N°. 195
122e Jaargang.
1879.'
Woensdag
20 Augustus.
AAN DE GRENZEN.
Dit blad verschijnt da ge lij kt,"
mat uitzondering van Zon- en Feestdagen?
Prijs per 3/m. franco 3,50,
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Céat.'
Advertentien: 20 Gent per regel?
Geboorte-, Tronw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20,
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte?
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère G. L. Daubk en Gie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones.
Middelburg 19 Augustus,
FEUILLBTON.
MORITZ VON REICHENBACH.
COURANT.
Het lang verwachte nieuwe ministerie is sa
mengesteld als volgt:
baron C. Th. Yan Lijnden van Sandenburg, bui-
tenlandsche zaken
professor A. E. J. Modderman (Leiden), justitie
jhr. mr. W. Six, commissaris des konings in Zee
land, binnenlandsche zaken
W. F. van Erp Taalman Kip, marine;
professor S. Vissering, financiën
A. E. Reuther, kolonel der artillerie, oorlog;
W. baron van Goltstein, koloniën
Jhr. Klerck, waterstaat.
Het bovenstaande bericht deelden wij heden
middag per bulletin mede aan onze lezers, welke
dit nog vóór het nommer der courant kon be
reiken. Reeds vroeg in den ochtend werd het te
'sHage eveneens per bulletin door het Dagblad
medegedeeld, en later kregen wij het bericht, dat
deze combinatie officieele waarheid bevatte. De
crisis is dus ten einde, én hare bespreking moet
plaats maken voor de beschouwing der verras
singen, welke de oplossing ons biedt.
Door den heer A. Jansen is in de jongste
aflevering van den Economist een opstel geplaatst
over „vrouwelijke postambtenaren", dat zeer ge
schikt is, en ook ten doel heeft, om aan vele
illusiën omtrent de geschiktheid van vrouwen,
om in het bekleed en van ambtenaars-betrekkingen
met mannen volkomen op éene lijn gesteld te
worden, den bodem in te slaan. Het kan echter
tevens, naar het ons voorkomt, uitermate bevor
derlijk zijn om de beperkte en behoedzame toe
lating van vrouwelijke ambtenaren tot het post
wezen, zooals die door het kon. besluit van 2
Dec. 1878 ten onzent is ingevoerd, te doen toe
juichen en de volledige en milde uitvoering van
dien maatregel met allen ernst te doen wenschen.
De schrijver begint met te erkennen, dat ten
gevolge der steeds toenemende materieele eischen
van onzen tijd, het voor vele vrouwen meer en
meer moeilijk wordt tot hare ware bestemming
als echtgenoote en moeder te geraken en dat
mede, als een gevolg daarvan, het streven om
aan de vrouw rechten en vrijheden te verschaffen
in overeenstemming met hare krachten, eene
voortdurend meer algemeen gevestigde overtui
ging wordt.
Vervolgens betoogt hij dat de vraag, of vrou
wen, voor zoover den dienst bij de posterijen in
zijn geheelen omvang betreft, aan alle eischen
voldoen om met mannen op gelijke lijn te worden
gesteld, niet anders dan ontkennend beantwoord
kan worden. Daartegen verzetten zich haar ge-
VAN
WAT LUITENANT LICHTENFELD VEHWACHTTE
EN WAT HU VOND.
„Hebt gij nw revolver niet vergeten, Lichten-
feld
„Ik heb zelfs een splinternieuwen gekocht:
men kan nooit weten in welke hachelijke positie
men daar ginds komt."
„Nu hoor, zulk een positie kan ik u met de
noodige zekerheid voorspellen, maar tegen de-
gevaren die ik uit eigen ervaring van de Ober
Silezische grenzen weet, zou insektenpoeder u nog
meer helpen dan een revolver."
„Stel u gerust, ook dat behoort tot mijne uit
rusting."
„En karbolzunr en andere ontsmettingsmiddelen
mis van de noodige lichamelijke geschiktheid,
alsmede enkele, bezwaren van zedelijken aard.
Vele werkzaamheden op groote kantoren, de
nachtdiensten en de dienst op spoorweg-postkan
toren, vorderen groote lichamelijke inspanning en
Werken op de meeste gestellen afmattend. Gezonde
vrouwen zullen daartegen reeds, wegens hare
zwakker spieren en veel gevoeliger zenuwen,
minder bestand zijn dan mannen. Doch het is
bekend dat vrouwen, op jeugdigen leeftijd vooral,
meer onderhevig zijn aan kwalen als bloed-armoede,
bleekzucht, migraine en daaruit voortvloeiende
gebreken in de spijsverteering, dan jonge mannen.
