GEDRUKT BIJ DE GEBROEDERS ABRAHAMS, TE MIDDELBURG.
AARD DER
vastgesteld
geraamd
UITGAVEN.
vooit 1879.
voor 1880.
Gl. Ct.
Gl. Ct.
VERZAMELING.
Totaal van het le hoofdst.
75,854.67
89,321
0 M
"2e
4,190.50
4,020.50
0 H
3e e
25,500—
25,229—
0 0
n 4e
1,410—
1.310—
0 0
5e
41,282.50
38,637.50
0 0
6e
2,020—
2,001—
0 0
"7e
8,358.05%
8,101,20%
V 0
8e
57,869.84
58,063.96
0 0
9e
1,303.90%
1,234.58%
Totaal der uitgaven
217,789.47
227,918.75
B A. B A. IV S.
Inkomsten
"Uitgaven
Waa'schijnlijk "batig slot
317,789.47
217,789.47
Nihil.
227,918.75
227,918.75
Nihil.
1) Het goed slot der rekening over 1877, bij
raadsbesluit van den 28en Augustus 1878, vastgesteld op
ƒ47869,13, werd door gedeputeerde staten van Zee-
'aud, bij hunne beschikking van den 17en Januari 1879,
tengevolge van eene door hen in de rekening gebrachte
wijziging, tot een bedrag van 47874,48% goedgekeurd.
Van dat goed slot is bij wijze van praelevement reeds
op de suppletoire gemeentebegrooting voor 1878, bij
raadsbesluiten van den 15enMeien 7 Augustus 1878,
goedgekeurd door gedeputeerde staten van Zeeland bij
hunne beschikkingen van den 24en Mei en 16 Augustus
daaraanvolgende, overgebracht 45136,94, zoodat
daarvan nog beschikbaar is gebleven eene som van
f 2737,54%, hier in ontvang uitgetrokken.
2) Het totaal der inkomsten van de vaste eigendommen
der gemeente levert, in vergelijking met de voor 1879
geraamde som, eene vermindering op van f 462,76
hoofdzakelijk tengevolge van mindere pachtsom van het
zaailand en de partij weiland gelegen in de gemeente
Koudekerke, alsmede van het gebouw der voormalige
bank van leening.
3) De heffing der opcenten op de grondbelasting ge
schiedt krachtens raadsbesluit van den lien Oct. 1865,
goedgekeurd bij Kon. besluit van den 27en Oct. daar
aanvolgende, no. 54.
De raming der opeenten is volgens de opbrengst der
grondbelasting over 1878.
Die op de gebouwde eigendommen bedragen 43,09^
die op de ongebouwde eigendommen 0.49 meer dan ten
vorigen jare.
4) De heffing der opeenten op de persoueele belasting
heeft plaats volgens raadsbesluit van den 20en Oct. 1875,
goedgekeurd bij Kon. besluit van den 9en November
1875, no; 3.
In de rekening over 1879, het jaar dezer begrooting,
zullen verantwoord moeten worden 4/12 van de opcenten
op de rijks personeele belasting over het dienstjaar 1879/80
en 8/12 van die over 1880/81.
Voor de raming dier sommen worden, gelijk tot dusver,
de kohieren over het 30 April 1879" gesloten dienstjaar
genomen. Deze heloopen in hoofdsom 62972,69% of
f 321,91 meer dan in het daaraan voorafgaande jaar. 50
opcenten hiervan bedragen de uitgetrokken som van
31486,35 of 160,96 meer dan op de gemeente
begrooting over 1879 in ontvang is geraamd.
Het totaal van al de opcenten te zamen geeft, in ver
gelijking met die begrooting, eene vermeerdering van
f 204,54.
5) De voorgedragen som is f 3000 hooger dan het
voor 1879 geraamd bedrag.
