steeds gebleven. Nu gelooft spreker, dat waar de
grens kan worden aangewezen, ook de grensscheiding
aldaar moet bepaald worden, en dat dus die grens
scheiding meer noordwestelijk behoort genomen te
worden en niet zoo als in, het voorstel is aangegeven.
Door den hoofdingenieur is gewezen -op den Vliete-
polder. Spreker heeft toevallig eenige dagen geleden
dien polder bezocht en het heeft toen zijne aandacht
getroffen dat deze werken ook verder loopen dan de
as van de dijk tusschen de Vliete- en Thoornpolder.
Denkende dat dit onjuist was, is spreker uit de
lezing der stukken tot de overtuiging gekomen, dat
het toenmalig bestuur van den waterstaat, honderd jaar
geleden, het juist begrepen heeft, waar het gevoelde
dat het territoir verder loopt dan de as van den dijk,
en dat de scheidingslijn het buiten-talud van den dijk
zijn moet, en daarom de bedoelde werken voorbij die
lijn moeten komen. Spreker gelooft dat dit ook hier
in het oog behoort gehouden te worden.
De heer BSuteux wenscht den geachten spreker
uit Cortgene opmerkzaam te maken dat men hier
rekening moet houden met den plaatselijken toestand,
waaruit volgt dat binnendijks de bermsloot wel als
grens kan gelden, doch dat buitendijks de verlenging
eener lijn uit het midden dier sloot niet als zoodanig
kan worden aangenomen; geschiedde dit dan ligt het
voor de hand dat een deel van den dijk van den
Jacoba-polder zou worden onderhouden door den
Anna-Friso-polder, hetgeen niet wel kan worden toe
gelaten. De meening van den hoofd-ingenieur is, naar
sprekers gevoelen, volkomen juist, waar deze zegt dat
de Jacoba-polder zich over de voorgestelde regeling
niet te beklagen heeft, aangezien de regeling meer
in zijn voordeel dan in zijn nadeel is.
De heer Vader wil het voor- of nadeel van den
Jacoba-polder, wat betreft het onderhond geheel buiten
rekening laten. Hoezeer het echter hier slechts een
klein verschil betreft, is de zaak qnaestieus en geldt
het een principieel verschil. Men moet ook denken
aan de gevolgen en aan de vooroevers, waarover de
scheiding loopt. Dan wordt zeker de Jacoba-polder
eer benadeeld dan bevoordeeld. Spreker wil echter
die vraag laten rusten en zich bepalen tot de vraag
waar de grensscheiding behoort te wezen, en dan houdt
hij het er voor, dat die zijn moet op de werkelijke grens.
De voorzitter slnit de beraadslaging en brengt
het voorstel van gedeputeerde staten in stemming, dat
wordt aangenomen met 32 tegen 4 stemmen. Tegen
stemden de heeren Vader, P. Damas van Citters, Pompe
van Meerdervoort en De Smidt. Bij deze stemming
was de heer Fransen van de Putte afwezig.
g. Voorstel omtrent het verleenen van een
subsidie aan een stoombootdlenst tnsschen
Walsoorden en Vlake.
Gedeputeerde staten hebben bij hun voorstel de
volgende toelichting gevoegd:
Iu uwe vergadering van 7 November 1878 deed de heer
van Waesberghe Janssens het voorstel„een subsidie
uit te loven tot het bedrag dat nu uit de provinciale kas
voor de vaart op de Boven-Schelde betaald wordt, aan
een concessionaris die zou ondernemen op de wijze
later te bepalen, dagelijks dienst te doen tusschen
Walzoorden en Vlake, en in dat geval den provincialen
stoomboot dienst op de Boven-Schelde op te heffen."
Dit voorstel werd door u in handen gesteld van
ons college om in een volgende vergadering daarover
rapport uit te brengen.
In overleg met den directeur van den stoombootdienst
werd allereerst onderzocht welke voorwaarden zonden
moeten verbonden worden aan het verstrekken van
een subsidie.
