N«. 196
122® Jaargang.
1879:
Donderdag
21 Augustus.
„Highly respectable."
AAIT DE GEENZEH
Dit blad verschijnt da gelijk»;
met uitzondering ran Zon- en Feestdagen;
Prijs per 3/m. franco 3,50,
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent,"
Advertentien: 20 Gent per regel;
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels f 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte;
Hoofdagenten voor het Buitenlandde Compagnie générale de puhlicité étrangère 6. L. Daubb en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Joints.
Middelburg 20 Augustus,
FETHLLiBTOlSr.
M0RITZ VON REICHENBACH.
wat luitenant lichtenfeld veewachtte
en wat hij vond.
IHIDDELBURGSCHE
Een beter woord, tot kenschetsing van
het ministerie, dat door zijne samenstelling
weder zoovele politieke profeten tot brood-eters
gemaakt heeft, staat ons niet voor den geest
dan dit moeilijk vertaalbare highly respectable.
Het noemt zich naar zijn samensteller, baron
Van Lijnden van Sandenburg. Vroeger be
hoord hebbende tot die meest gedistingueerdc
groep der anti-revolutionairen, welke veel te
na verwant is aan de conservatieven om in
't gezelschap van dr. Kuyper of ds Buitendijk
behagen te scheppen, heeft hij in 'tjongste
ministerie-Heemskerk eene beweging uitge
voerd, die hém iets nader bracht tot een deel,
het allergematigdste, meest deftige natuur
lijk, der liberalen. Door zijne handigheid
en welbespraaktheid heeft hij eene verandering
onzer rechterlijke inrichting tot stand gebracht,
welke niet als een ideaal, maar toch als eene
verbetering van het vroeger bestaande, als
eene afdoening vooral van iets dat ondragelijk
lang op de agenda stond, gewaardeerd wordt.
Raadsman en vertrouweling onzer vorsten,
schijnen botsingen, als waarover men in den
jongsten tijd zooveel gemompeld beeft, onder
zijne leiding niet te duchten. Reactie ver
wachten wij van hem nietactie Het de
partement van buitenlandsche zaken, dat zijn
zwakke gezondheid, hij zinspeelde vroeger
gaarne op de buitengewoon zwakke oogen,
waarmede hij de geblinddoekte gerechtigheid
vertegenwoordigde, hem vermoedelijk deed
kiezen, geeft tot geen belangrijke handelingen
aanleiding. Aan de fijnheid van den toon
tusschen hem en de diplomaten, die ons land
elders en andere landen in Den Haag verte
genwoordigen, zal onder zijn ministerie zeker
niets ontbreken.
De tweede minister met een politiek ver?
leden, waar iets van te zeggen is, is die van
koloniën, baron 'Van Goltstein. Gunstig zijn
de herinneringen, aan zijn vroeger minister
schap verbonden. Voor spoorwegen en voor
onderwijs in Indië, deed hij meer dan een
VAK
I.
Hjj wilde juist het venster weer verlaten toen
een sterk rooden gloed tusschen de witte heuvelen
op eens zijn aandacht trok. Het vuur spatte als
uit kleine kraters omhoog en dikke, roodgetinte
rookwolken stegen op naar den donkeren, nach
telijken hemel. Dan weder ontwaarde hij een
spookachtig blauwen schijn in de vlammen en
hier en daar flikkerden lange gele en groene licht
strepen. De maan had zich achter de wolken
verscholen en in de daardoor veroorzaakte duis
ternis kwamen al die veelkleurige vuren onheil
spellend en fantastisch uit.
Het was de eerste maal dat Lichteifeld in de
nabijheid der mijndistricten kwam en dus trof
dit schouwspel hem als iets geheel nieuws en
ongewoons.
zijner laatste voorgangers of opvolgers. In
't ministerie-Heemskerk toonde hij karakter,
door te weigeren zijne portefeuille te behou
den, nadat de verkiezingen bewezen hadden
dat de meerderheid van het pays légal met de
richting van 't ministerie geen genoegen nam.