De voortdurende vermeerdering der uitgaven maakt
eene verhooging van het cijfer der inkomstenbelasting
noodzakelijk
Sedert het vorige jaar moesten de kosten van het
onderwijs tengevolge der reorganisatie van het gymnasium
met ruim 5000, die voor den geneeskundigen dienst met
400, die voor jaarwedde van den klerk bjj den gemeente
ontvanger met 300 verhoogd worden, terwijl eene
buitengewone toelage aan den heer Van Swers ad ruim
300 werd verstrekt.
Tengevolge van het vervallen van enkele posten en het
uitstellen van alle uitgaven, die niet strikt noodzakelijk
zijn, ia het gelukt, de vermeerdering der uitgaven ad
f 6000 tot 2000 te verminderen, en de inkomsten»
belasting met niet meer dan dit bedrag te verhoogen.
De heffing geschiedt volgens verordening van den 17en
November 1871, gewijzigd bij raadsbesluit van den 27en
October 1876, zooveel art. 1 betreft, goedgekeurd bij
Kon. besluiten van den 23en December 1871, no. 31 en
van den 7en December 1877, no. 16.
"Wanneer besloten wordt tot eene heffing op het voor
gedragen cijfer van f 75000, zal voormeld art. moeten
gewijzigd worden, daar dit slechts spreekt van een bedrag
van 73000. -
6) De heffing dezer gelden heeft plaats volgens de
verordening van den s "cembar ^56, goedgekeurd bij kon.
besluit van den 30 Januari 1857, no. 52.
De raming is volgens de opbrengst in 1878 en splitst
zich als volgt: jaarmarkt 810.82, wekelijksche en dage-
lijkscbe markten 1900.94, vleeschhal 216, vischmaikt
ƒ6, totaal ƒ2933.76 of 7.23% meer dan voor 1879
is geraamd.
7) De heffing dezer gelden geschiedt volgens de ver-
.84 December 1869
ordening van den ~7 A>ril 1870goedgekeurd bij kon.
besluit van den 31 Mei 1870,no. 17.
Daar de opbrengst der begrafenisrechten, afgeschei
den van den meer of minderen afstand van grafruimte
op de gemeente-begraafplaats, zeer uiteenloopt, heeft
men gemeend, daarvoor het gemiddeld bedrag van de vijf
aan deze hegrooting voorafgaande afgesloten dienstjaren
als raming te moeten nemen.
Dit bedrag is gemiddeld per jaar ƒ1566.40. Het bedrag
der over te dragen grafruimten kan gemiddeld begroot
worden op 100 's jaars, alzoo te zamen 1666.40.
"Voor 1879 is geraamd 1272.05.
8) De schoolgelden hebben eene verandering ondergaan.
Voor het gymnasium is het aantal leerlingen begroot
op 36, tegen een schoolgeld van 100 makende 3600,
of 1200 meer dan de raming op de oorspronkelijke be
grooting voor 1879, later verhoogd tot f 3900. Men
kan moeilijk reeds nu met juistheid bet aantal leerlingen
voor den cursus 1880 bepalen.
Voor de burgeravondschool is als maatstaf genomen de
opbrengst der schoolgelden over 1878.
Eveneens ook voor de scholen voor gewoon en meer
uitgebreid lager onderwijs, behalve bij school A voor
meisjes, alwaar het schoolgeld van 80 is teruggebracht
tot 50. Daar het onzeker is, welken invloed deze
verlaging zal uitoefenen op het aantal leerlingen heeft
men dit laatste op niet meer durven ramen dan op 45, of
6 meer dan op het einde van 1878 die school bezochten.
Voor de bewaarschool en de gymnastiekschool is dezelfde
raming gevolgd.
9) Daar de opbrengst dezer belasting over het eene jaar
met het andere veel verschil oplevert, is ook daarvoor de
gemiddelde opbrengst over de vijf laatste jaren als maat
staf genomen.
Gemiddeld per jaar 236.64. Voor 1879 is ƒ243.30
uitgetrokken.
