N°. 200.
122® J aargang.
1870.
Dinsdag
26 Augustus.
AAIT DE GRENZEN.
Dit blad verschijnt dagelijks,1
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.1
Prijs per 8/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.'
Advertentien: 20 Cent per regel.1
Geboorte-, Tronw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor hét Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrartgère G. L. Daubk en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jomks.
Middelburg 25 Augustus.
FBUHjLETOKT.
van
MORITZ VON REICHENBACH.
'inii.ii
MIDDELRURGSCHE COURANT.
Door jhr. mr. W. Six, oud-commissaris des
konings in Zeeland, is de volgende brief, dd. 23
dezer, aan de collegiën en autoriteiten in Zeeland
gericht en in Prov. blad N° 79 opgenomen
„Het bericht mijner benoeming tot minister van
binnetlandsche zaken heeft u bereikt.
„Tot mijn groot leedwezen moet ik Zeeland
verlaten.
„Aan de betrekking, die ik gedurende ruim drie
jaren bekleedde, was ik ten zeerste gehecht. Door
n allen gesteund, onafgebroken van elke zijde met
de meest mogelijke welwillendheid bejegend,
waardeerde ik dagelijks het voorrecht, dat ambt
te mogen vervullen.
„Ik bied u, mijne heeren, mijn oprechten dank
aan voor uwe medewerking. Weest er wel van
overtuigd dat alleen plichtbesef mij kon bewegen
om aan het geëerbiedigd verlangen des konings te
gehoorzamen. Ik heb, na een moeilijken strijd,
eigen lust en belang verzaakt.
„De hoogst gelukkige dagen, in uw midden
doorgebracht, vergeet ik nimmer. Zeeland blijft
mij dierbaar. En zoo iets in staat is het pijnlijk
gevoel der scheiding voor mij te verzachten, ik
hoop het te vinden in de alleraangenaamste
herinneringen en in het vooruitzicht, om ook op
den weg mij thans geopend, de belangen van
Zeeland te kunnen bevorderen.
„Van harte wensch ik u allen voorspoed in uw
ambtelijk en in uw huiselijk leven."
Over het te Vlissingen liggende Fransehe schip
Chandemagor hebben zooveel uiteenloopende ge
ruchten geloopen, waarvan wij de juistheid niet
konden onderzoeken, dat wij, vooral omdat het
hier eene internationale zaak gold, gemeend hebben
ons van mededeeling daarvan te moeten onthouden.
De Indépendance bevat nu een bericht daarom
trent, dat wij hier laten volgen. Vooraf ga de
opmerking dat wij ons voor de daarin bevatte
aardrijkskundige aanwijzingen niet verantwoor
delijk stelleD. Een Cap-Breton in Australië is
ons niet bekend. In verband hiermede begrijpen
wij niet goed wat met „de Papoua's" les Papons)
bedoeld wordt. Wij kennen geen anderen volks
stam van dien naam dan de inwoners van het
eiland Nieuw-Guinea, hoewel de naam ook soms tot
andere stammen in Australië en den Philippijnsehen
archipel wordt uitgestrekt. Voor de opvatting
dat Nieuw-Guinea bedoeld wordt, schijnt de in
den aanhef voorkomende vermelding van „de kust
van Guinea" te pleiten. De Indépendance nu
schrijft
II.
SPOOKGESCHIEDENISSEN.
Lichtenfcld had heerlijk geslapen, zonder in het
minst door eenige geestverschijning verontrust
te worden, daarna zijne dienstplichten vervuld en
keerde nu, na de kwartieren zijner manschappen
geïnspecteerd te hebben, naar het slot terug. In
het dorp zelf had hij wel veel gevonden dat
overeenkwam met zijne voorstellingen van. Ober-
Silesische beschaving, maar zijne soldaten schenen
tevreden en op een goeden voet met de vier- en
tweebeenige bewoners der hutten. Vele onder
hen waren dan ook nit die streek geboortig en
de anderen schikten zich zoo goed mogelijk in
den omgang met kinderen, kippen, eenden en
zwijnen, die overal in de beste verstandhouding
samen leefden.
