Landbouw.
De Zeeuwsche grondeigenaars en de
Zeeuwsche pachters.
zeer bekends, zwijgen. Enkele naakte beelden,
ten naasten bij oorspronkelijk van opvatting,
maken door de schraalheid hunner vormen en de
gedwongenheid hunner houding, een onaangena-
men indruk. In 't algemeen wekt een steenen
beeld, in ons land in de open lucht geplaatst,
bijna altijd een getfoel van deernis op. Is het
ongekleed, dan bibbert men bij 't aanschouwen.
Draagt het kleeren, zooals de marmeren Tol
lens in 'tPark te Rotterdam, die er uitziet alsof
hij pas van den kleermaker komt, dan voelt
men lust het een parapluie aan te bieden. Het
gemeentebestuur van Rotterdam verzuimt dan
ook niet het kostbare beeld in 't najaar een
houten kast om de leden te slaan, teneinde het
groen-worden te beletten, dat anderen steenen
beelden in onze tuinen zulk een naargeestig
voorkomen van verwaarloozing geeft.
Brons is doelmatiger. Eene Berlijnscbe firma,
Ca3tner en Co., is blijkbaar van dat gevoelen en
stelt twee fonteinen in dat metaal te Arnhem ten
toon, welke wat den smaak en den kunstzin
betreft, als uitzonderingen mogen aangemerkt
worden op het meerendeel van het hier bijeenge
brachte en daarom in deze brieven met eenige
regels vermeld verdienen te worden. De eene,
op het terrein der muziek-uitvoeringen, stelt eene
forsche mannen-figaur voor, die in den opgehe
ven arm een fakkel omhoog houdt, waaruit een
waterstraal naar boven schiet die in een bekken
valt, gedragen door een versierd voetstuk van
gegalvaniseerd metaal, staande in een grooten
hardsteenen bekken. De andere fontein, voor het
hoofdgebouw, meer uitvoerig bewerkt en, naar
mijn smaak, misschien wat overladen, vertoont
als hoofdfiguur een krachtigen, schoon gebouwden
Neptunus met den drietand, op een voetstuk, dat
door geniën der zee omhoog gehouden wordt.
Het bronzen bekken, waarin de waterstraal valt,
wordt door zeepaarden gedragen, terwijl in het
hardsteenen bekken bronzen engeltjes, in ver
schillende houdingen, te midden van het plassende
water nederhurken.
Opvatting en uitvoering dezer beide werken
zijn eenvoudig, natuurlijk, naturalistisch in
den goeden zin, en leveren een protest tegen
wansmaak en valsch vernuft, op een gebied waar
deze zich maar al te dikwijls vertoonen.
Door oneen Sehouwen-Duivelandschen medewerker
(Slot.)
VI.
De maatschappij, de landbouwende niet het
minst, is ziek. Wanneer we aandachtig luisteren
ik hoop dat deze schets daartoe zal opwekken
dan hebben velen een kuch, die in geen ziek
teleer beschreven wordt den kuch der moede
loosheid.
Hadden grondeigenaars en pachters, alvorens
onroerende goederen te koopen, te verpachten of
te pachten, eerst neder gezeten om te berekenen
de gemiddelde opbrengst en de zekere uitgaven,
noodig om die opbrengst te verkrijgen, de koop-
en pachtsommen zouden nooit zoo hoog, de
landbouwende maatschappij nooit zoo ziek ge
worden zijn. Sinds jaren was de door haat of
nijd opgedreven prijs, waarvoor deze of gene in het
openbaar een enkel perceel gekocht of gepacht
had, de alom gangbare meter voor de berekening
der koop- of pachtwaarde.
Thans omklemt die meter zijne talrijke offers
Op straat wijdde mevr. O'Shee lang en breed
uit over het leedvrezen en den toorn van mijnheer
Wilmot toen hij gemerkt had dat zij vertrokken
was en zij verhaalde haar de heele geschiedenis
die Elisabeth maar al te goed kende.
Hoe er een „andere knappe, mooie meneer"
gekomen was en hoe die met mijnheer Wilmot
over haar gekibbeld had en zooal meer. Maar
Elisabeth wilde er niets van hooren. Zij had
mevr. O'Shee geholpendat was genoeg en ondanks
al haar vragen wilde zij haar niet zeggen waar
zij nu woonden waar zij geweest was sedert zij
haar verlaten had. Toen zij dit voorval aan
Jasper vertelde fronste hij voor het eerst zoolang
zij getrouwd waren, toornig de wenkbrauwen.
