N». 171. 122* Jaargang. 1879. Woensdag 23 Juli. HERIJK. OPRICHTING SLACHTPLAATS. ZFETTILILETOlsr. Voetstappen in (le sneeuw. Middelburg 22 Juli. Dit blad verschijnt dagelijks," met uitzondering van Zon- en Feestdagena Prijs per 3/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.1 Advertentiens 20 Cent per regel.' Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,&<. iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère G. L. Daübk en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jonks. JAABMABKT. Jy MIDDELBURGS» De burgemeester en wethouders van Middelburg, gezien het schrijven van den ijker der maten en gewichten alhier van den lOen Juli 11., no. 303; maken bekend: dat tot het verrichten van den jaarlijkschen herijk der maten en gewichten in deze gemeente, door den ijker zitting zal worden gehouden in het nieuwe ijk-lokaal op de noordzijde van den Dam, wijk letter F no. 97, voor de wijken A en B, den den en 5en Au gustus, des voormiddags; voor de wijken C en D, den 5en Augustus, des namiddags en den 6en Augustus des voor middags voor de wijken E en F, den 6en Augustus, des namiddags en 7 Augustus; voor de wijken G en H; den 8en en llen Augustus voor de wijk I, den 12en Augustus en den 13en Augustus, des voormiddags voor de wijken K en L, den 13en Augustus, des namiddags, en den 14en en 15en Augustus voor de wijken M, N en O, den 18en Augustus en den 19en Augustus, des voormiddags; voor de wijken P en Q, den 19en Augustus, des namiddags en den 20en Augustus; voor de wijken R, S, T, U en V, den 21en en 22en Augustus; voor de gewichten, bestemd tot fijnere wegingen, en alzoo die in gebruik zijn bij apothekers, goud en zilversmeden enz., uitsluitend den 25en en 26en Augustus; dagelijks van des voor- middags 912 en des namiddags van 14 uren. Voorts worden de belanghebbenden herinnerd: 1° dat dit jaar alle maten en gewichten aan den hÉFijk zijn onderworpen 2" dat de bedoelde: voorwerpen behoorlijk schoon en droog nmctrnzijn, om onderzocht te kunnen worden, en Iers het aan zich zeiven zullen hebben Te lft<ea, indien bij niet nakoming daarvan, de stekken onherijkt worden teruggegeven. 3° dat van de tomornnrge maten die van 1 en i hectoliter tot den herijk kunnen worden aangeboden, doch dat het gebruik dier maten uitsluitend voor den handel in aard- en boomvruchten is toegestaan. Middelburg, den 18en Juli 1879. De burgemeester en wethouders voornoemd, S C H O R E R. De Secretaris, G. N. DE STOPPELAAR. De burgemeester en wethouders van Middelburg, maken bekend: dat bij hun besluit van heden aan P. de Rijcke en zijne rechtverkrijgenden, vergunning is verleend om perceel R no. 11, aan den Seissingel alhier, in te richten tot slachtplaats. Middelburg, den 21en Juli 1879. De burgemeester en wethouders voornoemd, S G H O R E R. De Secretaris, G. N. DE STOPPELAAR. 84 fê door DORA BUSSEL. TWEEDE DEE li. HOOFDSTUK XX. EDELMOEDIGE „Het was mijn bedoeling niet u verdriet te doen," snikte deze, „God weet dat het mijn bedoeling niet was!" „Dat weet ik, lieve," zei Eva en kuste haar. „Gij hebt goed en edel gehandeld. Het is alles ten beste gekeerd Elisabeth. God heeft mij mijn afgod ontnomen want ik geloof dat ik Jasper al te lief bad." Toen Eva deze bekentenis aflegde sloot Elisabeth haar vaster in hare armen. „En nu Eva," vroeg zij. „En nu?" „Nu is hij uw man. En bovendien," voegde zij er met een droeven glimlach bij, „is hij nu zoo veranderd, Lissa hij schijnt mij nauwelijks den MARKTWEZEIT. De burgemeester en wethouders van Middelburg, maken bekend dat gedurende de op den 28en dezer aanvan gende jaarmarkt, de weekmarkt voor groenten en vruchten zal gehouden worden op de Groen markt. Hiervan