De heffing geschiedt volgens raadsbesluit van den 23
Augustus 1870, goedgekeurd bij bon. besluit van den
28 September daaraanvolgende, no. 10.
10) Even als ten vorigen jare.
De verpachting van het recht tot het ophalen van den
heer en het reinigen der rioolputten en sledegoten, hene
vens het recht tot het ophalen van de asch en vuilnis,
loopt over 7 jaren, eindigende 30 April 1880.
11) Ofschoon door de wetgevende macht nog geene
goedkeuring is verleend aan het rijkssubsidie voor het
gymnasium, mag men toch veilig rekenen, dat de toezeg
ging van den minister van hinnenlandsche zaken, om aan
Middelburg, even als aan andere gemeenten, een subsidie
tot liet bedrag van de helft der zuivere onkosten van het
gymnasium te verkenen, vervuld zal worden.
Deze kosten kunnen voor 1880 berekend worden op
ƒ20,600. Het schoolgeld van 36 leerlingen a 100 ieder
3600, zoodat de zuivere onkosten zijn 17,000, waarvan
de helft bedraagt de in ontvangst geraamde som van 8500.
12) Alleen uitgetrokken om, bij eventueelen verkoop
van boomen, daarvoor een post op de begrooting te hebben.
13) Vergoeding voor het uitgraven van grond in de
oude haven, ten behoeve der steenbakkerijen van de
naamlooze vennootschap «nijverheids-vereeniging," en van
dé "Susanna Johanna," eigenaar de heer J. F. Fak
Brouwer, berekend ad f 0.25 voor iedere stère.
Over 1878 is door eerstgenoemde steenbakkerij betaald
60; de andere is eerst onlangs in werking getreden.
14) Deze post is gelijk aan dien op de suppletoire
begrooting voor 1879, vastgesteld den 15 Januari 1879,
of 300 hooger dan het cijfer der oorspronkelijke hegroo
ting voor dat jaar, wegens de verhooging van de jaar
wedde van den klerk ten kantore van den gemeente-ont
vanger, nu aan laatstgenoemden het bedrag zijner jaar
wedde ad 2000 zuiver moet worden uitbetaald. Dit
verhoogd bedrag van ƒ300 werd tot dusver door genoemden
beambte aan dien klerk uitbetaald en is nu ten laste
der gemeente.
15) Deze post is met ƒ400 vermeerderd wegens eene
nieuwe organisatie van het geneeskundig personeel bij het
armwezen.
16) Men heeft den post van 300, voor een of meer
buitengewone opzichters, doen vervallen.
Mochten deze in den loop van het jaar blijken noodig
te zijn bij de uitvoering van buitengewone werken, dan
kunnen de kosten daarvoor begrepen worden onder de
raming dier werken.
17) Deze post is aanmerkelijk verhoogd door de jaar
wedden van het onderwijzend personeel aan het gymnasium.
Bij het lager onderwijs zijn de wijzigingen van zeer
ondergeschikt belang en alleen een gevolg van de toepas
sing van de raadsbesluiten van den 16 Mei en 17 Augustus
1877, waarbij de jaarwedden der hulponderwijzers en
onderwijzeressen, voor zoover zij hunne akten onder
de wet van 1857 verkregen hebben, zijn geregeld naar
hunnen leeftijd, het bezit eener hoofdonderwijzers akte en
den tijd, dien zij met deze akte aan de openbare scholen
hier of elders zijn werkzaam geweest.
De wijzigingen, die deze post zal ondergaan hij de
oprichting eener school voor middelbaar onderwijs voor
meisjes met vijfjarigen cursus, zijn nog niet in aanmerking
kunnen worden genomen.
Ook de veranderingen, die de nieuwe wet op het lager
onderwijs zal eischen, zijn tengevolge van de onzekerheid
omtrent den termijn van invoer voor alsnog niet vermeld.