JToen hij naar het slot terug keerde, trof hem
„Er is dezer dagen veel gesproken over een te
Antwerpen liggend Fransch schip, de Chandemagor,
dat daar landverhuizers was komen innemen,
bestemd naar de kust van Guinea of naar Cap-
Breton in Australië. Men beweerde dat deze
passagiers geen gewone landverhuizers, geen land
bouwers of werklieden waren, die in andere
werelddeelen, door middel van hun arbeid, gunsti
ger levens-voorwaarden wilden zoeken dan zij in
Europa konden vinden. De zonderlingste geruch
ten liepen rond: men zeide dat het soldaten waren,
die met een schip onder Fransehe vlag overgevoerd
zouden worden, eene geregelde expeditie, bestemd
om het land der Papouas te veroveren, onder een
clericalen aanvoerder, met een wit-blauwe vlag,
de kleuren der Heilige Maagd.
„Wij hebben gewacht met van deze zaak mel
ding te maken, over welke de Antwerpsche bladen
het stilzwijgen bewaarden, totdat onze correspon
dent te Antwerpen inlichtingen uit vertrouwde
bronnen bad ingewonnen. Ziehier wat hij meldt.
„De Chandemagorkapitein Boulanger, is den
26tn Juli jl. te Antwerpen aangekomen, komende
van Havre, om eene kolonie landverhuizers in te
nemen, bestemd naar Cap-Breton in. Australië.
In Frankrijk had men geen verlof voor de in
scheping kunnen krijgen; daarom had men de
Belgische haven aangedaan.
„De Belgische regeering, van de zaak onder
richt zijnde, deed door den commissaris voor de
landverhuizing een onderzoek instellen, waaruit
volgde dat niet éen landverhuizers-agentschap zich
met de zaak wilde inlaten.
„Het betreft werkelijk eene expeditie naar de
Papoua's en de aangeworvenen zijn te Antwerpen
aangekomen. Het waren alle jonge lieden, meer-
endeels Fransehen en Zwitsers, benevens enkele
Belgen. Men had hun aanbevolen dat zij niet
moesten antwoorden op de vragen, die hun gedaan
mochten worden en er is dan ook niets uit hen
te halen geweest. De aanvoerder is de markies
De Bays, consul van Bolivia te Havre, eerelid
van den Belgischen Cercle-consulaire.
„Het is gebleken dat er geweren en patronen
aan boord van de Chandemagor waren, maar geen
mitrailleuses, zooals verteld werd. Het schip
heeft te Antwerpen levensmiddelen en koopwaren
van allerlei aard ingekocht voor eene waarde van
50,000 franken, dat kontant betaald is.
„Daar de inscheping te Antwerpen niet plaats
kon hebben, is de Chandemagor zonder passagiers
vertrokken. Na het vertrek, zijn de landverhui
zers naar Vlissingen vertrokken, waar zij zich
aan boord zullen begeven. Het schip zou de
Amerikaansche vlag aannemen en eene nieuwe
bemanning krijgen, terwijl de Fransehe matrozen
naar Havre terug zouden keeren."
Wij hebben hier nog slechts bij te herinneren
bij daglicht die zonderlinge bouwtrant nog meer
dan gisteren avond. Het lag op een hoogte en
bestond uit een lang middengebouw, waarvan het
grootste gedeelte werd ingenomen door het voor
portaal met de groote trap, waarboven een toren
prijkte, en uit twee groote zijvleugels in ver
schillende stijlen. De eene, dien mijnheer Werk-
hart bewoonde, stelde een mengeling voor van
den pruikenstijlen dien der renaissancede andere,
dien hij aan de dichtgemetselde vensters voor de
schuur herkende, scheen het alleroudste deel van
het gebouw uit te maken. Het was een vierkant
blok met een boog spits dak, naar het scheen
zonder kelder en met opvallend kleine vensters, die
ondanks het nieuwe metselwerk duidelijk zicht
baar waren. Een blijkbaar nieuw gemaakte,
gewone deur scheen tot dagelijksch gebruik te
dienen, terwijl de hoofdingang op zijde lag en
gedeeltelijk ingestort of door planken vervangen
was. Boven dezen ingang verhief zich de eerste
boog van een langen, overdekten zuilengang, die
naar de noordzijde open lag en dit gebouw met
de ongeveer honderd schreden daarvan verwijderde
kerk verbond.
„Men zon moeielxjk een betere tooneeldecoratie
voor een spookgeschiedenis kunnen bedenken,
dan dezen zuilengang," dacht Lichtenfeld, zich
het voorval van gisteren avond herinnerende.
