N°. 204
122* Jaargang.
1879
Zaterdag
30 Augustus.
PATENTEN.
Bit blad verschijnt dagelijks}
met uitzondering van Zon- en Feestdagen'
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zyn verkrijgbaar a 5 Cent."
Advertentien: 20 Gent per regel.'
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 17 regels f 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère 6. L. Daube en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jokes.
Middelburg 29 Augustus.
Het XVIIe taal- en letterkundig
congres.
i.
sa fammmem „tv. —ycrrr, i-t-i-tvl- .....rm-tja-i, a» -iri ■■im.snrtrr-ttr—i
De burgemeester en wethouders van Middelburg
maken bekend:
dat de patenten van bet dienstjaar 1879/80
ingevuld gereed liggen, en dat tot de afgifte
daarvan ten raadhuize zal worden gevaceerd van
den 3 Sept. 1879 tot den 4 Oct. 1879 des Woensdags
en Zaterdags van iedere week, des voormiddags
van 10 tot 12 uur.
De belanghebbenden worden mitsdien aange
maand om, binnen den boven bepaalden tijd, de
voorschreven patenten in persoon te komen afha
len, bij gebreke waarvan deze door den deurwaar
der der directe belastingen, tegen voldoening van
tien cent, aan huis zullen worden uitgereikt,
terwijl zij zich blootstellen in eene boete te ver
vallen van vijftien gulden, indien zij, des gevraagd,
hun patent of een afschrift daarvan, niet kunnen
vertoonen.
Hiervan is afkondiging geschied waar het be
hoort, den 29 Aug. 1879.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
S CHOREE.
De secretaris
G. N. DE STOPPELAAR.
Gedurende de weck van 20 tot en met 27 Au
gustus zijn te Vlissiugen aangekomen met de
stoomschepen van de maatschappij Zeeland 672
en vertrokken vandaar naar Engeland 832
passagiers.
Vllsslngen, 29 Aug. Heden ochtend is
alhier ter reede gepasseerd het stoomschip Zeeland
komende van Amerika en bestemd naar Ant
werpen, geladen met koopmanswaren en 200
slacht-ossen, waarvan enkele op de reis gestorven
waren.
Gisteren ochtend bevond zich aan lager wal bewes
ten den vuurtoren van WestkapelledeNoordsche
brik Boris, geladen met ijs, Op het bericht dat
twee vlaggen om assistentie aan boord geheschen
wa renbegaf zich de sleepboot Sliedrecht welke toe
vallig hier aanwezig was, naar de plaats des onheils.
Daar de storm aanhield en de hoog loopende zeeën
deden vermoeden dat het schip weldra van de
ankers zou slaan en dit slechts eene kabellengte
van den steenen berm verwijderd was, had zich
allengskens de gansche gemeente van Westkapelle
op den dijk verzameld om het tooneel te aan
schouwen.
Zoodra de pogingen der sleepboot gelukt waren
om een tros aan boord van de brik over te
brengen, liet men beide ankers en kettingen
slippen, waarna het de sleepboot gelukte het
schip naar de reede van Vlissingen te sleepen,
waar het van een waarborgauker voorzien werd
en alzoo de reis naar Antwerpen heeft kunnen
voortzetten.
De gisteren te Amsterdam gehouden Juristen
vergadering werd geopend met een welkomstrede
van den president mr. De Vries, terwijl als onder
voorzitters fungeerden mrs. Levy en Knottenbelt.
Den geheelen dag werd beraadslaagd over de
vraag: „moet worden aangenomen, dat in elk
burgerlijk geding alle door de wet erkende
bewijsmiddelen zijn toegelaten, zonder dat de
rechter door een hunner gebonden is? Zoo neen,
is dan toch een herziening wenschelijk onzer be
wijsteer in dien zin, dat in het algemeen meer
vrijheid worde gegeven in de keus der door de
wet erkende bewijsmiddelen en in '«rechters waar
deering van elk dier middelen?"
Na zeer levendige beraadslagingen werd de
eerste vraag door 5 leden bevestigend beant
woord, de heeren Levy, Van Buren, Modderman, Kist
en Mom Viseh. De tweede vraag werd eenstem
mig bevestigend beantwoord.
De volgende bekroningen zijn toegekend aan
Nederlanders bij den internationalen wedstrijd te
Arnhem steenvormmacbines H. Nas, Nijmegen,
zilveren med. en f 100kunststeen, Sleyster
Wolterson, Arnhem, zilv. med.; - moteur (2
paardenkracht) Zalm Evekink, Dordrecht, zilv.
med.; moteur (3 paardenkracht) D. W. van
Rennes, Utrecht, zilv. med. en ƒ20; rijtuigen,
Langeler en Cie., Arnhem, gouden med, en 200;
B. Veth, Arnhem, zilv. med. en 75; zilveren
servies, A. D. Verschuur, Amsterdam, gouden
med. en f 100; P. F. Manikus, Arnhem, zilv.
med. en 50. Brandkasten nog niet geopend.
