Waterschap Schouwen,
Benoemingen en besluiten.
Onderwijs.
Kerknieuws.
Marine en leger.
Kunstnieuws.
Rechtszaken,
'b Konings zuster en schoonbroeder keeren
heden naar Weimar terug.
De Haagsche correspondent der Zutphensche
courant zegt in eene „nabetrachting" over de
Haagsche feesten, dat er in het afdeelingsverslag
der tweede kamer over de begrooting van oorlog
uitdrukkingen voorkomen, die den koning onmo
gelijk aangenaam kunnen zijn. Niet alleen toch
wordt er in 't algemeen veel meer op bekrimping
en bezuiniging aangedrongen dan naar alle waar
schijnlijkheid in de hofkringen goedkeuring zal
vinden, maar ook aangaande de details der be
grooting worden opmerkingen gemaakt, die ge
tuigen dat men die bezuinigingen tot in de on
middellijke omgeviDg des konings wil doen door
dringen. Zoo leest men b. v. onder artikel 4:
„De reeds zoo herhaaldelijk geopperde bezwaren
tegen te groote uitbreiding van den grooten staf
werden weder met den meesten nadruk te berde
gebracht. Men wees er op, dat alleen op deze
begrooting, dus afgezien van de bedragen op het
budget van marine (vroeger ook nog op dat van
koloniën) aangevraagd, tractementen en toelagen
worden uitgetrokken voor achttien adjudanten
en ordonnance-officieren.
„Men had dan ook gehoopt, dat bij het droevig
en bekend afsterven van Z. kon. hoogheid prins
Hendrik, eenige bezuiniging in den grooten staf
zou zijn gebracht. Met verwondering had men
echter gezien, dat beide adjudanten van den over
leden prins weder bij zijne majesteit zijn aange
steld, zonder dat dit eenigen invloed op de be
grooting had uitgeoefend. Wilde de regeering
aan Z. M. de 2 adjudanten van wijlen prins
Hendrik toevoegen, wier toelagennaar men
meende, op het budget van marine voorkomen,
dan konden minstens 2 adjudanten op dit budget
vervallen, en dit te meer omdat de beide adju
danten van Z K. H. den prins van Oranje, door
diens voortdurende uitlandigheid, voor den dienst
van Z. M. beschikbaar zijn."
„Of die laatste opmerking wel geheel juist is,
zegt de schrijver, betwijfel ik. De koning
kan toch moeilijk aan den prins van Oranje vra
gen of hij over zijn adjudanten mag beschikken,
en de regeering kan toch ook aan den prins zijn
adjudanten niet ontnemen omdat hij buiten
's lands is."
Den heer A. C. J.Limonard, benoemd tot sluis-
meester bij het kanaal van Ter Neuzen naar Gent,
is thans tot standplaats aangewezenTer Neuzen.
Schouwen—Duiveland, 2 Mei 1879.
Geef my een bescheiden plaatsje, om uit het
belangrijk verslag, dat omtrent den toestand van
dit waterschap, over 1878, is uitgebracht, enkele
punten aan te stippen. Ik zal niet treurig be
ginnen en bemoedigend eindigen.
Het waterschap werd niet door dijkvallen,
oeverafschuivingen, groote stormschaden of andere
onpleizierige dingen getroffen, en alle middelen,
die in het belang ervan werden aangewend,
mogen als welgelukt beschouwd worden. De
aanbestedingen der werken bleven meestal beneden
de ramingen. Bij hunne uitvoering ondervond
men geen onvoorziene stoornissen.
De gunstige aanbestedingen hadden tengevolge
dat aan vele werken eenige meerdere uitbreiding
en verbetering boven de besteksbepalingen kon
gegeven worden, terwijl de mindere uitgaaf, die
tot herstel van stormschade gevorderd werd,
gelegenheid gaf om voor het reserve-fonds een
grooter bedrag te bestemmen, dan men in verband
met de geschotsheffing voor 1878 had mogen
verwachten.
De nieuwe werken werden op de meest sterke
en duurzaamste wijze gemaakt. Ze moeten zoo
heer Wilmot met onverstoorbare kalmte, „maar
laat ik toch uw avondgebed niet langer storen.
Het zal mij zeer aangenaam zijn u naar beneden
te zien gaan."
„Dan zal ik maar gaan. Mijn arme man zal
niet weten wat mij hier zoo lang heeft opgehouden."
