N°. 130.
122e Jaargang.
1879.
Donderdag
5
Voetstappen in de sneeuw.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met nitzondering van Zon- en Feestdagen.
-
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar 5 Cent.
Ad verten tien; 20 Gent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels l,5v
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère G. L. Daubk en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones.
Middelburg 4 Juni,
de heer J. BOOL;
de heer Mr. W. A. VAN HOEK.
FBTJXXjI-.BTOlSr-
Bij de verkiezing van leden der tweede
kamer op Dinsdag den 10en Juni a. worden
door ons aanbevolen:
Voor het hoofdkiesdistriet Middelburg,
Voor bet hoofdkiesdistrict Goes,
In eene advertentie werd gisteren, tot verdediging
der houding van den heer De Jonge ten opzichte
van het kapitaal van f 170.000, afkomstig van
de achterstallige bijdragen voor de calamiteuse
polders, aangevoerd dat de minister van water
staat in denzelfden zin als de Middelburgsche
afgevaardigde geadviseerd had.
De onbekende inzender had er nog bij kunnen
voegen, dat ook de minister van financiën en de
staatsraad De Vries, in 't belang der sehatkist, een
gelijk betoog gevoerd en 61 kamerleden dat door
hunne stem bekrachiigd hebben.
In ons opstel van 28 Mei jl., aan deze zaak
gewijd, hebben wij dan ook geen woord gezegd
om het af te keuren, dat de heer De Jonge volgens
zijne overtuiging gehandeld en gesproken en het
belang der schatkist boven dat van Zeeland ge
steld heeft. Alleen maakten wij op het weinig
steek houdende van sommige zijner redeneeringeu
opmerkzaam.
Maar wel hebben wij doen uitkomen dat de
verantwoordelijkheid voor de genomen beslissing
voor een groot deel op den heer De Jonge rust,
dewijl hij door zijne stem de meerderheid in de
commissie van rapporteurs heeft doen ontstaan,
zelf haar rapport opgesteld en in de openbare
beraadslaging het betoog der andere Zeeuwsche
afgevaardigden bestreden heeft.
Een kamerlid wordt niet naar den Haag afge
vaardigd om de belangen van zijn district of
gewest voor te. staan boven het algemeen belang.
Maar men mag met billijkheid van hem verwach
ten, dat wanneer de bijzondere belangen ter sprake
komen, deze bij hem behartiging en verdediging
zullen vinden. De heer De Jonge laat zich in
't algemeen aan Zeeuwsche belangen weinig gelegen
liggen, terwijl men den heer Van Eek en de an
dere Zeeuwsche leden altijd op de bres vindt,
wanneer er iets voor Zeeland te bepleiten valt.
Bij de onderhavige gelegenheid, nu de heer De
Jonge eens bij uitzondering zich eene Zeeuwsche
zaak aantrok, deed hij het om de pogingen zijner
medeleden tegen te werken.
51
DOOE
DORA BUSSEL.
T W li EDE DEEL.
HOOFDSTUK IV.
Het plan.
„Dat hoop ik, mijn kind en dat ook alles
ten beste moge uitvallen."
Na eenigen tijd schreef oom Ralf dat hij een
huis gevonden had en dat Lady Curzon zijn uit-
aoodiging om de maanden April, Mei en Juni bij
hem door te brengen, had aangenomen; verder
verzocht hij zijn broeder, Eva den 7en April te
brengen en een paar dagen bij hem te big ven
logeeren alvorens terug te keeren tot de landelijke
geuoegens van Hazelhnrst.
De majoor vond het vooruitzicht, van deze kleine
afwisseling en de kans om eenige van zijne oude
vrienden weer te zien, zeer aardigmaar mevrouw
was zeer beleedigd dat zij niet mede gevraagd was.
„Hét is erg lomp van uw broeder;" zei zij „ik
De heer De Jonge was in zijn recht en deed
zijn plicht, door overeenkomstig zijne overtuiging
te handelen. Maar de kiezers hebben te overwegen
of een afgevaardigde, die in den regel met de
„hoogere" belangen zoodanig vervuld is dat hij
zich de kleinere niet aantrekken kan en die, als
hij 't eens doet, de zaken beschouwt van een
standpunt ten nadeele van Zeeland, de man is
door wien zij zich bij voorkeur in de tweede
kamer willen doen vertegenwoordigen.
