N°. 176.
I22e Jaargang.
1879J
Dinsdag
29 Juli.
Voetstappen in de sneeuw.
Dit blad verschijnt dagelijks;
met uitzondering van Zon-yerf Feestdagen,"
Prijs per 3/m. franc/ 3,50,
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent,
Ad verten tien: 20 Gent per regel.'
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20,
Groofe letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère 6. L. Daubs en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones.
Middelburg 28 Juli.
FETTILILElTOïSr-
ss
Spoorweg-dieverijen.
COURANT.
\t r; i
Den kiezers voor leden van den gemeenteraad
wordt herinnerddat morgen (Dinsdag), van des
morgens 9 tot des middags 5 uren, ten stadhuize
alhier de inlevering plaats moet hebben van
hunne stembriefjes voor de verkiezing, bij her
stemming, van een lid van den gemeenteraad in
de plaats van den heer mr. P. Roetert Tak Ez.
Nu de heer Vau Teijlingen voor de candida-
tuur bedankt heeft, zal die van den heer Van
Hoek, die bij de eerste stemming reeds op weinige
stemmen na de volstrekte meerderheid op zich
vereenigde, bij niemand tegenstand meer vinden.
Wij bevelen hem met volle overtuiging aan als
een kundig, eerlijk en rechtschapen man, door
zijne rechterlijke betrekking op de hoogte van
en ia aanraking met tal van maatschappelijke
belangendie in zijne vroegere woonplaats, Goes,
door langdurige en ijverige werkzaamheid als
raadslid getoond heeft, voor het medebestuur dei-
gemeente zijn tijd en arbeid over te hebben. Een
aanzienlijk stemmental vereenige zich daarom op
Mr. J. A. van Hoek, officier van justitie alhier.
Men schrijft ons uit Den Haag
Het is noodig alsnog in herinnering te brengen,
dat zoowel de heer Kappeyne als de overige
ministers met de belegde vergadering der liberale
kamerleden bekend en tot bijwoning daarvan
uitgenoodigd waren.
Wat uwe vraag betreft, of het niet wenschelijk
zou zijn bet liberale partijverband als eene afge
dane en uitgediend hebbende zaak te beschouwen,
dient te worden aangemerkt, dat de heer Kappeyne
zelf dit verband reeds sedert lang als zoodanig
schijnt te hebben beschouwd, want van het
o ogenblik af dat hij als minister is opgetreden,
heeft het verband feitelijk opgehouden te bestaan.
Er zijn geen vergaderingen meer gehouden en de
heer Kappeyne heeft nooit, welk onderwerp ook
aan de orde was, zijne partij of het uit haar
midden gekozen comité geraadpleegd. Ware het
partijverband in wezen gehouden en had de heer
Kappeyne meer gemeenschap gezocht met zijne
partij buiten de officieele aanraking, waarschijnlijk
zou veel anders geloopen zijn.
Wie de nieuwe kabinetsformeerder is, de heer
Van Lijnden of de heer Heemskerk, is niet met
zekerheid bekend. Zooveel is zeker, dat in de
verschillende phasen der crisis de heer Van Lijnden
herhaaldelijk door den koning is geraadpleegd
en dat hij ook met den directeur van het kabinet
heeft geconfereerd. Wat het optreden van een
doob
DOHA HUSSEL.
T ff El Bü BSËL
HOOFDSTUK XXII
HET BEZOEK VAN EVA.
Hij voelde zich echter zeer dankbaar en gelukkig
toen hij het blijde gelaat van Eva zag. Zij hield
werkelijk van sir John en waa er trotsch op dat
die man van haar hield. „Het eenige is maar",
sprak zij nederig, „dat ik niet half goed genoeg
voor u ben." Doch sir John antwoordde vriendelijk
„Ik ben tevreden met n, zooals gij zijt mijn kind"
en zij was overtuigd dat hij de waarheid sprak.
De majoor had dus alleen zijn toestemming te
geven en met aangename verbazing te luisteren naar
de vrijgevige schikkingen die sir John voor
zijn bruid maakte. Eva bracht haar papa nog dien
zelfden dag naar West-Honse en terwijl de majoor
met Jasper praatte nam zij Elisabeth ter zijde en
fluisterde haar iets in het oor, waarbij een blijde
lach op het gelaat van Elisabeth kwam, terwijl
zij zich bukte om het lieve kind te kussen.
kabinet uit de tegenpartij zeer bedenkelijk maakt,
is, dat het besluit betreffende het in werking
treden van de nieuwe onderwijswet nog niet door
den koning onderteekend is. Het besluit werd
ter onderteekening voorgelegd, doch Z. M. heeft
het teruggezonden, zonder evenwel, zooals beweerd
is, de onderteekening afhankelijk te stellen van
de aanwijzing der gelden.
