heeft als deze, in de
toekomst niet te vertrouwen was; men ontkende,
dat de bank met de directie zou vallen, of dat
aftreding van deze directie tengevolge zou hebben,
dat het buitenland credieten introk; integendeel
verwachtte men dat een zuiveringsproces de
instelling zelve ten goede zou komen, en het naar
buiten een goeden indruk zou maken, als het
bleek, dat men bier de zaken onder de oogen
wist te zien.
Voor de motie voerden, behalve de voorsteller
(de heer Visser), het woord de heeren Van IJzeren,
jhr. mr. Stern, mr. W. Thorbecke en Remytegen
de motie de heeren mr. Philips (uit Amsterdam),
mr. Loder, mr. Reepmaker, Schöffer en de com
missarissen Plate en Burger. Vooral de heer
Thorbecke had veel succes; hij deed zich ook
hier als een degelijk spreker kennen, en op de
ondubbelzinnigste wijze bleek de sympathie, die
zijn naam opwekt, ook van de zijde van hen, die
in deze vergadering tegenover hem stonden.
Voordat de debatten aanvingen, in de rede
waarmede de president-commissaris, de heer De
Monchy, de vergadering opende, werd medegedeeld
dat de heer mr. D. van Weel, secretaris-directeur
der bank, zijn ontslag had genomen (wat trouwens
sinds lang bekend was dat gebeuren zou) en dat
voorloopig geen derde directeur in zijne plaats
zou worden benoemd, terwijl de beide overige
directeuren zich bereid hadden verklaard met het
verlies van een deel van hun traktement (dat
zeer hoog is) te boeten. Over deze traktements-
quaestie zouden commissarissen beslissen na de
vergadering.
In de plaats van de heeren De Monchy en
J. Mees, die hun ontslag hadden gevraagd, en
Van L. Pincoffs, zijn tot commissarissen benoemd
de heeren Hugo Molenaar, A. A. Wambersie en
P. Koch Sr. De laatste nadat de heer A. Remy,
die eerst gekozen Was, had geweigerd.
Ten slotte nog de bijzonderheiddat geen der
directeuren een enkel woord heeft gesproken. Voor
heü nioet deie avond een ware marteling geweest
Zijn. Terecht mocht aan het einde der vergadering
door een dei sprekers gezegd worden, dat zij
voor hunne handelingen zwaar hebben geboet.
Al zijn zij ten slotte gehandhaafd, de ernstige en
harde les die zij ontvangen hebben, zal zeker niet
onvruchtbaar blijven, en de oppositie, die hunne
handelingen onder de aandeelhouders hebben uit
gelokt, zal ongetwijfeld voor de toekomst haar
groot nut hebben.
Binnen kort mag eene nieuwe vergadering
worden tegemoet gezien, waarin commissarissen
voorstellen tot
zullen brengen.
wijziging der statuten ter tafel
In het tijdperk van 10 Aug. tot 6 Sept. 1879
ziju blijkens ingekomen ambtsberichten, door
longziekte aangetast: in Noordbrabant 1 rund,
in Zuidholland 4 runderen, totaal 5 runderen. In
het vorige tijdvak van vier weken was 1 rund
door die ziekte aangetast.
Er bestaat gelegenheid tot verzending der
correspondentie naar Nederlandsch O. I., door
middel van het stoomschip Wyberton, waarvan
het vertrek uit Rotterdam is bepaald op 24 Sept.
aanstaande.
Behalve naar Batavia wordt met deze gelegen
heid mede eene brievenmaal naar Padang ver
zonden.
De brieven en verdere stukken behooren op
den dag van vertrek uiterlijk vóór negen uren
's avonds ten postbantore te Rotterdam aange
komen te zijn.
Het klavier der volksconscientie wordt nu en
dan door een ander speeltuig vervangen althans
het Zuiden, over een artikel van den Standaard
sprekend, noemt dit een roffel die de andere
anti-revolutionaire bladen heeft wakker gemaakt.
Men ziet bet, de redactie is virtuoos op meer dan
éen instrument op klaveeimbaa! en trom.
(Arnh. Ct.)
pensioenen. Pensioen verleend aan S. Hertz
veld, zich ook noemende en schrijvende S. H.