Afgescheiden van het gymnasium en de thans opgeheven
school E bedroegen de jaarwedden over 1878 ƒ33,804.52%.
Thans zijn deze geraamd op f 34,850. Onder de raming
voor 1880 is eene som van 200 begrepen ten behoeve
van het herhalingsonderwijs.
18) Deze post is met f 50 verhoogd voor de jaarwedde
van den inspecteur van politie, ter vervanging van de
hem bij wijze van abonnement tot gelijk bedrag tot dusver
-toegekende bezoldiging voor de aanmaningen, bedoeld bij
de wet van 22 April 1864 (Stbl. no. 29), tot betaling
der hoeten, door kantonrechters aan ingezetenen dezer
gemeente opgelegd. Hierdoor is vervallen de onder art. 8,
afdeeling IV, hoofdstuk VIII op de begrooting voor 1879
uitgetrokken som van f 50.
19) Ofschoon het sedert enkele jaren het streven is,
de kosten van gewoon onderhoud niet hooger dan^7000
te brengen, blijkt het onmogelijk te zijn, dit bedrag niet
te overschrijden. Mocht toch deze som reeds vroeger
gebleken zijn tenauwernood voldoende te zijn voor de
behoeften, nu uit dien post zoowel de hekramming van
de leidijken van het afgesneden havenkanaal ad 600 als
de verhooging der uitkeering aan het armbestuur voor
het wieden der straten ad 250 moeten bestreden worden,
moet voor gewoon onderhoud meer dan f 17000 geraamd
worden.
Door alles weg te laten, wat eenigszins voor uitstel
vatbaar was, is de verhooging zoo gering mogelijk ge
maakt en bedraagt de post slechts 229 meer dan die
voor 1879.
Voortdurend zijn of worden aanbesteed het straatwerk,
het loodgieterswerk, het schoonkoude» der straten en
pleinen, alsmede dat der vesten en verder alle zoodanige
buitengewone vernieuwingen of herstellingen, welke daar
voor vatbaar zijn.
Het vaste personeel der fabrikage is onveranderd gebleven.
De bij dit artikel onder de letters a uitgetrokken
cijfers leveren bet volgende verschil op met die voor 1879.
a. Openbare gebouwen. Hiervoor is f 373 meer ge
raamd dan op de vorige begrooting. Het klokkenspel op
den abdijtoren vordert eenige herstellingen. Ofschoon het
wensohelijk is, een gescheurde hel (G) in het carillon te
doen omgieten en alzoo te vernieuwen, heeft 'men die
uitgaaf ad 300 voorloopig moeten uitstellen.
Het koetshuis, hehoorende bij de rijschool, zal gabeel
vernieuwd moeten worden, waarvan de kosten/750 zullen
bedragen. Dit gebouw, van hout gemaakt, kan niet langer
blijven, zooals het thans is.
Voor de werkzaamheden op de sluis bij de stads-werk-
plaats, bestaande in het verlagen van de hooge gedeelten
aan heide zijden en het effenen van het terrein, is slechts
100 uitgetrokken. De geheele verbetering vordert eene
eene uitgaaf van f 600 welke een volgend jaar of later,
naar gelang er fondsen beschikbaar zijn, kan worden
voortgezet en voltooid.
b. Haven- en kanaaluierken. Onder deze paragraaf
komt weder 600 voor, wegens kosten van het bekram-
men der dijken van het afgesneden gedeelte van het oude
havenkanaal. Vermoedelijk zal deze jaarlijksche uitgaaf eer
hooger dan minder worden. Het verdient overweging,
maatregelen te nemen, om dit op eenigerlei wijze te
voorkomen. Pogingen, reeds daartoe aangewend, zijn
afgestuit ep de groote kosten.
c. Bruggen. Hiervoor is 326 meer uitgetrokken
dan ten vorigen jare, wegens eene onvermijdelijk geworden
vernieuwing van de bovenbedekking der koningsbrug, welk
werk eene uitgaaf van 426 vordert, benevens f 70 voor
bet verven der geheele brug.
