Benoemingen en besluiten. Onderwijs. Kerknieuws. Kunst nieuws. Lan dbou w. Rechtszaken. Koloniën. door een concert en vuurwerk in den prachtigen kruidtuin, den „Botamek", zooals men hier zegt. Gansch Meehelen scheen daar verzameld, en de vreemde gasten, hoe talrijk ook opgekomen, ver loren zich onder de menigte. Weder was er eene zeer opgewekte stemming, en weder begun stigde het weer onze feesten. „Onze" feesten, zeg ik, want men begint zich na een verblijf van een paar dagen hier al solidair te voelen met de goede Mechelnaars, die een voorkomend, echt- Vlaamsch, gezellig slag van menschen zijn. De feesten echter zijn voor een aantal congres- bezoekers maar bijzaak, hoewel er wellicht hier en daar ook wel leden te vinden zijn, die ze prettiger vinden dan de zittingen. Tot hen be hoort de heer Scherpenseel uit Brussel niet, die zooeven eene weinig beteekenende middagzitting nog van vier tot vijf uren wilde verlengen. Hij had echter buiten onzen president, Jan van Beers, gerekend, die den hamer voert met een gezag, dat zich tegen den heer Scherpenseel wel wat kortaf uitte, toen de president zeide zich niet gerechtigd te achten na het gewone uur de verga dering te rekken en met een krachtigen hamerslag aan alle discussie een eind maakte. Het bezwaar van den heer Scherpenseel gold hoofdzakelijk den tijddie volgens dezen vurigen Flamingant was zoek geraakt met eene voordracht van Em. Hiel, die ons een tweetal zangen van zijn nieuw epos Held Zannekin deed hooren. Eerst het nuttige en dan het aangename, zeide de heer S. en daar over was de dichter Van Beers misschien wel wat geraakt. Wat de heer Scherpenseel voor nuttig houdt kregen wij van ochtend uitvoerig te hooren in de vierde afdeeling, terwijl de tweede afdeeling op een dergelijken schotel werd vergast door Edm. van Geetruijen uit Brussel. De Vlamingen van de richting van deze beide heeren willen aansluiting aan Nederland op ieder gebied en hunne geestverwanten hebben de taak van het congres uitgebreid tot het bespreken van de stoffelijke belangen van beide landen, waarover eene vereeniging, hoofdzakelijk uit letterkundigen bestaande, niet de geschikte rechter schijnt. De heer Scherpenseel herbaalde heden ochtend wat hij reeds gisteren in de afdeeling had gezegd, dat in Europa menig voorbeeld is te zien hoe administratief gescheiden landen zich geroepen gevoelen tot vereeniging op tolgebied. De revo lutie van 1830 deed tusschen Nederland en België eene grenslinie ontstaan, die de voortbrengende kracht van beide landen voor een groot deel belemmerde. Wel zijn èn België èn Nederland in dien tijd vooruitgegaan, maar die vooruitgang had grooter kunnen zijn door samenwerking. Vooral de middenprovinciën, de noordelijke provinciën van België en de zuidelijke gewesten van Neder land, die vóór 1830 geregeld vooruitgingen, leden er onder toen beide firma's met elkander gingen concurreeren. Beide landen zochten toen verbin ding met Duitschland. Zoo Hollands' rijkdom, in plaats van zich bij milliarden te werpen in etfecten van allerlei landen, maar eens een half milliard beschikbaar stelde voor de Belgische industrie, dan zou men volgens den heer S., groote dingen zien. Nog meer argumenten had de spreker tot staving zijner bewering, die niet best te be handelen is in een enkelen ochtend. In het tweede deel zijner vloeiend uitgesproken rede trachtte deze vurige Flamingant, die Hol- landsch-Limburger van geboorte is, aantetoonen, dat de bloei eener taal in hoofdzaak afhankelijk is van de stoffelijke welvaart van het volk, dat haar leest. Het Nederlandsch stond, wat de verspreiding betreft, vóór 150 jaren bijna gelijk met het Engelsch, dat thans bestuurstaal is voor 250 millioen inwoners van Engelands uitgebreid grondgebied. Die vooruitgang van het Engelsch wijt hij aan het krachtig streven dier natie op te jagen. Alleen begrijp ik niet waarom zij