N°. no. 122® Jaargang^ 1879. Zaterdag 10 Mei. Voetstappen in de sneeuw. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.. Prijs per S/m. franco 3,50. Afzonderlijkjji nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentien: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,van 1—7 regels 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte, Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère G. L. Daubs en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones. Middelburg 9 Mei, De practijk onzer verkiezingen. FETJHL.X^E0?O3Sr. Een oude kennis, «Zoolang het gros der kiezers bij de uitoefening van hun gewichtig staatsburgerlijk recht zóo onverschillig blijven, dat zij de keuze van hun candidaten of overlaten aan een clubje raddraaiers, die bovendien dikwijls niet an ders zijn dan de uitvoerders van een wenk uit den Haag, of eenvoudig thuis blijven als de keuze hun niet aanstaat, zoolang ook kan er van eene volksvertegenwoordiging in den waren zin des woords geen sprake zijn en zoolang ook missen zij het recht zich over de kamer te beklagen." Met deze woorden velt mr. J. A. van Gilse in het Mei-nommer der Vragen dés Tijds voer de door hem geschetste practijk onzer verkie zingen" een vonnis, dat juist genoemd mag worden, op voorwaarde dat aan sommige der daarin gebruikte termen eene niet te stellige, niet te ver strekkende beteekenis gehecht wordt. Wij wenschen dit in de eerste plaats aan te toonen om daarna met te beter grond over eenige denkbeelden tot verbetering van het bestaande, door den schrijver voorgesteld, ons gevoelen te kunnen zeggen. Daarbij staat op den voorgrond dat hier, even als in bet opstel van den heer Van Gilse, uitsluitend van de verkiezingen voor het lidmaatschap der tweede kamer sprake is. Wie het raderwerk onzer verkiezingen van nabij kent, dat wil zeggen wie niet oor deelt naar praatjes, geruchten en onvolledige courant-berichten, maar met eigen oogen g e- zien en aangehoord heeft hoe het verkiezingswerk voorbereid en uitgevoerd wordt, die zal weten dat het „clubje raddraaiers", waarvan boven sprake was, in onze meeste kiesdistricten samengesteld is uit eenige weinige mannen, die lust bezitten en tijd en moeite over hebben om zich met zaken van algemeen belang bezig te houden. Op hun persoonlijke achtenswaardigheid is in den regel niets af te dingen; hun geschiktheid voor de taak, waar mede zij zich inlaten, wordt in hun omgeving in zooverre erkend, dat men hen telkens op nieuw daartoe uitkiest. Persoonlijk is hun, althans wanneer zij het werk gedurende eenige jaren bij de hand gehad hebben, het voort duren hunner bemoeiing gewoonlijk vrij on verschillig. Zelfs zouden zij er wel weder „af" willen zijn en houden zij slechts vol, voornamelijk omdat anderen „ervoor bedan- 3?. DOOK DOE A BUSSEL. BEBITE DEEL HOOFDSTUK XXI. „Daarop volgde eén relaas, 'twelk ik u zal sparen, miss Gordon, over uw familierelaties, Uw huwelijk en uw plotseling, geheimzinnig ver dwijnen in den nacht van den 17en December, toen ik het genoegen had kennis met u te maken. Mijnheer Barclay werd eerst mededeelzaam en toen vriendelijk. Hij verhaalde mij de bijzonder heden van een bezoek, dat mijnheer Eichard Horton, de echtgenoot eens moet ik dien naam nog noemen en mijnheer Eobert Horton, de Schoonbroeder, hem een week geleden gebracht hadden. Zij kwamen met een aanbeveling van fpp ouden cliënt der firma, sir John Tyrell, van ken." Groote geestdrift valt, en het is onder de geschetste omstandigheden niet te verwonderen, in den regel even weinig bij hen waar -te