N°. 128.
122e Jaargang.
1879.
Maandag
2 Juni.
Dit blad verschijnt dagelijks,"
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/in, franco 3,50,
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent,
Advertentiens 20 Gent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 17 regels 1,5c
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère G. L. Daubk en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones.
Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL.
VEEMARKT TE MIDDELBURG.
Middelburg 31 Mei,
H 3\ BOOL
MIDDELBURGSE
Donderdag den 5™ Juni 1879, van des voor
middags 8 tot des namiddags 4 uren.
De burgem. en wethoud. van Middelburg,
SCHOEEE,
De secretaris,
G. N. DE STOPPELAAR.
Binnen weinige dagen zullen de kiezers in
het hoofdkiesdistrict Middelburg andermaal
den man hebben aan te wijzen, wien zij hnn
belangen, die van hun gewest en van hun
land in de volksvertegenwoordiging willen
toevertrouwen. Als candidaat der liberale
partij, krachtens de eenparige keuze van de
verschillende kiesvereenigingen dier richting,
treedt ditmaal op de heer H. J. Bool, Indisch
hoofdambtenaar. Zonder heden de politieke
beweegredenen aan te roeren, die voor de ver
kiezing van den liberalen candidaat pleiten,
willen wij in de eerste plaats doen wat in ons
oog van weinig minder belang ishet leeren
kennen van zijn persoon. Inlichtingen staan
ons daartoe ten dienste, voor welker juistheid
wij ten volle instaan.
In 1828 te Schoondijke geboren uit ouders,
behoorende tot den nederigen burgerstand, doch
om hun gedrag en karakter geacht bij allen
die hen kennen, begon de heer Bool op zeer
jeugdigen leeftijd zijne loopbaan te Middelburg
bij de registratie. De weinige vooruitzichten,
voor een jongmensch zonder fortuin destijds
aan dit vak verbonden, deden hem echter naar
een andere betrekking omzien. Zoo legde hij
zich ook toe op de stenographie, met dit gevolg
dat hij in 1849, toen deze bij de staten-gene-
raal werd ingevoerd, eene aanstelling als zoo
danig verwierf. In deze betrekking, niet ten
onrechte eene oefenschool voor het staatkundig
leven genoemd, was hij tot in 1859 van de
behandeling onzer belangrijkste staatswetten
oor- en ooggetuige. In dat jaar aanvaardde hij
de hem aangeboden benoeming tot commies bij
de afdeeling Nijverheid van het ministerie van
binnenlandsche zaken. Zijn werkzame en
onderzoeklievende geest was echter reeds weder
aan't opsporen van nieuwe wegen tot kennis en
arbeid. De Indische toestanden trokken hem
aan en dat zijne wetenschap in dit opzicht
hooger geschat werd dan die van een gewoon
dilettant, bewees zijne benoeming tot secretaris,
eerst van het Indisch Genootschaplater van
het Kon. Instituut voor de taal- land- en vol
kenkunde van N. I. In deze betrekking met
de baanbrekers der liberale koloniale rich
ting in veelvuldige aanraking, viel in 1863
het oog der regeering op hem voor de vervul
ling der betrekking van sous-chef der nieuw
opgerichte afdeeling Statistiek aan de Alge-
meene Secretarie te Batavia.
Ook hier leerde men hem spoedig op prijs
stellen als een ambtenaar van meer dan gewone
kunde. In 't voorbijgaan teekenen wij hier op,
dat hij, na in Nederland met jhr. mr. W. Six
gedurende eenige jaren den Staats-almanak
bewerkt te hebben, in 1864 den Indischen
Regeerings-almanak van soortgelijke opschriften
voorzag als in den Nederlandschen voorkomen.
Deze opschriften, waarin de werkkring en
inrichting der verschillende regeeringslichamen
worden aangeduid, werden gedurende eenige
jaren aan de inrichtingen voor de opleiding
van Indische ambtenaren, te Leiden en te
Delft, als handleiding voor het administratief
recht in Indie gebruikt.