Op voorstel van onze commissie voor den stoomboot-
dienst meenden wij, behalve de gebruikelijke voor
waarden, te moefen eischen dat
lo. de boot door deskundigen geschikt geoordeeld
worde om den dienst behoorlijk uit te oefenen;
2o. drie reizen per dag heen en weer worden gemaakt,
op door ons te regelen uren, doch zóo dat niet dan bij
uitzondering in 't donker behoeft gevaren te worden
3o. het tarief niet meer mag bedragen dan
A. Voor personen, a. ingeval er 2 kajuiten zijn r
voor die der le klasse f 1,00 voor die der 2e klasse
f 0,65 b. ingeval er slechts éen kajuit is 0,80 met
inbegrip van steigergeld.
B. Voor goederen en vee, het tarief, vastgesteld 2&
October 1872 zoo als dit gewijzigd is 11 Februari 1876.
4o. een boete van f 50 voor eiken dag en van 10
voor eiken overtocht op het subsidie zal worden gekort
voor het niet-uitoefenen van den dienst, behalve bij
onvaarbaar weer ter beoordeeling van een daartoe door
ons aan te wijzen persoon.
Tot toelichting van de gestelde eischen kunnen wijj
met een enkel woord volstaan.
Het stellen van voorwaarden omtrent afmeting,
diepgang, inrichting en constructie zou allicht op de
aanbiedingen van nadeeligen invloed zijn; daarom
stelden wij al3 éenigen eiseh in dit opzicht dat de
boot geschikt moet zijn voor den dienst, ter beoordee
ling van deskundigen.
Het aantal reizen moest natuurlijk bepaald worden;
wij meenden een drietal in beide richtingen voorshands
ais' minimum te moeten aannemen, opdat in verband
met de spoortreinen gelegenheid kunne worden ge
geven tot het op éen dag heen en weder reizen in
beide richtingen.
De maxima zijn gesteld nagenoeg in verhouding tot
het ongeveer even groote traject BreskensVlissingen,
vermeerderd met f 0,10 voor steigergeld te Walzoorden
en f 0,10 voor de vaart van Hansweert naar Vlake
voor de éenige klasse is de middenterm tusschen de
prijzen voor de le en voor de 2e klasse aange
nomen.
Deze eischen werden medegedeeld aan de verschil
lende personen, die achtereenvolgens sudsidie verzoch
ten of inlichtingen vroegen.
Tevens werd aan de aanvragers opgave verzocht van
lo de wijze waarop in den dienst zal worden voor
zien ingeval wegens herstelling de stoomboot geen
dienst kan doen;
2o. de afmetingen, snelheid en inrichting der boot,
en of haar voortstuwende kracht door schroef of raders
wordt uitgeoefend;
3o. het tijdvak waarvoor het subsidie wordt verlangd,
of, zoo een proeftijd wordt verlangd, van den duur
daarvan
4o. den tijd waarop de dienst zou kunnen aange
vangen worden
5o. het bedrag van 't subsidie dat meu verlangt.
Eindelijk werd aan de aanvragers medegedeeld dat
nadere inlichtingen door den directeur zouden verstrekt
worden.
Van verschillende zijden zijn daarop aanbiedingen
ingekomen.
De mogelijkheid beslaat dat deze voorloopige aan
biedingen voor wijziging op sommige punten vatbaar
zullen blijken, zoodat bij voorbeeld óf het subsidie ver
minderd öf de proeftijd verkort óf de middelen tot
tijdelijke voorziening in den dienst verbeterd worden.
In ieder geval zou, blijkens deze aanbiedingen, voor
11.000 een dienst kunnen worden tot stand gebracht.
Het onderzoeken van de vraag: „hoeveel zal uitge
spaard worden door opheffing van den dienst op do
Boven-Schelde ligt thans aan de beurt. Doch deze