Laatste berichten. Benoemingen en besluiten Onderwijs. Kerknieuws. KerkirerTe, 24 Augustus. Heden is alhier het navolgende zestal van predikanten zamengesteld de heeren D. Boonstra te Buren, W. H. Dekking te Molenaarsgraaf, J. G. van Dun te Hoen- derloo, dr. M. J. Godefroi te Lage Zwalnwe, M. M. de Lint te Otterloo en W. Willems te Lopiker en Jaarsvelderkapel. Marine en leger. - üfcróijtat. Verkoopingen en aanbestedingen ballonlicht op onze verheugde gezichten straalde, hadden als ordebewaarders gisteren avond eene sinecure. Uit eigen beweging en wellicht uit een besef, dat het gastvrijheid aan vreemdelingen gold, hield de talrijke menigte zich op zijde, zoodat er ruim J>aan bleef voor de hulde aan het congres, die als een eindelooze slang zich krommende voortschoof door Meehelen's breede straten. Daardoor werd reeds vooraf bewezen hetgeen de heer Verhaghen, burgemeester der stad, ons toevoegde toen wij in den schouwburg waren gekomen, dat geheel de burgerij van Meehelen aan de gasten uit Noord- en Zuid-Nederland, zooals men dezer dagen België noemt, een warm en hartelijk onthaal wilde bieden. De burge meester, die zijn welkomstgroet uitbracht in officieel costuum en terzijde gestaan door twee schepenen en eenige raadslieden, eindigde zijne toespraak met den uitroep: „Leve de koning! Leve de Vlaamsche, dat wil zeggen, de Neder- landsche beweging." Ge kunt denken welke toe juiching daarop volgde. Aanstonds daarna zag ik de bekende figuur van ons kamerlid Van Eek opstaan, die met de hem eigene warmte van taal en gebaren getuigde hoe overal waar Dietsche taal weerklonk antwoord was gegeven op den Mechelschen roep. De ont vangst, tot dit oogenblik genoten, heeft ons, congresleden, zoo zeide ongeveer mr. Van Eek, overbluft. Liefde voor eene aan Noord en Zuid gemeenschappelijke zaak, liefdevoor de taal, bracht ons hier. Dat dan de Nederlandsche taal groeie en bloeie, en dat de zonen van éenzelfden stam, onder volkomen eerbiediging van den politieken toestand, toonen mogen, dat zij broeders willen blijven. Als getuigenis van hare liefde voor de gemeenschappelijke taal, hebben beide regeeringen, de Belgische en de Nederlandsche, afgevaardigden ten congresse gezonden, naar het Meehelen, dat zijne gasten zoo wel weet te ontvangen. Mr. Van Eek besloot zijne rede met een dronk op het ge meentebestuur en de inwoners van Meehelen. Dronk, zeide ik; want er was intusschen eere wijn rondgebracht, en de schuimende champagne gaf geur aan de niet altijd inhoudrijke toosten. Professor Heremans, België's afgevaardigde, dronk ook in zijne qualiteit op het congres en op Meehelen, waarna de officieele ontvangst was afgeloopen, en de sympathieke Geets weer in zijn rechten trad en ons uituoodigde hem te verge zellen naar de zaal van het Willemsfonds, waar ons wederom toosten wachtten en champagne a fiots. Daarmede was voor mij de dag ten einde. Van ochtend om half tien werd de openings zitting, weder in den Schouwburg, gehouden. De heer Geets hield eene naar den eisch der omstan digheden niet te lange, maar daarentegen krach tige, in éen woord schoone, openingsrede. Wel komstgroeten en onvermijdelijke complimenten laat ik rusten, om u zakelijk weder te geven, welk karakter de spreker op het congres heeft gedrukt. Het programma van dit congres bevat iets nieuwshet heeft de taak van het congres breeder opgevat, dan vroeger wel het geval was en gemeend, dat de bespreking van alle wenschen voor het welzijn van den gemeenschappelijken stam daar hare plaats moest vinden. De vraag was: zullen de Nederlandsche congressen zich houden op dezelfde, eng beperkte plaats, of zullen zij vrij vooruit rukken en onderwerpen bespreken, die van de zoo menigwerf besproken toenadering tusschen Noord en Zuid ook eene werkelijkheid kunnen maken? De regelings commissie heeft gemeend, dat ook de stoffelijke belangen, die aan Noord- en Zuid-Nederland gemeen zijn, moesten kunnen worden besproken en vertrouwt, dat