Geruchten omtrent toekomstige ministers zal
men waarschijnlijk in den eersten tijd meer dan
genoeg vernemen. Wij staan er niet voor in dat
wij ze allen zullen vermelden. "Voor ditmaal
volgt er hier een van het Utr. Dagbl.
„Volgens nadere informatiën blijkt het, dat de
heer Heemskerk in een kabinet-Van Lynden van
Sandenburg de portefeuille van binnenlandsche
zaken zal aanvaarden. Onder de titularissen
worden bij gerucht genoemd de heeren Schimmel-
penninck tot Nijenhuis (oud-minister van finan
ciën), Taalman Kip, generaal Beyen, Alting Mees
enz."
Het Vaderland verneemt, dat het ministerie
aan Z. M. machtiging beeft gevraagd tot bet
openbaar maken van alle stukken, die op de
hangende crisis betrekking hebben.
De gemeenteraads-verkiezing te Rotterdam
geeft eene staalkaart van elkander kruisende
invloeden te zien.
De twee (oud-liberale) kiesvereenigingen Orde
en Burgerplicht bevelen te zamen de aftredende
leden Van Raai te en Mirandolle aan. Ordev oegt
daar den heer Ebeling bij, doch Burgerplicht ver
werpt dezen voor het aftredende lid Weijmans
Ligt en berg.
De (eerste „onafhankelijke") kiesvereeniging
Rotterdam, neemt de heeren Ebeling en Weijmans
Ligtenberg beide op haar lijstje, doeh voegt
daarbij, met verwerping van de raadsleden Van
Raalte en Mirandolle, den katholieken dr. Sleurs.
Het Algemeen belang (tweede „onafhankelijke")
neemt weer dr. Sleurs en den heer Ebeling over,
doch verwerpt het eerste aftredende raadslid
Weijmans Ligtenberg en stelt het andere, den
heer Van Raalte, candidaat.
Het anti-revolutionaire Nederland en Oranje
wil van geen der aftredenden gediend zijn en
stelt de heeren Sleurs, Bicker Caarten en Ebeling.
De katholieke Grondwet neemt wèl den
heer Weijmans Ligtenberg, maar voorts natuurlijk
dr. Sleurs en den heer Bicker Caarten.
Het Rott. Nieuwsblad heeft uit al deze groe
peeringen een eigen keus gedaan in de heeren
Van Raalte en Mirandolle (aftredenden) en Ebeling.
De N. Rott. Cl zwijgt en heeft alzoo tot dusver
niets te verantwoorden.
„Zijt gij gelukkig 2 Zijt gij blij vroeg zij.
„Ja," zei Eva, „heel big en gelukkig", en dat
antwoord was Elisabeth voldoende.
„Wel drommelsen hij begon eenigszins schamper
te lachen. „Dan hadden wij ons ook niet zoo
bezorgd over haar behoeven te maken, vrouwtje"
zei hij en stak haar zijn hand toe.
„Ja wel man," zei zij en zag hem teeder aan
„want ik ben zeker dat zij veel geleden heeft;
„maarer zijn karakters, wier wonden gelukkig
spoedig genezen en Goddank behoort dat van
onze lieve Eva tot dezulken."
„Die goede man 1" vervolgde Jasper even daarna,
aan zijn vader denkende dien hij zoo lief had.
„Nu, ik hoop en vertrouw dat hij gelukkig aal
zijn."
„Daar ben ik niet bang voor. Hoe ouder zij
wordt des te meer zal zii zich aan sir John
hechten. Zijn vrouw moet hem liefhebben."
„Kind gij maakt mij bijna- jaloersch," zei
Jasper lachend.
„En de vrouw van Jasper zal hem ook altijd
liefhebben" fluisterde zij.
Alles werd te Wendell in der minne geschikt.
De dames Tyrell waren te verstandig om zich
tegen het huwelijk van haar vader te verzetten
en troostten zich met het denkbeeld dat het wel
spoedig ook haar beurt zou worden.