Door de regenten van en andere belangstellen
den in het Diaconie-weeshuis worden in de Am-
sterdamsche bladen eenige toelichtingen gegeven
omtrent de aan twee weesmeisjes opgelegde straf
van afknippen van het hoofdhaar. Daaruit blijkt
dat het gebeurde juist, doch op eenzijdige wijze
is voorgesteld. Uit al het medegedeelde volgt,
dat het zeer wenschelijk ware indien niet alleen
de regenten, maar ook de dames-regentessen in
het opleggen van dergelijke straffen stem haddéh.
Men vergete toch niet dat een meisje van 18
jaren geen kind, maar eene bijna volwassen vrouw,
met vrouwelijk eer- en schaamtegevoel is. Wat
voor haar eene schande en vernedering is, waar
van de grieving, op dien leeftijd haar aangedaan,
haar misschien altijd zal bijblijven en op haar
volgend teven een allernadeeligsten invloed kan
uitoefenen, dat wordt door een man, van niet
al te fijn gevoel, ten onrechte als eene onbedui
dende kleinigheid beschouwd.
Wij laten, na gisteren den eenen kant der zaak
te zien gegeven te hebben, bier in hoofdzaak
volgen wat ter verontschuldiging van het gebeurde
wordt aangevoerd.
De regent A. H. Bauman schrijft in het Han
delsblad:
"Dat de beide meisjes zich niet alleen op dien morgen;
maar hij voortduring ongunstig hebben gedragen, en her
haalde vermaningen en straffen geenerlei invloed meer op
haar uitoefenden, is bij allen, aan wie zij ondergeschikt
moeten zijn, hekend.
«Tot de juiste beoordeeling der daarop gevolgde straf,
en dat dezelve volstrekt die wijde strekking niet heeft,
die men er aan toekent, diene het volgende
"Volgens de orde en regel in het weeshuis, sedert
onheuglijke tijden in gebruik, dragen de meisjes tot haar
zestiende of zeventiende jaar kort geknipt hoofdhaar, een
maatregel die in het belang der reinheid en zuiverheid
van het hoofd, gebiedend wordt gevorderd. Na dien
leeftijd worden zij tot de groote meisjes gerekend; het
wordt haar vergund zich van de muts, haar vroegeren
leeftijd eigen, te entdoen en de zoogenaamde hooge muts
op te zetten.
"Nu is hare straf geweest ontzegging van het voor
recht de hooge muts te mogen dragen, met last haar de
kleine muts op te zetten, met de daaraan verhonden
gevolgen."
In het Nieuws van den Dag schrijft de predikant
dr. G. J. Vos Az
„dat de straf uitsluitend voor rekening van twee re
genten komt;
»dat zij in een oogenhlik van verklaarbare overijling de
bedoelde order gegeven hebben, niet heseffende dat het
volksgevoel daarin zulk een verlaging ziet als het daarin
schijnt te zien
"dat de meisjes, die de straf ondergingen, nog gister
avond op de catechisatie waren, en stellig geen vier weken
arrest kregen;
"dat hem nooit eene bijzondere gestrengheid, allerminst
van de bedoelde regenten getroffen heeft in de opvoeding
der weezen, welke, zij 't met zachte, dan toch met, vaste
hand bestuurd moeten worden."
De heer J. P. Meijnink vult deze toelichting in
hetzelfde blad nog als volgt aan
»Het i3 laster dat er een hevel zou zijn uitgevaardigd,
dat kinderen buitenshuis niet mogen spreken over wat er
in de stichting voorvalt.
•Het is laster dat aan de straf een maand arrest is
verhonden geweest.
"Het is iaster, dat het meisjes zijn, die het volgende
jaar de stichting moeten verlatende eene wordt afge
schreven 1 Mei 1881de andere eerst 1 Mei 1882 de
een blijft dus nog twee, de andere nog drie jaar in de
stichting.
"De gestrafte meisjes, die altijd tot de tehuisblijfsters
behoorden, hadden meermalen in afzondering doorgebracht;
degradatie was dus aan de beurt, wanneer ze zich weer
misdroegen. Hoogst zelden wordt de straf van degrada
tie toegepast; Op deze twee is die straf echter toegepast»
omdat ze zich hardnekkig betoonden."
Tot kenschetsing van de beginselen, die bij het
opleggen van straffen aan weesmeisjesnaar Chris-
telijk-historische opvatting behooren gevolgd te
worden, geven wij eindelijk nog het woord aan
den heer J. F. Ludwig, in het Handelsblad:
Het geldt hier een te kort komen aan eerbied voor den
koning? met andere woorden majesteitschennis? Neen!
een te kort komen aan eerbied voor het Hoogste
Wezen. Eu behoort dit gestraft te worden of niet
"En zoo ja? Toch zeker met eene voorbeeldige straf.