dit zal gebeuren, voorzichtig, gematigd en kalm. Ook over andere vraagstuk ken dan die van de taal dient de openbare denkwijze te worden voorgelicht. Kamilla, maar ik heb haast en moet terstond na het ontbijt weer weg." Het was zonderling hoe de oogen der jonge vrouw steeds den blik van haar man schenen te zoeken en hoe hij die hardnekkig ontweek. Thans ging zij even blozende, met een lichte hoofdbuiging de heeren voorbij en snelde de trappen af. Beneden gekomen bleef zij een oogenblik stil staan, hare lippen trilden en in hare ©ogen blonk een vreemden glans. „Hij is volstrekt niets veranderd," prevelde zij, „altijd hetzelfde, hetzelfdeEn gisteren o, hoe zal ik het nog langer dragen!" „Kamilla," riep de heldere stem van Vallinka, ea meteen snelde het jonge meisje langs het andere gedeelte der dubbele trap naar beneden. „Kamilla, de heeren zijn zooeven thuis gekomen om te ontbijtenwij kunnen dus wel later gaan wandelenZij bleef buiten adem voor haar zuster staan en zag baar vol bewondering aan. „Wat ziet gij er goed uitriep zij onwillekeurig. Kamilla schudde het hoofd. „Wees toch niet zoo dwaas, Vallinka," zei zij, en trok haar voort. „Ik zou even goed foei-leelijk kunnen zijn niemand zou het merken." „Maar ik zeg u immers dat gij mijn schoone, lieve zuster zijt," zei Vallinka, haar omhelzende. Kamilla drukte haar hartstochtelijk tegen zich aan, Wordt vervolgd). Er is bij het volk in Noord en Zuid een alge meen verschijnsel waar te nemende verbittering van 1830 is geheel geweken stormachtige toe- juiching.) Deze omstandigheid geeft aan het congres het karakter van eene voorbereiding tot de feesten, welke België in 1880 zal vieren, feesten, die geboekt zullen staan als een feest der verzoening. Niet de treurige zijde van 1830 zal daar worden herdachthet zal een feest zijn ter bezegeling van vijftig jaren rust, vrede en voor uitgang. In het vooruitzicht van dat feest past het, de gemeenschappelijke belangen te bespreken van Nederland en België op stoffelijk gebied, en daarvan is het eerste de vestiging van een tolverbond. Als twee huisgezinnen, ieder onder eigen bestuur, moeten beide laDden zich vereenigen om den opslorpingsgeest der hedendaagsche staatkunde het hoofd te bieden, en hart in hart, hand in hand, moeten zij den gezameslijken tegenstander toe roepen „Tot hiertoe en niet verder Deze woorden werden met grooten bijval begroet. Vooral toen Geets akte nam van de verdwijning van ieder spoor van den volkshaat die zijn oorsprong gevonden heeft in de scheiding van 1830, was de toejuiching geheel uit het hart gesproken. Ieder aanwezige gevoelde, dat daar eene verblijdende waarheid op den juisten toon en op de juiste plaats werd uitgesproken. Het congres ging toen tot zaken over. Wij vernamen, dat koning Leopold het bescherm heerschap had aangenomen en dat de heeren Gericke, Rolin-Jaequemyns, Van Humbeeck en Pyeke wel beschermende leden hadden willen worden. In eene andere categorie, die der eere- leden, werden opgenomen de heeren Verhaghen, Van Eek, Heremans, De Cannart d' Hamale, De Kerckhove, Andries, De Jode, Pouppez de Kettenis en Vermeulen, allen autoriteiten van land en stad. De heer Geets had toen zijn taak volbracht. Hij bood het voorzitterschap van het congres aan Jan van Beers aan, den beminnelijken dichter, welken vele uwer lezers zich nog van het Middel- burgsche congres levendig zullen herinneren. Van Beers, vroeger reeds in Antwerpen tot voorzitter benoemd, toen hij echter wegens redenen van gezondheidhad moeten bedanken, vond ook nu nog zijn taak wel wat zwaar, doch meende, dat de levendige toejuiching, waarmede zijne benoe ming begroet was, het hem ten plicht maakte die te aanvaarden. Hij hoopte, dat de last zijner taak hem zoo licht mogelijk zou worden gemaakt door de hulp zijner medeleden van het bestuur en de medewerking der vergadering, en dat de beraadslaging het karakter zou dragen van „gekeuvel tusschen broeders over de belangen