nemen, als er grond bestaat om hen van Machiavellische sluwheid of van diep gaande zelfzuchtige bedoelingen te verdenken. Komt de zelfzucht of hét persoonlijk belang eene enkele maal bij een of bij enkelen hunner in 't spelhetgeen hier, als bij iedere men- schelijke handeling, mogelijk en bijna onver mijdelijk is, dan bestaat er alle kans dat zij spoedig door hunne „mede-raddraaiers" in de kaart gezien zullen worden. En zoodra dat het geval is, mag op grond van zekere aan ieder bekende eigenschappen der menschelijke natuur, aangenomen worden dat de zelfzuchtige bedoelingen maar zelden haar oogmerk zullen bereiken. Wil men dus spreken van „clubjes rad draaiers", dan hechte men daaraan niet den meest gebruikelijkeu zin van intriganten, eer- en heerschzuchtigen, maar versta men daaronder diegenen, die de hand aan de raderen leggen omdat ze zonder hunne bemoeiing óf geheel stilstaan, of in 't wilde rondslaan en eikaars werking vernietigen zouden. Ook een andere term van bet vonnis, de „wenk uit Den Haag", is niet dan onder voor behoud van nadere toelichting aan te nemen. Het zal wel waar zijn dat nu en dan, bij voor komende kamer-vacatures, wel eens om advies gevraagd wordt aan de leidende staatslieden, aan de afgevaardigden die het district of de provincie reeds vertegenwoordigen, of, aan andere invloed hebbende en vertrouwen ver dienende personen „in Den Haag". Dat hierin zoo groot kwaad liggen zou, indien de zelf standigheid der kiezers overigens ongeschonden bleef, kunnen wij niet inzien. Maar het ge beurt stellig te zeldzaam om het woord „dik wijls" zonder voorbehoud in ons vonnis te laten staan. Is het niet eene eigenaardigheid, en een gebrek tevens, van de „practijk onzer verkiezingen", dat locale bekendheid van den candidaat, persoonlijke en zelfs familie betrekkingen zoozeer een vereischte zijn, dat het, waar die ontbreken, in menig district eene onmogelijkheid is een „vreemde" gekozen te krijgen Heeft men nog niet voor korten tijd in de hoofdstad eene candidatuur zien stellen, steunen en gelukken, enkel en alleen om het naïef-zelfzuchtige motief dat de voor- gedragene, de heer Froger, een deskun dig voorstander was van het kanaal-ontwerp, Wendell Hall, die zich ook voor u schijnt te in- teresseerenen het was hem aangenaam te kunnen zeggen dat zijn firma ook zaken gedaan had voor wijlen mijn vader, zoodat hij mij ten volle kon vertrouwen." „Ozij zullen mij vinden, zij zullen mij vinden," riep Elisabeth hevig ontroerd uit. „Indien gij verstandig zijt niet;" zeidemijnheer Wilmot, „als gij mij slechts de eer wilt aandoen om vertrouwen in mij te stellen." „En sir John Tyrell wat was er met sir John „Hij had aan Barclay over u geschreven en groote belangstelling voor u aan deü dag gelegd, en dien brief hadden dè Hortons ten bewijze van aanbeveling medegebracht, denk ik. Ik heb sir John wel ontmoet op het landgoed van mijn broeder Langley Park zooals gij weet, in het graafschap dat aan Uplandshire grenst." „Wathet landgoed van lord Langley „Ja de overleden lord was, zooals mijnheer Barclay, zei, mijn geachte heer vader en bij gevolg iade tegenwoordige lord mijn broeder. Ik herinner mij allerlei praatjes, toen ik er verleden jaar was, over een zoon van dienzelfden sir John Tyrell, dien men vermoord gevonden had. Men zei „Wat?" vroeg Elisabeth op angstigen toon, toen mijnheer Wilmot even ophield, daar hij merkte hoezeer zij ontroerde toen hij van Harry's dood gewaagde. flat ten doel heeft- Amsterdam met Duitschland in betere gemeenschap te brengén Mislukte niet voor enkele