juist nu zoo onrustig zouden zijn en ik heb een sterk vermoeden, dat die oüde Marsatta door hare malle praatjes mijne onderhoorigen opwindt en hun die sprookjes zoo vast in het hoofd brengt, dat zij eiken handdoek voor een spook aanzien. AI heeft de legende vroeger altijd bestaan, van de spoken zelf hebben wij nooit zooveel gemerkt als nu." „Zon daar niet iets achter zitten?" „Dat heb ik ook al gedacht en daarom heb ik een tijd lang wachten uitgezet en op alle manieren getracht de zaak te doorgronden. Ja, ik heb zelfs een paar vossenvallen in den gang laten zetten maar alles te vergeefs. Ik zelf heb, zooals ik zeg, nog nooit iets gezien en geloof dus dat het spook alleen in de verbeelding van het volk bestaat. Maar het schijnt helaas mijn vronw hevig te verontrusten, zooals gij gisteren gezien hebt." „Mevrouw scheen het echter van daag weer geheel te boven te zijn, zij zag er zoo goed uit." Werkhart fronste de wenkbrauwen en zag eenigen tijd somber voor zich. Daarop streek hij met zijne schoongevormde, doch door de zon ge bruinde hand over zijn voorhoofd en oogen, als wilde hg een onaangename schaduw verdrijven, en stond schielijk van zijn plaats op. {Wordt vervolgd). stoffelijk gebied, welks uitslag de maatstaf is van den bloei eener taal. En de taal moet in stand worden gehouden; want waar zij bezwijkt is ook het vonnis van een volk geveld. Yoor die stoffelijke welvaart, die dus ons volks bestaan moet handhaven, is een vrij verkeer noodig, en daarom moet het leger ambtenaren verdwijnen, dat „kuiert" langs onze grenzen. Der langen Reden kurzer Sinn was dus de wenschelijkheid van een tolverbond tusschen Nederland en Belgie, in het oog der jongere Flaminganten de voorbode van heel wat andere verbonden, misschien wel van eene geheele ver eeniging van beide landen. De zaak werd door den heer Scherpenseel warm verdedigd, hoezeer hij voor een goed betoog wat weinig rekening hield met de bezwaren, aan zijn streven verbonden. De eenigszins hooghartige en sarcastische figuur van onzen oud-raad van Ned. Indie, den heer Levyssohn Norman, scheen reeds bij haar opstaan wat koud water te laten vloeien over dat nobele maar ietwat onberedeneerde enthousiasme. „Tol- eenheid zonder staatseenheid is een droombeeld", zoo begon hij, eer onderwijzende dan in den toon van een debat. Buitendien hebben speciaal wij Nederlanders onze tollinie noodig voor de jeneverbelasting, dat hoofdelement iD het Ned. financiewezen. Eene vereeniging van zoo uiteen- loopende belangen schijnt hoogst bezwaarlijk; laat daarom Nederland en België samen en toch ieder afzonderlijk, voortschrijden op de baan van vrijen handel, van vrije mededinging. De heer Scherpenseel kreeg van deze vooral in dat punt zoo bevoegde autoriteit een stevig antwoord op zijne, den vorigen dag geuite meening, dat eene nauwere vereeniging met België Nederland beter in staat zou Btellen zijne koloniën te besturen. En was toch, volgens den Brusselschen spreker, groote disproportie tusschen het cijfer van Neder lands bevolking en het aantal van hen, die daar in het vei re Oosten onder Nederlandsch bestuur staan. Mr. Norman voerde daartegen eenvoudig aan, dat Nederland zijns taak in Indië naar be- hooren volbrengt en daarom geene hulp zal zoeken. Het gansche personeel van den staats dienst is, volgens het oud-raadslid, naar behooren door Nederlanders bezet, behalve het uit vrijwil ligers bestaande leger, waaraan Belgie een con tingent beeft geleverd, dat met eere strijdt onder de Nederlandsche kleuren. De gansche toestand in Indië schijnt, het is altijd mr. Norman, die spreekt, in België weinig bekend te zijn. Sedert do afschaffing der difFe- rentieele rechten heerscht in Ned. Indië een tol- stelsel dat volkomen eenvormig is voor alle natiën. Deze regeling was zoowel de toepassing van een economisch juist beginsel, als het gevolg van een wèl begrepen