„Maar Elisabeth!" zei hij verstoord.
„Zijt gij boos op mij, Jasper, dat ik haar dit
geld gegeven heb?"
„Gij zoudt beter gedaan hebben meteen politie
agent te roepen en haar te laten arresteeren,"
antwoordde hij eenigszins bits.
Maar Elisabeth ging naar hem toe en vatte zijn
hand.
„Lieveling," sprak zij, „zij heeft ons niet ge
scheiden."
„Maar zij zou het gedaan hebben als zij kon,
onnoozel vrouwtje," zei hij en streek haar het
donkere haar van het voorhoofd.
„Zij is heel arm, Jasper, en wij zijn heel ge
lukkig ik kan n u op niemand boos zijn."
Dit scheen een afdoend argument voor Jasper
te zijn, althans zijn gelaat helderde weer op
als een poliep. Menigeen heeft deze reeds, menigeen
zal zij nog in hare omarming verstikken. De lage
prijs van vele landbouwvoortbrengselen, het
mislukken van andere, is haar daarbij een doodend
helper.
Met het snelle stijgen der koop- en pachtprijzen
hield de weelde tred. Zij vervormde het uiterlijk
der maatschappij, vermenigvuldigde de behoeften
en tegelijk de uitgaven. 'tWas hier en daar niet
of Dorcas kleederen voor de menschen maakte,
maar of de feeën onophoudelijk en kosteloos
bezig waren ze in Pargsche kostumes te steken.
Sommigen begonnen zelf zich te schamen voor
de uitoefening van hun beroep; stonden met on
geduldig verlangen naar de hooge dingen; naar
de bovenste sport op de maatschappelijke ladder;
daarbij vergetende dat, volgens Macaulay, de
wereld meer verplichting heeft aan den eersten
schoenmaker, dan aan den eersten wijsgeer.
Allen toonden dat, als er iets is, waarvan ons
volk moet worden overtuigd, het is, dat er waar
digheid en geluk de woorden zijn niet van
mij voor den mensch bestaat, al blijft hij in
zijn stand.
Ik ben tegen weelde, die, als de voorbijgegane,
op leugen rust.
Gaarne vergelijkt men eene boerderij bij eene
fabriek, waardoor boer en plantenfabriekant
de heeren De Vries c. s. zullen er nota van nemen
als ze aan de B zijn synoniem zijn geworden.
Ik houd mij aan die vergelijking, dewijl ze mij
uitstekend te pas komt en ongemerkt de wonde
ontbloot.
Een fabriek, wil ze in een jaarverslag als
bloeiend vermeld worden, moet minstens
1. hebben een directeur, een boekhouder, een
secretaris en een penningmeester, te zamen of
afzonderlijk, niet overkropt met werk, maar be
hoorlijk betraktement
2. afwerpen een dividend van vijf percent
3. eene zekere som overlaten tot vorming van
een reservekapitaal.
Nemen we nu, ter bevordering van eenvoud,
aan dat een boer-bestuurder zijn eigen boekhouder,
secretaris en penningmeester kan zijn, dan is toch
noodig dat hij jaarlijks
1. daarvoor behoorlijk betaald wordt;
2. vijf percent trekt van zijn bedrijfkapitaal
3. eene zekere som overhoudt tot vorming
van een reservekapitaal, tot dekking van mogelijke
verliezen en waardevermindering zijner roerende
goederen.
Dit overgezet innieuw-Nederlandsch en de boer
derij De Parel herdoopt in plantenfabriek, krijgen
we, biilijk berekend als eerste uitgaven:
1. traktement van den plantenfabrikant-direc-
teur-boekhouder-secretaris-penningmeester f 1500
2. vijf percent van zijn bedrijtkapitaal 500
3. voor reservekapitaal 300
Samen f 2300.
Al zegt ge dat deze posten deels te hoog, deels
onnoodig zijn, ik beweer dat de tijd zal leeren,
dat zonder, in verband met de grootte van het
bedrijf, deze uitgaven in rekening te breDgen,
een gezond landbouwleven onmogelijk is; de be
rekening van koop- en pachtwaarde op een ver
keerden grondslag rust.