Van morgen vroeg, toen de zon zoo helder in
zijn kamer scheen en een gezonde slaap den zon
derlingen indruk, door Kamilla op hem gemaakt,
dat, gelijk in ons vorig nommer gemeld werd,
het verzoek om de Amerikaansche vlag te mogen
aannemen, door den consul dér Yereenigde Staten
te Vlissingen is afgewezen, dewijl de daartoe
vereisebte formaliteiten te Havre hadden kunnen
geschieden.
Nadat de stoomboot Zelandia gisteren morgen
op bet verwachte uur te Vlissingen was aangeko
men en de 94 leden der Brusselsche lieder
tafel V Or pheon Boy al, benevens nog 156 andere
Brusselsche heeren en dames, die te zamen
van den train de plaisir gebruik maakten, aan
wal had gezet, begaf het bestuur der liedertafel
zich spoedig iu rijtuigen naar Middelburg. De
overige passagiers volgden later met verschillende
gelegenheden.
Des middags te half drie had in het Schutters
hof de uitvoering plaats, door welke de lieder
tafel haar bezoek niet alleen tot een dag van
eigen genoegen, maar ook tot een vreugdedag
voor onze behoeftigen wenschte te maken. De
door den jongsten braud te Nieuwland van have
en goed beroofde gezinnen waren het, voor wie
de opbrengst van het concert bestemd was. Door
het schoone weder gelokt, hadden bijna 750 per
sonen zich in den tuin van het Schuttershof ver-
eenigd, die met vlaggen en wapens op toepasse
lijke wijze versierd was. Behalve het bedrag der
entrée-gelden, na aftrek eener gedeeltelijke tege
moetkoming in de reiskosten der liedertafel en
van de kosten voor drukwerken, advertentie,
patent enz, werd nog voor het reeds genoemdo
liefdadige doel bestemd de opbrengst eener inza
meling, welke door twee bevallige Belgische
dames onder het publiek gehouden werd en
f 103.26 opbracht. Een en ander had eene zuivere
ontvangst van ƒ260 ten gevolge, welke aan de
commissie van ondersteuning voor de Nieuw-
landsche ramp ter hand is gesteld.
Bezoekers, die op zoo edele wijze de liefdadig
heid met hunne uitspanning weten te verbinden,
zullen het oordeel over het muzikale gedeelte
van hun tocht waarschijnlijk van ondergeschikt
belang achten. Toch moet de betuiging ons uit
de pen dat wij met veel genoegen de uitvoering
van een zestal zangerige, vroolijke nommers van
Fransehe en Belgische meesters hebben bijgewoond
en vooral in de fijne nuanceering, in de verrassende
overgangen van het teederste pianissimo tot de
krachtigste forto's, de kunstvaardigheid der reeds
ontelbare malen met goud bekroonde liedertafel
en de bekwaamheid van haar ijverigen directeur,
den heer E. Banwens, leeraar aan het Conserva
toire te Brussel, bewonderd hebben. De Sérénade
van Clapisson won het, naar onze opvatting, in
teederheid en keurigheid van voordracht van al
de andere nommers. Het Nederlandsche Volkslied
opende en sloot de uitvoering. Onnoodig te
had uitgewischt, dacht hij dat zij zeker een hoogst
zenuwachtig persoon moest wezen en haar zuster
een plaagziek koboldje, dat die spookgeschiedenis
met opzet verzonnen had.
Maar nu besloot hij er mijnheer Werkhart nog
eens naar te vragen, toen hij opeens in zijne
overpeinzingen gestoord werd door een schorre
fluisterende stem:
„Geloofd zij Jezus Christusklonk de aldaar
gebruikelijke groet vlak naast hem. Hij keerde
zich om en zag het gele, gerimpelde gelaat eener
oude vrouw in half boersche, half stadsche klee
ding.
„Goeden morgen," zei hij kortaf, en wilde
verder gaan.
De oude prevelde zacht voor zich heen
„Die zuilengang, ja, ja, die zuilengang. En
dat mijnheer dat gisteren dadelijk heeft moeten
bijwonen 1"
Lichtenfeld begreep dat zij op despookgeschie-
denis doelde, zoodat het dan toch geen verzinsel
van Vallinka kon zijn.