politiek belang. Ook in andere opzichten staat Indië voor vreemdelingen open, en de velen, die er goede zaken maken, zijn er het levend bewijs van. Onder hen ziet men haast geen Belgen. Deze natie vindt werk genoeg op eigen grond en heeft geen drang tot expansie. Niet alleen geen Belgen, ook geen Belgische goederen ziet men in Indië. Geen stuk nit de Belgische manufactuurfabrieken, terwijl Zwitserland groote hoeveelheden gekleurd lijnwaad invoert eu wellicht den smaak der inlanders beter weet te vatten, dan men dat in Nederland zelf kan. Dat echter kan anders worden, en in die ver andering vinde de geest van aansluiting onzer Vlaamsche broeders zijne voldoening. Laat Bel gische kapitalisten en industrieelen onze koloniën onderzoeken met het oog op de afneming, welke de Belgische industrie daar vinden kan, en het doel van den heer Scherpenseel zal althans ten deele bereikt zijn. De heer Maurits van Lee goot nog een straal bij dit stortbad, door te wijzen op eenige spre kende voorbeelden van de bezwaren, welke eene tolvereeniging tusschen België en Nederland zou te overwinnen hebben. Andere sprekers voerden nog het woord, maar zeiden niet veel van belang. Ik ben toch al over deze afdeelingsvergadering buiten het bestek gegaan, dat ik mij in deze brieven had voorgesteld, en ik heb dat ge daan, wijl de jongere Vlamingen, die willen beginnen met een tolverbond, mij niet warsch voorkomen van plannen tot nog nauwer ver eeniging van beide landen. Dit is eene bewe ging, welke uitgaat van zeer talentvolle mannen, welke met de eerlijkste en edelste bedoelingen bezield zijn. Zij verdient waardeering en ver melding in wijder kring, ook van eene pen, die overtuigd is, dat Belgen en Nederlanders nooit beter vrienden zullen blijven, dan wanneer zo politiek gescheiden zijn. Voor de behandeling van de economische zijde van het tolverbond is het hier evenmin de plaats, als het die was in de afdeeling van heden ochtend» De zaak werd op de algemeene vergadering aan eene commissie toevertrouwd, waarvan echter eenige leden be dankten, zoodat wij morgen, na beraad in de afdeeling, nieuwe menschen moeten zoeken. In de eerste afdeeling werd in denzelfden tijd een onderwerp behandeld, welks belang bepaald zal worden door de wjjze waarop het genomen besluit zal worden uitgevoerd. Tengevolge Van de plannen van Ten Brink, Van Eek en Van Zuijlen heeft het congres eene commissie benoemd, die een Nederlandschen letterbond moet oprichten. Die bond, waarvan het vaderschap vooral aan dr. Ten Brink toekomt, moet werken op de wijze, waarop de Fransche société des gens de lettres zooveel nut heeft gesticht. Hare macht moet zij ontleenen aan beschikking over geld. Die „ziel der zaken" is vertegenwoordigd in de commissie door de heeren A. C. Wertheim en de Hollandsche Bank te 's Gravenhage, waarvan de heeren De Vos en Vreede aan het hoofd staan. Andere leden zijn onze Belgische broeders Van Beers, Willems, Heremans, DeVigue, DeGeijter, Rooses, Geets, Hiel, Frédéricq en Vuijlsteke en de Nederlanders Ten Brink, Van Eek, van Zuijlen, Thijm (J. A.), Jacobson, Kirberger, Van Duijl en De Veer. We moeten afwachten wat daarvan komt. Het denkbeeld schijnt niet slecht, doch zooals ik zeide, de uitvoering moet de practische waarde bepalen. Verder gebeurde er niet veel, wat mij opzette lijke vermelding waardig voorkomt. Echter moet ik toch niet vergeten, wat prof. Alberdingk Thijm zeide naar aanleiding van kolonel van Zuylen's idéé om den letterkundigen eigendom internatio naal te beschermen. „Er is geen eigendom mogelijk van eene idéé, die eens geuit, algemeen wordt en welker bescherming onmogelijk is." Alzoo ongeveer onze professor, naar het mij schijnt, met eene machtspreuk den knoop doorhakkende. Zonderling genoeg vond deze bewering geen tegenspraak. Ik had nu genoeg vergaderd naar mijn eigen lust en denkelijk ook naar den zin uwer