Het groote voorrecht van het Indisch-amb-
tenaarschap, de gelegenheid om binnen be
trekkelijk korten tijd aan de afhankelijkheid
en den sleur der ondergeschikte betrekkin
gen te ontkomen, liet zich aan den heer Bool
niet onbetuigd. Bij de Algemeene Secretarie
klom hij spoedig op tot referendaris, tot tweeden
en daarna tot eersten gouvernements-secretaris.
In die betrekking werden de belangrijkste
stukken, de gewichtigste regelingen doorhem
persoonlijk bewerkt of bestudeerd. Zoo voor
bereid, was hij in 1872 de aangewezen man
om als directeur van een der departementen
van algemeen bestuur eene Indische ministe-
rieele portefeuille te aanvaarden. Het depar
tement van financiën reorganiseerde hij en
ontwierp o. a. eene geheel nieuwe regeling
van het Indische belastingwezen.
In October 1874 wegens ziekte naar Nederland
teruggekeerd, vond hij in 1877 bij zijne weder
komst in Indië het departement van openbare
werken vacant. Een ingenieur stond tot dien tijd
aan het hoofd daarvan, doch eene schier grenzen-
looze verwarring en vertraging op administra
tief gebied, welke de deur openliet voor mis
bruiken en knoeierijen van allerlei aard, was
van die inrichting het gevolg. De gouverneur-
generaal Yan Lansberge zocht daarom een
ambtenaar, vrij van alle banden tegenover het
technisch personeeel, doorkneed administrateur,
vast genoeg van karakter om den tegenstand,
dien hij zou ondervinden, het hoofd te bieden,
en van een zoo onbesproken eerlijkheid dat aan de
hervormingen, welke hij zou invoeren, niet de
schijn eener verdenking van kwade trouw of
persoonlijke vooringenomenheid zou kleven.
Hij meende dien te vinden in den gewezen
directeur van financiën. De critiek bleef
natuurlijk niet uit en vooral de ondergeschikte
technische ambtenaren lieten hun gekrenkt
esprit-de-corps duchtig gelden. Mag men ech
ter oor- en ooggetuigen gelooven, dan heeft
de gouverneur-generaal later verklaard dat
zijne keus hem geen oogenblik berouwd heeft
en moeten de ingenieurs, den nieuwen direc
teur als raadslieden toegevoegd, ondubbelzin
nig erkend hebben dat zijne vaste hand veel
kwaads heeft uitgeroeid en dat de gang van
zaken aan het departement, onder zijn beheer,
zooveel beter en regelmatiger was dan vroeger,
dat aan eene vergelijking niet te denken viel.
Voor Indië is Bool's vertrek dus een groot
verlies, doch voor hemzelven was de terug
keer naar Nederland, waar de belangen van
zijn gezin hem riepen, dat op 't oogenblik te
Amsterdam dagelijks de terugkomst van den
echtgenoot en vader tegemoet ziet, meer uit
lokkend dan een langer verblijf in de kolonie.
In de vertegenwoordiging geroepen, kan hij
echter op nuttige wijze voor moederland
en kolonie zijne loopbaan voortzetten. De
hem geschonken gave van sierlijk en gemak
kelijk zijne gedachten uit te spreken, stelt hem
daartoe te eerder in staat, terwijl de geoefend
heid zijner pen, als ambtenaar voortdurend op
de proef gesteld, gebleken is in verschillende
tijdschrift-artikelen, met en zonder zijn naam
verschenen, zooals over de Engelsche staats
instellingen, over de wetgeving op het mijnwe
zen, over het armwezen, het Indisch regeerings-
reglement.