Behalve veelvuldiger stoornis in den dienst, zal
daarvan het gevolg zijn dat vrouwelijke ambte
naren spoediger dan mannelijke, voor de werk
zaamheden geheel ongeschikt worden. Bij deze
eerste oorzaak van veelvuldige afwisseling van
personeel, welke voor. iederen tak van dienst
schadelijk is, voegen zich, wat de vronweu betreft,
nog andere. Het huwelijk en elke andere veran
dering van positie zullen haar, meer dan mannen,
aanleiding geven om de ambtenaars-loopbaan
vaarwel te zeggen. Zij zullen minder dan man
nen, geschikt zijn om op ieder oogenblik, tot
vervulling eener tijdelijke vacature, naar eene
andere plaats gezonden te worden. De man toch,
is overal waar hij komt dadelijk op zijne plaats.
Heeft hij een gezin, dan volgt hem dit bij zijn
vertrek, terwijl het meisje vaak van hare familie,
waarin zij tot dusverre steun vond, zal moeten
scheiden om zich verlaten in den vreemde te
vestigen. Uit een oogpunt van zedelijkheid en
welvoegeiijkheid eindelijkzullen vrouwelijke
ambtenaren verschoond moeten blijven van alle
nachtdiensten en van de ambulance-diensten op
de spoorweg-postkantoren, hetgeen niet anders
dan ten koste van het mannelijk personeel zal
kunnen geschieden.
De schrijver geeft, tot staving van dit betoog,
een overzicht van de bepalingen in alle landen,
waar vrouwen bij het postwezen zijn toegelaten.
Wij moeten bekennen dat dit overzicht ons ver
rast en in zekeren zin teleurgesteld heeft. Zoo
achteraan hebben wij niet geweten dat Nederland
kwam, toen wij vóór nog geen jaar den maatregel
van den minister Tak van ganscher harte toe
juichten, waarbij ook voor de Nederlandsche
vrouwen de deuren onzer postkantoren op een
kier gezet werden. De heer Jansen leert ons nu,
dat er op dat oogenblik bijna geen beschaafde
staat meer was, welke ons op dezen weg niet
sinds lang voorgegaan was. De Vereenigde Staten
natuurlijk op de ruimste schaal. Daar vond men
in 1876 op een beambten-leger van 52,354 personen,
4566 vrouwen. Van de 36,383 postkantoren
stonden 2500 onder directrices; op de kantoren
vond men 2000 en bij de generale directie 66
dames-commiesen. Hierna volgt Engeland, waar
„Wat, moet dat binnengesmokkelde vee ook
nog door ons eigenhandig ontsmet worden?"
„Neen, dat niet, maar men kan nooit weten of
men „daar ginds" niet juist een typhus-epidemie
aantreft. Daar is altijd zoo iets aan de hand."
De luitenant baalde de schouders op.
„Niemand kan zijn noodlot ontgaan," decla
meerde hij pathetisch, „ik ben meer bang voor ver
veling dan voor typhus."
De jonge officieren die zich voor den coupé
verdrongen, waarin zooeven hun kameraad had
plaats genomen, werden beleefd verzocht zich te
verwijderen. De portieren werden gesleten en de
bel luidde ten derde male.
„Vaarwel, Lichtenfeld „Adieu, vrienden,"
klonk het nog eens, en de laatste tonen werden
overstemd door het schrille fluitje der locomotief
en het gesnor van den vertrekkenden trein.
Een oogenblik later lag het station van Breslau
reeds achter hem en stoomde luitenant Lichten
feld zijn verwijderd doel, het stadje Beuthen in
het Ober-Silezische mijndistriet te gemoet.
„Als ik daar ten minste maar blijven kon,"
zuchtte hij, terwijl hij zich behagelijk in de zachte
kussens nedervleide, „maar mijn regiment ligt in
die afschnweljjke Poolsehe grens-dorpen. En ik
had mijn vrijgezellenwoning in Breslau juist zoo
netjes ingericht! Maar ik ben nu eenmaal een
ongeluksvogelWerden er vroeger ooit Bres-
lauer officieren naar de grenzen gestuurd om den
vrouwen van haar 16e tot haar 30e jaar bij het
postwezen kunnen komen, op traktementen van
ƒ432 tot ƒ1800, tot het verrichten van bepaalde
werkzaamheden, onder bijzondere reglementen.
