N». UI.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère 6. L. Daubb en Cié. te Parijs en Frankfort, directeuren Élsbach en Jönés.
Dit blad verschijnt dagelijks,1
met uitzondering van Zon- en Feestdagen,
Prijs per 3/m. franco 3,50,
Afzonderlijke nommèrs zijn verkrijgbaar a 5 Gent
Ad Ver ten ti eni 20 Gent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar
S C Hf TT Eft IJ.
Middelburg 10 Mei.
De practijk onzer verkiezingen.
JJ
l i t
kiesvereenigingeB, noch de „tirannie" van
„raddraaiers" staan kiezers en niet-kiezers in
den weg om naar hartelust te vergaderen en
te beraadslagen, en aan middelen tot publici
teit ontbreekt het in 't algemeen ook niet. In
dien deze weg niettemin sedert 28 jaren, dat
ons kiesstelsel bestaat, niet meer bewandeld is,
ligt het uitsluitend aan de algemeene onver
schilligheid voor de publieke zaak. Op wei
nige uren van hier, „even over de grenzen,"
ziet men, hijeen gelijksoortig kiesstelsel als
het onze, nagenoeg alles wat de heer Van
Gilse wenscht verwezenlijkt. Of zijne oproe
ping nu juist veel baten zal, meenen wij te
mogen betwijfelen. Maar werd onze twijfel
gelogenstraft, wij zouden er ons oprechtelij k in
verheugen. Daarom geven wij aan zijne
denkbeelden den bescheiden steun onzer pu
bliciteit.
De heer Van Gilse verlangt echter meer.
Zijne vergaderingen in de hoofdplaats wil hij
doen volgen door voorloopige stemmingen in
iedere gemeente van het district, aan welke
hij niet alleen de kiezers, maar alle mannelijke
ingezetenen zou willen laten deelnemen. Eerst
na het bekend worden van den geheelen uit
slag dezer voorloopige stemmingen, zouden de
kiesvereenigingen van verschillende richting tot
het stellen harer definitieve candidaten moeten
overgaan.
Niet zonder reden voorziet de schrijver
„eene zee van bezwaren" tegen dit stelsel. Hij
zelf noemt er een paar: de onverschilligheid
onzer natie voor de openbare belangen en de
kosten. Het eerste vreest hij echter niet.
„Maak het volk, - zegt hij, in al zijne
schakeeriugen tot belanghebbende en weldra
zult ge zien dat het ook belangstellende is."
De juistheid dezer stelling komt ons niet boven
bedenking voor. De belangstelling althans van
de tegenwoordige belanghebbenden, de
kiezers, laat zich tot dusverre tamelijk wel
onbetuigd; of zoude alleen die „schakeering
van het volk," tot welke onze 117,898 kie
zers behooren, het privilegie van onver
schilligheid bezitten Wat de kosten betreft,
meent de heer Van Gilse, met eene her
innering aan de hooge sommen, die in het
buitenland aan de verkiezingen worden ten
koste gelegd, dat ook ten onzent wel wat meer
geld voor dit doel te besteden en te vinden
zou zijn. Wij willen 't hopen, maar vreezen.
Wij hebben echter andere tegenwerpingen.
Wie zalbij deze voorloopige stemmingen,
tegen misbruiken waken? „Onder controle van
eene commissie uit de kiezers of van het bestuur
van eene pf andere vereeniging, meent de
schrijver, zou ergens gedurende èen of twee
dagen een gesloten bus geplaatst kunnen wor
den, waarin de kiezers hunne biljetten werpen."
't Is mogelijk dat dit huismiddeltje aan naïeve
gemoederen, weinig op de hoogte der gebrui
kelijke middelen van stemmen-vervalsching,
voldoende zou voorkomen. Wij voor ons vreezen
dat er niet éen opneming van al deze voor
loopige stemmingen zou plaats hebben, zonder
dat er „een zee van bezwaren" tegen de juist
heid harer slotsommen werd ingebracht.