jaren te Rotterdam de candi datuur van den heer Kerdijk, wegens oorzaken» om welke volkomen te doorgronden men van zeer nabij met de plaatselijke stroomingen, vooroordeelen en begrippen in de Maasstad bekend moet zijn.? Wanneer dat plaats beeft in onze grootste, - meest ontwikkelde constituencies behoeft niet gevraagd te worden welke macht er uitgeoefend zal worden door „wenken uit Den Haag" in kleinere, nog meer aan locale invloeden gehechte kiesdistricten. Bovendien doet alweder eene wezenlijke bekendheid met den loop onzer verkiezingen dergelijke veron derstellingen, van diepgaande, ver strekkende berekeningen, grootendeels in duigen vallen. Wie dien loop kent, weet dat bij menige verkie zing de eerste moeilijkheiddie zich voordoet, is iemand te vinden die zich wil laten kiezen. De meest geschikten, door hunne bekend heid en bekwaamheid bij voorkeur aangewe zen, bedanken niet zelden. Het aantal van hen die overblijven en aan geschiktheid de waarschijnlijke kans paren om gekozen te worden, is tenslotte gewoonlijk zóo klein, dat „wenken uit den Haag" al even weinig noodig zijn als ze invloed kunnen uitoefenen. Er blijft dus over, als hoofd-oorzaak van de door den heer Yan Gilse geschetste én alge meen erkende verkeerde „practijk", de onver schilligheid der kiezers. Daar ligt inderdaad, naar onze meening, het kwaad en hoe stelliger, hoe fneer uitsluitend men dat op den voor grond stelt, boe nader men aan de waarheid zijn zal. Al het andere wat men te verstaan geeft, van „wenken" en „raddraaiers" en „ti rannie," kan slechts grond hebben voor zoover het bestaan van de andere, de hoofdoorzaak, toegegeven moet worden. Men spreekt van het „tiranniek exclusivisme" onzer kiesvereeni- gingen. Een wonderlijke tirannie inderdaad Lichamen die geenerlei wettig gezag hebben, met welke döor schrijvers en tooneeldichters om strijd de draak gestoken wordt, die voort durend zichzelf belachelijk maken door hare niet-bezoehte vergaderingen en door de micros copische meerderheden, waarmede zij „beslui ten" nemen, deze lichamen zullen den tiran- nens'taf van het exclusivisme zwaaien Wan neer de kiezers dat moede waren, wanneer bun eigen gemakzucht en onverschilligheid zich daar niet mede gediend voelden, wat zou hen belet ten met een enkelen slag dit spinneweb te ver- „Men zei alleen," vervolgde hij langzaam, na denkende over hetgeen die ontroering zou kunnen teweegbrengen, „dat het een geluk was voor Jasper Tyrell, den tweeden zoon. Ik ken hem wel, het is een knappe jongen, die vroeger bij de marine was. Kent gij hem „Ja, wij waren buren," stamelde Elisabeth. „0zei mijnheer Wilmot nog nadenken den •„Ik ik kende den armen Harry ook," ver volgde Elisabeth, „ik kende de heele familie. Het was vreeselijk." „Voor Jasper niet," zei mijnheer Wilmot luchtig. „Maar men is er nooit achter gekomen wie het gedaan heeft, niet waar?" „Neen,''antwoordde Elisabeth op zachten toon, „n o o i t." „Iemand heeft dus de justitie weten te mis leiden. Maar zeg nu of ik u eenig kwaad gedaan heb met mijn bezoek te Gray's Inn Ik wil daarmede niet zeggen dat ik goed deed met te gaan, maar gij zult mij mijn nieuwsgierigheid wel vergeven, ter wille van de leugens die ik voor u Verteld heb." „Ik ik heb geen keus," zei Elisabeth. „Maar ach, mijnheer Wilmot, verraad mij toch niet. Ik zou liever in de rivier springen dan naar Richard Horton terugkeeren." „Gij zult niet naar Eichard Horton terugkeeren, zoolang ik bet verhinderen kan," zei mynheer scheuren Wat verhindert hen, in tegenstelling met de kiezersvereenigingen, welke