Zoodra zij weg was sloot mijnheer Wilmot de
deur en keerde terug naar de plaats waar Elisa
beth stond. „Haar gelaat had haar reeds verraden,"
zei hij. „Toen zij mij inliet zag ik aan haar gezicht
dat zij ons gesprek zou beluisteren."
„Het is schandelijk," antwoordde Elisabeth.
„Het zou zeker heel vervelend zijn geweest als
zij afgeluisterd had, wat ik u kom vertellen, want
het spijt mij, u te moeten zeggen dat ik slechte
tijding breng."
HOOFDSTUK XX.
Een dief in liuis.
Bij die woorden werd Elisabeth doodsbleek en
moest haar hand op de tafel leggen om zich te
steunen.
„Wat!" riep zij uit, „men heeft toch niet
„Neen lieve mevrouw," zei mijnheer Wilmot
schielijk, „het is niet erg maak u niet onge
rust."
„Wat hebt gij dan gehoord vroeg zij een
weinig tot zich zelf komende.
stevig zijn dat ze, zoo de vloeden niet buitenge
woon hoog, dat is 1,50 M. boven hoogwater,
stijgen, ook bij hevige stormen niet of niet
noemenswaard beschadigd worden. Daarheen is
het streven van het bestuur gericht.
De rekening van ontvang en uitgaaf van het wa.
terschap bedroeg over 1877ontvang 312,924.30j,
uitgaaf 297,159.08, goed slot f 15,765,22§.
De rekening van het reserve-fonds, voor 1877
werd goedgekeurd in ontvang op 16,726.88$,
uitgaaf ƒ15,750.27, goed slot 966.61$.
Bij het doen dier rekening werd overgelegd de
inventaris der waarde die op 1 Januari 1878 in
het reserve-fonds voorhanden was, met bereke
ning der effecten van dat fonds tegen den koers
der op 23 Juli 1878 uitgekomen prijscouranten.
De waarde bedroeg ƒ59,398.91$. Op 15 Septem
ber was het door gedane beleggingen enz. tot
ƒ83,000 geklommen, en het bestuur vleit zich
met de hoop dat in een niet al ter verwijderd
tijdstip het voor dat fonds bepaald bedrag van
100,000 weder zal bereikt zijn.
Uit de uitkomsten der voor- en najaarspeilingen
leidt het bestuur af:
I. Dat aau de bestorting op het Noordeind
van Suzanna's Inlaag zoodanige uitbreiding be
hoort te worden gegeven, als noodig is om de
inscharing aldaar te beteugelen
II. Dat, dewijl de diepte voor de zink- en
stortwerken tussehen de We versluis en Leijnshoofd
zooveel vergroot en men niet bepalen kan of
deze zal voortgaan en toenemen, eene versterking
en uitbreiding der bestorting aldaar zeer ge
wen scht is;
III. Dat met de bestorting bij den Oostnol
van Koudekerke behoort te worden voortgegaan
IV. Dat bij de voortgaande verlaging van het
strand tussehen den Oosteren-Ban en de rijshoof-
den voor het gemetseld kustlicht te Renesse}
vooral ter beveiliging van het dnin voor het
ijzeren kustlicht aldaar, eene verdediging van het
strand door middel van rijshoofden of damme
wenschelijk zou zijn.
V Dat dewijl de diepte ten westen van het Ossen-
hoofil blijft toenemen en den dijk naderen, men
bedacht moet zijn daartegen in tijds beschermende
werken aan te leggen.
Behalve de gewone peilingen werd er met een
helmduiker een onderzoek ingesteld naar den
toestand van de werken van oeververdediging
aan de districten Flauwers en Borrendamme en
de havenhoofden van Zierikzee, dat ook in 1878
verrassende uitkomsten heeft opgeleverd.
De duiker wordt op verschillende afstanden
van den dijk en in verschillende diepten, echter
niet dieper dan 35 meter, te water gelaten, wan
delt over vroegere zinkstukken en brengt zijne
belangrijke bevindingen boven met evenveel ge
noegen als een zeehond, die opstijgt om een botje
op te peuzelen.