De gelukwenschen van mevr. Dalziel waren
overweldigend. De majoor had haar zeer voor
zichtig het nieuws medegedeeld en bij wijze van
voorbereiding geschreven, dat hij er in het voor-
Men ziet hieruit hoe nuttig het is, zich aan
het „dwangjuk" van een club of „kliek" te ont
worstelen en hoe de verkiezingen aan onafhan
kelijkheid, aan logica en aan beteekenis winnen,
als er maar veel kiezersvereenigingen ontstaan
Omtrent de verkiezing van den heer Keuchenius
tot lid van de tweede kamer zegt het Alg. Dagbl.
v. Ned.-Indië het volgende
„De verkiezing van mr. L. W. C. Keuchenius
tot lid der tweede kamer, is door de meeste dag
bladen hier begroet als eene welkome gebeurtenis.
De heer Keuchenius wordt hier vooral gewaar
deerd als een man, die aan groote onafhankelijk
heid en flinkheid, groote helderheid van geest en
welsprekendheid met de pen en de tong paart;
hij is meer dan eens in kernachtige taal de tolk
geweest van Indie's ingezetenen bij de regeering
of het opperbestuur. Intusschen kunnen wij ons
riet vereenigen met de ontboezemingen van hen,
die in deze verkiezing beweren niet veel minder
dan den aanvang van een nieuw tijdperk in de
geschiedenis van Indië te zien aanbreken. Ten
eerste mag niet worden voorbijgezien, dat de heer
Keuchenius nier gekozen is als voorstander van
Indië's belangen, maar eenvoudig als eminent
vertegenwoordiger der positief christelijke richting.
Ten anderen mag niet vergeten worden, dat, wat
Indië vooral noodig heeft, beperking is van de
bemoeienis der tweede kamer met Indië's aange
legenheden en dat het parlementair verleden van
mr. Keuchenius hem, vreezen wij, eenigszins in
den weg moet staan om als bestrijder van dat
kwaad met volle kracht op ie treden. In de
tweede kamer kan men slechts invloed hebben
door aansluiting bij een der partijen, en het
standpunt der partij, die den heer Keuchenius in
koloniale aangelegenheden als een der haren zal
aanmerkenis zoo lijnrecht tegenovergesteld aan
de hier heerschende begrippen omtrent het beheer
der kolonie, dat aansluiting van een vertegen
woordiger van Indië bij haar onmogelijk is".
In de jongste telegrammen van den gouverneur
van Atjeh komt o. a. het volgende voorOf
schoon nog geen onderwerping op de krijgsope-
ratiën gevolgd is, blijkt uit den terugkeer van
veel uitgewekenen en de houding der hoofden en
bevolking aan deze zijde van Indrapoeri, dat de
tocht tot voorbij Gleiëng grooten indruk heeft
gemaakt. Algemeen is de indruk bij hoofden en
bevolking, dat binnen weinig tijd, bij een gun-
stigen afloop der weldra aan te vangen operatiën
in de 26 Moekims, aanrakingen zullen verkregen
worden, waarop anders zeer zeker te vergeefs
zou zijn gewacht. Meer en meer bevestigt zich
het bericht van Panglima Polim's overlijden.
jaar te Londen reeds iets van vermoed haddoch
beter had gevonden om er niets van te laten
merken, waarop zij zeer gebelgd antwoordde:
„Waarde Henry. Als gij mij het vertrouwen
geschonken hadt dat ik als uwe liefhebbende gade
verdien, dan zoudt gij mij maanden van vreese-
lijken angst gespaard hebben.
Gij hebt mij (zooals gij schrijft) nooit iets laten
merken van de schitterende vooruitzichten die
haar wachtten; maar gij hebt mij in ontzaglijke
ongerustheid gelaten dat zij een onvoegzaam engage
ment zou aangaan. Maar ik zal niets meer zeggen.
Gelukkig voor mij tracht ik mijne beproevingen
te dragen door vrome overpeinzingen en in dit
oogenblik van schijnbaar onuitsprekelijk geluk,
moet ik trachten mij niet te veel te vermeien in
de schoone verwachtingen voor de toekomst die
mijn hart vervullen. Ik zal ook aan het lieve
kind schrijven en bied u mijne hartelijke gelnk-
wenschen aan. Gij spreekt van sir John alsof hij
te oud ware voor Eva, maar ik noem een man in
de kracht van het leven niet oud. Zijn positie
en de schikkingen die hij voor Eva wil maken
zijn alles wat men verlangen kan en vol liefde en
vergeving voor al den angst, dien gij mij noodeloos
bezorgd hebt, blijf ik uw
„trouwe gade, Lucy Dalziel."