van beide broederlanden." Dit „gekeuvel" was weer een nieuwe stempel op het congres. Ondervoorzitters werden de heeren Alberdingk Thyin (Amsterdam), dr. Lubach (Kampen), Julius Vuijlsteke(Gent)en Geets (Meehelen); secretarissen Jan ten Brink, Joh. Gram, Frédéricq en Em. Hiel. Van de eerste afdeeling (Taal- en Letterkunde) werd voorzitter prof. Heremaus, ondervoorzitters De Beer en Hansen, secretarissen Van Blaricum en Van de Kruijsse. De tweede afdeeling (geschiedenis en oudheid kunde) wordt in dezelfde volgorde van waardig heden bestuurd door dr. Beynen, Beckering Vinckers, Van der Auwera, Nanninga Uiterdijk en Vors ter man van Oije ('s Hage). Derde afdeeling (tooneel, muziek, beeldende kunsten) Max Rooses, Van Vloten, Benoit, Henff (Huf van Buren) en Van de Ven. En eindelijk de vierde afdeeling (Boekhandel, Stoffelijke belangen)De Geyter, M. van Lee, Jul. Sabbe, Cornette en Koopman. Terwijl een der secretarissen, de voor de vreemde leden zoo voorkomende heer Van den Branden, uitgenoodigd was om de ingekomen stukken mede te deelen, waaronder ik eene mede- deeling opmerkte van de maatschappij V. W., dat zij den heer J. C. Altorffer had afgevaardigd, deden zich verscheidene intermezzo's voor. Eerst kwam in een der loges de minister Van Humbeeck binnen, die aanstonds begroet werd door een woord van den president en handgeklap van de verga dering, welke ook wel de nieuwe schoolwet in hem scheen te begroeten. Een oogenblik later herhaalde zich hetzelfde tooneel met den heer Gericke, onzen gezant te Brussel. Beide heeren moesten wat doet de populariteit al niet - hunne stoelen in de loge verlaten om plaats te nemen onder do daar gezeten sieraden der Neder landsche letterkunde en... van de zaal. Na al die beweging ging de secretaris wederom geduldig door met het mededeeien van stukken en brieven, totdat hij stuitte op een plat-Duitsehen brief, aan welks lezing hij zich niet waagde. Reeds was de brief half in de doos, toen de heer Jacobson uit den Haag opstond en zich bereid verklaarde die ook uit Dietschen stam gesproten taal voor bet congres viva voce duidelijk te maken. Toen een Hollander zich aldus aanbood, was ook het ijs gebroken bij een plat-Duitschen broeder, den heer Stork uit Elberfeld, dio door middel van een buurman het congres mededeelde, dat hij aanwezig was en den brief wilde lezen. De heer Jacobson deed gewillig van de hem wach tende lauweren afstand en het kostbare stuk ging over in handen van den heer Stork, die het ten tooneele voorlas. Ik hoorde er uit, dat ik vole met mij sympathisecrende broeders bezit in een groot gedeelte van noordwestelijk Duitscbland, hoezeer de taal mij in de gedachten deed komen, dat die broeders al zeer verre neven schenen te zijn. Meteen werd de heer Stork, eens aan het geluid zijner stom gewend, naar het schijnt ontijdig verlost van een F'etsgruss in tamelijk vloeiende verzen, eveneens in het plat-Duitseh, dat in druk na aan het Nederlandsch verwant schijnt, doch gesproken voor ieder Nederlander, die niet tamelijk goed in het Duitsch thuis is, volkomen onverstaanbaar blijft. De spreker ver kreeg een succes d'estimemaar de indruk bleef merkbaar, dat de afwijking van het gehoorde dialect te groot was om het met veel geestdrift te begroeten op een Nederlandsch taalcongres. Na deze openingszitting was de tijd gekomen om in de afdeelingen te vergaderen. Ik had mij voor dezen ochtend de eerste afdeeling verkozen, en was in die keuze niet gelukkig geweest. Wij hielden, hoezeer wij met een veertigtal ledeu in de deftige vergaderzaal van den Mechelschen gemeenteraad vergaderd waren, geene „zitting", omdat, zooals onze voorzitter Heremans opmerkte, wij niet konden „zitten". Er waren geen stoelen, en hoe is discussie mogelijk zonder stoel! Uit armoede aan zitplaatsen gingen wij uiteen, elkaar ernstig belovende morgen om negen uur met vernieuwden moed aan het werk te gaan. Ik zocht mijn troost eerst iu de derde atdeeling, waar