N«; 114 122® Jaargang^ 1879. 15 Mei. Voetstappen in de sneeuw. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/rn. franco 3,50, Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent. Advertentiens 20 Gent per regel.' Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,50 t «- iedere regel meer 0,20, Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor. het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère 6. L. Daubs en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones. Middelburg 14 Mei. FEUILLETON. i::'A M.c.-iVj Men wordt opmerkzaam gemaakt dat de zomer dienst der spoorwegen morgen den 15 dezer een aanvang neemt. De nieuwe dienstregeling is, voor zoover het Zuidemet betreft, heden onder onze rubriek Vertrek van spoortreinen in hoofd zaak opgenomen. In de Vrijdag jl. alhier gehouden vergadering van de Commissie tot bevordering der belangen van den dienstbaren stand is een boekgeschenk en een loffelijk getuigschrift uitgereikt aan Catharina Frederika Bebelaar, wegens tienjarige trouwe dienstvervulling als dienstbode bij de familie De Bruijn van Melis en Mariekerke. H. K. H. prinses Hendrik is gisteren morgen naar Oldenburg vertrokken. Zondag werd te Groningen de algemeene ver gadering van het Nederlandsch Werkliedenverbond gehouden, die niet zeer talrijk bezocht was. Verschillende afdeelingen waren vertegenwoordigd. Na discussie werd de volgende motie aangenomen „de vergadering wenscht met alle kracht die in haar is, middelen in het leven te roepen, om het algemeen stemrecht nader te komen." Van verschillende zijden verneemt men, dat jhr. mr. H. M. A. van der Goes, chef van dienst- mouvement bij de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen, tot directeur-generaal dei- maatschappij zal worden benoemd. (vV. v. d. D De heide Haagsche bladen spreken eenparig, wat hun anders maar zelden gebeurt, een wensch uit. Den hoofdcommissaris van politie hadden zij, bij gelegenheid der jongste feesten, gaarne met een ridderkruis begiftigd gezien. Het Vaderland neemt ook nog den voorzitter van Pulchri Studio in dienzelfden wensch op. Zoo is er dan toch minstens éen ding, waar omtrent ieder bewoner der koninklijke residentie, bij zij overigens vrijzinnig of behoudend, aristo craat of democraat, dezelfde meening koestert. Dat is de eerbied voor een lintje. De hoogleeraar B. H. Pekelharing heeft in den afgeloopen winter twaalf voordrachten gehouden in de Delftsche Werkmansvereeniging over de Nederlandsche staatsinstellingen. De laatste werd Zaterdag avond gehouden en handelde over de inrichting en den werkkring der gemeentebesturen. AO. dook DORA BUSSEL. £EKST£ DEEL. HOOFDSTUK XXII. "Wederzien. „Ik ben heel, heel arm, Jasper", sprak zij op zulken zachten, geloofwaardigen toon, dat hij er van verbleekte. „Zooals gij vernomen hebt heb ik alles achtergelaten, behalve eenige contanten, waarvan men mij nog tweehonderd gulden ontstolen heeft. Ik woon op het oogenblik bij eene mevrouw O'Shee in Lambridgestreet en daar ben ik ge weest sedert den 18en van de vorige maand. Maar ik zoek een betrekking ik wil werken voor mijn brood." „Arm kind! O! mijn arm kind", zei Jasper zeer aangedaan door dit verhaal. „Wat zijn hier veel akelige menschenver volgde Elisabeth. „Die vrouw bij wie ik woon is Aan het einde der voordracht werd de hoogleeraar door den voorzitter hartelijk bedankt, terwijl hij de vereeniging bij voortduring in zijne welwil lendheid aanbeval. Bij Prov. blad n° 47 is door gedeputeerde staten de provinciale steiger van Stavenisse aangewezen als losplaats van rundvee, bij invoer van buiten de provincie. Deze aanwijzing geldt niet