N°. 184. I22e Jaargang, 1879' Donderdag Dit blad veracMjnt dagelijks} met uitzondering van Zon- en Feestdagen» Prijs per 3/m, franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent, Advertentien: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels f1,50 iedere regel meer 0,20. Qroote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de puhlicité étrangère G. L. Daube en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Eisbach en Jones. Middelburg 6 Augustus, Be verspreiding der geneeskundige hnlp, onder de wetten van 1865. COURANT. 7 Augustus. Vervolg Na in het eerste gedeelte van ons overzicht (M. Ct. van 4 dezer) uit het verslag der ge neeskundige inspecteurs den feitelijken toestand met betrekking tot de verspreiding der genees kundige hulp in ons land te hebben doen kennen, blijft ons over te zien wat het ge voelen dezer ambtenaren is ten aanzien van de mate, waarin deze toestand bevredigend geacht mag worden, de opzichten waarin hij verbetering noodig heeft en de middelen welke daartoe kunnen leiden. Onderzoeken wij daartoe eerst wat naar hunne voorstelling de meest gewenschte toe stand zou zijn. Hun ideaal is volstrekt niet, dat op ieder dorp of gehucht een med. doctor of arts ge vestigd moet wezen. »De bekwaamste, ijverigste, voor de wetenschap zoowel als voor de praktijk meest gezêleerde geneeskundigen, zooals men die liefst overal zou vinden, worden op het platteland hoofdzakelijk daar aangetroffen, waar ze in eene rnime streek een veel omvattenden ^erkkring vinden, die genoeg afwisseling geeft van indrukken en van bezigheid om levenslost en ijver gaande te houden en hen tevens in staat stelt, behoorlijk in de behoeften van hun gezin te voorzien. «In een tal van voorheelden ziet het geneeskundig staatstoezicht de bewijzen hiervoor, even zoowel als de bewijzen, dat een te beperkte werkkring van den genees heer op het platteland, zelfs dan wanneer het financieel bestaan voldoende is, niet bevredigt maar demoraliseert en dikwijls lusteloosheid, zoo niet erger, veroorzaakt. «De beperking der praktijk van den geneeskundige tot éene plaats is daarom reeds in den regel voor het platte land volstrekt niet wenschelijk en de vestiging van een geneeskundige in elke kleine gemeente zou oneindig grooter nadeel doen dan zij voordeel kon aanbrengen. //De meest wenschelijke toestand ware, naar onze over tuiging, wanneer uit een voldoend aantal plaatsen, op et. voor de bereikbaarheid der hulp niet te grooten afstand van hoogstens een uur gaans, voor alle kleinere gemeenten of plaatsen de hulp van een bekwaam geneeskundige te verkrijgen was, en wanneer dan tegelijk, door eene ruimere verspreiding van vroedvrouwen, in de meest dringende en meest spoed vereischende behoefte aan hnlp op korten afstand te voorzien was." Bestaat er kans dat deze ideaal-toestand verwezenlijkt zal worden onder de door de wetten van 1865 gestelde voorwaarden tot verkrijging der bevoegdheid van geneeskundige? Of is de bewering gegrond van hen, die uit de natuurlijke en voorziene vermindering van het aantal geneeskunst-oefenaren sedert 1865 de slotsom getrokken hebben dat er schaarschte bestaat en zal blijven bestaan, bij het leger en de vloot zoowel als op het platteland De inspecteurs beantwoorden de eerste vraag even bevestigend, op grond van de cijfers der jaarlijks tot de uitoefening der geneeskunde toegelaten wordende studenten, als zij de tweede beslist ontkennend beantwoorden, op grond dat men het vóór 1865 aanwezige getal geneeskunst-oefenaren geenszins als maatstaf voor de wezenlijke behoefte heeft aan te nemen. Zij beroepen zich, tot staving hunner eerste bewering, op het aantal uitgereikte akten. In de eerste zes jaren na 1865 bedroegen deze in 't geheel slechts 122, wat bij de opheffing van den stand der plattelands-heelmeesters, niet te verwonderen was, dewijl op datoogen- blik het aantal studenten in de geneeskunde te