Zijn eigen richting in dat conservatieve kabi
net was echter van dien aard, dat een liberaal
oud-minister getuigen kon dat hij, de oogen
sluitende terwijl de heer Van Goltstein het
woord voerde, zich verbeelden kon zelf te
spreken. Voor korten tijd verscheen van zijne
hand in de Gids een opstel, dat de strekking
had om aan te toonen, dat op ons koloniaal
staatkundig gebied voor het onderscheid tusschen
liberaal en conservatief eigenlijk geen reden
meer bestaat. Van hem nog minder dan van
den heer Van Lijnden is dus terugkeer tot de
verlaten wegen der verouderde beginselen te
wachten.
De heer Van Erp Taalman Kip is een zoo
uitmuntend minister van marine geweest, dat
zijn opvolger niet beter heeft kunnen doen dan
voortbouwen op de grondslagen door hem ge
legd. Den heer Klerck, ingenieur eji spoor
weg-specialiteit, met onze nijverheid in nauwe
aanraking sedert zijne werkzaamheid als voor
zitter der hoofdcommissie voor de Parijsche
wereldtentoonstelling, eene betrekking waar
van hij overigens weinig genoegen beleefd
heeft, schijnt bet departement van water
staat, handel en nijverheid zonder vrees toe
vertrouwd te kunnen worden.
Ziedaar de vier ministers, voor wie het aan
vaarden eener portefeuille geen nieuwigheid en
het leiden van een departement van algemeen
bestuur geen onbekende werkzaamheid is. Zij
hebben in den strijd der partijen ervaring op
gedaan, doch zijn er niet, zooals, zoovele onzer
politieke mannen, in versleten. Voor zoover
zij zich in den, laatsten tijd uit eigen beweging
niet geheel onthielden, hebben de kiezers nog
het hunne gedaan om hen buiten het worstel
perk te houden. Dit is geen oorzaak van
grooter kracht, doch het heeft hun staatkun
dige positie zuiverder gelaten.
Onder de vier overige bewindslieden treffen
wij twee geleerden aandie het tot dusver
weinig vertoonde voorbeeld geven van aan den
ministerszetel boven den professoralen leerstoel
de voorkeur te geven. De hoogleeraar Visse
ring, die sinds bijna 30 jaren de staatsweten-
„Het is waarlijk alsof men in het voorportaal
van de hel komt," dacht hij en bleef voor het
venster staan. „Hm, eigenlijk krijg ik nu een
niet weinig belangrijk gedeelte van mijn vader
land te zien."
Was het de uitwerking dezer opmerking, of
had de slaap hem zoo verkwikt zooveel is zeker
dat hg zijn slechte luim vergeten was.
De trein had het laatste station voor Beuthen
bereikt. Dicht voor zijn coupé verdrong zich
om een lantaren een troep twistende mijnwerkers,
die zich naar de vierde klasse begaven. In
plaats van hun gekijf hoorde hij nu uit den coupé
naast zich, die zooeven geopend werd, het wellui
dend dust van een keffend schoothondje en een
schreeuwend kind.
„Neen, conducteur, daar wil ik niet in," riep
op hetzelfde oogenblik een heldere stem op het
perron, „maak het compartiment er naast voor mij
open."
„Maar dat is een rookcoupé."
„Ach dat doet er niet toe: ik ga niet verder
dan Beuthen."
Tegelijkertijd werd het portier van den conpé
waarin Lichtenfeld zat opengerukt en vertoonde
zich een kleine, puntige dameshoed met een veder.
Daarop vloog er een plaid en een taschje naar
binnen, gevolgd door een klein bevallig persoon
tje, dat men nog niet precies een dame kon noe
men, ofschoon zij er uitzag alsof zij hoogst ge
belgd zon wezen als men haar als kind aansprak.
Onwillekeurig lachend bukte Lichtenfeld zich, om
schappen aan onze eerste universiteit onderwijst,
het éminente hoofd der liberale staathuishoud
kundige school, welke zich in de laatste jaren het
meesterschap door eene jongere richting zag
betwisten, aanvaardt op 61 jarigen leeftijd den
niet geringen last der portefeuille van financiën.