lezers. Ik werd echter ruim beloond door onze tafel van heden middag. Met een vijf en twintigtal gasten zaten wij aan in het hotel Buda. Aan het hoofd der tafel Conscience met zijne vrouw en kleinzoon, verder Van de Kruijsse, Hoste van de Zweep, Scherpenseel, een paar onderwijzers uit Brussel, die het Belgische element vormden dat met ons, Noord-Nederlanders, een kruisvuur opende van feestdronken, die menschenhaters konden bekecren en het bewijs leverden, dat de congressen voor Nederlandsche taal en letterkunde, zoo ze al niet heel veel ander nut hebben, den omgang tusschen uitwendig koeler Nederlanders en warme Belgen tot een goeden harmonisehen toon kunnen op voeren. Andere harmonische toonen ga ik nu op het muziekfeest hooren. marine. Benoemd tot scheepsklerk bij dezee macht, de jongelingenP. van Teuten, I. Lom baard, C. V. Veldman, A. P. van de Ven, A. M. Post Uiterweer, J. A. C. Bouman, W. Baerts, W. H. Meijer, P. P. de Eerens, J. S. de Bruyn, G. J. de Man en A. A. J. Schilt. belastingen. Benoemd tot ontvanger der dir. bel. invoerr. en ace. te 's Heerenberg (gem. Bergb) c. a. M. J. Carbasius, thans boekhouder bij het entrepot te Amsterdam. registratie en domeinen. Benoemd tot ont vanger der registratie en domeinen te IJsselmonde F. C. Kist, thans ontvanger der registratie en do meinen te Enkhuizen. geneeskundige dienst. Eervol ontslag ver leend uit den zeedienst aan den off. van gezondh. 2de kl. bij de zeemacht J. P. M. Trousselot en hij benoemd tot off. van gezondh. 3ie kl. bij het personeel van den geneeskundigen dienst der landmacht. In het kerkenzakje te Kralingen werd jl. Zon dag een gouden broche gevonden, met het op schrift ten behoeve van de school met den bijbel. De Latijnsche school te Heusden zal opge heven worden. Uit eene vierde lijst van bijdragen aan de jaarcollecte voor de Christelijke scholen, blijkt dat wij ons vergist hebben toen wij gisteren meenden het totaal der inzameling mede te deelen. Het bedrag dat in de Standaard vermeld wordt, is nu 22,103,45. - Voor de betrekking van leeraar in de wis kunde aan de hoogere burgerschool te Zutfen zijn voorgedragen de heeren: J. J. Werner, phil. nat. cand., leeraar aan de H. B. S. te Goes, A. Beekman, le luitenant ingenieur te Utrecht, G. Roodenburch, civiel ingenieur te Amsterdam en J. J. A. Visser te Amsterdam. Benoemd tot leeraar in de cosmographie, aard-, dier- en delfstofkunde aan de H. B. S. te Nijmegen de heer H. Heukels uit Almelo. Naar men verneemt, heeft de heer P. C. van Oosterzee, predikant te Enschedé, voor de be roeping naar Rotterdam bedankt. In The Times vinden wij met den meesten lof melding gemaakt van onzen landgenoot, den hof- violoncellist Jos. Hollman. „Deze heef zegt het Londensche blad heeft een fraaien toon, bij een techniek die aan de critiek in geen enkel opzicht vat geeft, en gebruikt beiden op zoodanige wijze, dat hij de overtuiging afdwingt dat hg geheel en al meester is op bet instrument zijner keuze. De Uitvoering van Servais' Andante religioso en Popper's Arle- quin bevestigden deze opvatting, waarbij wij slechts éen zaak betreurden, nl. dat het cello-re pertoire zoo weinig compositiën schijnt te bevat ten, die er op berekend zgn om het talent van zulk een geniaal virtuoos te doen uitkomen." De verslaggever vestigt Hollman's aandacht daarom op een schoon concerto, door Bernh. Molique voor Piatti geschreven en aan dezen opgedragen. De openingsvoorstelling van Het Nederlandsch Tooneel in het Grand Thédtre te Amsterdam, zal bestaan uit een Hollandsche vertolking van La joie fait peur, met mevr. Kleine en den heer Bouwmeester in de hoofdrollen, benevens uit de vertaling van Molière's Le mêdeoin malgrê lui, overgebracht door een onzer beroemdste Neder landsche letterkundigen*) met den heer Morin in de rol van Sganarelle. Hhl Vergissen wij ons niet, dan wordt hier de heer Cd. Busken Huet