klein was om in de eerste jaren een grooter aantal geschikte candidaten voor het arts examen te kunnen afleveren. Maar reeds in het tweede zestal jaren werden 260 akten uitgereikt, dus meer dan het dubbele, en in JL878 klom het aantal akten tot 52, In 1868 vond men aan de universiteiten en het atheneum 315 militaire en burgerlijke geneeskundige studenten; 5 jaren later was hun aantal ge klommen tot 457 en hij 't begin van den aea- demischen cursus 1878'79 bedroeg het 675 (waaronder 223 militairen). Op deze toene ming gronden de inspecteurs de onderstelling dat het aantal toegelaten wordende artsen trapsgewijs nog verdubbelen en het cijfer van 90 per jaar ongetwijfeld bereiken zal, wat naar hunne berekening voor alle behoeften van den burgerlijken en den militairen dienst volkomen voldoende zal wezenvooral nu de bezwarenvoor een groot aantal studenten verbonden aan de partieele en gebrekkige toepassing der staatsexamens, opgeheven en de eischen voor de toelating als arts voor allen gelijk gesteld zijn. Er blijft dan over, wanneer met de inspec teurs mag aangenomen worden dat de aan trekkingskracht van het beroep en de wetenschap groot genoeg zal zijn om een voortdurenden aanvoer van geneeskundigen te verzekeren, te onderzoeken welke middelen aangewend kunnen worden om in de nog te schaars bezette streken de vereischte geneeskundige hulp te verkrijgen. „De hulp van bekwame geneeskundigen ontbreekt niet, lezen wij in 't verslag, waar deze een bevredigenden werkkring en een behoorlijk bestaan kunnen vinden. Het moet dus voor de plaatsen, die tot nutoe niet voldoende van geneeskundige hulp verzekerd waren, de vraag zijn langs welken weg die voorwaarden kunnen vervuld worden." Vier middelen kunnen daartoe leiden: lo behoorlijke regeling der bezoldiging van den geneesheer vanwege de gemeente of van wege de armbesturen, waardoor de kostelooze behandeling der armen verzekerd wordt; 2o organisatie van goed ingerichte zieken fondsen voor mingegoeden; 3o behoorlijke betaling, zoo noodig waar borging van een minimum van inkomsten, door de meer gegoeden; 4° samenwerking van verschillende kleine of arme gemeenten, teneinde gezamenlijk te ver krijgen wat voor ieder op zichzelf onbereik baar zou wezen. Omtrent elk dezer middelen wordt in het verslag het een en ander opgemerkt. Zoo, wat de behoorlijke betaling door de meer ge goeden betreft, dat men zich wel de groote kosten getroost, die ziekten onvermijdelijk na zich sleepen, maar er zelden iets voor over heeft om zich ten allen tijde van goede genees - kundige hulp te verzekeren. Zoo, wat de samenwerking der gemeenten betreft, dat daarin menigmaal het middel te vinden zou zijn om in de bestaande behoefte te voorzien, doch dit maar al te veel door naijver en kleingeestige inzichten van allerlei aard wordt tegenge houden. Bij eenigszins algemeene toepassing van deze maatregelen zouden er slechts enkele gemeenten overblijven, zooals de eilanden Urk, Marken, Vlieland, Ameland en sommige meer, welker geïsoleerde ligging de vereeniging met andere zoo goed als onmogelijk maakt en waar de armoede en het gering aantal der bevolking overwegende bezwaren opleveren om zich met eigen middelen te helpen. Voor die uitzonde ringen zou het beginsel van staatshulp aange nomen moeten worden, hetzij door rechtstreek- sche subsidie, hetzij door het stichten van enkele beurzen, waardoor bekwame jongelieden, voor wie de geneeskundige studie anders te kostbaar zou zijn, daartoe in de gelegenheid gesteld werden op voorwaarde van zich een zeker aantal jaren op de hier bedoelde plaatsen te vestigen. Dergelijk middel van staatshulp werd ook onder de wetgeving van 1818 herhaaldelijk toegepast en zon ook nn, mits aan het excep tioneel karakter daarvan streng werd vastge houden, geen overwegende financieele bezwaren opleveren. Kan echter langs deze wegen in de behoefte aan geneeskundige hulp, zooals de