Eene volledige statistiek van haar aantal ont-
ireektte Londen, Edinburg en Dublin vond
men alleen 1453 vrouwelijke ambtenaren. In
Frankrijk waren van de 30,530 post-ambtenaren
in 1876 ongeveer 4000 vrouwen, meest op kleine
kantoren, op traktementen van 800 tot 1400 fr.,
bij uitzondering 1600 a 1800 fr. In Zwitserland
waren, van de 5148 beambten, 392 vrouwen
werkzaam op kleine kantoren, tegen lager bezol -
diging dan de mannen. Zweden had onder zijne
3580 postbeambten 2 directrices, 89 posthondsters
en 80 sur numérair es. Italië volgt sinds 1870 de
Fransche bepalingen. In Denemarken telde men
in 1876 16 directrices, 19 dames-commiesen, 2
brieven-bestelsters, en 8 post-bodinnen. Oosten
rijk laat sinds korten tjjd vrouwen van 18 tot
40 jaren toe, voor dienstverrichtingen, die niet
meer dan 8 uren daags van haar mogen vorderen.
Hoiigarije had in 1876 114 post-directrices en 50
dames-commiesen, op een korps van 4286 be
ambten. In het Duitsche rijk laat men het ras
der vrouwelijke post-beambten uitsterven, doch
vóór dat het rijk tot stand kwam, vond men ze
in verschillende kleine staten en op dit oogenblik
worden ze nog in Wurtemberg, dat een onaf
hankelijk postgebied bezit, toegelaten. België
eindelijk vergunt alleen aan de directeurs van
kantoren, waar geen commiesen geplaatst zijn,
zieh door hun vrouwelijke bloedverwanten te
doen bijstaan tegen een maximum-jaarWedde van
300 franken.
De lijst is lang, doch wij hebben haar niet
willen verkorten, téneinde wèl te doen uitkomen
hoe uitdrukkelijk de ervaring uitspraak had ge
daan en met hoeveel recht de Nederlandsche
vrouwen zich konden beroepen op het voorbeeld
van bijna de geheele beschaafde wereld, toen
eindelijk het billijkheidsgevoel en de doortastende
zin van den minister Tak erin slaagden, haar
te geven wat op korten afstand buiten onze
grenzen reeds sinds geruimen tijd haar deel
geweest zou zijn.
Wanneer wij nn verder bet oog laten gaan
over al deze bepalingen, die in den Economist
uitvoeriger worden medegedeeld dan ons bestek
toelaat, dan treft het ons dat daarin overal de
oude wet gehuldigd wordt: dat men rekening moet
houden met de Datuur der dingen en niet moet
trachten die te verwringen. Omdat de vrouwen
zwakker van lichaam zijn, omdat zij in den regel
in organiseerend en administratief talent achter
staan bij mannen, omdat voor haar andere regelen
van kieschheid en welvoegeiijkheid gelden dan
voor het sterker geslacht, daarom worden zij
overal slechts toegelaten tot de lichtere soort
smokkelhandel te beletten en het verspreiden van
die verwenschte veepest te verhinderen Heeft
men ooit zoo iets beleefd? Neen dat is eerst in
de mode gekomen, sedert ik officier ben. En nu
die Müllendorf! Hij is zijn leven lang nog niet
ziek geweest en zoodra hij het kommando aan de
grenzen heeft, beweert hij ongesteld te zijn, krggt
verlof om redenen vaD gezondheid en ik moet
in zijn plaats naar Essschi - ja, hoe heet dat
ellendige nest ook weer?"
Hij haalde een portefeuille en een kaart uit
en spelde den naam Krsidzmowitz heel langzaam
uit, om hem beter te kunnen onthouden, over
tuigde zich op de kaart nogeen3 van het feit dat
hem eigenlijk reeds lang bekend wasdat Krzid-
zanowitz vlak aan de grenzen en noch aan een
spoorweg, noch aan een straatweg lag en hernam
daarna zijn vroegere gemakkelijke houding, zonder
zijn stemming in het minst verbeterd te hebben.
Een hagelbui, van regen en sneeuw vergezeld,
die tegen het venster sloeg, droeg er ook niet
toe bij om hem op te vroolijken. De velden, die
rechts en links te zien waren en waarvan eerst
kortelings de laatste sneenw verdwenen was,
zagen er vaal en onoogelijk uit en de kale boomen
werden door den zoogenaamden „voorjaarswind"
erg heen en weder geschud; terwijl het in den
coupé zelf naar ouden tabaksdamp rook.