Het onderhoud der bruggen onder eigen beheer heeft
zeer voldoende uitkomsten opgeleverd. De kosten zijn
aanmerkelijk lager gebleven dan het daarvoor bij de laatste
publieke aanbesteding gevorderd bedrag, terwijl op het
onderhoud geene aanmerkingen waren te maken.
d. Riolen. Dit cijfer is 350 lager dan voor 1879.
Daaronder was toen begrepen het opruimen van de over
dekte goot in de Schuitvlotstraat, terwijl men voor 1880
geene gelden kan beschikbaar stellen voor de voortzetting
van verbeteringen van den oever aan den boezem van den
rioolwatergang bij Veere, waarvoor, even als in 1879^
andermaal 250 zouden vereischt worden.
e. Wegen. Gelijk aan het voor 1879 voorgedragen
bedrag, ofschoon de toelage aan het burgerlijk armbestuur
voor het doen wieden en schoonhouden van de openbare
straten, pleinen en markten met t 250 is verhoogd. De
post zelve is echter niet hooger dan ten vorigen jare*
omdat toen daaronder begrepen was de aankoop van
klinkers voor den Kleverskerkseben weg.
Wandelplaatsen. Even als ten vorigen jare. De
onderdeelen van deze hebben geene wijzigingen ondergaan.
Onder dezen post i» begrepen de aankoop van 70 M3 grint
voor de singels en gelijke hoeveelheid ballast voor de
wandelingen, tot een gezamenlijk bedrag van 413.
Het onderhoud der wandelingen geschiedt tot dusver
met twee kantonniers, bij wijze van proefneming. De
wijze, waarop het onderhoud plaats heeft, geeft reden tot
1 tevredenheid, vooral wanneer men let op de natte weers
gesteldheid, waardoor het onkruid zich vooral sterk ont.
wikkelde. Men meent te mogen aannemen, dat de nu
gevolgde wijze van onderhoud zoo al niet goedkooper, toch
zeker heter is dan hij de vroegere aanbestedingen.
20) De herstelling van het raadhuis zal zich in 1880
hoofdzakelijk bepalen tot eene verdere gedeeltelijke ver
nieuwing van de daken en het begin eener restauratie
van den voorgevel.
Reeds hij raadsbesluit van den 27en September 1871,
bij de vaststelling der leening ad 200,000, is besloten
tot eene vergrooting van de gemeente-begraafplaats aan
den Sloeweg. Tengevolge van verschillende omstandigheden,
die dit noodzakelijk maakten, is het daarvoor bestemde
geld elders verbruikt en is dit werk zoo lang mogelijk
uitgesteld. Thans bestaat er dringende behoefte aan graf
ruimten, zoodat tot eene vergrooting moet worden overge
gaan.
Men meent dat hoewel de vroeger geraamde som van
ƒ7000 thans wel wat laag is, echter voor de voorgedragen
som van 7000 eene goede vergrooting en verbetering
kan worden tot stand gebracht, waarvan de plannen nader
aan de goedkeuring van den gemeenteraad zullen worden
onderworpen.
21) Het cijfer dezer afdeeling heeft voor 1880 eenige
wijziging ondergaan en is 891,25 hooger dan voor
1879, zoo tengevolge van meer verschuldigde huur wegens
in gebruik zijnde schoollokalen en onderwijzerswoningen,
als voornamelijk uithoofde van meer uitgaven ten behoeve
van het gymnasium.
Deze laatste bedragen, verdeeld over de verschillende
onderdeelen van dit artikel, eene totale som van 1300
waarvan evenwel de helft in ontvang is verrekend onder
art. 9 van het IVe hoofdstuk der inkomsten.
Letter a. Herstellingvernieuwing en onderhoud van
de schoolgebouiven en onderwijzerswoningen). Yoor 1879
is voorgedragen 2104,05. Thans verhoogd met 200
ten behoeve van het gymnasium.