Eene tweede tegenwerping achten wij van
nog grooter gewicht dan de aangevoerde, welke
misschien door eene organisatie, zoo voortref
felijk als wij ons die van het particulier initia
tief niet kunnen voorstellenen door eene
ruimte van geldmiddelen welke ons onbereik
baar voorkomt, te overwinnen zou zijn. Wij
meenen dat het niet aangaat, zoolang onze
grondwet het kiesrecht slechts toekent aan
„meerderjarige ingezetenen, betalende in de
directe belastingen eene som niet beneden de
ƒ20 noch boven de ƒ160, naarmate van de
plaatselijke gesteldheid", die grondwettige be
paling eenvoudig ter zijde te leggen en een
particuliere „kiezersteelt", naar eigen goed
vinden op te zetten. Wanneer de grondwet
zegt„de staten-generaal (Samengesteld zooals
sij zelve dat bepaalt) vertegenwoordigen het
geheele volk", dan is het naar onze meening
niet geoorloofd, bij elke verkiezing die ver
klaring voor een leugen uit te maken en naast
de wettelijke uiting van de stem der natie
eene andere, op eigen hand, te stellen. Dit
gevoelen zal misschien doctrinair genoemd
worden, maar indien eerbied voor de wet doc
trinair heet, dan getroosten wij ons die quali-
ficatie. Eerbied voor de wet, voor de grondwet
in de eerste plaats, is in ons oog van niet
minder gewicht dan het opwekken van een
levendiger publieken geest, hoe ook overigens
door ons gewenscht.
Is het stelsel van den heer Van Gilseals
middel tot verbetering van de practijk onzer
tegenwoordige verkiezingen, om deze redenen
in zijn geheel voor ons verwerpelijk, als wet
telijk stelsel der toekomst lacht het ons even
min toe. Hij stelt het voor als een overgang
tot het binnen niet te langen tijd gewenschte
algemeen stemrecht. De verkiezingen zouden
dan plaats hebben met éen trap, waarbij de candi
daten door stemming van alle meerderjarige
ingezetenen aangewezen en uit die candidaten-
lijst, door een tweede kiezers-korps, de volks
vertegenwoordigers gekozen zouden worden.
Het onderscheid tusschen dit stelsel en het
algemeen stemrecht is ons niet duidelijk, of
indien er een onderscheid bestaat, dan komt
het ons nadeeliger voor dan het algemeen
stemrecht zelf. De uitspraken van het kleine
kiezerslichaam zullen óf beheerscht worden
door die van het groote, en dan is de zelf
standigheid van het eerste eene fictie; óf er
zullen botsingen tusschen de beide machten
ontstaan, waarvan het gevaarlijke in 't oog
springt. Bovendien achten wij een terugkeer
tot het sinds dertig jaren verlaten stelsel van
indirecte verkiezingen niet wenschelijk en de
moeite eener grondwets-herziening niet waard.
Grondwetsherziening wordt ook door ons ge
wenscht en het komt ons voor dat alleen deze
in staat is om de door den tijd gevorderde
verbeteringen in ons kiesstelsel aan te brengen.
In enkele trekken zij hier nog aangeteekend
wat wij ons daarvan voorstellen. De grondwet
late aan de kieswet de bevoegdheid, om het
kiesrecht aan andere voorwaarden te verbinden
dan aan het betalen eener "Zekere som in de
belastingen. De kieswet neme ruime catego
rieën van kiesbevoegdheid aan: niet alleen zij
die een academischen graad bezitten, maar
ook zij die een cursus aan eene inrichting
van hooger, middelbaar en meer uitgebreid
lager onderwijs geheel of ten deele doorloopen
hebben; zij die eenige akte tot het geven van
onderwijs bezittenzij die den rang van officier
of de hoogere onderofficiersgraden bij leger,
vloot, of schutterij bekleeden of bekleed heb
ben zij die in eene staats-, provinciale- of
gemeentebetrekking werkzaam zijn of ge
weest zijn, tot een zeker minimum-trakte
ment; hun allen, met misschien nog andere
categorieën, zouden wij het kiesrecht willen
toekennen. De census kon daarnevens behouden
blijven, om ook anderen te omvatten, die in
geen der genoemde categorieën zouden vallen,
of hunne daaruit voortvloeiende bevoegdheid
niet op wettelijke wijze' zouden kunnen of
willen staven. Het cijfer van den census zou
dan echter eene zaak van tamelijk onderge
schikt belang worden.