Auto-didacteigenhandig bewerker zijner
schitterende loopbaan, was de heer Bool om
zijne degelijke kennis en zijn stalen ijver reeds
vroeg de vertrouweling en mede-arbeider onzer
staatslieden en geleerden. Thorbecke's scherpe
blik was spoedig op hem gevestigd. De uit
gave der eerste twee deelen van diens Parle
mentaire Redevoeringen werd door Bool bezorgd
en voor Thorbecke's uitgave der Bijdragen van
Van Hogendorp bewerkte zijn jeugdige mede
werker den nauwkearigen en uitvoerigen blad-
In onze staten-generaal, waar de Indische
Spee.aliteiten 'sóhaarsch zijn, ontbreekt het, na
het kortstondig optreden van den heer Yan
Hees, geheel aan een vertegenwoordiger dei-
ambtenaarswereld, het talrijkste deel derlndo-
Europeesche maatschappij. Bovendien zijn de
specialiteiten in de kamer alle sedert jaren
aan Indië vreemd en van de sedert de laatste
jaren zoo snel gewijzigde toestanden niet volko
men meer op de hoogteterwijl zij die buiten
de kamer voor specialiteiten doorgaan, veelal
te uitsluitend specialiteit zijn en kennis van
Nederlandsche belangen missen. Den heer
Bool is, in eene mate als slechts weinigen,
het voorrecht geschonken van de indrukken
van daarginds verseh met zich te brengen, en
tevens door werkzaamheid op allerlei gebied
in Nederland de vereischte kennis en ervaring
te hebben opgedaan. Van een koloniaal-staat
kundig standpunt zou zijne verkiezing van
groote beteekeuis zijn, dewijl zij gan de velen
in Indië, die met klimmenden aandrang om
reektstreeksche vertegenwoordiging in onze
staten-generaal vragen, het bewijs zou leveren
dat de rechtmatigheid van hun verlangen ook
door de Nederlandsche kiezers erkend wordt
en dat de noodzakelijkheid, van de behartiging
hunner belangen ook hier te lande niet uit
het oog verloren wordt
Het behoort niet tot de Nederlandsche ver-
kiezingsgebruiken, de eandidaten met de kie
zers in onmiddellijke aanraking te brengen.
Zelfs zon een teeken, dat iemand voor eene
toekomstige verkiezing op eene candidatunr
aanspraak maakte of rekende, zijne zaak dikwijls
kunnen schaden. Wij zijn dan ook niet in
staat eene politieke geloofsbelijdenis van den
beer Bool, met het oog op de verkiezingen
afgelegd, te voorschijn te brengen. Dit slechts
is ons bekend, dat hij zich bereid verklaard
heeft eene liberale candidatuur te aanvaarden
en dat dus zijne instemming met de liberale
beginselen niet twijfelachtig is. Uit de brief
wisseling, daarover met den heer Bool gevoerd,
kunnen wij nog het volgende mededeelen, dat
van hemzelven afkomstig en als in algemeene
trekken zijne staatkundige gevoelens omschrij
vende, te beschouwen is.
„De heer Bool behoort tot die liberalen, die,
wars van partijzucht en personendienst, slechts
eene partij vormen als deze de geleidelijke
uitkomst is van eenstemmige overtuiging om
trent de belangrijke vraagstukken van staats
belang die in verbetering en uitbreiding
van het volksonderwijs het beste middel zien
om eiken schadelijken invloed van dwang te
keeren en de nadeelige werking van kerkelijke
overheersching tegen te gaan en die op eco
nomisch terrein zich verklaren voor vrijheid
van handel en nijverheid en voor verbetering
en uitbreiding der openbare middelen van ge
meenschap en van door het publiek belang
gevorderde werken, als de meest geschikte
middelen om de algemeene volkswelvaart be
vorderlijk te zijn.
„Op koloniaal terrein behoort hij tot die
bezadigden, die de bijzondere toestanden der
koloniën niet wenschen voorbij te ziendie
afkeerig zijn van proefnemingen, welke geen
steun vinden in het verledendie den band
tusschen het moederland en de koloniën willen
versterken, maar eene te groote inmenging der
Nederlandsche regeering in het bestuur der
koloniën als nadeelig voor beide beschouwen;
die in economische aangelegenheden ook
aldaar liberaal willen gehandeld hebben, maar
die in zaken van bestuur het gezag willen
doen heerschen, wetende dat in het Oosten
de gematigdheid, ja, de rechtvaardigheid zelve,
niet zelden als wankelmoedigheid worden aan
gezien."