Prof. Modderman valt als minister van justitie
het groote werk ten deel van het tot stand brengen
van het nieuwe strafwetboek, dat hem als lid
der voormalige staatscommissie tot het ontwer
pen er van, minder dan iemand vreemd zal
wezen. De kolonel A. E. Reuther, sous-chef
der afdeeling artillerie aan het ministerie van
oorlog, is opvolger van den heer Den Beer
Poortugael. Van hem weten wij niets, dan
uit de Indépendance het bericht dat hij een
streng katholiek is. De hoop is ons alleen
vergund dat het hem gelukken moge de voet
stappen van zijn voorganger te drukken, voor
wien wij, gedurende zijn kortstondig minister
schap, wegens zijn flink partij kiezen voor
den persoonlijken dienstplicht en de vele kleine,
doch nuttige verbeteringen aan welke hij on
gestoord voortwerkte, meer dan gewone sym
pathie hebben opgevat.
Het departement van binnenlandsche zaken,
vóór de splitsing beschouwd als het gewich
tigste van allen, naar welks titularis onze
kabinetten zich gewoonlijk noemden, komt in
handen van den heer Six, dien wij sedert
Mei 1876, toen hij in onze provincie de hoog
ste waardigheid aanvaarddehebben leeren
achten en eeren. Het Engelsch epitheton, dat
wij voor het ministerie kozen, zal zeker
niemand hem ontzeggen. Aangenaam en wel
willend van manieren, zonder politiek verleden,
doch door zijne vroegere betrekkingen veel
zijdige ervaring in den staatsdienst verworven
hebbende doet zijn optreden in een nieuwen
werkkring gunstige verwachtingen geboren
wórden, van welke ieder, die hem hier heeft
leeren kennen, vertrouwt dat zij niet teleur
gesteld zullen worden.
Dit ministerie is er dus een waarmede men,
voor binnen- en buitenland, voor den dag kan
komen en het strekt den heer Van Lijnden
tot eer, dat hij het tot stand heeft weten te
brengen. Zal het beantwoorden aan de eischen
van den staatkundigen toestand Zullen deze
mannen beproeven, de hooggaande golven on
zer politieke zee, beroerd door de stroomingen
der onvervulde volksbehoeften, die bevrediging
den reistasch die voor zijn voeten lag op te rapen
en de jonge dame te overhandigen.
„O dank u," zei zij, terwijl zij haar kaartje
zocht en een vluchtigen verkenningsblik op haar
reisgenoot wierpdaarop sprak zij half naar het
venster gekeerd, bij wijze van verontschuldiging:
„in den damescoupê zaten al zes personen, twee
kinderen en een hond."
„Dan is het heel natuurlijk dat gij daar niet
bij wildet zitten," zei Lichtenfeld vroolijk.
„Niet waar' En die eene dame was zóo dik."
Daarbij spreidde zij beide handen en armen uit
en keerde zich naar hem toe, als had zij plotse
ling vertrouwen in hem gekregen.
„Een aankomend meisje," dacht deze, „maar
met welsprekende oogen en mond," en met die
mengeling van hoffelijkheid en bescherming,
welke het gedrag der meeste jongelieden tegen
over aankomende meisjes gewoonlijk kenmerkt,
bukte hij zich nn ook om haar plaid op te rapen
en spreidde dien met eenige opmerkingen over
damescoupés in het algemeen en honden en kin
deren op reis in 't bijzonder, over de knieën zijner
reisgenoote.
„Eigenlijk heb ik het volstrekt niet koud,"
zei zij, „want ik was bijna te laat aan den trein
gekomen en heb mij erg warm geloopen. Geluk
kig had ik een retourbiljet."