Op deze wijze zouden, naar wij veronder
stellen^ zonder tot het blinde, algemeene stem
recht te komen, waarin wij, op grond zijner
geschiedenis, geen vertrouwen stellende
„goede" kiezers verkregen worden, aan welke
de minister Kappeijne verklaard heeft het
stemrecht te willen toevertrouwen. Uitgesloten
zouden alleen die lagen der bevolking blijven,
waar de standaard van ontwikkeling in 't al
gemeen zoo onvoldoende is dat, ter wille van
de uitzonderingen die zich daarboven verheffen,
aan de massa het stemrecht niet zonder gevaar
kan toegekend worden. Of de thans bestaande
onverschilligheid voor de publieke zaak door
deze hervorming zou wijken, lijkt ons nog aan
twijfel onderhevigmaar zeker is het dat zij
talrijke categorieën van kiezers tot de stem
bus zou roepen, onder wie het verlangen naar
het kiesrecht zich thans het levendigst voelen
doet en hooren laat.
Eene grondwetsherziening in die richting te
bevorderen, den volksgeest daarvoor wakker
te schudden en warm temaken, vereenigingen
tot bereiking van dat doel op te richten en op
die wijze eene beweging op te zetten, die ein
digen moet met iederen tegenstand, ook de
lijdelijke werkeloosheid van een huiverachtig
ministerie, te overwinnen, ziedaar wat ons de
roeping toeschijnt van allen die de practijk
onzer verkiezingen wenschen te verbeteren.
Andere middelen lijken ons hopeloos of on
voldoende.
Aanstaanden Maandag, den 12en dezer, zal bij
gelegenheid der 30jarige regeering van Z. M.
Willem III de Nederlandsche vlag van de open
bare gebouwen der gemeente Middelburg worden
uitgestoken.
Waarschijnlijk zal dit voorbeeld door vele in
gezetenen nagevolgd worden, die deze gelegënheid,
om hunne ingenomenheid aan den dag te leggen
met het doorleefde tijdperk van in- en uitwendigen
vrede, onder het constitutioneel bestuur van onzen
koning, niet onopgemerkt zullen laten voorbijgaan.
Maandag avond wordt te Hansweert eene ver
gadering gehouden van de daar gevestigde leden
der centrale liberale kiesvereeniging, tot het op
richten eener afdeeling Oostelijk deel van Zuid-
Beveland.
Tlisslngen, 10 Mei. Eene alhier woonach
tige weduwe erfde van haar echtgenoot eene
schuldvordering ten laste van den staat der
Nederlanden, groot 6.
Om die som te bekomen moest zij een wettig
bewijs van erfrecht overleggen. Daar dit stuk
haar echter iets meer dan f 6 kosten zou, is zij
tot het besluit gekomen om in dit geval den
„strijd voor het recht" niet te aanvaarden en het
rijk voor altijd haar schuldenaar të laten.
Dergelijke buitenkansjes zijn misschien geen
onwelkome bijdragen om in den tegenwoordigen
nood der schatkist te helpen voorzien. Sommigen
zijn echter van meening, dat wat de schatkist op
die manier wint, het rijk in waardigheid verliest.
Benoemd tot gemeente-geneesheer te Maurik,
ter vervanging van dr. J. Borst, die zich te
Lienden vestigt, dr. L. W. van der Sluis, te Mid
delburg.
Uit de Landbouw-Courant van heden blijkt dat
tusschen twee hoogst verdienstelijke mannen, de
heeren dr. L. Mulder, redacteur van genoemd blad,1
en C. J. M. Jongkindt Coninck, directeur der
rijks-landbouwschool, eene hooggaande persoon
lijke oneenigheid is ontstaan.
De bijzonderheden van dien twist zijn ons on
bekend en slechts voor een zeer klein deel op te
maken uit hetgeen de Lb. Ct,. daarover mededeelt.
Het duidelijkst is de verklaring van den heer
Mulder, dat hij de in September door hem gedane
schenking zijner kostbare landbouw-bibliotheek
aan de rijks-landbouwschool, in te gaan na zijn
dood, weder intrekt uithoofde van „eene opeen
stapeling van hoogst inhumane bejegeningen."
Van dit „persoonlijke feit" wordt door ons
alleen melding gemaakt dewijl de rijks-landbouw
school eene openbare instelling van groote waarde
en de Landbouw-Courant een op haar gebied ge
zaghebbend orgaan is. Het kan dus voor 't
publiek noodigzijn de verhouding tusschen die
beide grootheden te kennen.