inspecteurs zich die voorstellen, naar behooren voorzien worden, dan blijft er éen tak, de meest spoedeischende en niet de minst gewichtige, over, welke op andere wijze bevrediging eischt. Wij bedoelen de gewone verloskundige praktijk, door vroedvrouwen uitgeoefend. Het is bekend dat door de geneeskundige leden der staten- generaal voortdurend bij de ministers van binnenlandsche zaken wordt aangedrongen op behartiging van dit gedeelte der geneeskundige opleiding en zonder gevolg zijn deze aanma ningen niet gebleven. In het verslag wordt erop gewezen hoe de gemeentebesturen ook tot de vervulling van deze behoefte, door niet te bekrompen betaling en zoo noodig door samenwerking, veel kunnen toebrengen. Het verslag vestigt echter op eene andere zijde der quaestie de aandacht. //Er is verband, - lezen wij, tusschen het gering aantal vroedvrouwen en den overvloed van geneeskundigen in sommige streken. De overvloed van geneeskundigen maakt dat sommigen in hun behoeften trachten te voor zien, door zich ook van die praktijk meester te maken welke aan vroedvrouwen behoorde overgelaten te worden. Met miskenning van het voordeel, dat de vestiging van eene vroedvrouw voor den geneeskundige oplevert, door hem van een tijdroovend en slecht beloond gedeelte van zijn arbeid te ontlasten en voor een al te veelvuldig storen zijner nachtrust vrij te waren, houden deze geneeskundigen de vestiging van vroedvrouwen tegen. Waar geneeskun digen verloskundige hulp verleenen voor denzelfden prijs als vroedvrouwen gewoon zijn te ontvangen, daar worden de vroedvrouwen noodzakelijk verdreven. Sommigen gaan zelfs nog verder. Toen niet lang geleden uit een ge meente in Zuid-Hólland met tusschen 3 en 4000 in woners de vroedvrouw vertrok en de geneeskundige in specteur hij het gemeentebestuur op de aanstelling eener andere vroedvrouw aandrong, bood een daar gevestigd plattelands-heelmeester aan, de taak der vroedvrouw op zich te nemen; voor een traktement van 50 minder dan de vroedvrouw had genoten. Die verzoeking bleek voor den gemeenteraad te sterk en er kwam geen vroedvrouw. Het is zelfs gebeurd dat geneeskundigen, bij de vestiging eener vroedvrouw, hun prijs- voor verlossingen verlaagden. //Eerst wanneer het aantal geneeskundigen hier en daar tot een rationeel en normaal getal zal zijn gedaald, zullen gemeentebesturen meer bereid worden bevonden om aan vroedvrouwen een behoorlijke toelage te geven en zal het voor deze minder moeilijk worden, ten platten lande een bestaan te vinden." Ook hier verwachten dus de inspecteurs van den natuurlijken loop der zaken onder de wet geving van 1865 het trapsgewijs intreden van den door hen gewensehten toestand. Behoud van het beginsel der eenheid van stand, in die wetgeving nedergelegd, waaronder verstaan wordt eenheid van universitaire, wetenschappe lijke opleiding, is volgens hen de onafwijsbare voorwaarde om te komen tot het verkrijgen van een geneeskundigen stand, talrijk genoeg voor de wezenlijke behoefte en voldoende aan de eischen, voor eene beschaafde en welvarende natie met recht gesteld. Het prijs geven van dat beginsel zou datgene, wat na langen strijd in 1865 verkregen is, voor een lange toekomst weder bederven, zonder waarborgen te geven voor datgeen ieder verlangt: zooveel mogelijk gelijkmatige verspreiding van bekwame genees kundige hulp over alle deelen des lands. Volgens de Amst. Ct. zal het ministerie, waar van de optreding eerstdaags te verwachten is, samengesteld zijn uit de heeren Van Lijnden (justitie), Heemskerk (binnenlandsche zaken en waterstaat), Taalman Kip (marine), Van der Does de Willebois (buitenlandsche zaken), Beijen (oorlog), en Watten- dorff, oud algemeen secretaris en resident in Indië, (koloniën). Zierlkzee, 5 Augustus. Naar aanleiding van het verzoek van een onzer ingezetenen om toelating voor zijne dochter tot het bijwonen van de lessen in enkele vakken aan de hoogere