„Dus moest gij ver loopen tot aan het station
„Neen, volstrekt niet, mijn vriendin woont er
vlak bij; maar wij hadden zoodanig onzen tijd
verpraat dat de trein al aankwam, toen ik de
beginnen te eischen, opgezweept door den
storm der kerkelijke en godsdienstige hartstoch
ten, te stillen met de olie hunner geleerd
heid, hunner gematigdheid, hunner welwillend
heid, hunner fijne manieren Wij hopen
dat hunne eerzucht eeue hoogere.4jzal zijn. Het
oogenblik schijnt ons niet ongunstig voor een
ministerie van gematigde, nieuwe en bekwame
mannen, om de hand te slaan aan de oplossing
van eenige der groote vraagstukken, die ons
staatsleven beroeren. De liberale meerderheid
in de tweede kamer is van de zetels der
regeering gevallen door bare eigen machteloos
heid en haar gebrek aan samenhang. Van
haar is geen verzet te wachten tegen pogingen
om wat zij in gebreke bleef te doen, tot stand
te breDgen, zoo niet geheel in haar eigen geest,
dan toch ook niet in eene richting aan de hare
vijandig. Door zoodanig verzet zou zij eene
daad plegen, welke met zelfmoord gelijk zou
staan en de toekomst der liberale richting voor
langen tijd hopeloos zon maken.
Mochten de ministers hnnne taak in dezen
zin opvatten, dan geven hunne namen ons aan
vankelijk aanleiding tot de hoop, dat wij hen
niet zonder sympathie op hunnen weg zullen
kunnen volgen. Bepaalden zij zich tot de in
deze tijden onvoldoende werkzaamheid van een
cabinet d'affairesof zagen zij, erger dan dat,
in hun optreden na een verslagen liberaal
bewind, eene aanleiding tot regeeren in anti-
liberalen geest, dan zou ons dat om meer dan
eene reden innig leed doen. In de eerste plaats
om de, in dat geval, andermaal opgeofferde
belangen van het land. In de tweede plaats
omdat een stel nieuwe namen er door bedorven
zou worden en in de staatkundige wereld het
highly respectable niet zoo algemeen toepas
selijk is, om niet met verdriet te zien dat zij,
van wie men het nu nog zonder vrees voor
tegenspraak mag bezigen, hunne aanspraken
erop in gevaar brengen.
In de heden namiddag gehouden zitting van
den gemeenteraad van Middelburg werden de ge
loofsbrieven van het nieuwgekozen raadslid, den
heer mr. J. A. van Hoek, onderzocht en tot zijn
toelating besloten.
Een voorstel van burg. en weth. om nadat door
het rijk de bestrating van den bermweg naar
Ylissingen zal hebben plaats gehad, het onderhoud
van den weg Middelburg—Abeele zonder tol-
deur uitging. Toen heb ik geloopen, zoo hard
als ik kon, en de oude meid, die mg brengen
zouraakte buiten adem en liet mij onderweg in
den steek. Maar ik wilde niet te laat komen
want mijn zuster is zoo angstig en mijn zwager
komt mij afhalen."
„Zijt gij dan niet bang om alleen te reizen?1'
Zij zag hem verwijtend aan en zei trotsch
„Bang Ik ben niet bang, mijnheer. Bang
zijn is kinderachtig!"
„O, ik dacht maar zoo," zei Lichtenfeld eenigs-
zins verlegen, „het kwam mij onwillekeurig in de
gedachte omdat ik daar zooeven op het perron
eenige lieden zag, die er niet zeer geruststellend
uitzagen en die een dame alleen zeker liever zou
willen ontwijken
„Mijnwerkers waarschijnlijk," zei het dametje.
„Ja en bovendien beschonken, geloot ik. Zij
spraken tot mijn verbazing Italiaansch."
„Wel mogelijk, wij hebben veel Italianen onder
de mijnwerkers."
„Ach daaraan zijn dan zeker die veelvuldige
mes-geschiedenissen toe te schrijven, die de Silezi-
sche courant zoo dikwijls onder de rubriek
„Beuthen" vermeldt."
„Ja, wanneer onze „Watervlakken" elkaar maar
slaan, «teken de Italianen dadelijk toe."
„En komt dat dikwijls voor
„Heel dikwijls."
„En zijn dus die talrijke moordverhalen in dit
district ook geen verzinsels?"
„O neen, éen moordaanslag of een wezenlijke