Op die manier heeft de duiker, om iets te
noemen, het bekende Westhaven te Zierikzee
onderzocht. Bij dit hoofd, aan den ingaDg der
Zierikzeesehe haven gelegen, is het sinds lang
niet pluis, en bij 't minste „kouwtje" wordt elk fat
soenlijk mensch, of hij moet familie van Jan Maat
zijn, er zeeziek. Ook is het er „verschrikkelijk"
diep, en menigeen heeft een stil vermoeden dat
op een goeden nacht de lichtwachter, zijne woning,
zijn lantaarn, zijne vrouw en zijne kinderen,
met en benevens het geheele westhavenhoofd aan
Schouwen wel te rusten zullen zeggen en
in de diepte verdwijnen. Bij de vele wande
lingen, die de duiker daar over den bodem
gedaan heeft, vond hij echter overal eene aan'
eengesloten steenkorst, hier en daar met zand
bedekt, doch zoo vast dat hij met zijn ijzer er
niets van losmaken kon; de helling regelmatig
zeewaarts dieper en nergens steile kanten. Vol
gens het oordeel van den waterbouwkundigen
ambtenaar van Schouwen kan dus de vrees ver
vallen, dat de vloed, komende langs den dijk van
BMB—m—mnmm ui II maaiÉi—t jmstxtmemmmai
„Alleen dit gij herinnert u onze ontmoeting
van gisteren met den man in het blauw en mijn
waarschuwing dat hij u gadesloeg
„Ja".
„Nu, toen ik u verlaten had kwam ik hem weer
tegen en de kerel was brutaal genoeg om mij aan
te spreken."
„Wat zeide hij," vroeg zij gejaagd.
„Mijnheer!" zei hij, „neem mij niet kwalijk, maar
die dame die daar bij u was
„Welke dame zei ik en ik vlei mij dat ik
een zeer onschuldig gezicht zette. „Die lange
dame in het zwart, met dien mantel van robbevel,
vervolgde hij, „met wie gij het huis nommer
in Lambridge-straat zijt binnen gegaan."
„Dus is hij ons nagegaan," zei Elisabeth.
„Ongetwijfeld. Die dame in het zwart, her
haalde ik, wel dat is mijn vrouw."
„Hoe durft gij zoo iets zeggen, mijnheer Wil
mot viel Elisabeth hem in de rede.
„Vergeef het mij maar ik deed het om u last
te besparen, want het gelaat van den man betrok
en hij veranderde terstond van toon toen hij dit
hoorde. „O, neem mij niet kwalijk, mijnheer,
maar ziet gij, er zijn signalementen uitgegeven en
er is een belooning uitgeloofd voor het opsporen
van een dame die haar huis verlaten heeft en ik
vond dat de dame, met wie gij waart, veel over
komst had met die beschrijving."
Wordt vervolgd.)
Borrendamme en op het hoofd vallende, de ge
vreesde doorsehuring veroorzaken en het haven
hoofd meenemen zal.
Blijkens de strandmetingen heeft de zee het
sinds jarqp gemunt op een deel der duinen aan
de noordzijde van Schouwen in de raaien 28
40, en verplaatste de laagwaterlijn zich daar
met verontrustende schreden.
Sinds 1877 toch ging zij
36 meters landwaarts in raai 28,
27 29,
9 n n if 30»
Sedert 1861 naderde de laagwaterlijn den wal
123 meter in raai 28, en 71 meters in raai 29.
De breedte van het strand, dat is van den
duinvoet tot aan laag water, verminderde in dat
tijdvak
104 meters in raai 28,
64 29.
Tussehen deze twee raaien ik vermeld dit
om er eenig pijl op te kunnen schieten staat
het ijzeren kustlicht van Renesse op omtrent
50 meters uit den duinvoet.
Voor de veiligheid van den toren, vindt de
minister van marine het echter nog niet noodig,
op het nu daarvoor nog gunstig gelegen strand,
verdedigingswerken aan te leggen. Men mag bij
het beoordeelen hiervan niet vergeten, dat een
put nooit wordt gedempt vóór het kalf verdron
ken is. Worclt vervolgd.)
In de vergadering der tweede kamer van
gisteren is o. a. van den heer Van Eek bericht
ontvangen, dat hij zich tengevolge van een va'
zoodanig bezeerd heeft, dat hij in de eerste dagen
de vergadering niet zal kunnen bijwonen.
leger. Op zijn verzoek op nonaetiviteit gesteld
de kapitein A. Kool, van den generalen staf en
genoemde kapitein in zijnen rang overgeplaatst
bij het wapen der artillerie.
telegraphie. Benoemd bij den rijkstelegraaf
tot telegrafist 2e klasse W. D. Nolting, thans 3e
kl.tot telegrafist 3e kl. F. A. Maas, thans klerk
2e kl.
