"BÏÏITElLAir Réclames. Handelsberichten. Engelscïio engagementen in het parlement. De lotgevallen van een Kussisch professor. Thermometerstand. Algemeen Overzicht. Graanmarkten enz, Prjjjzen van Effecten. 7 Mei. 's av. 11 u. 40 gr. 8 's morg. 8 u. 44 gr. 's midd. 1 u. 50 gr. 's av. 6 u. 44 gr. In ons nommer van gisteren is een telegram opgenomen van de soort, zooals men ze sedert het optreden van paus Leo XIII onophoudelijk met zekere tusschenpoozen heeft kunnen lezen. Er zou tusschen België en het Vaticaan een modus vivendi zijn gevonden, die alle hotsingen in de toekomst uitsluit. Het tot stand komen van dergelijke overeenkomsten werd ons nu eens bericht tusschen Rusland en den paus, dan weder tusschen den heiligen stoel en Zwitserland of Pruisen, en nu vooral in den laatsten tijd in meer of minder vagen vorm tusschen den paus en België. Gedienstige nieuwsbureelen seinden ze zoolang rond, tot niemand er meer een woord van geloofde. Zij vermeden ook steeds zorgvuldig aan te wijzen, waarin die lang gezochte en eindelijk verkregen modus vivendi zou bestaan. Het laatste telegram uit Rome zal ons dat nu eens vertellen. „Het Vaticaan, zoo heet het letterlijk, zal al zijn best doen om te verhinderen, dat de beraad slaging over de onderwijswet in politieken strijd ontaarde." Het Vaticaan zal zich dus inspannen om te voorkomen iets, dat weken aan weken een feit is. De onfeilbare paus zal met éen wenk het karakter veranderen van eene beraadslaging, die reeds drie weken heeft geduurd, en over welker beteekenis ieder het eens is. De ongerijmdheid daarvan springt aanstonds in het oog. Doch nemen wij voor een oogenblik aan, dat reeds vóór den aanvang der debatten,reeds vóór dat zoovele bittere woorden waren gewisseld, de paus aan de Belgische katholieken had gezegd: „Krachtens mijne pontificale macht verbied ik u van deze onderwijswet eene politieke quaestie te maken, wijl ik op goeden voet wensch te staan met de regeering in Belgie"dan zouden de Belgische clericalen dat bevel niet hebben kunnen gehoorzamen. Het streven der ultramontanen daar en elders staat boven en buiten de pauselijke macht; deze is hoogstens de standaard van het wel aaneengesloten leger, nimmer de generaal. Pausen zullen gekozen worden en sterven, zullen liberaal of het tegendeel zijn, zonder dat dit immer invloed kan hebben op de beginselen van het clericalisme. Een paus volgt de beweging, leidt haar niet. Het clericale beginsel voert thans in België den hevigsten strijdden strijd om het bestaancleri- caal of niet was de eenige verkiezingsleuze in Juni van het vorige jaar, en de overwinning werd niet behaald door de onderwijs mannen van zekere kleur, niet door vrijzinnigen op financieel gebied of eenigen anderen tak van staatsbestuur, niet eens door liberalen als zoodanig: de zege was aan hen, die besloten waren eerst en vooral iederen kerkelijken invloed te weren uit het staats bestuur. De eerste taak na de overwinning was de herziening der onderwijswet. Het kwam erop aan deels het onderwijs om innerlijke, in het onderwijs zelf gelegen redenen te onttrekken aan de gees telijkheid, maar ook voor een deel om door eene zooveel mogelijk neutrale regeling van dat onder wijs de behaalde zege vruchten te doen dragen voor de toekomst van de partij, die gewonnen had. Zoowel van liberale, als van clericale zijde is thans in België de discussie over de onderwijs wet eén strijd om het levèn tusschen twee poli tieke partijen.En dezen strijd kan zelfs de paus van Rome niet van karakter doen veranderen. De nieuwe vorst van Bulgarije zal, volgens een telegram uit Darmstadt aan de Kólnische Zeitwng, op verzoek van den czaar, zijn oom, dezen een bezoek brengen te Livadia. De ontvangst der Bulgaarsche deputatie te Darmstadt is daardoor uitgesteld. De Kólnische laat zich en dit is niet