bedoeld. (Eed. M. Ct) Aangaande de verwachtingen van den oogst in de staten Missouri, Iowa, Wisconsin, Minnesota, Kansas en Nebraska wordt door den Neder landschen consul te St. Louis hoofdzakeiyk het volgende gemeld Het voorjaar was laat, maar toch gunstig voor den landbouw. De maand Mei was droog, hetgeen nadeelig werkte op haver en hooi. Juni bracht heilzame regens. In westelijk Iowa en noordelijk Nebraska werd door sprinkhanen vrg wat schade aangericht. De tarwe en maïs staan overal zeer goed: in Missouri zelfs buitengewoon fraaide haver tamelgk en de aardappelen goed. Over het ge heel belooft de oogst de verwachtingen te zullon overtreffen. De prijzen zijn vast, en men verwacht veel aftrek naar Europa. In Engeland wordt zeer geklaagd over het bedrog, door de landbouwers in ons Westland gepleegd met de levering van aardappelen. De mandjes houden hun gewicht niet omdat een vierde in plaats van uit aardappelen, nit klei, zand en loof bestaat. Voorts liggen bovenop goede en daaronder slechte en onverkoopbare. Wanneer de Nederlandsche landbouwer op die wijze voort gaat zal hp weldra, evenals onze boterbereiders, zijn naam op de buitenlandsche markt verliezen. De Engelsche bladen waarschuwen reeds tegen het bedrog. Oostburg, 26 Aug. Heden heeft zich ter terechtzitting voor strafzaken van het kantonge recht alhier, het gelukkig hoogst zeldzame geval voorgedaan, dat een getuige ot chargeA. v. L. te Groede, in de zaak ten laste van P. H. aldaar, beklaagd wegens straatschenderij, op bevel van den kantonrechter voorloopig in hechtenis gesteld werd om naar het huis van arrest te Middelburg overgebracht te worden, als verdacht van het afleggen van valsch getuigenis. Niettegenstaande de verdachte door den rechter met aandrang en herhaaldelijk gewezen werd op het gevaar waaraan hij zich blootstelde, bleef hij volharden. De hoofdredacteur van den Locomotiefde 24jarige mr. J. W. T. Cohen Stuart, is door den raad van justitie te Samarang tot 6 maanden gevangenisstraf veroordeeld, wegens een door dien raad als hoonend en lasteriyk tegen den gouv.- generaal gequalificeerd artikel, den 8en Januari 11. onder den titel van „een daad, die wy niet noemen willen," in dat blad verschenen. Het proces werd eenigszins ontsierd, zegt het A. D. v. N. I. door de argumenten, voor den beschuldigde ontleend aan zijn gezondheids- en geestes-toestand tydens hij, lijdende aan galkoort sen, het artikel schreef. Het was echter niet de verdediging, die dit argument aanvoerde, maar het openbaar ministerie had bij de instructie ook den geneesheer des beschuldigden en andere des kundigen gehoord. De drukkerg van den heer Jonas Portier te Solo is door de politie gesloten, vermoedelijk wegens twee entrefilets in het nommer der Vor stenlanden van 24 Juni jl., waarin de heeren Van Rees, Sprenger van Eijk en Alting Mees worden beleedigd, en het voorbeeld der Ver. Staten te genover Engeland wordt aangehaald in zake de nieuwe belastingen. De Matdram betreurt, dat de drakker de schade lijdt voor de onvoorzichtigheid van den redacteur. Op dezelfde drukkerg werd ook de Bromatani gedrukt. ii.iTT-mTHiffji j) ilium- O Omtrent den reeds gisteren medegedeelden moord zijn wij thans in staat de volgende bij zonderheden mede te deelen. De misdaad is gepleegd ongeveer 200 meter van de stad, ter rechterzgde van den nieuwen Vlissingschen weg, op een naar eene weide voe renden dam. Na de daad volvoerd te hebben heeft de moor denaar, Nicolaas Duburg, die sjouwer van beroep en 32 jaren oud is, zich kalm naar de politie wacht begeven, alwaar hg een daar aanwezig agent verzocht met hem mede te gaan. Op de herhaalde vraag van den agent „waarheen en waarom", gaf hg steeds ten antwoord „dat zult ge wel zien". Hg voerde den agent naar de plaats waar zgn slachtoffer lag en toen deze

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1879 | | pagina 2