Hij bleef staan en keek nog eens naar den
zuilengang.
„Ja, ja, daar is het geweest," fluisterde de onde
geheimzinnig en maakte een kruis.
„Hoe kunt gij toch aan zulk een dwaasheid
gelooven 1" snauwde Lichtenfeld haar toe. „Het
is natuurlijk iemand die zich een flauwe grap
veroorlooft of niets anders dan het spel der ver-
b eelding."
zeggen, dat alle stukken door het publiek met
warmte werden toegejuicht en dat men na de
tweede voordracht van ons VoVcsliedmet onstui
mige geestdrift de Brabangonne verlangde te
hooren. Onze gasten achtten de woorden van dit
lied echter voor Nederlandsche ooren minder
geschikt en beantwoordden daarom het verzoek
met de voordracht van het Belgische Chant
National.
Zoo door den heer mr. G. N. de Stoppelaar
als door den bhrgemeester van Middelburg wer
den ten slotte eenige woorden van hartelijke
dankbetuiging gericht tot den directeur der lie
dertafel, niet slechts voor haar bezoek, dat den
band tnsschen de beide broedervolken weder
nauwer heeft aangehaald en sterker beeft doen
voelen, maar dat ook aan het liefdadige werk,
dat er mede verbonden is geweesteene
hoogere wijding ontleent. De directeur beant
woordde deze toespraak met de verzekering,
dat het bezoek in Nederland bij hem en alle leden
van het Brusselsche gezelschap eene aangename
herinnering zal achterlaten en hij het nog eens
hoopt te herhalen met de voltallige liedertafel,
aan welke thans een 30tal leden ontbraken.
Met den trein van 5 u. 20 m. vertrokken ver
volgens de meeste Belgische bezoekers weder
naar Vlissingen en verder naar Ter Neuzen.
Naar wij vernemen heeft de heer Van Cant-
fort, van St. Nicolaas, lid van het bestuur van
den spoorweg MechelenTer Nenzen, die den
pleiziertrein van Brussel gisteren georganiseerd
heeft, het verzoek gekregen om op Zondag den
7en September a. andermaal een dergelijken trein
van Brussel naar Vlissingen en Middelburg te
doen loopen. Bij dit gezelschap zal zich echter, voor
zoover wij weten, geen muziek-vereeniging of
ander begeleidend korps bevinden.
Tllssingen, 25 Aug. Aan de voormalige
marinewerf, thans maatschappij de Schelde alhier,
heerscht tegenwoordig eene ongekende bedrijvig
heid, zijnde aldaar twee zeeschepen in aanbouw,
vier zeeschepen in reparatie en een torpedoboot
gereed tot aflevering, terwijl in de machinefabriek
insgelijks verscheidene werktuigen onder handen
zijn. Van de dokzijde gezien, zou men zich kun
nen verbeelden dat de welvaart van voor dertig
a veertig jaren teruggekeerd was.
Honfenisse, 23 Augustus. Thans kan met
zekerheid gemeld worden, dat op aanstaanden Zon
dag de feestelijke opening van den spoorbootdienst
Walsoorden—-Vlake zal plaats hebben. Vooreerst
zal er een feestreis gemaakt worden van Wals
oorden naar Hansweert, des namiddags te 2 uren,
met twee stoombooten, eene voor genoodigde
„God vergeve u de zonde 1 Gij weet immers
niet wat wij hier weten," mompelde zij.
Lichtenfeld lachte en zei:
„Ja, dat kan ik natuurlijk niet weten, maar ik
kan mij best voorstellen dat er in zulk een zon
derling oud gebouw als dit, stof genoeg te vinden
is voor sprookjes."
„O, dat is het bij óns nietWij hebben zelf de
geraamten gevonden en daar onder den zuilengang,
rechts in den hoek, hebben wij ze begraven, ik
en mijnheer zaliger."
„Wat voor geraamten?"
„Ja, dat is het juist, manheer. Welke geraam
ten? Het was een man en een vrouw, zooals
de dokter zei, die er toen bij was, en wij vonden
hen ingemetseld in het slot, daar waar nu de
schuur is. Er werd toen een muur omgehouwen,
want mijn man, de vroegere heer, heeft eerst die
schuur laten maken."
{Wordt vervolgd)'