voor den invoer van vee uit andere rijken, zoolang de invoer van buitenslands is verboden of door de regeering van de vergunning van haar of hare ambtenaren afhankelijk is gesteld. De Staats-courant bevat de wetten tot natura lisatie M. vanLoeser, J. W. Heijstermann, W. Hep- termann en J. Lemm. Bij beschikking van den minister van waterstaat enz. is bepaald dat de navolgende ambtenaren bij de administratie der posterijen hunne functiën zullen uitoefenen als volgt, te wetende commies 3° kl. G. H. van Senden ten postkantore te Zwolle; de commies 4e kl. C. E. van der Loeff ten postkantore te Nijmegen; de surnumerair G. W. W. C. Diest Lorgion ten postkantore te Breda. De heer A. van Assen, oud-lid der staten van Friesland, vroeger bankier en wanneer wij ons niet vergissen, een tijd lang dagblad-redacteur in Indië, beveelt zich in een goed gesteld manifest aan de kiezers van Amsterdam als candidaat voor het lidmaatschap der tweede kamer aan. Het stuk is als advertentie in het bijvoegsel van het Handelsblad van heden geplaatst. De beginselen, welke de schrijver ontwikkelt, vertoonen een mengsel van conservatieve en liberale stellingen, dat het niet gemakkelijk maakt hem in de eene of andere politieke cate gorie te rangschikken. Dat is nu wel niet noodig, maar het stuk wordt er toch niet duidelijker door. De heer Van Assen verlangt verhooging der grondbelasting, invoering eener matige in komstenbelasting met onderscheid tusschen in komsten uit kapitaal en die uit bedrijf of beroep, afschaffing van het mutatierecht eu de patent belasting, doch hij wil het kapitaal zelf onbelast laten. In overeenstemming met de behoeften van den dag, wil hij, tegenover de Duitscbe protectie- maatregelen, ook den invoer van de daardoor beschermd wordende handels-artikelen met een evenredig recht belasten. Regeling van het kies recht verlangd hij op ruime grondslagen, zonder algemeen stemrecht. Ten aanzien van het onder- wp is hij van gevoelen dat de staat meer en meer zijne onzijdigheid verzaakt en naar eene verschrikkelijk en ik ben zoo ongelukkig. O! zoo ongelukkig, Jasper", en op nieuw begonnen hare tranen te vloeien. „Nu heb ik u weergevonden," zei Jasper, „lieve Lissa mijn lieve, beste Lissa, en nu zijn al uwe geldelijke zorgen voorbij. Neem vast wat ik bij mij heb, mijn kind," dit zeggende stak hij zijn hand in zijn zak. „Ik zal er u om vragen als ik het noodig heb," zei Elisabeth met een droeven glimlach, de bank noten afwijzende die hij haar voorhield. „Ik zal mij niet schamen om het u te vragen, Jasper, wat ik noodig heb kan ik van u aannemen." „Dat zou ik ook denken!" zei Jasper. „En waar kan ik u nu heen brengen zal ik u thuis brengen Elisabeth dacht aan mevrouw O'Shee en haar akelig en achterdochtigen aard en antwoordde: „Ik zou u wel vragen om mee te gaan naar mijn woniDg, Jasper, maar die vrouw is zoo on aangenaam dat „Dat doe er niet toe", zei Jasper. „Noem maar een andere plaats waar ik u kan ontmoeten. Laat ik u morgen weer ontmoeten, Lissa." „Morgen", herhaalde Lissa. „Ja dan zal die morgen niet zijn gelijk al die sombere morgens, waarnaar ik in den laatsten tijd, week in week uit, heb uitgezien. Weet gij wel, kind, wat gij mij gedaan hebt?" vervolgde hij, terwijl zijn gelaat donker rood tirannie van staatsonderwp, los van allen leer- stelligen godsdienst, streeft. Op welke wijze hp ilaarin verbetering zou willen brengen, geeft de heer Van Assen echter niet aan. Voorts noemt hij het een onhoudbare toestand, dat ons volk jaarlijks 35 millioen aan sterken drank besteedt en de schatkist daarvan 4/7 trekt. Dan staat der Indische financiën acht hij nog