Hertzveld, hoofdcommies bij het departement van
financien, ten bedrage van 1803E. R. Schultz}
directeur van de grootboeken der nationale schuld,
ad f 3014; J. C. P. M. Pels Rijcken, hypotheek
bewaarder ad f 2932 en C. A. M. baronesse van
Heeckeren van Brandsenburg, wed. van J. J. de
Wetstein Pfister, in leven lid der algemeene
rekenkamer, ad f 1842 's jaars.
belastingen. Benoemd tot ontvanger der dir.
bel. en acc. te Wormerveer c. a. W. F. R. P. de
Saiengre, thans ontv. derzelfde middelen te Zijpe c.a.
Benoemd tot ontv. der dir. bel. en acc. te
Colijnsplaat c. a. A. Bruist, thans commies ter
inspectie van de dir. bel., invoerr. en acc. te
Middelburg. (Deze benoeming is reeds in een
gedeelte der oplaag van ons vorig nommer onder
Laatste berichten medegedeeld.)
ridderorden. Vergunning verleend aan den
luit.-kol. F. M. B. Alewijn, van den grooten staf,
adj. van Z. M. den koning, tot het aannemen en
dragen der versierselen van het kruis le kl. voor
militaire verdienste, hem door den vorst van
Waldeck en Pyrmont geschonken.
leger. Benoemd bij den plaatselijken staf, tot
kolonel en plaatselijken kommandant van de le
kl. te 's Gravenhage, de luit.-kol. R. F. Jehu,
van het 3e reg. inf.
geneeskundige dienst. Opnonactiviteitgesteld,
in afwachting van nadere beschikking, de kapitein
jhr. J. H. C. W. von Schmidt auf Altenstadt,
directeur van het garnizoens-hospitaal te Nij
megen.
Axel, 19 September. De hulponderwijzer aan
de openbare school alhier J. H. Goor, die dezer
dagen als zoodanig benoemd werd te Oostburg
heeft voor laatstgenoemde betrekking bedankt,
Bij beschikking van den minister van binnen-
landscbe zaken, is L. D. Petit benoemd tot
conservator bij de bibliotheek der rijks Universi
teit te Leiden.
Bij beschikking van den minister van koloniën,
zijn de civiel-ingenieurs P. T. L. Grinwis Plaat,
A. G. Lamminga, G. W. Weys en J. Scheffer
gesteld ter beschikking van den gouv.-gen. van
N. I., om te worden benoemd tot aspir. ingenieur
bij den waterstaat en de burgerlijke openbare
werken daar te lande.
Bij beschikking van dea minister van koloniën,
zijn de heeren E. van de Roemer en A. E. Dudok
van Heel, opgeleid aan de akademie voor bosch
wetenschappen te Eberswalde, gesteld ter beschik
king van den gouv.-gen. van N. I., om te worden
benoemd tot technisch ambtenaar bij het bosch
wezen daar te lande.
Heden namiddag werden twee beruchte stroo-
pers, A de M. en R. W., wonende te Holland sch
Clinge, die per spoor alhier aankwamen zwaar
geboeid naar het huis van arrest en bewaring
alhier overgebracht. Zij worden verdacht op amb
tenaren geschoten te hebben.
Woensdagmorgen werd door eenige dijkwerkers
aan het strand der Schelde, bij Hoedekenskerke,
een levende schildpad gevonden, die later bleek
38 pond te wegen. Waarschijnlijk is het dier
van een schip in de nabijheid in zee geraakt.
Donderdag i3 de tweede scheepslading
steenkolen, tot eene gezamenlijke hoeveelheid van
2700 HL,, te Ellewoutsdijk uit Ruhrort voor
rekening van de vereeniging Eendracht maakt
Machtdie thans 122 leden telt, gelost en den
leden thuis bezorgd.
Verleden Zaterdag ontmoetten de personen
P. K. en C. de W., de eerste schaapherder
de ander arbeider, beiden 19 jaar oud en wo
nende te Nisse, elkander op de straat in die
gemeente, toen laatstgenoemde P. K. afvroeg of
hij nog vechten wilde, waarop P. K. een slach
tersmes trok en C. de W. daarmede eene zoo
belangrijke snede dwars over de bovenzijde van
een zijner handen toebracht, dat geneeskundige
hulp moest worden ingeroepen.