Tot dusver zou men zeggen is men bij het
bepalen ervan óf moedwillig blind en doof geweest,
óf heeft men gedacht, dat de natuur zoo ver
standig zou zijn hare opbrengst te regelen naar
de dwaze aanbiedingen van dwaze pachters en
koopers.
Was het waar dat men zulke prijzen kon be
steden, zonder met verlies van eigen of het
verspelen van geleend kapitaal onder te gaan,
waarom zijn dan zij, die hun eigen vrije en on
belaste of gedeeltelijk belaste hofstede beboeren,
niet rijker geworden? Deze zouden jaarlijks de
hooge pacht, die hun buurman betaalt, als winst
maar Elisabeth beloofde zijn wensch te eerbiedigen
en nooit meer naar mevr. O'Shee te gaan.
Het voorjaar bracht een nieuwe, welbeken
de verschijning; het lieve zachte gelaat van
Evd Dalziel. Jasper was nu zoover hersteld dat
hij met een kruk op den arm zijner vrouw ge
leund kon uit gaan en op een stil plein in de
nabijheid wandelen. Sir John was weer in de
stad en had hen op een wandeling door Belgrave
Road vergezeld, toen hen vlak bij hun woning een
rijtuig voorbij reed, dat dadelijk stil hield. Elisa
beth keek onverschillig op, maar slaakte terstond
een kreet van verbazing toen zij er de sierlijke
gestalte van Eva zag uit springen, gevolgd door
den grijzen majoor.
Eva kwam haar tegemoet snellen en riep; „Lissa!
Elisabetmeer kon zij van ontroering niet uit
brengen. En geen der aanwezigen bleef bij die
ontmoeting geheel kalm. Het bleeke gelaat van
Jasper werd donker rood, Elisabeth verbleekteen
zoowel op het fijn besneden gelaat van sir John
als op dat van den majoor vertoonde zich een
lichten blos. Sir John was de eerste die zich her
stelde en het woord tot den majoor richtte om eenige
vragen aangaande zijn reis te doen, waarop deze
slechts onsamenhangende antwoorden kon geven.
Onderwijl had Eva voor het eerst haar vroe-
geren minnaar aangezien en zij was niet weinig
ontsteld toen zij zag welk een verandering hij
had ondergaan.
„Jasper," zei zij, hem bevende de hand reikende,
azijt gij beter?"
hebben moeten overhouden. In den bloeitijd der
paardenboonen zou de kas van verscheidene
hunner echter het tegendeel kunnen getuigen.
Op iedere landbouwtentoonstelling looft men
prijzen uit voor alle mogelijke en onmogelijke
dingen, maar waar blijft de gouden eerepenning
voor den boer, die over een tijdvak van eenige
jaren de ontvangsten en uitgaven zijner hofstede
geboekt heeft en alzoo haar gemiddelde zuivere
opbrengst per gemet aantoont
Om die boekhouding goed te doen, zouden
velen door een zuren appel moeten bijten, door
de inkomsten der melkerij aan het beheer der
vrouw te ontrekken en haaf in plaats daarvan,
voor huishoudelijke uitgaven, wekelijks eene zekere
som toe te leggen. Dit zou voor sommige vrouwen
gelijk staan met het ontnemen der kroon aan
eene koninginvoor alle een reden om minder te
koste te leggen aan den afwisselenden wansmaak,
die men mode noemtvoor vele mannen de even-
wichtbrenger tusschen zijne ontvangsten en uit
gaven. Vernis en klatergoud zouden verminderen,
maar gelukkig zonder een stap achterwaarts te
doen op den weg der beschaving eenvoud was
altijd het kenmerk van het ware en schoone.
Maar als de toestand van vele pachters reeds
onhoudbaar was bij hun optreden, hoe is het dan
mogelijk dat ze pas in de laatste jaren vielen, of
het heden eerst op hun naderend heengaan wijst
Het antwoord is niet moeilijkze deden als
Gerrit Spin.
Onze dagen beginnen dat tijdvak te sluiten.
Van de vaders, moeders, broeders, zwagers of
buren, waarmee bezwaarde pachters den weg van
het krediet betraden, zijn velen gedwongen ge
worden als borgen te betalen, terwijl banken en
particulieren, door het gemakkelijk sluiten van
door zwakken borgtocht verzekerde geldleeningen
belangrijke verliezen leden. Die als pachter een
kapitaaltje had, heeft het zien versmelten als
sneeuw voor de zonheeft het verloren.