„P. S. Ik vind dat wij nu alle reden hebben
om te verwachten dat Anna en Lucy ook goede
huwelijken zullen doen."
Haar briei aan Eva was ook zeer karakteristiek;
o. a. schreef zij dat zij hoopte dat dezen keer
De spaarbank van het departement Vlissingen,
der maatschappij tot Nut van, 't Algemeen heeft
hare zestigste jaarrekening over 1878 gesloten
als volgt:
Er waren op 31 December 1878, 572 inbrengers
met een gezamenlijk kapitaal van 862S6,66, ver
tegenwoordigd, door belegging op het grootboek
a 4 en 2£ certificaten werkelijke schuld
voor een bedrag van ƒ87029,17 werkelijke waarde
zijnde het goed slot, gevoegd bij het reeds be
staande reservefonds, thans groot 11898.54.
Voor rentevergoeding wordtover 1879 4°/«
toegestaan. Meer en meer wordt van deze in
richting gebruik gemaakt en voor het inbrengen
van gelden wordt wekelijks zitting gehouden,
eiken Maandag avond ten huize van den boek
houder P. Jansen, Hooikade, wijk L no. 14.
(Fliss. Ct.)
De minister van oorlog opgemerkt hebbende,
dat bij het onlangs gehouden geneeskundig onder
zoek der aspiranten, dingende naar eene plaatsing
als kadet aan de koninklyke militaire akademie
te Breda, van de 191 aspiranten 89 bevonden
zijn te lijden aan granuleuse oogontsteking, en
velen in belangrijken graad, eenigen zelfs zoo
danig, dat zij op dien grond voor den militairen
dienst zijn afgekeurd
Overwegende, dat uit deze bijzonderheid mag
worden afgeleid, dat de genoemde ziektetoestand
der oogen zeer verspreid is, en dat veelal, zonder
een speciaal onderzoek, haar bestaan niet bemerkt
wordt
Vestigt op bovenvermeld feit de aandacht van
belanghebbenden. (St.-Cl.)
Blijkens een van den gouverneur-generaal van
Nederlandsch Indië ontvangen bericht, werd op
ultimo Juni 1879 de gouvernements-koffieoogst
op Java van 1879 in zijn geheel begroot op
915,920 pikols, en waren in de inkoop-pakhuizen
geleverd 214,280 pikols.
De St.-Ct. bevat het verslag betreffende den
toestand en de aanwinsten van het munt- en
penningkabinet der rijks universiteit te Leiden,
over het jaar 1878.
Antwerpen, den 26en Juli 1879.
Aan de redactie der Middelburgsche courant,
Middellurg.
In uw geacht blad van Zaterdag 19 Juli 1879
leest men het volgende bericht:
„Spoorweg dieverijen."
„Uit eene met een zeildoek omwonden vier-
niets haar vooruitzichten zou verstoren. Zij schreef
ook aan sir John, die haar brief zonder er een
woord, zelfs tegen Eva, over te zeggen, nadat hij
hem gelezen had, in 't vuur wierp.
De deken noodigde Eva uit om tot aan haar
huwelijk bij hem te komen en zij nam dit aanbod
gaarne aan, daar zij eenigszins huiverig was om
naar Hazelhurst terug te keeren, waar zij zooveel
geleden had. Het huwelijk zou in Januari plaats
hebben, daar het in December eerst een jaar ge
leden zou zijn dat Lady Tyrell stierf.
Eva verliet Wendell met haar vader die haar,
met sir John, te Greyminster bracht en de laatste
keerde daar in het najaar meermalen terug, om
zijn bruidje te bezoeken, dat hem telkens be
minnelijker toescheen, terwijl zij Iraeer en meer
leerde al haar hoop en vertrouwen op sir John
te vestigen. De deken was zeer ingenomen met
dit huwelijk en deed zijn uiterste best om zijn gast
het leven te Greyminster aangenaam te maken. In Ja-
nuari noodigde hij een menigte aanzienlijke gasten, om
het huwelijk bij te wonen en op te luisterenmaar
het was hem een kruis dat hij zijn broeder en
schoonzuster er ook bij moeBt vragen. De majoor
kon er nog door, maar die vrouw
„Uw stiefmoeder verwacht zeker dat zij ge
vraagd wordt?" zei hij tot Eva.
„Onatuurlijk oomMama zou het besterven
als gij haar thuis liet."
„Nu ik wensch haar geen kwaad, maar ik hoop
dat zij dien dag een dik gezicht heelt, dat is
immers haar gewone kwaal? Ik zal er in mijn