Van het gebeurde moet proces-verbaal zijn
opgemaakt. (G. Ct).
P. M. Tichelaar, te Westkerke, gemeente
Scherpenisse, beklaagt zich iu de Zierilezeesche
Nieuwsbodedat men hem verdenkt van zich
opgehangen te hebben en dat, niettegenstaande
hij zich in levenden lijve overal vertoont, dit
praatje niet alleen de wereld niet uitgaat, maar
hoe langer hoe meer verspreid wordt.
Hij voelt zich daarom, „als persoon in quaestie"
verplicht om aan 't publiek, „dat in deze zooveel
blijken van belangstelling (sic) gegeven heeft,"
mede te deelen wat er gebeurd is.
„Weet dan, schrijft hij, dat zich bij mijne
woning eeno vrij groote kersenboomgaard bevindt.
Eenigentijd geleden, toen de kersen begonnen te
rijpen, besloot ik een stroopop te maken, die als
schrik der spreeuwen dienst zou doen.
„Ik toog aan 't werk, trok de pop een oud pak
kleeren van mij aan, gaf hem zooveel mogelijk
een menschelijk gelaat, en toen het kunststuk
klaar was, stond ik erover verbaasd dat ik het
als leek zoover in de beeldhouwkunst gebracht
had, want waarlijk, indien men den verschrikker
van verre beschouwde, geleek hij wel wat op
hem, die hem gewrocht had.
„In den boomgaard deed hij goede diensten,
en toen zijne werkzaamheden afgeloopen waren,
besloot ik om hem, ter belooning, een rustigen
winterdag in mijne schuur te geven, niet vermoe
dende dat mij raad door hem zoo'n leelijke part
zou gespeeld worden.
„Een paar dagen nadat hij door mij in de
schuur gebracht was, komt mijn werkman M. F.
aldaar, ziet de pop, denkt in het eerste oogenblik
dat de ondergeteekende daar zelf hangt en zegt
dan ook: „Ik dacht waarachtig dat de baas
daar hing."
„Dit voorvalletje werd verder verteldde een
maakte er dit, de ander dat by en spoedig was
't een fait accompli, dat Tichelaar zich op had
willen hangen, doch gelukkig nog bij tijds door
zijn werkman was losgesneden.
„Het publiek weet nu hoe het praatje in de
wereld gekomen is, terwijl ik ten overvloede hier
nog bqvoeg: dat mij 't leven nog veel te zoet
is, om tot dergeiyke daad over te gaan."
Het nieuw ijzeren droge dok by het Tolhuis
te Amsterdam, van de heeren C. en J. von
Linderu, is gisteren met goed gevolg te water
gelaten.
Simla. Volgens geruchten is de opstand te
Herat veroorzaakt doordien Yakoeb Khan een
der hoofden van Kohistan liet ter dood brengen
wegens het oproer te Kaboel. Door ontsnapte
Engelsche soldaten wordt beweerd dat de emir
niet medeplichtig is aan den opstand te Kaboel.
NAMEN
DER
PLAATSEN.
N. Shields
Sylt
Hartlepool
Swinemunde
Hamburg
Delfzijl
Groningen.
Helder
Yarmouth.
Vlissingen.
Maastricht
Valentia
Portsmouth.
Grisnez
Parijs.
St. Mathieu.
Biarritz
Ba-
rom.
afwijk,
4.3
1.8
2.7
4.3
4.3
4.5
4.2
3.8
3.8
3.8
4.0
2.6
4.0
1.9
Wind
richt.
kracht
Z
NNW
z
O
NO
WZW
W
NO
NO
N
N
2
1
2
1
0
0
0
1
0
2
5
2
1
2
3
1
Toestand der
lucht
betr.
1. bew.
betr.
betr.
betr.
betr.
betr.
1. bew.
bew.
betr.
1. bew.
betr.
betr.
mist.
betr.
mist.
betr.
zee
kalm
deining
kalm
kalm
golvend
M.