Thans houdt ieder de handen aan zijne beurs
en van gezegeld papier; zijn alle achterdeurtjes
gesloten staat de pachter alleen voor de gevol
gen zijner onbedachte verbintenis. Geen wonder
dat hij kucht, en soms den dood van vader of
moeder wenscht, in de hoop met hun nalaten
schap zijn wankelen staat te bepleisteren.
Om den toestand te kennen der mindere pachters,
van hen, die éen of meer perceelen van kerk,
armen of anderen openbaar pachten, en dit óf
zelf, óf door anderen laten bewerken, is slechts
eene verkleinde kopie van dien der grooten
noodig. „Bij inschrijving te pachten zoo stond
onlangs ergens, als een treurig getuigenis van
het verleden, aangeplakt twee gemeten land,
pachtsom vooruit betalen."
De verpachters dier perceelen loopen dan ook
grooter gevaar van verlies, dan die van boerderijen.
Daar blijft alles, of althans genoeg aanwezig tot
verhaal van het verschuldigde, terwijl de kleine
pachter den oogst van zijne gepachte partijtjes
meestal zoodra mogelijk, dikwijls vóór den ver
schijndag, te gelde maakt, en soms gedwongen
Wordt de opbrengst ervan te bezigen tot het
voldoen van andere nijpende schuldenvoor den
verpachter niets dan zijn armzaligen inboedel
latende.
Iemand zonder geld zal vaak vergeefs trachten
bij vreemden het kapitaal te leenen, dat noodig
is om pachtboer te worden. Algemeen denkt men
dat hij dit aan zich zei ven hebben, en er geen interest
van berekenen moet; er zeker geen rente van
opbrengen kan. Hieruit volgt, óf dat de knapste
boer, zonder geld, geen pachter kan worden, óf
dat de bedongen pachtsommen minstens het
bedrag der rente, dat hem van dat kapitaal toe
komt of dat hij betalen moet, te hoog zijn.
Die onroerende zaken koopt en verpacht tracht
den pachtprijs zoo te regelen dat hij zuiver vijf
percent trekt van de betaalde koopsom en onkosten.
Ja, maar zooals gij ziet ec-n arme invalide,''
antwoordde hij zenuwachtig.
„Wilt gij binnenkomen, Eva!" vroeg Elisabeth
zoo bedaard mogelijk. „Wij wonen hier dicht
bjj, komt binnen en drinkt een kopje thee bij
ons
Eva stemde hierin toe en de majoor volgde na
eenige aarzeling zijn dochter in de woning van
Jasper en Elisabeth.
De majoor was niet meer boos op Jasper sedert
zijn dochter hem op reis alles betreffende Eli-
beth verteld had en de majoor was een veel te
rechtschapen man om daarover eenigen wrok jegenB
Jasper te koesteren. Hij bood hem zelfs zijn hulp
aan, bij het naar boven gaan, maar dit was het
werk van Elisabeth, daar zij het best wist hoe hij
geholpen moest worden en daarvoor moest in hare
oogen alles wijken.
Zelfs voor zij om het theegoed schelde, hielp zij
Jasper op zijn rustbed en diende hem een ver
sterkend middel toe. Terwijl zij daarmede bezig
was, naderde sir John Eva, die haar vroegeren
minnaar meewarig aanzag.
„Wat ziet hij er naar uit," fluisterde zjj.
„Vindt gij dat wij vinden dat hij er nu bij
zonder goed uit ziet. Hij is inderdaad heel ver
heen geweest."
„Arme Jaspersprak Eva en sir John zag
haar met belangstelling aan en vroeg zich af of
de oude liefde nog zou voortleven, of dat zij reeds
uit haar hart verdreven was. Hij bracht met veel
tact het gesprek op iets anders en weldra ver-
De rente van geldleeningen,onder verband van
landerijen, loopt van vier tot vijf ten honderd.
Er worden er zelfs, zoo ik mij niet vergis, gesloten
tegen 3 j percent. Bij vele banken en vereeuigingen,
die gelden ter leen nemen, staat de rente beneden
drie ten honderd.