is op heden afkondiging geschied. Middelburg, den 21en Juli 1879. De burgemeester en wethouders voornoemd, S C H O R E R. De Secretaris G. N. DE STOPPELAAR. De grove constitutioneele fout, welke de heeren Fransen van de Putte en Cremers pleegden met het bijeenroepen in 'skonings naam van de libe rale leden der kamer is in de liberale-partij- vergadering van gisteren voor zooveel zulks mogelijk was goedgemaakt door eene veront schuldiging wegens haast, 's Konings machtiging was niet verleend voor het bijeenroepen der partij, maar voor het in hoofdzaak mededeelen van den inhoud van enkele tijdens het verloop der crisis gewisselde stukken. We willen dat excuus aan nemen, hoezeer men van menschen in zekere positie, met reden juistheid van uitdrukking schijnt te mogen verlangen. Eene tweede, niet minder grove fout, het me dedeelen van staatsstukken in een tijd van zekere beroering aan slechts een deel der kamer, is niet meer te herstellen. De kamer had behooren bij eengeroepen te zijn en in comité-generaal, of nog liever in openbare zitting, moeten kennis nemen van hetgeen de koning voor mededeeling ge schikt had verklaard. Daarna was de tijd geko men voor vergaderingen van partijen en partijtjes. Thans is eene fractie der kamer met het ver trouwen des konings vereerd, terwijl de overige leden zich van de zaak hebben kunnen op de hoogte stellen, evenals wij en ieder ander dooi de lectuur van het Vaderland. Onze groote liberale bladen hebben geen enkel woord van afkeuring voor deze handelwijze. Uit de mededeelingen van den heer Fransen van de Putte in de vergadering van gisteren blijkt, dat de grondwetsherziening door den heer Kappeyne persoonlijk, per brief althans, aan den koning is voorgesteld na de verklaring door denzelfden minister in de eerste kamer afgelegd. Nadat Z. M. den minister ontslag had geweigerd, meende deze „alleen te kunnen blijven, indien hij zeker op den steun van Z. M. voor de grondwets zelfden Jasper toe dien ik vroeger gekend heb." „Dus zijt gij nu niet ongelukkig?" „O! neen ik ben nu gelukkig," antwoordde Eva, ofschoon dit laatste woord haar bijna niet over de lippen wilde. „Goddank dat dat zoo iszei Elisabeth. „Ik ga nu nog niet in eens naar huis, oom Ralf heeft mij verzocht nog een lang bezoek te Grey- minster te brengen en daar zal papa mij heen brengen als hij naar Hazelhurst gaat. Oom Ralf is heel lief voor mij geweest, Lissa, en heeft veel meer geld gezonden dan wij op reis noodig hadden." Op die wijze werd de vriendschap hernieuwd en er kwam geen enkele jaloersche of bittere ge dachte bij een van beiden op. Toen zij in het salon terugkeerden, ging Eva naar het rustbed waarop Jasper lag en zei vriendelijk: „Ik hoop dat gij spoedig wat sterker zult worden, Jasper „Dat hoop ik ook," antwoordde hij. Maar voegde hij er bjj, zijne donkere oogen op haar gelaat ves tigende ik kan nooit meer worden wat ik ge weest beD." Den volgenden dag bracht sir John een bezoek aan den majoor in zijn hotel en nam Eva mede om bij Elisabeth te gaan dejeuneeren: Zij werd er zeer hartelijk ontvangen. Jasper en Elisabeth hadden den vorigen avond na haar vertrek het ijs gebroken en voor het herziening kon rekenen. Mocht de tweede kamer die grondwetsherziening niet goedkeuren, dan meende de minister reeds nu aan den koning te moeten mededeelen, dat hij zich alsdan zedelijk verplicht Zou achten een ontbinding van de kamer aan Z. M. voor te dragen." Bij dien brief was een nota of schets gevoegd, waarin de hoofdpunten der grondwetsherziening werden aangegeven. Wat de bladen reeds vroe ger daaromtrent mededeelden bleek in hoofdzaak juist te zijn. Negentien artikels zouden worden