onbelangrijk in verband met hetgeen wij gisteren schreven in datzelfde telegram ook seinen, dat de benoemde de hem aangeboden be trekking nog niet heeft aangenomen, dat zijne toestemming echter zeker is onder voorbehoud, dat het Berlijnsche tractaat als eenige en loyale grondslag zal worden aangenomen van alle verdere verhoudingen. Inmiddels is door het bureel van de volksvertegenwoordiging per telegraaf een adres aan den prins van Battenberg gericht, waarin hem van zijne verkiezing wordt kennis gegeven. De zitting van Dinsdag van den Duitschen rijksdag ontleende haar voornaamste gewicht aan de redevoeringen van den heer von Varnbüler, den president der tariefcommissie en aan die van den heer von Bennigsen, den bekenden nationaal- hberaaL De eerste verdedigde onder meer de stelling, dat de Duitsche industrie moet leeren te steunen op de inlandsche markt, niet op uit voer. In het laatste opzicht was Duitschland steeds eene Asschepoester onder de volken. De Engtflschman steunt op de vreemde markt, of op zijne koloniën, op zijn ouden goeden naam, op zijne machtige vloot of op zijne brutaliteit. De Franschman heeft de sierlijkheid, de mode voor zich. De Duitschcr heeft niets van dat alles. Hij moet leeren, ook tot bevordering van het natio- naliteits-gevoel, te koopen, wat in Duitschland is gemaakt en maar niet alles mooi te vinden, omdat het uit Parij3 komt. Den Duitschen ar beider moet werk worden verschaft, als hij het niet heeftheeft hij het, dan moet het voor hem behouden worden. In tegenstelling met deze wel wat sentimenteels argumenten plaatste de heer von Bennigsen namens een aantal nationaal-liberalen zich op een bij uitstek practisch standpunt. Het gold voor hem niet de vraag of men een vrijhandelsman of protectionist was: die vragen der theorie wilde hij overlaten aan de staathuishoudkundigen op professorale leerstoelen. Het parlement had te beslissen over het practisch uut der ingediende ontwerpen en zich de actueele vraag voor te leggen; wat is nuttig voor Duitschland in de thans gegeven omstandigheden In het slot zijner uitvoerig gemotiveerde rede sprak hij de hoop uit, dat op den grondslag der ingediende voorstellen eene regeling mocht tot stand komen, die in ieder harer onderdeelen het resultaat zou zijn van een ernstig, objectief onderzoek. Een goed deel der nationaal-liberalen zal dus behoudens voor te stellen amendementen met de voorgestelde wetten medegaan. In de zitting van het Engelsche lagerhuis van eergisteren avond werd eene aloude vordering van het Engelsche recht afgeschaft, die menig maal tot zeer koddige processen, maar ook tot zeer onbillijke en betreurenswaardige vonnissen heeft aanleiding gegeven. Ze diende zelfs meer malen als middel voor grove oplichting. Het is de actie tot schadeloosstelling wegens het ver breken eener huwelijksbelofte. De heer Herschell stelde voor haar af te schaffen, behalve wanneer er werkelijk geldelijk verlies was geleden tenge volge der belofte en haar dan te beperken tot dat rechtstreeksche verlies. De voorsteller voerde tot verdediging van zijn voorstel aan, dat een contract als de huwelijks belofte, dat twee personen wil dwingen tot sa menleving met elkander, hoe weinig zij ook met elkander overeenstemmen van aard, en hoezeer ook soms hunne aanvankelijke liefde in weerzin mocht zijn veranderd, niet op éene lijn kon wor den gesteld met andere contracten, en dat het voor de personen zelve, voor de kinderen, die uit zulk een huwelijk kunnen spruiten en voor de maatschappij in het algemeen beter was om den band van zulk eeu contract op te heffen. Slechts éen adres was tegen de verandering inge diend, en dat was nog slechts geteekend door negen dames. Het hoofdmotief van dat st uk dat het huwelijk het maatschappelijk beroep der vrouw is, en dat zij' daarom een recht op schadeloos