Stel dat die geldbeleggingen volkomen, maar
zeker niet beter gewaarborgd zijn, dan die van
den verpachtenden grondeigenaar, dan vragen
we toch of het geen tijd wordt om die klove te
dempen en den rentestandaard in 't algemeen tot
op drie percent te verlagen.
Begint men bij het einde der loopende of het
sluiten van nieuwe pachtovereenkomsten met hare
toepassing en met het verpachten, niet meer aan
den hoogsten inschrijver of den hoogsten bieder,
maar aan soliede boeren, die de aangeboden
pachtsom op den aangewezen maatstaf gronden,
de landbouwende maatschappij zal langzaam
herstellen van de diepe wonden, die zij. zich zelve,
door hare onberekende daden, heeft geslagen.
Middelerwijl, bet is waar, zullen er aan onze
rechter- en aan onze linkerhand nog pachters
vallen, als offers van een onbedachtzaam verleden,
maar over die offers zal de weg naar eene betere,
naar eene bedachtzamer toekomst loopen.
Dadelijke pachtvermindering is, enkele uitzon
deringen daargelaten, noch te wachten, noch aan
te raden: alleen een geregeld verloop kan duur
zame beterschap brengen en eene wederinstorting
voorkomen.
Tot nog toe laat de verhouding tusschen ver
pachter en pachter te wenschen over, en is hunne
vertrouwelijkheid dikwijls niet grooter dan die
tusschen een rechter-commissaris en een beschul
digde. Een boer, die bij het betalen zijner pacht,
vrijuit durft te zeggen of en hoeveel winst hij
behaald heeft, zal als een voorbeeld van zeldzame
openhartigheid worden ingeschreven in de jaar
boeken van den landbouw. Vrees, dat zijne
openhartigheid eene nieuwe bijdrage voor pacht-
verhooging zal zijn, houdt hem gesloten. Waar
voor is dat goed Als ieder ander, behalve hij,
winst mag trekken uit zijn zaak, is elk pachter,
gelijk Gerrit Spin, bestemd om onder te gaan,
na alvorens eigen en anderer kapitaal we
hebben gezien hoe als te hooge pacht in de
kas des verpachters gestort te hebben.
Als gij het onhoudbare van dien toestand erkent
en met mij van meening zijt, dat een boer,
evenals een koopman, een fabrikant en ieder ander
1. moet kunnen leven uit zijn bestaan;
2. recht heeft op eene rente van zijn bedrijfs
kapitaal van drie, vier, vijf of andere percenten
3. een bepaalde som moet overhouden tot
vorming van een reservefonds;
dan doet gij den eersten stap op den weg der
verbetering.
Grondeigenaars en pachters, zoo gij mijne tee-
kening hier en daar te donker mocht vinden,
denkt dat er geen herstel te wachten is van
mannen, die, als de struisvogels, hun hoofd in
beschuttend bedrog stekenalleen van de waarheid
gaat genezende kracht uit.
telde Eva het een en ander van hare reizen en
het duurde niet lang of haar heldere lach klonk
door de kamer, waarbjj Jasper Elisabeth glim
lachend aanzag.
En toch hadden zij beiden eenige verandering
op het lieve gelaat opgemerkt, een verandering
die sprak van geleden en wellicht ook overwonnen
smart. Zij was misschien nog mooier dan vroeger,
maar die zachte blos kwam en verdween niet zoo
schielijk als een jaar geleden en haar geheele
manier van zijn was een greintje erhstiger ge
worden. Onder de thee praatte zij echter zeer
levendig en richtte ook een paar maal het woord
tot Jasper, doch meest tot sir John, die zeer met
haar ingenomen was.
Na de thee vroeg Elisabeth of zij het huis eens
wilde zien en daarop volgde zij deze naar haar
kamer. Zoodra zij alleen waren, zagen zij elkander
aan, en in het volgende oogenblik sloeg Éva hare
armen om den hals barer vriendin en snikte als
een kind.
„Lieve, lieve Eva 1" zei Elisabeth ook zeer aan
gedaan en zoo schreiden zij in eikaars armen.
Eva wischte het eerst hare tranen weg en zei i
„Ik moest niet zoo dwaas zijn maar nu ik
u weder zie Elisabeth
(Wordt vervolgd.)
GEDRUKT BIJ DE GEÈROEDERS ABRAHAMS
TE MIDDEBBÜRG,