Benoemd tot directeur van een der rijkstele
graafkantoren D. R. van Wermeskerken, thans
telegrafist 2e kl. bij den rijkstelegraaf.
De heerW. A. Dekker alhier is gisteren tot hulpon
derwijzer benoemd aan de Christelijke school te
Vüssingen, hoofdonderwijzer de heer P. J. Kloppers*
Op de voordracht tot vervulling der open
gevallen betrekkingen aan het gymnasium te
Utrecht komen voorvoor leeraar in de Ned.
taal en letterkunde en de aardrijkskunde de hee-
ren Gallée te Haarlem, en Kolpa te Goesvoor
leeraar in de nat. historie en de wiskunde de
heeren d<\ Diehl te Goes en van Lidth de Jeude
te Utrecht.
Zierikzee, 5 Mei. De heer F. H. Repelius,
predikant te St. Oedenrode, heeft voor het beroep
naar Zierikzee bedankt.
De heer M. J. Wentink, predikant bij de
Ned. herv. gemeente te Prinseland of Dinteloord,
heeft voor het beroep naar die gemeente te Axel
bedankt.
Beroepen tot predikant bij de Ned. Herv.
gemeente te Katwijk a/d Rijn, de heer J. W.
Unger, predikant te Koudekerke.
Volgens een bij het departement van marine
ontvangen telegram, is de oefeningsdivisie, be
staande uit Zr. Ms. schroefstoomschepen van
Galen en Zilveren Kruis, onder bevel van den
kapitein ter zee W. B. F. Eischer, den 5e« dezer
van Batavia naar Nederland vertrokken. Zr. Ms.
schroefstoomschip Marnix, onder bevel van den
kapitein-luitenant ter zee G. C. C. Thierens, zou
den volgenden dag de terugreis naar Nederland
over de Delagoa-baai aannemen.
De heer W. van den Heuvel, geboren te Breda,
tot nogtoe kapelmeester bij het 7e reg. huzaren
in Ierland, is benoemd tot directeur der muziek
van de lijfgarde van H. M. de koningin van
Engeland.
De heer Lhérie is voor het volgende seizoen
weder bij het Haagsche opera-gezelschap verbon
den. Hij heeft een engagement, hem te Londen
aangeboden, afgeslagen, om in Nederland terug
te keeren, na een bezoek aan zijne familie te
New-York. Trouwens alleen op den afscheids
avond te Amsterdam bestonden de zilveren ge
schenken, hem vereerd, uit voorwerpen die eene
groote waarde hadden, en hem door eenige aan
zienlijke familiën werden aangeboden. Wanneer
een zanger op éen avond een paar dozijn zilveren
lepels en vorken, een paar dozijn suikerlepeltjes
met bijbehooren, alle in prachtige étuis en een
paar met zilver gemonteerde kristallen karaffen
met zilveren onderbladen, benevens een twaalftal
kostbare kransen krijgt, dan is dit wel een bewijs
dat men met den man is ingenomen. JHbl.)
Voor het gerechtshof te Amsterdam is gisteren
behandeld het appèl van den door de rechtbank
veroordeelden kantoorbediende W. C. Schrikker.
Het O. M. heeft volgehouden de beschuldiging
van diefstal (niet misbruik van vertrouwen) en
geëischt een celstraf van twee jaren.
Voor den hoogen raad werd gisteren behan
deld het beroep in cassatie door J. S. C. Hzn. c. s.
ingesteld tegen een vonnis der rechtbank te Zierik
zee, waarbij zij zijn schuldig verklaard aan het
uitoefenen eener visscherij op de Schelde en Zeeuw-
sche stroomen gedurende den tijd waarvoor die
visscherij door het bestuur aldaar gesloten is.
Namens de requiranten werden door den advocaat
mr. P. Van Houten vier cassatiemiddelen voorge
dragen en toegelicht, luidendeI. schending van
art. 1 van het wetb. van strafvord., doordien de
rechtbank de requiranten had veroordeeld op
grond van een reglement dat niet rechtsgeldig
was vastgesteld. II. Schending der artt. 427 jo.
art. 436 wetboek van strafvordering en 1917
burgerlijk wetboek. III. Schending der artt. 15
en 16 van bovenbedoeld reglement doordat in
de bekendmaking der sluiting van de visscherij
ontbrak de vereisehte mededeeling, dat de minis
ter van financiën tot het uitvaardigen dier be
kendmaking machtiging verleend had, en IV.