gewijzigd. Het getal van de leden der beide kamers zou op een vast cijfer gebracht worden. Het land zou in onveranderlijke kiesdistricten worden verdeeld. De regelen voor het verkrijgen van kiesbevoegdheid zouden aan den gewonen wetge ver worden overgelaten. De leden der eerste kamer zouden zitting hebben voor 10 jaren die van de tweede kamer voor 5 jaren. Verder zouden de bepalingen van de defensie een wijziging ondergaan. De bepalingen, die nu een belemmering vormen voor een goede regeling der levende strijdkrachten, zouden worden weg genomen en de regeling van den krijgsdienst aan den gewonen wetgever overgelaten. De koning verzond den brief van den minister naar den ministerraad om advies. Aan de be raadslaging iu den ministerraad werd door zes leden deelgenomen, te weten de heeren Van Rees, Gleichman, Wichers, Den Beer Poortugael, Smidt en V. Heeckeren v. Keil. (De heer Tak was af wezig.) Vier van de ministers deelden de ziens wijze van den minister van binnenlandsche zaken en in dien geest werd dan ook den 2en Juli een advies aan den koning gezonden. De heereD Gleichman en Van Rees konden zich op verschil lende gronden niet met de ziens wijze van den minister van binnenlandsche zaken vereenigen en zonden elk afzonderlijk ook aan den koning een advies. De minister van financiën achtte het ministerie niet krachtig genoeg voor zulk een maatregel, terwijl zijn ambtgenoot van koloniën in zijn ad vies verklaarde het niet eens te zijn met de voor waarden, door den min. van binnenlandsche zaken voor zijn aanblijven aan den koning gesteld. Zeer verrast was hij geweest door de onver wachte wending, die de crisis genomen had door den brief van den min. van binnenl. zaken aan den koning. Die verrassing was des te grooter geweest, omdat er noch bij, noehvóorzijn optreden als minister van koloniën van een aanstaande grondwetsherziening sprake was ge weest. Hij achtte in vele, in zijn advies opgesomde, opzichten grondwetsherziening op dit oogenblik ontijdig. Niettegenstaande het advies van de meerder heid in den ministerraad, kwam den 10 Juli eene beschikking van den koning, waarin Z. M. ver- eerst een lang gesprek over haar gehad, waarin Elisabeth haar man vertelde hoe edelmoedig Eva gesproken had. Het eenige wat zij niet over hare lippen kon krijgen was de uitdrukking dat God haar haar afgod ontnomen had, omdat zij Jasper al te lief had gehad. En het was misschien ook wel zoo verstandig dat zij dit verzweeg, daar het slechts nieuwe verlegenheid zou veroorzaakt hebben en nu ontmoetten zij elkaar bij dit tweede bezoek geheel ongedwongen, zoodat sir John hoe langer hoe meer me* Eva ingenomen werd en Elisabeth influisterde „Zij is volmaakt." Eva had den wensch te kennen gegeven om de handwerkschool voor meisjes te bezoeken. Sir John begeleidde de dames daarheen en deed er zooveel aankoopen dat men hem een zeer welko- men bezoeker vond. In Belgrave-Road teruggekeerd, bood hij Eva een prachtig tafelkleed aan, met het verzoek dit aan haar mama te willen zenden, 'tgeen zij den volgenden dag deed, wel wetende hoeveel genoegen zij haar stiefmoeder daarmede zou doenen waar lijk het was het eerste waarover mevrouw Dalziel, na de ontbinding van dat ongelukkige engagement, eenige vreugde gevoelde. Zij had haar woord gehouden en den naam van Jasper niet meer tegen Eva genoemd, doch zij had zich daarbij gedragen als een martelares zoodat Eva zeer goed begreep dat het op verzoek van klaarde, dat hij een voorstel tot grondwetsher ziening, buiten zijn initiatief genomen, thans niet kon goedkeuren om een minister te behouden. Kwam het tot grondwetsherziening, dan zouden wellicht ook andere bepalingen herziening eisehen