Yoor 't overige is het met diep leedwezen dat
wij, ook in dit geval, weder opmerken welk eene
betreurenswaardige rol, in ons kfoiöé fond, dooi:
De burgemeester en wethouders van Middelburg,
maken bekend
1® dat de commissie uit het gemeentebestuur
ingevolge art. 15 der wet van den llen April
1827 Staatsblad n° 17) belast met het onderzoek
nopens de al of niet gegrondheid der redenen1
welke tot vrijstelling of uitsluiting van den dienst
bij de schutterij zijn ingebracht, hare eerste
gewone jaarhjksche zitting zal houden op Woens
dag 21 Mei, des voormiddags te 11 uren, ter
beoordeeling in hoeverre de redenen waarom in
het voorgaande jaar voorwaardelijk vrijstelling
is verleend, bij voortduring geldende zijn
2° dat de belangstellende personen voor zoo
verre zulks niet al reeds door hen is geschied,
de schriftelijke bewijzen 'omtrent de redenen
welke zij voor hunne vrijstelling kunnen aanvoe
ren alsnog vóór den 21™ dezer ter gemeente
secretarie kunnen overleggen;
3° dat zij, die mochten verzuimen op het be
paalde tijdstip voor de commissie van onderzoek
te verschijnen, zullen worden gerekend geene
redenen van vrijstelling te hebben en voor zoo
verre zij dienstplichtige nommers getrokken
hebben en niet vallen in de termen van art. 3
a, b, c, l en m en art. 4 der wet, bij de.schut
terij zullen worden ingelijfd, totdat zij in een
volgend jaar hunne reclames op den aangewezen
voet zullen doen gelden.
Hiervan is afkondiging geschied waar het be
hoort den 9™ Mei 1879.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
SCHOEEE.
De secretaris,
G. N. DE STOPPELAAE.
n.
Gedeeltelijk op het voetspoor, gedeeltelijk in
wederlegging van het door mr. J. A. van Gilse
aangevoerde, betoogden wij in ons vorig opstel
dat de onverschilligheid der kiezers de groote,
bijna uitsluitende oorzaak is van al het ver
keerde dat in de practijk onzer verkiezingen
op te merken valt. Zien wij nu wat door
hem voorgeslagen wordt om daarin verbetering
te brengen.
•Zoodra er eene vacature in de veregenwoordi ging van
een district ontstaat, worde in de hoofdplaats, op een ge-
Bchikten dag en uur, eene openbare bijeenkomst belegd,
waaraan kiezers en niet-kiezers, ook uit andere plaatsen
van het districtkunnen deel nemen. Daarin worde van
gedachten gewisseld over de belangen, welke bij de vervul
ling der vacature in de eerste plaats behartiging verdienen.
Worden er personen voor de candidatuur aanbevolen, die
in de vergadering tegenwoordig zijn, dan moet bun gele
genheid worden gegeven hunne beginselen en denkbeelden
bloot te leggen, waarna voor- en tegenstanders hunne
gronden tot aanprijzing of bestrijding van den candidaat
kunnen uiteenzetten. Is de tijd te kort voor een grondig
debatof is er ernstig sprake van candidaten die niet
aanwezig zijn, dan worde een tweede of derde bijeenkomst
belegd. Laten deze candidaten dan de uitnoodiging tot
bijwoning daarvan onbeantwoord, dan gelde dit als bewijs
dat zjj geen candidatuur wenschen te aanvaarden, terwijl
in 't algemeen, behoudens enkele uitzonderingen voor zeer
speciale gevallen, als regel zon moeten gelden dat geen
definitieve candidaat gesteld wordt, die niet mondeling of
schriftelijk eene politieke geloofsbelijdenis heeft afgelegd,
zoodat de kiezers allen kunnen weten wat zij aan hem
hebben en van hem verwachten mogen. Deze regel zou
ook bij, de periodieke aftreding der kamerleden van toe
passing moeten zijn. Ook dan zouden de afgevaardigden
in openbare vergadering in hun district rekenschap moeten
geven van hunne werkzaamheid, teneinde hen, die zij ver
tegenwoordigen, in de gelegenheid te steilen met hen be
kend te worden. Van het verhandelde in al deze ver
gaderingen zou een uitvoerig verslag worden gemaakt,
waarvan afdrukken naar alle plaatsen in het district
gezonden moesten worden, om door aanplakking, door de
dagbladen, of op andere wijze bekend gemaakt te worden."
Tot hiertoe juichen wij dit alles van heeler,
harte toe. Wij wezen er gisteren op dat onze
wetgeving al deze dingen mogelijk maakt en
dat reeds enkele bescheiden pogingen in de
gewenschte richting, doch zonder eenig blijvend
gunstig gevolg, zijn aangewend. Noch de