Wie nu weet wat het wil zeggen een talrijk gezin onder
tucht te houden, zal bevroeden dat het nog iets anders
beteckent de tucht te handhaven in een gesticht waarin,
als in een confluent, de kinderen van fatsoenlijke doch
onbemiddelde burgers, maar ook die uit de minste volks
klassen worden opgenomen. Een strafoefening daar, zal
ze doel treffen, moet dus éclatant zijn en ze kan dit zijn
zonder barbaarsch te zijn. En hoe menigmaal gebeurt
het dat een oprecht liefhebbend vader zijn eigen kind
kastijdt, maar met een hart dat de kastijding dieper
treft, dan het kind dat de kastijding ondergaat?
•Hebben de delinquenten zich vergrepen door haar ge
drag te kort te doen aan de eere Gods en dus schande
op zich geladen; de .straf is daaraan geëvenredigdeene
tijdelijke schande is haar aangedaan door haar tijdelijk
een uitwendig sieraad te ontnemen.
«Treurig is het te ervaren; dat in onzen tijd een zie
kelijk humanisme geen of weinig afkeer betoont van de
misdaad zelve, maar wel een mededoogen met den misda
diger vanneer de straf hem achterhaalt. En treuriger
nog, det hij een volk in vroeger eeuwen als natie ge
grondvest in de belijdenis van het evangelie des krnises,
bij het toongevend en zich noemend denkend deel der
natie, verloochening en bespotting van de belijdenis der
vaderen als wijsheid eu ontwikkeling gelden."
{Van oneen eigen verslaggever
V.
29 Augustus 1879.
Het is niet zonder eenig gevoel van weemoed,
dat ik de hand leg aan mijn laatste artikel over
die goede Mechelsche feesten, die thans zijn afge-
loopen en aan de deelnemers slechts het genot
der herinnering meer kunnen geven.
Ik bleef in mijn vorigen brief bij den Woensdag
middag tusschen de afdeeiingsvergaderingen, die
des morgens, en de algemeene vergadering van het
congres, die dagelijks te twee uren plaats had.
Vóór ik echter verder ga, moet ik een stap
terugdoen. Toen pastoor Brouwers Maandag
sprak over de beteekenis van het slot te Muiden
en over den stand der werkzaamheden van de
commissie welke verleden jaar te Kampen is
benoemd om eene boekerij op het slot te stichten,
eindigde hij zijne rede met de volgende verzen,
die ik eerst later heb kunnen veroveren:
Wat wenschte dan dat plan, te Kampen Ingeleid?
In drie sonnetten gaf het op die Vraag heseheid,
Hoe 't Neêrlands gloriehal haar luister wou hergeven
En Neêrlands gouden eeuw te Muiden doen herleven.
Maar ons verslag vindt licht genoeg in. éen couplet:
«Zij 't Muid'ner slot bevolkt met hoek, beeld of portret
•Van wie er leefden in de zon der Muid'ner feesten,
"Een koninklijke kring van Neêrlands grootste geesten
Zoo luidde 't huideplan, geschetst in zijn geheel.
Bij 't juichende congres werd slechts éen onderdeel
Ter keur gesteld en der commissie aangewezen,
Wat ons gedenkboek geeft te lezen
In 'tvolgende tercet:
«Dies zij als eerst begin ter stichting uitgezet
"Een letterkundig park voor stammen, bloemen, kruiden
»'t Congres van Kampen stichte een hoekerjj te Muiden
Met groote kracht sprak de pastoor deze verzen
uit, wat hij trouwens met deze regels volkomen
verantwoord doen kon, daar hij van hetzelfde
zelfvertrouwen blijk geeft in zaken, die vrij wat
minder onschuldig zijn, zooals ik straks zal te
vertellen hebben.