ieder uit sluiten die het kiesrecht niet bezit en waarvan sommige nog de openbaarheid schuwen als eene ziekte bijeenkomsten te beleggen met niet-kiezers, de pers te gebruiken als middel om algemeen bekend te maken wat daar ver handeld wordt en op die wijze tegenover de fictieve vertegenwoordiging, welke de kiezers vereenigingen in 't leven heeten te roepen, eene meer waarachtige in de plaats te stel len? Het recht van vereeniging ,en verga dering is in ons land immers zoo goed als onbeperkt en de vrees om „de kat de bel aan te binden" zou immers niet bestaan, indien men overtuigd was, tegenover de ingebeelde macht der kiezersvereenigingen, niet slechts zijn goed recht, maar eene werkelijke, niet onverschillige volks-meerderheidachter zich te hebben Bovendien, het sein tot den strijd is meermalen gegeven, de „tirannie" der kiezers vereenigingen bleef niet onaangevochten. Vóór eenige jaren ontstond in onze groote steden de Bw>-gerplicht-\)WO,gm%, opgezet met het doel om aan de heerschappij van Orde, Grondwet enz. een einde te maken. Vóór nog korter tijd werd te Rotterdam de kiezersvereeniging Rotterdam geboren, als uitvloeisel van verzet tegen wat men de „Nieuwe Rotterdamsche kliek" noemde, welke zich in Orde zoowel als in het jongere Burgerplicht scheen vastgezet te hebben. Met die „kliek" zou het nu voortaan gedaan wezen de „onafkankelijkën" bezaten niet slechts een eigen vereeniging, maar zij zouden, als wij wel ingelicht zijn, er ook een eigen blad op nahouden, dat sedert, onder den meer onschuldigen vorm van eene gewone in- dustrieele ondernemingwerkelijk verrezen is. Als blijk zijner flinke, vooruitstrevende, on afhankelijke gezindheid heeft Rotterdam dan ookden bedaagden patriciër Van Stolk doen zegevieren boven den jeugdigen, vurigen Kerdijk, nit een geslacht van Joodsche self-made men gesproten Wil men echter weten wat er na die éene krachtsinspanning van Rotterdam geworden is, men leze het ver haal, dat de heer Van Gilse ervan ophangt. Orde, Burgerplicht, Rotterdam,, bet is alles „éen pot nat", evenals haar Amsterdamsche zusters. Stellendijk is er het eenigszins overdrevene type van. Al het stormloopen tegen de kiezersvereeni gingen heeft tot nu toe, zoo ver ons bekend is, Wilmot met nadrukdaarop nam hij zijn hoed en vertrok. Na dit onderhoud voelde Elisabeth zich uiter mate bedrukt en ter neer geslagen. Zij durfde niet uitgaan om een betrekking te zoeken, haar geld raakte op en zonder dat zij het helpen kon was zij bijna geheel in de macht van een onbe- schaamden, arglistigeu man. „O, Jasper! Jasper," riep zij uit nadat mijnheer Wilmot vertrokken was, en op eens kwam het denkbeeld bij haar op om een einde aan haar léven te maken. „Hem schrijven dat ik dit leven niet langer kan verdragen dat de last mij te zwaar wordt en dan sterven In die stem ming bleef zij, totdat zij 's Zondags avonds uit ging, doelloos eenigen tijd rondliep, op de hielen gevolgd door mevrouw O'Shee (die daartoe order had gekregen van mijnheer Wilmot) en eindelijk de kerk in Eaton Square, waar een beroemd redenaar predikte, bereikte en binnentrad. „Gij weet mijne vrienden, het is voor a 11 ij d, zei die predikant onder anderen, met een stem die al zijne hoorders trof door baar welluidend heid en diep gevoel „het is niet voor hetgeen wij lange jaren noemen, maar voor alle eeuwigheid. Uw geluk of uw ongeluk voor die eeuwigheid hangt geheel af van de wijze waarop gij de voor bijgaande verzoekingen in dit leven weerstaat." (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1879 | | pagina 1