Jacobson, Ten Brink en Gram de Belgen den mantel uitborstelden, wijl zij geene leden zijn van het Tooneelverhond. De heer Van der Ven (Antwerper) stelde het particulier initiatief bij ons op hoogen prijs, maar wachtte in een land, waar kunst regeeringszaak was, meer afdoende hulp van regeering en gemeenten. De uitslag van de discussie, die ik niet meer bijwoonde, was dat de afdeeling aan de vergadering zou voor stellen om aan den staat te vragen van het Antworpsche conservatoire een Kon. Zuid-Neder- landsch conservatorium te maken, met eene afdee ling Tooneelschool. De quaestie van de muziek was eerst welsprekend uiteengezet door den heer Benoit, die de vergadering presideerde. Toen dat alles besloten werd luisterde ik in de vierde afdeeling met aandacht naar eene stelling, welke de Brusselsehe heer Scherpen zeel verde digde, dat namelijk Nederland en Belgie door hunne ligging aangewezen waren voor een tol verhond. Dit was de gedachtenwisseling, waar aan de vierde afdeeling, stoffelijke belangen, haar ontstaan schijnt te danken te hebben. Morgen ochtend wordt de discussie daarover voortgezet. Wijl het mij echter voorkomt, dat de aanwezige congresleden, over het algemeen genomen, niet behooren tot de bij uitstek bevoegden over deze quaestie, wacht ik er niet veel nieuws te hooren. „Schoenmaker, houd u bij uw leest", zou men het taal- en letterkundig congres willen toeroepen, dat zich met groote woorden werpt in moeilijke sociale quaestien. Ik weet trouwens niet of ik morgen wel in de vierde afdeeling zal komen. In de eerste, waar nu wel stoelen zullen zijn, wordt Ten Brink's voorstel behandeld om een Zuid- en Noord- Nederlandschen letterbond op te richten, die zorgen zal, dat de Zuidelijke lettervoortbrengselen in het noorden en omgekeerd zullen gelezen worden, en dat jongelui minder moeite zullen vinden om hunne proeven gedrukt te zien. De heer Micheels, van Gent zeide dat de heer Ten Brink wellicht in zijne middelen mistastte omdat hij de kwaal niet kende, en deelde ons mede, dat de gegoede klasse in Vlaamsch-België niet alleen geen Hollandsch, maar zelfs geen Vlaamsch leest, en de werken van Conscience in het Fransch koopt. Toen trappelde en klapto de vergadering met voeten en handen; waarom weet ik niet best: 't is eer om te huilen. Die bond-quaestie wordt nog gecompliceerd door een plan van kolonel Van Zuijlen (Indische genie), die eene afdeeling van de Association internationale wil oprichten, welke voor ettelijke weken te Londen congres seerde. Ook de heer Van Eek heeft een plan. Morgen moeten de heeren de zaak uitmaken en daarom blijf ik waarschijnlijk in de eerste afdeeling. In de algemeene vergadering was, buiten den aanvang der behandeling van deze zaak, nog zeer opmerkelijk eene rede van den heer Brouwers, den weisprekenden pastoor van Bovenkerken bij Amslerdam, over de historische beteekenis van het Muiderslot. Inhoud en vorm van dat welge sproken woord waren in volkomen harmonie, en de heer Brouwers mag dan ook gezegd worden den palm dezen middag weggedragen te hebben. De redenaars verwennen den hoorder niet aan te groote welsprekendheid. Ik wil Scherpenzeel, Brouwers en Micheels uitzonderenin verschillende opzichten hadden hunne woorden het duidelijk kenmerk van bij den een meer, bij den ander minder bestudeerde welsprekendheid; een lof, welken ik de andere heeren niet gaarne geven zou, waarbij ik echter wil herinneren, dat ik niet alle afdeelingszittingen heb kunnen bijwonen. beiabtiïtgen. Op verzoek eervol ontslag ver leend aan B. Warnaars, als ontvanger der dir. belast, en ace. te Ileeg c. behoudens aanspraak op pensioen. Benoemd tot hulponderwijzer te Nieuw-Borgvliet aan de gemeenschappelijke school met Woens- drecht D. J. Oijen te Vlissingen. Benoemd tot conrector aan het gymnasium te Zwolle dr. P. J. Hoekstra, thans leeraar in de oude talen aan die inrichting. Door den Belgischen minister van onderwijs is bepaald dat de godsdienstonderwijzers