om zoo mogelijk een blijvend werk tot stand te trachten te brengen. Behalve de redenen, door de ministers van financiën en van kolon. aange voerd, waren er, naar de meening van Z. M.,nog andere gewichtige redenen, die op dit oogenblik den koning er voor deden terugdeinzen om in het voorstel van den minister van binnenl. zaken zelf te treden. Naar 's konings meening toonde ook de minister van binnenlandsche zaken zelf te twijfelen aan de mogelijkheid om het werk tot stand te brengen, omdat de minister reeds gewaagd had van de noodzakelijkheid om een voorstel tot ontbinding te doen, indien de tweede kamer grondwetsherziening niet wilde. Daarop heeft het ministerie het verzoek om collectief ontslag herhaald. Na verloop van eenige dagen wendde de koning zich tot de heeren Van de Putte en Cremers, die Vrijdag met Z. M. eene conferentie hadden. In de eerste plaats gaven zij aan Z. M. te kennen, dat het wenschelijk zou zijn, dat eerst het gevoelen van de presidenten van de kamers en van den vice-president van den raad van state werd inge wonnen en dat deze heeren over hetgeen thans te doen was aan den koning rapporteerden. Verder verklaarden zij ook, dat het hun wensche lijk voorkwam de liberale leden der tweede kamer te raadplegen en hun meedeelingen te doen aan gaande den toestand, waartegen Z. M. volstrekt geen bezwaar had. De liberale kamerleden hadden na deze mede deelingen de uitwendige geschiedenis eener crisis vol dramatische effecten voor zich, welker dieper gelegen motieven zich nog niet voor bespreking schijnen te eigenen. De vraaghoe kwam de heer Kappeyne zoo op eenmaal te voorschijn met eene grondwetsherziening, welke bij het optreden van den heer- Van Rees nog zoover buiten het programma lag, dat er met den nieuwen collega zelfs niet van gerept werd is eene zeer belang - rijke vraag, doch noch slechts bij gissing te beantwoorden. Het op de mededeelingen gevolgde debat schijnt weinig om het lijf gehad te hebbenmen kwam tot geene conclusie, misschien wel wijl men niet zeggen wilde wat men dacht. Enkele waaghalzen sloegen nog een persoonlijk onderhoud voor tusschen den koning en den heer Kappeyne, waar door deze in de gelegenheid zou zijn Z. M. te overreden. Het denkbeeld schijnt niet veel ingang te hebben gevonden. papa geschiedde en op reis had de majoor dit dan ook heel in vertrouwen aan zijn dochter bekend. „Uw stiefmoeder is een beste vronwmaar zij zegt zoo dikwijls dingen die zij liever zwijgen moest wij hebben echter allen onze gebreken.','! Bij gelegenheid van de ontvangst van het tafel kleed was zij evenwel genoodzaakt den naam Tyrell te noemen en daarvan maakte zij ruim schoots gebruik om over dit onderwerp uit te wijden. Nadat zij sir John bedankt had voor zijn „vriendelijk aandenken aan mijn nederige persoon en aan de gastvrijheid welke ik zijn dochters verleende gedurende de moeilijkste dagen van mijn geheele leven," ging zij er toe over om Eva te berichten dat zij met „innige dankbaarheid" vernomen had, dat haar gezondheid den schok te boven was gekomen dien zij voor doodelijk had gehouden. „Wees dus dankbaar mijn lieve kind, voor dien kalmen aard, dien gij ongetwijfeld van uw vader geërfd hebt want hadt gij mijn karak ter dan zoudt gij reeds lang in 't graf liggen. Het doet mij ook genoegen te hooren dat die onge lukkige jonge man, ofschoon hij voor zijn leven verminkt is, nog leeft. Verder zal ik niets zeggen. Niets over de onbetamelijkheid van een vrouw die veertien dagen te voren haar man had ver loren en naar het ziekbed van een ander snelde, zelfs al scheen die man stervende; 'tgeen later

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1879 | | pagina 1