stelling heeft, als zij verhinderd wordt met dat beroep haar levensonderhoud te bekomen is volgens den voorsteller eene geheel verkeerde voorstelling van het huwelijk. De voorgestelde verandering zou de Engelsche wet in overeen stemming brengen met de wetgevingen van alle andere Europeesche staten. De heer Herschell stemde wel toe, dat er enkele gevallen waren, waarin het wenschelijk kon schijnen de actie te behouden, zooals bij verleiding of opzettelijk lang gerekte engagementen. Wijl echter algemeene "beschou wingen in het belang der maatschappij beroep dei- afschaffing wenschelijk maken, zou het beter zijn in die enkele gevallen afzonderlijk te voorzien, dan daarvoor de actie te behouden. De bestrijders van het voorstel zagen in de huwelijksbelofte wel degelijk eene wederzijdsche verbintenis, welker niet nakoming zonder toestem ming der andere partij onrechtmatig was en aan leiding moest geven tot eene actie tot schadever goeding. De heer Forsyth meende, dat er eene tegemoetkoming moest blijven bestaan voor een gebroken hart en voor een gekwetst gevoel. Een ander beriep zich op het in Engeland gewich tige argument van den ouderdom der bepaling, welke men wilde afschaffen. Deze tegenstand maakte de voorstanders wakker. De heer Rodwell bestreed de aangevoerde theorie van eene wederzijdsche verbintenis en zeide, dat zoo een engagement al eene verbintenis mocht heeten, de grond der verbintenis was gelegen in wederzijdsche genegenheid, en dat waar die grond verviel, ook de geheele verbintenis moest vallen. „Wat is de tegenwoordige toestand vroeg sir H. James. En hij antwoordde: „Niets dan eene straf opgelegd aan den man, die den moed heeft te verklaren, dat hij niet twee menschen ongelukkig wil maken." Colonel Makins deed de deur toe met de verklaring, dat de eenige lieden, die bij de verandering verliezen zouden, jonge, welsprekende advocaten waren, intrigeerende zaak waarnemers en nieuwsventers. De motie van den heer Herschell werd met 108 tegen 67 stemmen aangenomen, zoodat het enga gement thans in Engeland geene op geld Waar deerbare huwelijksbelofte weer inhoudt. Te St. Petersburg wonen de gebroeders Famin- zin, beide daar zeer gezien en bekend, van welke de oudste hoogleeraar 'aan de universiteit is en den titel van Excellentie voert en de jongste wijd en zijd als bekwaam musicus, componisten kunst criticus geacht is. Een hoogleeraar aan de univer siteit is tegenwoordig, zoo als van zelf spreekt, bij de politie nog meer verdacht dan ieder ander menschenkind, en veertien dagen geleden, in deD nacht van Zaterdag op Zondag, verscheen plot seling een troep gewapenden van 13 man, onder aanvoering van een politie-overste, in de vreed zame professors woning. De hoogleeraar werd uit het bed gehaald en hem zeer beleefd aangezegd dat van hoogerhand bevel was gegeven zijne woning te doorzoeken „Goed," antwoordde hij, „handel volgens het u gegeven bevel." Nu begon een onderzoek van de kostbare bibliotheek van den professor, welk onderzoek hem een rilling over zijne leden deed gaan. De boeken werden op den grond geworpen, er werd op getrapt, terwijl ze door de politiebeambten in alle richtingen rondgesmeten werden. Faminzin zal meer dan een jaar werk hebben om zijne bibliotheek weder in orde te brengen. Toen het onderzoek afgeloopen was, wendde de politie-overste zich zeer beleefd tot den professor en zeide: „Excellentie, het doet mij leed, doch gij moet mij volgenhet is op hooger last." „Wanneer het op hoog bevel is," antwoordde de geleerde bedaard, „dan moet gij doen wat uw plicht u voorschrijft." De beide heeren Faminzin, die samen hetzelfde huis bewoonden, moesten zich oogenblikkelijk aankleeden en werden toen, omringd door de politie-beambten, weggevoerd. Natuurlijk dachten de broeders niet anders dan dat zij naar de „derde