Men kan het den luitenant Lichtenfeld niet
kwalijk nemen dat hg op dien guren Maartschen
van werkzaamheden, tot de kleinere postkantoren,
onder beperkende bepalingen en op daaraan be
antwoordende lagere bezoldiging. Waar de regle
menten met deze natuurwetten ni9t uitdrukkelijk
rekening houden, zooals in Amerika, daar komen
ze toch, tengevolge van den aard der dingen en
van de zeden, tot haar recht. Wg zagen dat,
ondanks het groote gebrek aan geschikt personeel
en ondanks de veel verder gevorderde „emanci
patie" der Amerikaansche dameshet aantal van
haar die bij de posterijen geplaatst zijn, altijd
nog slechts eene kleine minderheid tegenover het
korps mannelijke ambtenaren uitmaakt.
Wij verheugen ons daarom, na kennis genomen
te hebben van het betoog van den heer Jansen,
andermaal over de beleidvolle en bevredigende
wijze, waarop door het besluit van 1878 de toe
lating van vrouwen tot den postdienst eindelijk
mogelijk is geworden. Volkomen gelijkstelling
met mannelijke ambtenaren is voor haar evenmin
verlangd door ons, als door eenig oprecht voor
stander van hare belangen, die, zonder aan
ongerijmde emancipatie-droomen toe te geven,
eenvoudig wenscht dat ook ten opzichte onzer
vrouwen rekening gehouden worde met de veran
derende eischen des tijds en aan haar de rechten
toegekend wordenwelke de rechtvaardigheid
verbiedt haar te onthouden. Dat van die rechten
geen onstuimig of onberedeneerd gebruik gemaakt
zou worden, daarvoor leverde de aard der Neder
landsche zeden en de langzaamheid, waarmede
deze zich tot een nieuw denkbeeld schikken, een
meer dan voldoenden waarborg op. Zooveel te
noodiger was het echter dat ten onzent de regee
ring eens het voorbeeld gaf. Wie weet of van
dat voorbeeld het gevolg niet zijn zal dat in
Nederland eenmaal hetzelfde te zien zal zijn wat
men, zonder zich naar Amerika te begeven, in
tal van Europeesche landen sinds lang aanschouwen
kan: duizende vrouwen, door de omstandigheden
niet tot een huwelgk naar haar keus gekomen,
door haren aanleg en haren smaak niet geschikt
voor de betrekkingen van onderwijzeres, gouver
nante, gezelschapsjuffer, huishoudster, modemaak
ster of naaister, doch die als bureauliste, boek-
houderes, kassierster en in soortgelijke betrekkingen
in dienst van particulieren of van den staat, zich
een eerlijk en onafhankelijk bestaan verschaffen.
De rijkscommissie voor de examens ter verkrij
ging van een diploma als stuurman aan boord
van koopvaardijschepen, ingesteld naar aanleiding
van het kon- besluit van 5 Mei 1877 (St. bl. no.
98), gewijzigd en aangevuld bij kon. besluit van
17 Februari 1879 (St. bl.no. 37), zal, aanvangende
den 9en September a. ten 9j uur des morgens,
zitting houden te Amsterdam, in het raadhuis
aldaar.
Zij, die tot een dier examens wenschen toege-
dag, waarop wij hem leeren kennen, de wereld
eenigszins beschouwde als een grooten inktpot en
zich zelf als een vlieg die er ingevallen was,
waardoor zijne bespiegelingen over het tegenwoor
dige en de toekomst ietwat zwart gekleurd werden.
Onder zijne schertsende kameraden had hij zich
het geval nog zoo erg niet voorgesteld, maar
nu
Hij rookte melancholiek een sigaar, keek mis
troostig uit het venster en verzonk weldra in
een droevig-onderworpen middagslaapje.
Dit slaapje moet vrij lang geduurd hebben,
want toen hij ontwaakte was het avond en brandde
er licht in den coupé. Hij keek op zijn hor
loge. Het doel van zijn reis voor heden kon
niet ver meer af zijn. Hij liet het raampje zakken
en zag naar buiten over een met sneeuw bedekt,
heuvelachtig landschap, dat door de maan verlicht
werd.
„Ha, ha, sneeuw," bromde hij, „ja natuurlijk,
hier zit men nog midden in den winter, terwijl
wij in Breslau reeds aan de lente dachten."
{Wordt vervolgd),