Letter b. Huur van die gebouwen en woningen).
145 hooger, wegens meer huur voor het schoolgebouw
in de Korte St. Pieterstraat.
Letter c. Onderhoud en aanschaffen van school-
meubelen). Het hiervoor geraamd bedrag is met 218
verhoogd, waaronder 200 voor het ameublement enz.
van het gymnasium.
Letter d. Verdere kosten ten behoeve van het onder
wijs). Deze kosten zijn 416,05 hooger dan de raming
voor 1879. De post voor het gymnasium ad 230 is
tot 900 moeten verhoogd worden. De kosten voor school
E zijn vervallen, doch daarentegen is er 100 uitge
trokken voor kosten van vuur en licht bij het herhalings
onderwijs op school F. De post voor onvoorziene uitgaven,
in dit art. begrepen, is zoo laag mogelijk geraamd.
22) Het subsidie uit de gemeentekas wordt 1000
minder voorgedragen, dan voor 1879 is toegestaan. Dit
had nog ruim 800 minder kunnen zijn, ware het niet
dat door de verhooging der tarieven, tengevolge der hooge
prijzen van de voedingsmiddelen, de verpleging in de
godshuizen over 1880 meer uitgaven zal vereischen. Niet
tegenstaande deze verhooging heeft het armbestuur,
door vermindering van het cijfer voor bedeelingen in geld,
levensbehoeften, kleeding- en liggingstukken, genees- en
verbandmiddelen, en uithoofde van het vermoedelijk lager
cijfer der in het armweeshuis te verplegen weezen en
verlaten kinderen, gemeend eene som van 1000
minder te zullen behoeven.
Over 1878 is als subsidie uitbetaald 28024,74%.
23) Het bedrag der pensioenen voor gemeente-ambte
naren en bedienden is voor 1880 verminderd met 100,
wegens het overlijden van "W. J, Hartman, gewezen agent
van politie.
24) Het op de oorspronkelijke hegrooting voor 1879
uitgetrokken cijfer voor wachtgelden van gemeente-ambte
naren en bedienden, ad 2318.52 is, hij wijziging dier
begrooting, den 15 Januari 1879 verhoogd met ƒ890.67
voor wachtgelden, toegekend aan de heeren K. S. Frederiks
en J. "W. de Raad, vroeger eerste boekhouder en adjunct-
kassier bij de wisselbank, ten bedrage respectievelijk van
824 en 66.67.
Daar voor 1880 het wachtgeld van laatstgenoemde
slechts 50 bedraagt, geeft dit eene vermindering van
16.67.
25) Bij raadsbesluit van den 11 December 1878 is
aan den heer W. G. van Swers, hoofdonderwijzer der
opgeheven school E voor gewoon en meer uitgebreid lager
onderwijs voor jongens en meisjes, behalve het hem
toegekende wachtgeld, eene personeele toelage verstrekt
van 366.67 's jaars, tot het tijdstip waarop hem in
bovengenoemde betrekking pensioen zal worden verleend.
26) Als ten vorigen jare. De straatverlichting ge
schiedt krachtens overeenkomst van den 28 Juni 1862,
eindigende 30 Juni 1882.
In 1878 is voor de straatverlichting 8963,30 uitge
geven. Het juist bedrag is moeilijk te ramen, daar dit
afhangt van enkele buitengewone brandingen, het al of
niet toepassen van hoeten in mindering der aanneming
som enz.
27) Bij overeenkomst, den 5 November 1877 door de
gemeente met den minister van hinnenlandsche zaken
aangegaan, is bepaald, dat is de onderhoudskosten der lokalen
voor de alhier opgerichte rijkskweekschool voor onder
wijzers van gemeentewege jaarlijks zal worden bijgedragen
eene som van 300, zoodra de daarbij behoorende leer
school in gebruik zal gesteld zijn.