De anti-revolutionairen hebben ons reeds aan
veel gewend, waardoor zij bewezen dat eerbied
voor de wet niet eene hunner eigenschappen is.
Toch heeft hetgeen op den tweeden Pinksterdag
te Driewegen is voorgevallen, nog een indruk
van verbazing op ons te weeg gebracht. Daar
hebben twee predikanten, de heeren Nonhebei en
Winckel, des middags eenvoudig de kerk gebruikt
voor politieke vergaderplaats en aan de „broeders
en zusters" de verkiezing van den heer De Sa-
vornin Lohman, onder biddend opzien, op 't hart
gebonden." Aan zulke brutale vertooningeu
waren we tot dusverre in ons goede Nederland
nog niet gewoon!
Ook een ander onkruid van vreemden oorsprong
is bij die gelegenheid op onzen bodem overge
plant: wij bedoelen het uitvaren, op den kansel,
tegen de „slechte" kranten. Dat waren met
name de Zierikseesche Nieuwsbode, de Goesche
Courant en wijzelven. Wat de Nieuwsbode eigen
lijk misdaan heeft, vatten wij niet goed, daar dit
blad op den naam van politiek orgaan, zoover
wij weten, geen aanspraak maakt. Wat.onze
Wenigheit betreft, schrijft een correspondent (een
ander dan de schrijver van het Ingezonden stuk
van heden), ons dat de heeren geen bepaald
misdrijf van ons wisten te noemen, maar toch
tegen ons waarschuwden. De oude kunst van
Christelijk insinueeren! Ik zal niet zeggen dat
mijn buurman geen eerlijk man is; de Heere
beware mij er voor dat ik kwaad van hem zou
sprekenmaar zie je, ik zou je toch raden om
hem niet te veel te vertrouwen." En dat op den
preekstoel, in de kerk, op een feestdag waarin
men den volke durft verkondigen dat een geest
van waarheid en liefde, het woord van den gewij-
den redenaar bezielt! De heeren Nonhebei en
Winckel moesten zich schamen.
De Goesche Courant schijnt het misdrijf gepleegd
te hebben van, bij gelegenheid van het jongste
zendingsfeest, a, propos van het regenachtige
weder, geschreven te hebben„Moeder natuur
was den zendingsvrienden niet gunstig." Onze
berichtgever vraagt of het den heeren aangenamer
geweest ware als er gezegd was: „God was
den zendingsvrienden niet gunstig" In elk geval
doet het ons pleizier dat wij zoo slecht niet zijn
ben toch zooveel jaren een trouwe gade voor u
geweest, Henry en dat het hoofd der familie mij
dan zoo passeert, is zeer grievend. Ik geef niet
om mijn eigen vermaakmaar hij had mij moeten
vragen en als gij mij lief hebt, gelijk ik het ver
dien, moet gij niet gaan, teneinde uw broeder
voor zijn gebrek aan wellevenheid te straffen."
„Lieve kind dat zou in het minst geen straf
voor hem zijn," antwoordde de majoor, die dit
uitstapje niet gaarne opgaf. „Ralf heeft mij slechts
gevraagd omdat Eva toch niet alleen kan reizen."
„Dus denkt gij te gaan?"
„Waarom niet? Het kind kan toch niet alleen
gaan en dan zie ik het groote huis van Ralf
meteen en kan u vertellen welk soort van vrouw
die Lady Curzon is."
Mevrouw Dalziel zuchtte diep en maakte haar
goeden man het leven zeer zuur in de dagen die
nog verloopen moesten voordat hij met Eva ver
trok. Zij deed het wel niet met opzet, doch
zonder het zelf te weten was zij zeer scherp, als
haar ijdelheid gekrenkt werd. Zij wilde haar
man doen gevoelen, dat hij haar beleedigde door
de uitnoodiging aan te nemen en het gelukte
haar volkomen.
Maar eindelijk was de tijd daar en stond Eva,
met al hare nieuwe japonnen in de koffers, reis
vaardig. Zij had echter niet al het geld van
haar oom aan opschik besteed, en menige arme
in Hazelhurst had iets meegekregen van haar
overvloed. Zij drong er ook op aan dat „Mama"
als de Goesche. Zoo dacht zekere Farizeeër,' die
misschien een goede kennis is van de heeren N.
en1 W., er ook over.