burgerschool, hebben burgemeester en wethouders, in overeenstemming met de commissie van toe zicht op het middelbaar onderwijs, in de jongste raadsvergadering voorgesteld om de verordening op dat onderwijs zoodanig te wijzigen, dat bur gemeester en wethouders bevoegd zijn ook meisjes boven de veertien jaren toe te laten tot de lessen in het handteekenen aan de hoogere burgerschool. Daardoor zou naar hunne meening worden voldaan aan het hoofddoel van het verzoek en bovendien eene proef worden genomen met eene toelating van meisjes tot de hoogere burgerschool. Da aanvraag is natuurlijk gesteld in handen eener commissie, aan wie, naar te hopen is, het zal gelukken den raad te overtuigen, dat het toch eindelijk tijd wordt om de hoogere burger school toegankelijk te stellen voor ieder meisje dat dit wenscht en zich bekwaam toont om de lessen in enkele of in alle vakken met vrucht te kunnen volgen. Hierdoor zal niet alleen voldaan worden aan den wensch des verzoekers, die hand teekenen slechts als voorbeeld noemt, maar tevens aan dat van verscheidene ouders, die met verlan gen de openstelling der burgerschool voor hunne dochters tegemoet zien. Na alles wat er reeds voor het onderwijs van meisjes gedaan en over de emancipatie der vrouw geschreven is, mag het bijna verwonderlijk heeten, dat er in 1879 nog andere dan denkbeel dige bakerbezwaren zouden bestaan om jongens en meisjes op eene hoogere burgerschool te zamen dezelfde les in dezelfde klasse té doen bijwonen. Een leeraar, die zijn taak ernstig opvat en orde onder zijne leerlingen weet te houden, ik meen dat de onze beide deze dingen doen zal tegen die toelating zeker wel het minst bezwaar hebben. Als het waar is dat kennis macht is enwia betwijfelt het? stelt dan toch die kennis, waar dit zooals hier kan, voor iederen jongen en voor elk meisje te zamen en gelijkelijk verkrijgbaar. Vele Zierikzeeënaars zullen bet besluit daartoe stellig met groote sympathie begroeten. Blijkens een ontvangen telegram is bij kaap Guardafui aan den oostelijken hoek van Afrika, een Nederlandsch stoomschip gestrand, naam on bekend. Er bestaat vermoeden, dat het de stoomboot Overijssel zou kunnen zijn, op weg van Batavia naar Botterdam. Er bevinden zich 208 passagiers aan boord, waaronder een groot aantal bedevaartgangers naar Mekka. Men leest in de Zierikzeesche Courant: „Het departement Leeuwarden dar maatschappij tot Nut van 't Algemeen heeft besloten om aan de algemeene vergadering voor te stellen te hesluiten dat de Maatschappij het initiatief zal nemen voor een volkspetitionnement aan de tweede kamer, teneinde te verkrijgen, dat van overheidswege maatregelen worden genomen om het misbruik van sterken drank tegen te gaan. „Hoe de Leeuwarder Nutslui op het idèe van zulk een volkspetitionnement gekomen zijn, is moeilijk te vatten. „Een volkspetitionnement tegen een volkszonde of volkskwaal't is toch wat al te mooi ge droomd. Als 't nog te doen was om de menschen in massa op te jagen tegen een vermeende grief, of voor de een of andere zaak, waarvan men hun laat geiooven dat het Gods zaak i3, maar 't Ne- derlandsche volk in massa te doen getuigen tegen 't vuurwater, dat hetzelfde volk bij zulke ontzet tende hoeveelheden verbruikt, neen, dat is al te zot. „Zou men denken dat 't het Nederlandsche volk in massa een haarbreed kon schelen of het 37 millioen gulden aan jenever per jaar noodig heeft? „Misschien zou men wel veel namen krijgen en duizende kruisjes, maar dan moest men 't slim aanleggen en b. v. de lui uitnoodigen om hun naam of hun kruisje te zetten voor een borreltje; dat zou de lijsten wel vullen." In eene buitengewone zitting van het gerechts hof te Amsterdam zijn 47 aldaar gevestigde advokaten als procureurs toegelaten, terwijl door de procureurs mrs. Van Eijs en Wolterbeek de eed werd afgelegd, als advokaat.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1879 | | pagina 1