op de openbare scholen, hetzij zij tot den geestelijken stand behooren of niet, voor iedere klasse recht hebben op eene belooning van 100 franken 's jaars. Alle kinderen van bedeelden, van daglooners en in 't algemeen van hen die als behoeftig bekend staan, zijn van het betalen van schoolgeld vrij gesteld. Benoemd aan het gymnasium te 's Gravenhage tot tijdelijk leeraar in de oude talen, de heer P.O. Margadant, litt. hum. cand. De jaar-collecte voor de Christelijke scholen heeft, volgens de lijst in de Standaard in 't geheel opgebracht 12.069. De kapitein ter zee A. N. L. Koops en de luitenants ter zee 2e kl. J. E. Sickens, J. A. P. van Dorth en S. K. Sibrandi, van het eskader in Oost-Indië in Nederland teruggekeerdzijn op nonactiviteit gesteld. Aan den korporaal Van Unen, van het 3® reg. infanterie te Vlissingen, is Zaterdag de gou den medaille voor 36jarigen trouwen dienst, met de daaraan verbonden gratificatie van vijftig gulden, uitgereikt. Heden middag omstreeks 3 uren is alhier de volgende misdaad gepleegd. Zekere N. D., een bij de politie zeer ongunstig bekend staand sujet, heeft heden middag toen bij met zijne vrouw langs den nieuwen Vlissingschen weg ging en zij den wensch te kennen gaf een oogenblik uit te rusten haar, terwijl ze samen op het gras zaten, onver hoeds aangegrepen en met de handen geworgd. De aanleiding tot deze misdaad schijnt in een minder zedelijken levenswandel van de vrouw gezocht te moeten worden. Na de misdaad te hebben gepleegd heeft de moordenaar zich onmiddellijk naar het bureau van politie alhier begeven en aldaar mededeeling ervan gedaan. Hij was zeer kalm, toonde volstrekt geen berouw en gaf met de meeste nauwkeurig heid de plaats op waar het lijk zou gevonden worden. De politie heeft zich dadelijk naar de aange wezen plaats begeven, daar bet lijk gevonden en dit naar het gasthuis vervoerd. De moorde naar is naar het huis van arrest overgebracht. Vlissingen, 25 Aug. Terwijl de timmerman en de hofmeester van het hier in 't dok liggende schip Don Juan zich gisteren in de ijzerwinkel der gebr». P. bevonden om eenige inkoopen te doen, lag daar een revolver op de toonbank. De timmerman vroeg naar den prijs van het wapen, waarop de heer P. het opnam, en wil lende topnen hoe goed het mechaniek werkte, het aftrok en den hofmeester een kogel in den hals joeg. Hoewel de geneesheeren de wond niet ge vaarlijk achten, hadden toch, zoo het schot een halven centimeter meer zijwaarts getroffen had, de gevolgen, voor den jeugdigen hofmeester noodlottig kunnen zijn. De heer P. wist niet, of niet meer, dat het wapen geladen was. Een Belgisch stoombootje, de Josephineis op reis van Ostende naar Blankenberghi gestrand, met 65 pleizier reizigers aan boord, die echter alle gereed zija. Berlijn. De nieuw-conservatieve party heeft eeu verkiezings-manifest uitgevaardigd, waarin zij zich bereid verklaart om mede te werken tot herstel van den vrede tusschen den staat en de kerk. Of eene wijziging der bestaande wetsbepa lingen daartoe noodig is, zal afhangen van de eventueele overeenkomst tusschen de regeering en het Yaticaan. Het manifest stelt echter hand having der onvervreemdbare rechten van den staat tegenover de kerk op den voorgrond. Door den directeur der registratie en domeinen alhier werd heden namiddag, onder nadere goed keuring herbesteed het onderhoud van den slijk- vanger met dwarsdam in de Mosselkreek voor den zeedijk van den Joanna Mariapolder, voorden tijd van drie jaren. Hiervoor werd ingeschreven door de heeren C. Blok, te Hoek, voor 1738J. G. Geluk, te Tholen, voor f 1195 J. Blok, te Hoek, voor f 1589; J. L. Lindhout, te OudVosmeer, voor f 1433G. Meertens, te Hoek, voor f 1598 G. Goedgebuure Az., te St. Annaland, voor 1620 C. Moerland Mz., te St. Annaland, voor 1299 C. Boot Wz., te Ter Neuzen, voor 1560 en G. Bolier, te Scherpenisse, voor f 940 per jaar»

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1879 | | pagina 2