Grootste verschil in Nederland
's ochtends 8 urenG. 0.6 V.
des namiddags:
Barometer te Middelburg, Graanbeurs: (Com) 765
Thermometer 19 Sept.s av. 11 u. 60 gr
20 'smorg. 8 u. 61 gr. 's midd. 1 u. 68 gr.
's av. 5 u. 64 gr.
Tot aanvulling van het gisteren reeds medege
deelde telegrafisch overzicht, volgt hier nog een
uittreksel uit da begrootings-rede van den minis
ter van financiën.
De tekorten over de diensten 18761879
zullen gezamenlijk circa 36 millioen bedragen.
Daartegenover zijn beschikbaar de batige sloten
van 1874 en 1875 ad f 6,843,000 en het overschot
van de leening van 1878 ad f 26,652,000, te samen
dus circa 334 millioen, zooaat nog ongedekt zou
blijven een som van f 2,400,000.
De indruk van de tot dusver geschetste uit
komsten zou ontmoedigend zijn, kon men zich
daarbij niet herinneren, dat uit de ontvangsten
der jaren, waartoe die tekorten betrekkelijk zijn,
boven en behalve verschillende andere buitenge
wone uitgaven, niet minder dan 34,700,000 voor
spoorwegaanleg en ruim 10 millioen voor den
bouw der nieuwe vestingen zijn afgezonderd.
Dat geheele tijdvak heeft zich overigens geken
merkt door onzekerheid nopens de vraag, of aan
do staatsinkomsten eenige, en zoo ja, welke
bijdrage uit de geldmiddelen der overzeesche be
zittingen zou kunnen worden toegevoegd.
Dezelfde onzekerheid óf en in hoeverre op eene
bgdrage uit de Indische middelen te rekenen
valt, bestaat bij de regeering ook ten aanzien
van het dienstjaar 1880.
Heeft de minister van koloniën met 'skonings
machtiging het wetsontwerp betreffende regeling
der financieele verhouding tot Indië ingetrokken,
de min. van financiën heeft daartegen geen be
zwaar gemaakt, omdat ook hij meent dat het
denkbeeld van eene vaste vergoeding uit de In
dische schatkist aan de Nederlandsehe, voor zekere
uitgaven ten behoeve van Indië gedaan, waarop
dat ontwerp berustte, alsnog nadere overweging
vordert.
Beide ministers houden echter vast aan het
beginsel, dat de eenheid van belangen een verband
medebrengt tusschen de geldmiddelen van 't moe
derland en die der overzeesche bezittingen. Als blijk
daarvan hebben zij in de Indische en Nederland
sehe begrootingen een post voor de Indische
bgdrage aan het moederland opgenomen, maar
als memoriepost, om geen ijdele verwachtingen
gaande te maken.
De uitgaven voor 1880 worden geraamd op
f 115,049,000, dus 4| millioen ruim minder dan
voor 1879 toegestaan, met inbegrip der sedert
gevoteerde verhoogingen.
De minister wijst er echter op, dat die verge-
ïyking waarschyniyk een tegenovergesteld ver
schil zou hebben aan 't licht gebracht, indien
zijne ambtgenooten zich nu reeds in staat had
den bevonden om de gelden aan te vragen, die
tot uitvoering der nieuwe wet op het lager onder-
wijs en voor de verdere verbetering van den
Rotterdamschen waterweg zullen blijken noodig
te zqn.
Voor beide onderwerpen komt eene latere be
langrijke verhooging van de betrokken hoofd
stukken in hooge mate waarschijnlijk voor.
Minder wordt aangevraagd ƒ4,181,702, waaronder
1 millioen voor oorlog en 2% millioen voor
waterstaat (waarvan 1 millioen 8 ton voor den
Rotterd. waterweg.)
Meer wordt aangevraagd 990.762, waaronder
voor het bestuur der provinciën 151,000, voor
de statistiek en de 6e algemeene volkstelling
f 121,000 en de drie takken van ouderwijs
f 678,000. Daartegenover staat eene lagere aan
vraag wegens uitgaven ter bestrijding van vee
ziekte ad f 400,000, terwijl eindelijk voor de
verdere voorbereiding van de herziening der be
lastbare opbrengst op de ongebouwde eigendommen
nog f 79,000 wordt aangevraagd.