zorgelijker dan van het moederland. Zijne beginselen van koloniale politiek vat hij samen in de volgende stelling, die, in verband vooral tot hetgeen voorafgaat, wel wat onbestemd is: „geen zeltregeering van Indië, maar evenmin verwas rloozing van het Indisch belanggeen uitschudding van Indië ten behoeve van Nederland, maar evenmin prijsgeving van de voordeelen, waarom eene Europeescbe mogendheid de regeertaak in zoo ver verwijderde gewesten op zich neemt." Ondanks zijne algemeenheid, welke in een be knopt stuk misschien niet te vermijden was, lijkt het manifest van den heer Van Assen ons een ernstig en wel doordacht stük. Ware het niet in strijd met de Nederlandsche vérkiezingsge- bruiken, zich zeiven candidaat te stellen, dan zou het manifest meer aandacht verdienen dan daaraan nu waarschijnlijk te beurt zal vallen. Door den heer M. Parser, te Scheveningen, is een adres aan de tweede kamer ingediend, waarin hij verzoekt dat art. 2 der wet van 7 Mei 1856 {Stil. n° 32), houdende bepalingen omtrent de huishouding en tucht op de koopvaardijschepen, waarbij straf wordt bedreigd tegen het willekeu rig verbreken van aangegane verbintenissen door schippers, stuurlieden en schepelingen, ook toe passelijk verklaard moge worden op de beman ningen der visscherpschepen. Aan de door den adressant aangevoerde gronden is het volgende ontleend Meer nog dan voor de koopvaardij acht hij het voor de visscherij noodig, den reeders eenige wettelijke rechten tegenover hun minder scheeps volk te geven. „De monstering van het scheepsvolk toch, heeft ook voor de visscherij plaats ten overstaan van den waterschout, doch, terwijl die monsterrol rechts kracht heeft ten aanzien van matrozen op koop vaardijschepen, kunnen de reeders voor de vis scherij daaraan niet het minste recht ontleenen. „Dat de belangen der visscherij door het vol komen gemis van eenige wettelijke bepaling ten zeerste worden gekrenkt, zal wel onnoodig zijn uiteen te zetten. „De visscherij kan slechts gedurende een be paald deel van het jaar worden uitgeoefend. Weigereu nu de aangenomen schepelingen aan hunne verplichtingen te voldoen, dan zijn niet alleen al de reeds gemaakte kosten voor het in zee brengen van het schip verloren, maar gaat werd en zijne lippen trilden. „Ik zal niet zeggen dat gij mijn hart gebroken hebt. Mannenharten breken zoo licht niet - maar gij hebt mij het leven ondragelijk gemaakt! Ik trachtte u te ver geten en meer dan eens heb ik uw naam en uw aandenken verwenscht maar uw gelaat ver scheen telkens weer voor mijn geest vervolgde mij met zijn schoonheid en vervulde mij met een onuitsprekelijk gevoel van schaamte, smart en leedwezen „O Jasper! Jasper!" „Herinnert gij u nog, Lissa, den avond toen wij afscheid namen vervolgde hij met klimmen de ontroering. „Dienzelfden avond waarop de arme Harry vermoord istoen legdet gij uw hoofd aan mijn borst en ik zou gezworen hebben o mijn God, ik beb gezworen dat gij nooit, nooit een ander zoudt toebehoorenEn dan te hooren te weten dat gij met dien akeligen jongen gehuwd waart nog eer het jaar om was het jaar, dat gij beloofd hadt op mij te zullen wachten." „Wat moet gij wel van mij gedacht hebben Jasper!" sprak zij en legde schuchter haar hand op zijn arm. „Wat ik van u gedacht heb", herhaalde hij, „dat durf ik u niet te zeggen, Lissa, maar ik heb een duren eed gezworen „En dat was „Nooit weer een vrouw op haar woord te ge- bok een kostbare tijd voorbjj, waaruit onbere kenbare schade voor den reeder moet voortvloeien. „Dé tijd dringt. In de eerste dagen der vol gende maand, ja misschien nog op het laatst dezer maand, zullen vele visscherijschepen