afdeeling" gebracht zouden worden, maar dat was, helaas, niet het geval, want de tocht leidde naar Demidow-Pereulok, waar zich de gevangenis bevindt, die uitsluitend bestemd is tot opname van naar Siberië verbannen misdadigers. Beide heeren werden daar binnen gebracht en daarna van elkander verwijderd. De professor kwam in een dompig kerkerhol, vier schreden lang en twee schreden breed, een hok zooals zeker in andere landen nimmer door een Excellentie, wiens schuld nog niet bewezen was, betrokken is geworden. De wanden der cel waren vochtig, het bed was onzuiver en Faminzin Sen. bad dringend hem ten minste eene eenigszins betere gevangenis aan te wijzen. „Excellentie," zeide de altijd zeer beleefde overste, „het doet mij grenzeloos veel leed, maar er zijn geen andere kamers meer, alles i3 bezet." De professor bracht den nacht gekleed en wakende door. Den volgenden morgen, omstreeks 11 uur, verschenen zijne pijnigers weder. „Mogen wij u verzoeken, u te ontkleeden," heette het nu, „wij moeten u op het nauwkeurigst onderzoeken." Daartegen protesteerde Faminzin zeer heftig en tot zijn geluk verscheen de politie-overste, die, wellevend als altijd, den professor zeer beklaagde en eindelijk, door diens nadrukkelijke verklaringen overtuigd, besloot het lichamelijk onderzoek achterwege te laten. Daarentegen moest de gevangene alle voor werpen, die hij bij zich had afgeven; zelfij een boek over de Organische chemie. Faminzin smeekte dat men hem toch dat boek mocht laten, opdat hij zich daarmede voor verveling kon vrijwaren; doch te vergeefs. Het boek werd als een gewichtige vondst mede genomen. Een nieuwe verrassing wachtte zijne excellentie bij het middagmaalde soep werd hem toegediend in een houten nap, waarin de tanden van de voorgangers des professors, hongerige Siberiërs als ze waren, op zeer bedenkelijke wijze hun sporen hadden nagelaten. Bij het rundvleesch, het tweede gerecht, werd mes noch vork gevoegd. „Men heeft het couvert vergeten", waagde de professor zacht te herinneren. „Volstrekt niet, excellentie," was het antwoord van den dienst baren geest, „aan de arrestanten worden geene messen of vorken gegeven, opdat zij zich niet den hals afsnijden of de polsaderen openen zou den." „Dat zijn zeer aangename vooruitzichten," dacht de „Excellentie" en hij begon den maaltijd met vingers en tanden. De lucht in de „kamer" wa3 zoo slecht, dat de professor dringend verzocht, hem te veroor loven een weinig in den tuin van de gevangenis te wandelen. Deze bede werd ingewilligd, en vergezeld van twee soldaten met geladen geweren, een vóór en een achter hem, was het den profes sor vergund een luchtje te scheppen. Dit beviel echter den gansch onschuldigen man niet, en hij keerde na vijf minuten weder naar zijne cel terug. Nu liet men hem met rust en ook zonder eenig bericht, ja zonder verhoor, den ganschen Maandag, Dinsdag, Woensdag en Donderdag in zijn kerker, terwijl zijn dikwijls herhaald verzoek om terug gave van de Organische chemie steeds afgeslagen werd. Eindelijk verscheen Donderdags de beleefde officier weder en zeide: „Excellentie, ik heb het groote geluk en de nog grooter vreugde, u mede te deelen dat gij ontslagen zijt." De „excellentie" had dus vijf dagen gevangen gezeten en zich van zijne vingers als mes en vork moeten bedienen en werd nu, zonder eenige nadere opheldering, op vrije voeten gesteld, zon der zelfs een enkele maal in het verhoor te zijn genomen. De Organische chemie werd intusschen teruggehouden. Toen professor Faminzin in zijne woning terug kwam, vond hij daar zijn broeder den musicus reeds; dezen was het natuurlijk nog vrij wat slechter gegaan, want die mocht zich niet in hooge beschermers verheugen en was geen excellentie. Hij had zich reeds deD eersten dag spiernaakt moeten uitkleeden en was in dien toestand door de dienaren