Verkeerde toepassing der in het voorgaande
middel bedoelde bekendmaking van 19 September
1876.
De conclusie van het O. M. is bepaald op den
19de z er.
De procureur-generaal mr. De Meijier heeft
Zaterdag voor het gerechtshof te 's Gravenhage
zijn requisitoir genomen tegen de drie beschul
digden, G. en K. Nieuwenhuis en A. Jongman,
van den dubbelen moord op de veldwachters
Bastings en De Liefde, den 16e» October 1878
gepleegd. Hij achtte hen schuldig aan het hun
ten laste gelegde, n. 1. voor den eersten beschul
digde moord op twee bedienende beambten in functie
en diefstal, en voor de beide anderen moord op
éen bedienend beambte in functie, en requireerde
hun veroordeeling tot levenslange gevangenisstraf.
De verdedigers, mr. Van Gelein Vitringa en mr. E.
Scheidius, trachtten het onbewezene der misdaad
of althans van het boosaardig overleg, aan te
oonen. De uitspraak geschiedt den 10«n dezer.
Zekere J. V., te Sas van Gent, op heeterdaad
door de maréchaussées betrapt op diefstal van
12 kilo's bloem in eene fabriek waar hij vroeger
bediende was, heeft zich door ophanging van
't leven beroofd. Hij laat eene vrouw en vijf
kinderen na.
Dezer dagen werd te Wemeldinge een persoon,
die met kleinhandel het land doortrok en daaren
boven voldoende van geld voorzien was, wegens
landlooperij gearresteerd. Naar het huis van
arrest te Middelburg overgebracht werd hij gis
teren, na er een dag te zijn verbleven, weder op
vrije voeten gesteld.
Omtrent de vermakelijkheden te Arnhem
bij gelegenheid der tentoonstelling, ontvangt het
Utr. Dagblad de volgende opgaaf.
De buitensocieteit geeft haar leden de gewone
reeks van 20 tot 25 concertenMusis Sacrum
annonceert jaarlijks 50 concerten, bals en 3 vuur
werken nu komt het bestuur der tentoonstelling
met eene circulaire van abonnements-voorwaarden,
en om die smakelijk te maken, geeft het de
verzekering, dat het in 4 maanden tijds zeven
en zeventig concerten zal doen geven. Van de
50 concerten in het park en de groote zaal van
Musis Sacrum voor het college-jaar 187879
moeten er stellig nog ruim 30 dezeu zomer ge
geven worden, d, i. in 5 maandende buiten
societeit geeft er in de 5 zomermaanden 20 a 25
de tentoonstelling wordt „opgeluisterd" door 77
muziekuitvoeringen, summa summarum130
concerten in 5 maandenDe Indische concerten
zullen dan een toegift zijn.
Behalve de concerten kondigt het bestuur der
tentoonstelling 4 vuurwerken, 3 bals en 3 volks
feesten aan. Het muziekkorps der Utrechtsehe
schutterij zal zich viermaal doen hooren. Ver
der zullen optreden behalve hot muziekkorps
van het 8" reg. inf., en het nieuwe Arnhemseh
muziekkorps de muziekkorpsen van de grena
diers en jagers, van het 7e reg. inf., van de
schutterij te Rotterdam en van die te Nijmegen,
van de sociëteit de Harmonie te Groningen, van
het Paleis voor Volksvlijt, van het Park (Stumpff)
te Amsterdam, van de Guides te Brussel en van
het 15e reg. inf. te Minden.
De abonnementsvoorwaarden zijn zeer laagge
steld. Om die 77 concerten te genieten, betaalt
een heer (persoueele kaart) f 8, eene dame of een
kind berieden 15 jaren (niet-personeele kaarten) 5.
De abonnementsprijs voor het bezoeken der
tentoonstelling is voor een heer f 4, voor eene
dame ƒ3; de leden van het waarborgfonds be
talen 2.50.
- Het Vlaamsch blad de Zweep haalt, als een
staaltje van merkwaardig Nederlandseh, den vol
genden volzin aan uit een der jongste feestver
slagen in een onzer dagbladen
„Het vroolijk aspect dezer decoratie levert een
voor 't oog welgevallig contrast op met het ma
jestueuse der versiering van het kommandants-