zee moeten kiezen. Dringend noodig is het dat, zoo mogelijk nog voor dien tijd, de aanmonstering der sche pelingen kunne plaats hebben bij een monsterrol, kracht van wet hebbende. „De toepasselijk-verklaring van art. 2 der wet, zou, naar de adressant vertrouwt, haar goede uitwerking zeker niet missen, terwijl dan latèr zou kunnen worden overwogen, of de andere voorschriften der wet ook voor de visscherij vloot geldende konden worden verklaard." Onder voorzitterschap van den heer H. Pierson, directeur der Heldring-gestichten, is te Utrecht eene vergadering gehouden, waarin eene Neder landsche vereeniging tot bestrijding der prostitutie tot stand is gekomen. De vereeniging sluit zich aan bij den Britschen en buitenlandschen bond en bij de bésluiten van het indertijd te Geneve gehouden congres. De contributie bedraagt 25 cent 'sjaars, doch wie meer wil bijdragen vindt daartoe gelegenheid. Op de vergadering zelve werd geteekend voor f 195.50 in eens en 96.30 'sjaars. Het bestuur werd samengesteld uit de heeren H. Pierson, mr. W. van den Bergh, ar. J. W. Gunning, hoogleeraar te Amsterdam, dr. P. J. Idenburg te Utrecht, en jhr. mr. O. Q. vau Swinderen, rechter te Groningen. De middelen, waardoor men het doel zoekt te bereiken, zijn a. Het vormen van comite's in verschillende plaatsen, uit mannen en vrouwen afzonderlijk bestaande, die zich ten doel stellen nauwlettend op alles acht te geven, wat de publieke eerbaar heid beleedigt, of de prostitutie in de hand kan werken en dat te bestrijdengelden voor dit doel te verzamelengevallenen te redden en te be schermen en de beginselen der vereeniging bekend te maken door het houden van openbare en bij zondere bijeenkomsten. "Voor sommige werkzaamheden kunnen mannen- en vrouwencomite's zich vereenigen. b. Bet uitgeven en verspreiden van brochures en geschriften c. Het bevorderen van wetenschappelijke onder zoekingen, die het vraagstuk kunnen toelichten d. Het verspreiden harer beginselen bij gémeen- teraden, collegiën van burgemeester en wethouders, ambtenaren van politie, staten-generaal, de in vloedrijke overheidspersonen en vereenigingen en het in aanmerking brengen van de vereeniging bij het stellen van candidaten voor gemeenteraad of 2e kamer e. Het ondersteunen van het maandbladGe tuigen en redden, als orgaan der vereeniging, door looven. Nooit weer een vrouw te beminnen, durf ik nu niet zeggen, nu ik uw hand weer in de mijne voel." Elisabeth slaakte een diepen zucht en wilde haar hand wegtrekken doch Jasper weerhield haar. „Neen, laat haar daar blijven", zei hij. „Gij kunt nooit meer voor mij zijn, Lissa, wat gij ge weest zijt maar toch maar toch „Jasper", sprak Elisabeth zich oprichtende en hem strak in het gelaat ziende. „Ik mag in uwe oogen een trouwelooze vrouw schijnen ik weet dat ik dat moet schijnen maar ik ken mijn eigen hart en misschien zult gij eenmaal, als de geheimen van alle harten geopenbaard worden ook te weten komen dat ik het niet geweest ben dat ik u maar al te trouw ben geweest dat ik alles op de wereld voor n heb opge offerd." „Maar hoe dan toch, Lissa? Leer mij dat inzien, om Gods wil, maak dat ik uwe woorden kan verstaan." Elisabeth aarzelde en op eens verrezen voor haar geest al de vreeselijke gevolgen van Jaspers billijke wraak over zijn broeders dood. „Ik kan het u niet zeggen en wilt gij mij toch gelooven Jasper? Het is zoo hard dat gij kwaad van mij zoudt denken zoo hard niet door u geloofd te worden." „Ik heb u maar al te goed geloofd", antwoordde Jasper met eenige bitterheid. ^Ik dacht dat gij

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1879 | | pagina 1