der politie onderzocht. De professor ging dadelijk naar zijn chef, den voorzitter van de academie van wetenschappen^ graaf Lutke, dien het nog onbekend was dat een zijner professoren vijf dagen lang gekerkerd was geweest Van daar begaf Faminzin zich, ten hoogste verbitterd, naar den grootvorst Kon- stantijn Nikolajewitseh, zijn begunstiger en be schermer, en verhaalde aan zijne hoogheid wat hem overkomen was, waarop Konstantijn, de schouders ophalendeantwoordde„Het zijn moeilijke tijden, wij moeten er ons in schikken." Een grootvorst vermag in deze dagen niets meer dan alle andere menschen. Men leeft in een staat van beleg, -— en welk eenen! (Prijs der plaatsing 30 cent per regel.) Met de 14« aflevering van Don Quyote van de Mancha (vertaling door mr. Sehuller tot Puersum, uitgave van D. Noothoven van Goor te Leiden) is men, wat de platen betreft, reeds genaderd tot het sterfbed van den dolenden ridder, waarbij Sancho Panzamet een arme-zondaarsgezicht, geknield ligt. In den tekst leeft de ridder echter nog en vertoont het „betooverde hoofd" van don Antonie Moreno hem zijne magnetiseurs kunsten. De volgende aflevering zal vermoedelijk het verhaal van den praatlustigen Cide Eamete geheel ten einde brengen. Middelburg, 8 Mei. Heden was de aanvoer van granen uit Walcheren gering en meest tarwe, waardoor de handel ook kleiner was. De ver andering in de notering der prijzen bepaalt zich tot tarwe, die 10 cent hooger is gekocht en witte boonen, die op 't eind der beurs nog iets boven de laatste notering zijn betaald. gemiddelde marktprijzen. Versche boter f 0.94 a f 1.06 j eieren per 100 stuks 2.80. Berger op Zoom 8 Mei. Puike witte tarwe f 8.90 a f 9.25, mindere f 7.50 a f 8.50 roode 7.a f 9.50; rogge f 5.80 a f 6.30 boekweit f 5.25 a f 5.50 per kilonieuwe wintergerst f 6.70 a f 7.40zomergerst f 5.90 a f 6.30haver f 7.75 a f 8.50 per kilo; kookerwten 7.75 a f 8.50; paardenboonen 6.80 a f 7.kanariezaad f 7.75 a f 8.25; bruineboonen f 9.a f 11.50witteboonen f 8.75 a f 11.duivenboonen f 8.25 a f 9. Suiker voordurend flauw, nominaal f 23} op 88 graden, meiassen onveranderdboter per stuk f 0.75; J kilo f 0.54; eieren per 26 stuks 0.724. Amsterdam, 7 Mei. 8 Mei. 8TAATSLEENINGEN, ffederl. Cert. N. W. Sch. 24 pet. 634 634 dito dito dito. 3 764 764 dito dito dito. 4 974 97|£ België. Certificaten24 62 Frankrijk. Origin. Inschr. 3 Hongarije. Obl. Goudleen. 5 6I4 62} Italië. Cert. Adm. Amsterd 5 Oostenrijk. Obl. Mei-Nov. 5 5656ft dito Febr.-Aug. 5 56 564 dito Jan.-Juli.5 56j 56f£ dito April-Oct.56} 57 dito dito Goud 4 664 674 Polen. Obl. Schatkist 1844. 4 Portug. Obl.Btl. 1853/1869. 3 52 52 dito dito 18766 974 98 Rusland. Obl. Hope C. 1798/18155 92 J 93 Cert. Inschr. 5e Serie 1854. 5 554 &4f dito dito 6e 1855. 5 74} 74^- Obligatiën 18625 80 j 8O4 dito 1864 /1000 5 894 884 dito 1864 1005 864 dito 1877 dito5 864 854 dito Oostersche 1« serie 5 534 53& dito 1872 gecons. dito. 5 81 f 8I4 dito 1873 gecons. dito. 6 82824 dito 1850 le Leening dito. 44 82 8I4 dito 1860 2' Leuning dito. 44 79| 794 dito 1875 gecons. dito 44 734 '34 Cert. Hope C° 1840 4 55| dito 2e, 3' 4e Leen. 1842/44. 4 554 55} Obligatie-Leening 1867/69. 4 72} 72^ dito dito 1859 3 Cert. van Bank-Assign. 6 36 -- Spanje. Obl. Buit. 1867/75. 1 154 15& dito dito 1876 2 36f 36f dito Binnenl. Es. 5000-10000 1 14& 144 dito dito 1876 2 334 324 Turkije. Obl. Alg. Sch. 1865 5 9j$ 9} dito dito 1869 6 Egypte. Obl. Leening 1876 6 394 394 Spoorw. dito 1876 5 -~ Vereen. Staten. Obl. 1876 44 dito dito 1871 5 101,% 1014 dito dito 1861 6 103 102} Brazilië. Obl. Londen 1865 5 dito Leening 1875 5 ÏNDUSTKIEELE EN FINANCIEELS ONDERNEMINGEN. Bfederl. Afr. Hand.-V. Obl. 5 pet. Ned. Hand.-Maatsch. aand. rescontre5 - Ned. Ind. Handelsb. Aand. r

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1879 | | pagina 3