De algemeene vergadering werd als naar ge
woonte een vol half uur later dan bepaald was
door Van Beers geopend. Men begon met de
verslagen uit te breugen van hetgeen in de af-
deelingen gebeurd was dien ochtend, en daar
hoorde ik, dat de afdeeling Taalkunde hoogst
belangrijke mededeelingen had gehoord over
„klankverschuiving als toetssteen der woordaflei
ding" en meer onderwerpen, die meer den taal
kundige zullen belang inboezemen dan het grootste
deel uwer lezers. Daar echter kwam de oude
geest der congressen boven en deelden de beoefe
naars der taalkundige wetenschappen elkander de
vruchten hunner studie mede. Ik wil daarop te
meer het licht laten vallen, omdat ten slotte de
heer Scherpenseel, de man van het tolverbond,
daar eene vraag ter sprake bracht, die in Neder
land schouderophalend zat untvangen worden, en
die in de algemeene vergadering, dunkt mij, geen
bijval had kunnen vinden als men niet gedurende
een paar dagen gewoon was geraakt aan den
toostenklank en bij het hooren van groote woor
den voeten en handen reeds onwillekeurig ten
bij zal bewoog. De heer Scherpenseel stelde voor,
en heeft in de afdeeling dat voorstel zeker met
zijne gewone welbespraaktheid verdedigd, dat het
congres zou verklaren, dat de naam „Vlaamsch"
voor de moedertaal der noordelijke Belgen is
verouderd, en dat deze „Nederlandsch" moet
heeten. En het congres nam dat zonder lachen
aan. Men besliste, dat een der takken van den
Nederlandschen taalstam niet meer bij den afzon
derlijken naam zou mogen worden genoemd,
welke hjj in de geschiedenis heeft verworven.
Waarom geeft gij met den naam uwer taal,
waarin een vriendsehapswoord zooveel warmer
klinkt dan in ons vormeiijker en koeler Neder
landsch, ons nog niet meer Waarom niet de
schoone geschiedenis uwer steden, waarom niet
uwe schilderschool? Wat wil het zeggen, dat
gij op het voorstel van een zoon van Nederland
den naam prijs geeft, die de drager is van zooveel
schoone herinneringen Wat zou Arte velde u
hiervan zeggen, en wat Rubens?
De tweede afdeeling, Geschiedenis en Oudheid
kunde, hoorde ook, naar het schijnt, op dezen
laatsten dag zeer wetenswaardige zaken. Men
sprak over het onderwijs der vaderlandsche ge
schiedenis in België, over de hernieuwing in 1578
van het Eeuwigdurend verbond tusschen Vlaan
deren en Brabant, als eerste stap tot de Unie van
Utrecht enz. Opwekkender voor hen, welke niet
de bespreking van eenig speciaal vak op het oog
hadden, was de derde afdeeling, waar de heer
Eeuff eene discussie inleidde over de prijskampen
op het gebied der tooneel-letterkunde. Mr. Jacob-
son, D. C. Nyboff, Adriaansen (redacteur van de
Antwerpsche Koophandel) en Benoït deden hun
licht schijnen over deze vraag en vereenigden zich
in de meening, dat de leden van jurys over dra
matische werken hoofdzakelijk moesten worden
gekozen uit dramatische schrijvers, regisseurs, too-
neelbestuurders en ontwikkelde schouwburgbe
zoekers. Deze meeniug werd aan het oordeel van
het congres onderworpen, en reeds zou er weder
om met handen en voeten gestemd worden, toen
de heer Thym leukweg zeide„dat is een axi
oma en daar stemt men niet over." Dat maakte
mr Jacobson boos, die aan het voorstel zijne
inkleeding had geschonken, 'twas geen axioma,
meende hij, want het week juist af van de tot
nu toe gevolgde slechte gewoonte. Hij had ook
gelijk; want hij bedoelde, dat al die categorieën
moesten samenwerken om een uit zoovele elemen
ten samengesteld kunstwerk als een drama te
beoordeelende redactie was alleen wat slordig
geweest, en 't is aan prof. Thym wel toevertrouwd
om daarop eene wat scherpe grap te maken.
Wat de vierde afdeeling deed schreef ik u reeds
in mijn vorigen brief. Het rest mij echter te ver
tellen welken indruk hare werkzaamheden op de
algemeene vergadering maakten. Eerst Scherpen-
seels troetelkind, het tolverbond, waarover ik
rèeds meer dan eens schrijven moest. De commissie
van onderzoek zal tot stand komen, zooals ik u
schreef, met nog een paar wijzigingen in de namen.
Zij blijft haar Belgisch—Limburgsch karakter
dragen, en zal over twee jaren op het volgend
congres verslag uitbrengen. Tot dan dus. De
Limburgsche burgemeesters en notarissen zullen
wel doen eens te informeeren, wat onze koop
steden van dat plan denkenze zulten dan beter
advies krijgen over de zaak dan bij de letterkundige
politici van het congres en de malcontenten van
de grenzen.
Sabbe's wenseb voor eene haven te Brugge ging
in de doos, als niet behoorende tot de bevoegd
heden van het congres.
Thans kwam ook het Woordenboek voor grooter
publiek het droevige figuur maken, dat ons wel
niet verrast, maar toch getroffen had in da
afdeeling. De heer Sythoff herhaalde in het kort
en met weglating van eenige bijzonderheden wat
hij 's ochtends had gezegd. Het Woordenboek zal
bezwijken. De afdeeling die de hulp van beide
regeeringen wilde inroepen, vond instemming bij