Gedurende het jaar 1878 was het reizigers
verkeer op de voornaamste stations der staats
spoorwegen in Zeeland als volgt
Aankomst. Vertrek.
Ylissingea (haven) 7337 5017 reizigers.
(stad) 35647 35116
Middelburg 56580 57763
Goes46603 39694
Eetle, 30 Mei. Bij de verkiezing voor een
lid van den gemeenteraad, in plaats van den heer
P. J. van Acker, die als zoodanig ontslag inge
diend had, hebben 19 van de 30 kiezers hunne
stemmen uitgebracht. De heer P. W. Nunnink
werd gekozen met 16 stemmen.
In de jaariijksche vergadering van den Middel-
burgschen polder is tot dijkgraat herbenoemd de
heer C. Polderdijk.
Het dijkgeschot is bepaald op slechts f 1,60 per
hectare schotbaar land. (G. Ct.)
üreskeos 30 Mei. In de gisteren gehouden
vergadering van den Breskenspolder zijn tot
leden van den dijkraad van het Calamiteuse
Waterschap Oud-, eu Jong Breskens herkozen de
heeren Hammacher, notaris en J. de Vlieger,
landbouwer te Groede, en gekozen de heer Aug.
de Milliano aldaar, in plaats van den heer J. H.
de Milliano, die bedankt had.
Vllsslngen. Naar men verneemt zal a. s.
Woensdag, des namiddags te drie uren, op de
werf der Koninklijke Maatschappij de Schelde te Ylis-
singen te „water worden gelaten het stoomschip
Argus, gebouwd ten dienste van het politietoe
zicht der visscherijen op de Schelde en Zeeuwsche
stroomen.
Het bestuur der genoemde visscherijen zal
daarbij tegenwoordig zijn.
In de jongste zitting van den raad van state,
afdeeling geschillen van bestuur, is o. a. behan
deld het beroep van A. Ooms, landbouwer te
Poortvliet, tegen een uitspraak van ged. staten
van Zeeland, in zake de nationale militierappor
teur, de.staatsraad De Vries.
Z. M. de koning heeft zijn adjudant, den kapitein
bij den grooten staf A. C. baron Bentinck, naar
Far ijs gezonden, om naar den toestand van
Z. K. H. den prins van Oranje te informeeren.
Vad.)
Een „heer" komt er in de N. Rott. Ct. tegen
op dat Pincoffs, sedert zijne oplichterijen ontdekt
zijn, in de dagbladen niet meer „de heer Pincoff3,"
maar kortweg bij zijn naam genoemd wordt. Het
gaat niet aan, meent hijde eerlijke lieden uit de
mindere klassen der maatschappij, die men niet
gewoon is den titel „heer" te geven, nu op eens
het oud eerste-kamerlid Pincoffs tot kameraad te
geven, nu het gebleken is dat hij een bedrieger
is. Een „heer", behoorende tot den hoogsten
stand, is hij zijn leven lang geweest en daarin
behoort hij dus te big ven nu hij ontmaskerd is.
Het standpunt, door dezen inzender bij zijne
beschouwing ingenomen, is zeer oorspronkelijk
daarom vonden wij het de moeite waard er mel
ding van te maken.
De Willem Barents zal Dinsdag 3 Juni, des
namiddags te half twee uur, van Amsterdam
weder naar de Poolzee vertrekken.
De verordening tot heffing van straatgeld is
door den gemeenteraad van Amsterdam aange
nomen. Over eenige andere voorstellen tot ver
meerdering der gemeente-inkomsten is de beraad
slaging nog niet afgeloopen.
Men schrijft óns uit Rotterdam:
De verkiezingsstrijd zal hier waarschijnlijk weder
niet kalm zijn. De kiesvereeniging Rotterdam is
reeds begonnen met de candidatuur van den heer
Mees te verwerpen. Daartoe werd het motief
gebruiktdat hij door in de kamer te stemmen
voor het Amsterdamsche rijkskanaal, gehandeld
heeft in strijd met het belang van Rotterdam. Deze
giief is zoo weinig degelijk, of liever zoo klein
geestig, dat men onwillekeurig aan een voorwend-