De opbrengst der belastingen en andere midde
len wordt op ruim 98 millioen geschat, terwijl op
4,674,000 wordt gerekend, wegens een deel van
de aflossing der bekende leening aan de Amster-
damsche Kanaalmaatschappij.
De min. meent, dat 's rijks ka9 gedurende 1880
genoegzaam van betaalmiddelen zal zijn voorzien
om eenige credietoperatie overbodig te doen zijn.
Het tekort wordt dus voorloopig gedekt door
een machtiging tot uitgifte van schatkistbiljetten.
En résumé blijkt dus, dat de uitgaven over
18761879 zijn of zullen worden gedekt, dat de
42 millioen der leeniug van 1878 dan zijn ver
bruikt, dat voor 1880 de gewone en zelfs ook tot
zekere hoogte de buitengewone uitgaven eu in
komsten in evenwicht zullen kunnen gebracht
worden. Dit is echter geschied door op 7 mil
lioen buitengewone ontvangsten te rekenen (we
gens teruggave van 't voorschot aan de Kanaalm.
en liquidatie der wees- en momboirkamers) wat
een volgend jaar niet wederom zal kunnen ge
schieden en ook vergete men niet dat gedurende
1880 zeer waarschijnlijk nog andere behoetten
(lager onderwijs, Rotterdamsche waterweg) de
gewone uitgaven aanmerkelijk zullen verhoogen.
De toestand der geldmiddelen zoo besloot
de"minister zijne rede is derhalve in zooverre
gunstig te noemen, dat wij voor het oogenblik
geene overwegende bezwaren ontmoeten. Die toe-
stand zal echter veel eu ernstig overleg van den
wetgever vorderen met het oog op de lasten,
welke eene niet verwijderde toekomst ons ver
moedelijk zal opleggen.
Een nieuw beroep op het crediet van den staat
zal noodig zgn.
Een versterking van de gewone middelen, door
aanvulling der staatsinkomsten uit belastingen,
zal mede niet achterwege kunnen blijven.
Trouwens, de overtuiging van deze noodzake
lijkheid was reeds sedert laDg, zoowel bij de ver
tegenwoordiging als bij de regeering levendig,
en heeft zich duidelijk genoeg uitgesproken bij
de overweging van de financiëcle wetten, die door
mijnen geachten ambtsvoorganger voorgedragen
en door de kamer in behandeling genomen zijn.
Zoo ik voor mij het raadzaam gekeurd heb, bij
mijn optreden den koning machtiging te vragen
om deze voorstellen ter nadere overweging terug
te nemen, het was vooral, omdat het mijnerzijds
eene daad van overmoed geweest zou zijn, mij
onmiddellijk, zonder nadere studie van deze ge
wichtige onderwerpen, bereid te verklaren om die
voorstellen, zooals zij daar lagen, voor de kamer
te verdedigen.
De tijd voor deze nadere overweging noodig,
kan, zooals de zaken nu staan, zonder bezwaar
genomen worden. Tot welk besluit die overwe
ging de regeering brengen zal, kan ik, gelijk gij
lichtelijk bevroeden zult, op dit oogenblik niet
voorspellen.
Maar dit mag ik wel zeggen, dat, naar het in
zicht der regeeriDg, onze toeleg niet uitsluitend
op vermeerdering van lasten, den volke opgelegd,
maar, voor zoover het uitvoerlyk is, tevens op
verbetering in de verhouding tusschen de onder
scheidene belastingen gericht moet ziju, waarbij
dan gewis ook eene herziening van de financiëele
betrekkingen tusschen den staat en de gemeenten
in aanmerking zal moeten komen. Zij ontveinst
zich geenszins, dat aan dit ondernemen vele bezwa
ren verbonden zullen wezen maar hoe moeilijk
de taak blijke, zij is de moeite waard, dat wij
onze krachten eraan beproeven.
De regeering houdt zich overtuigd, dat het haar
daarby aan welmeenende medewerking van de zijde
der vertegenwoordiging niet zal ontbreken.