Het geheele betoog diende als reclame voor
Het Zuiden. Dat is nu eens een krant naar
het hart der „ware" vromen!
Daar wij gaarne leven en laten leven, hopen
wij dat de aanbeveling onzen confrère goed zal
doen. Hij schijnt het noodig te hebben. Maar wij
voor ons zouden niet gaarne van het kwaad
spreken over anderen willen profiteeren.
Aan de verkiezing voor een lid der provinciale
staten van Zeeland is heden te Middelburg door
265 van de 493 kiesgerechtigden deelgenomen.
Bij de verkiezing op 1 October 1878, bij her
stemming, hebben 300 kiezers hunne biljetten
ingeleverd.
VHssingen, 4 Juni 1879. Heden is aan de
werf der Koninklijke Maatschappij de Schelde
alhier, in tegenwoordigheid van het bestuur der
Visscherijen op de Schelde en Zeeuwsche stroomen,
met goed gevolg te water gelaten de stoomboot
Argus, gebouwd voor rekening van het departe
ment van financien en ten dienste van het politie
toezicht van voornoemde visscherijen. De machine
en ketel werden mede in de fabriek der maat
schappij de Schelde vervaardigd.
De Staats-courant bevat het verslag omtrent
het oud-provinciaal archief in Zeeland, over 1878,
uitgebracht door den archivaris der provincie.
Het programma voor de uitvoering door het
muziekkorps der dd. schutterij op Vrijdag den
6 dezer, des avonds te 7 uren, op het Molenwater
alhier, is samengesteld als volgt: N° 1 marsch;
no 2 Orphelia wals, Bauer; n» 3 Ouverture Titus,
Mozartno 4 Souvenir de Belisair, Donizetti
n° 5 Penserosa, Fantaisie, v. d. Boogaerde; n° 6
La Grim, Polka, Christophe; n° 7 Fantaisie uit
de op. Faust, van Gounod, A. de Jong; n° 8
Marsch.
Het tijdstip van den herijk der maten en ge
wichten is door gedep. staten van Zeeland Proi>
U. n°. 53) bepaald, voor de gemeente Serooskerke
(Walcheren) op den 7en Juni des voormiddags en
voor Oostkapelle en Grijpskerke op denzelfden
dag des namiddags, te Oostkapelle.
Het' officieel gedeelte van de Staats-courant
bevat het volgende bericht:
Zijne koninklijke hoogheid de prins van Oranje
js in de vorige week aan eene horstaandoening
die zich ernstig liet aanzien, lijdende geweest.
er een nieuwe japon van zou hebben. Deze had
daar eerst niet van willen weten; maar toch
eindelijk toegegeven en een japon aangenomen
waarvan zij altijd later zei dat zij in de gegeven
omstandigheden volstrekt geen pleizier meer had
om haar te dragen.
Ondanks al het genoegen dat haar wachtte was
Eva altijd even lief voor Elisabeth en zij zei
zelfs dat zij nog veel meer pleizier in Londen zou
hebben als zij met haar medeging.
„Gij zult daar vele vriendinnen krijgen, Eva,
zei Lissa. „Gij zult met een grooten mijnheer
trouwen en my weldra geheel vergeten."
„Denkt gij dat? Nu wij zullen zien. Ik zal u
alledag schrijven en alles vertellen; maar denker
om dat gij het niet aan mama zegt, gij moogt
haar niets vertellen van hetgeen ik u schrijf. Gij
zijt mijn vriendin, voor u heb ik geen gebeimen
maar als ik haar iets wilde vertellen, zou zij er
in het oneindige op terugkomen."
„Heel goed" zei Elisabeth. Zij hield zooveel van
Eva en zag haar zoo gaarne -zoo blij en gelukkig.
Zij herinnerde zich den tijd toen het leven ook
haar zoo toelachte en hoopte van ganscher harte
dat het noodlot minder wreed voor de schoone
Eva zou zijn dan het voor haar geweest was.
Tot het laatste oogenblik toe bleef mevrouw er
geraakt uit zienmaar zij kuste Eva vriendelijk
bij het afscheid, zeggende dat zij hoopte dat het
voor haar welzijn zou wezen.
„Natuurlijk, natuurlijk" zei de majoor „maar
De ongesteldheid van zijne koninklijke hoogheid
heeft thans eene gunstige wending genomen.
Reeds onder Laatste berichten in een gedeelte
der oplaag van ons rorig nommer medegedeeld.
Over de ziekte van Z. K. H. den prins van
Oranje deelt de N. Rott. Ct. het volgende mede
Zaterdag avond voor acht dagen is Z. K. H.
op een bal geweest bij mevrouw de Courval, en
uit de warme zaal in de kleedkamer komende
om te vertrekken, heeft de prins koude gevat.
Aanvankelijk liet de ongesteldheid zich niet ernstig
aanzien, maar de geneesheer Aimè Martin achtte
het spoedig, tot 'dekking van eigen verantwoor
delijkheid, noodig, dat ook het advies gevraagd
werd van een tweeden geneesheer, waartoe ge
kozen werd de heer Peter, hoogleeraar in de
pathologie aan de faculteit te Parijs.
Prinses Mathilde, volle nieht van wijlen H. M.
koningin Sophia, die op de hartelijkste wijze
den zieke omringt met alle mogelijke zorgen,
drong er op aan, dat ook het advies zou worden
ingewonnen van haren doctor, den heer Dieulafoy,
geneesheer van het hospitaal Menilmontant. Deze
drie geleerden zijn nu dagelijks in consult bij den
prins.
De heer Aimé Martin komt meermalen daags,
en om buitendien zeker te zijn, dat aan den
zieke geen zorg ontbreken zal, heeft men den
heer Cailleret, interne ondfer dr. Martin in het
hospitaal Saint-Lazare, sedert Vrijdag ochtend
aan den prins voor voortdurende oppassing toe
gevoegd.
Z. K. H., die apartementen bewoont op de
eerste verdieping 19, Rue Auber, in de onmiddel
lijke nabijheid van de groote opera, wordt over
laden met blijken van deelneming van de zijde
zijner talrijke vrienden te Parijs. Niemand hoe
genaamd wordt echter hij den zieke toegelaten.
Zelfs prins Alexander heeft zijn broeder nog niet
mogen zien, evenmin als de baron Bentinck, die
namens Z. M. den koning den zieke is komen
bezoeken.
De prins van Wales, die Maandag ochtend te
Parijs aankwam, heeft dadelijk naar den toestand
van den lijder laten vernemen.
De zieke volgt stipt de voorschriften der ge-
neesheeren. Bijna de geheele voorgaande week
had de prins niets anders gebruikt dan wat
limonade; thans gebruikt bij eenige bouillon, het
geen door den heer Martin als een zeer verblijdend
verschijnsel wordt beschouwd.
De prins is aangetast door een pneumonie aan
de rechterlong, waarbij zich gevoegd heeft een
diaphragmatische pleuris. De ziekte volgt haar
geregelden loop en de geneesheeren vermoeden dat
op dit oogenblik alle gevaar geweken is.
De Nederlandscbe gezant zendt geregeld onder
wij zullen nog te laat aan den trein komen als
gg zoo lang afscheid neemt."
Na hun vertrek heerschte er groote stilte in
huis en mevrouw zei met nadruk tot hare jongste
dochters: „Nu zult gij hoop ik rustiger aan uwe
lessen kunnen blijven" en Elisabeth vatte den
wenk.
Mevrouw was eigenlijk een beetje jaloersoh van
de vriendschap tusschen Elisabeth en Eva en
vond dat de eerste zich buiten de leeruren meer
aan hare eigen dochters moest wijdenmaar indien
Elisabeth elk beschikbaar oogenblikje met hare
leerlingen had doorgebracht, zou mevrouw het
weer beter gevonden hebben dat zij zich minder
met hen bemoeide.
Spoedig kwamen er brieven van de reizigers:
Een korte vau den majoor aan zijn vrouw en
een zeer uitvoerige van Eva aan Elisabeth, over
al het vreemde harer nieuwe omgeving en de
vreemde menschen die zij reeds had leeren kennen
o. a. schreef zij
„Wie denkt gij dat hier gisteren gedineerd
hebben? Gij zult het nooit raden sir John
Tyrell dien gij kent, met zijn zoonIs dat niet
aardig Ik had mijn witte zijden japon aan en
oom had mij mooie bloemen gegeven, maar ik
voelde mij toch niet op mijn gemak toen al die
menschen aangediend werden en bleef vlak bij
papa staan. Weldra verschenen de twee knapste
en meest gedistingeerde heeren, die ik ooit gezien
heb en Karei de knecht riep, „sir John Tyrell