Gemeenteraad van Middelburg. Belgische brieven. bréngen, waardoor de eer of goede naam van dien persoon wordt aangerand, wordt, als schul dig aan lasterlijke aanklacht, gestraft met gevan genisstraf van ten hoogste drie jaren. Ontzetting van de in art. 36 no. 13 vermelde rechten kan worden uitgesproken. Art. 288. Beleediging, strafbaar krachtens dezen titel, wordt niet vervolgd dan op klachte van hem tegen wien het misdrijf is gepleegd, behalve in het geval van art. 286. Art. 289. Hij die ten aanzien van een overledene een feit pleegt dat, ware deze nog in leven, als smaadschrift of smaad zou zijn gekenmerkt, wordt, indien het geschiedt met het oogmerk om nage laten betrekkingen te grieven, gestraft met geld boete van ten hoogste driehonderd gulden. Dit misdrijf wordt niet vervolgd dan op klachte van een der bloedverwanten of aange- huwden in de rechte linie of in den tweeden of derden graad der zijdlinie, of van den echtgenoot of gewezen echtgenoot van den overledene. Art. 290. Hij die een geschrift of af beelding, waarin hij weet dat eene beleediging voorkomt of het in art. 289 omschreven misdrijf wordt gepleegd, verspreidt, openlijk tentoonstelt of aanslaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste eene maand of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden. Dit misdrijf wordt niet vervolgd dan op klachte van de in art. 288 en het tweede lid van art. 289 aangewezen personen. Zitting van Vrijdag 2 Mei. Voorzitter de heer Schorer. Afwezig de heer Lambrechtsen, wegens onge steldheid. Nadat de notulen van het in de vorige zitting verhandelde zijn gelezen en goedgekeurd, deelt de voorzitter mede dat van den minister van bin- nenlaudsche zaken een schrijven is ontvangen, houdende goedkeuring van het raadsbesluit van 9 April, tot vaststelling van het getal leeraren aan het gymnasium en het bedrag hunner jaarwedde. Burg. en weth. stellen alsnu voor curatoren te verzoeken de noodige voordrachten te doen en burg. en weth. te machtigen, in overleg met dat college, oproeping te doen van sollicitanten voor die betrekkingen, die niet door de tegenwoordige leeraren bekleed of niet vervuld worden door leeraren aan de hier bestaande inrichtingen van onderwijs. Nog doet de voorzitter mededeeling dat de verkiezing van 2 leden der tweede kamer der staten-generaal in het hoofdkiesdistrict Middelburg op 10 Juni a. zal plaats hebben en stelt voor straks tot de benoeming van het stembureau over te gaan. Dit goedgevonden zijnde en na de besluiten omtrent de verzoeken van den heer B. A. Fokker en van mej. L. G. E. Logeman, die wij gisteren reeds mededeelden, komen achtereenvolgens ter tafel I. Een adres van het bestuur van het departe ment Middelburg der Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen, houdende mededeeling dat ten gevolge eener noodzakelijke verbouwing van het gebouw der A«fs bewaarschool in de Schuitvlotstraat, het bestuur zich verplicht ziet om die school, te beginnen Maandag 28 April, voor ongeveer 3 maanden te sluiten; dat deze sluiting veel last en ongerief zal veroorzaken aan de ouders van het groot aantal kinderen dat die school dagelijks bezoekt, terwijl het geen betoog behoeft dat die maatregel ook zeer on gunstig en nadeelig voor de kinderen zelf zal zijn, indien geene gelegenheid kan gevonden wor den om de school tijdelijk naar een ander lokaal te verplaatsen. Het bestuur meent zoodanig lokaal gevonden te hebben in twee boven-apartementen van de voormalige wisselbank en verzoekt vergunning om die bovenlokalen voor het houden van be waarschool gratis in gebruik te mogen nemen, zoo lang de verbouwing van het gebouw in de Sehuivlotstraat zaï duren. Burg. en weth. zeggen in hun voorstel aan den raad dat zij geen bezwaar hebben tegen de inwil liging van dit verzoek, mits die ingebruikneming niet leide tot eenigerlei kosten voor de gemeente, ook voor het geval dat, tengevolge ervan, perso- neele belasting verschuldigd zijn mocht, en onder bepaling dat, wanneer de gemeente die lokalen binnen voormelden termijn voor eenig ander doel mocht noodig hebben, deze onmiddellijk zullen moeten worden ontruimd en ter harer beschik king gesteld. Door burg. en weth. is met het oog op het spoedeischende dezer zaak voorloopig vergun- Hare oogen zijn groot, donker en schitterend en zij heeft een ktein bruin vlekje aan den linkerpols en zeer kleine ooren, waarin zij gewoonlijk zware gouden hangers, van buitenlandsch fabricaat, in den vorm van een urn draagt. Zij is ongeveer vijf en twintig jaar oud en heeft waarschijnlijk een zwart zijden kleed aan en een langen mantel om van robbevel met een lichter soort van bont gegarneerd; zij heeft vermoedelijk een lederen reistasch bij zich met een koperen plaat, waarop haar eigen naam Elisabeth Gordon gegraveerd is. Een ieder die eenige inlichtingen omtrent deze dame kan geven, vervoege zich ten kantore der heeren Bell en Barclay, Gray's Inn, waar de voormelde belooning uitbetaald zal worden." „Nu," zei de heer Wilmot die met belangstelling zag, hoe Elisabeth van kleur verschoot en begon te beven bij het lezen van die annonce, „moet ik eerlijk die twaalf honderd gulden verdienen en de gewenschte inlichtingen gaan geven?" „Gij weet mijn adres niet, mijnheer," zei Elisa beth schielijk, hem verontwaardigd aanziende. „Zoo, weet ik dat niet antwoordde hij nog altijd glimlachende. „Ik geloof, miss Gordon, dat gij kamers hebt ten huize van mevrouw O'Shee, Lambridge-straat, nummer „Dan moet gij mij gevolgd zijn," sprak Elisa beth nog meer verontwaardigd. „Ik beken schuld," antwoordde mijnheer Wil mot, „zie hier mijn verontschuldiging," daarbij ning verleend om van de lokalen gebruik te maken, onder uitdrukkelijk voorbehoud van de goedkeuring van den raad, die zij voorstellen te verleenen. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt alzoo besloten. Bij het nemen van dit besluit wordt de heer Yan Hoek geacht niet tegenwoordig te zijn. II. Een besluit van het burgerlijk armbestuur tot af en overschrijving van eenige posten zijner be grooting. Ingevolge bet voorstel van burg, en weth. wordt dit besluit goedgekeurd. Daarna wordt door burg. en weth. overgelegd het plan tot verbouwing van bet gymnasium. Volgens dat plan zal er voldoende localiteit zijn voor zeven schoollokalen, curatoren, rectors- en ieeraarskamer, wachtkamer en woning voor den concierge enz. Het voornemen ia, het achtergebouw nagenoeg geheel af te breken en in de plaats te bouwen drie goede schoollokalen, de toegangen naar de bovenverdieping van het woonhuis te verbeteren, de boventuinkamer hooger te maken en de con- cierges-woning geheel van het gebouw, waarin zich de schoollokalen bevinden, af te scheiden. Gaarne hadden burg. en weth. ook voorgesteld, eenige wijzigingen in het voorgebouw te brengen, doch de toestand van dit gebouw, dat reeds zeer oud is, bieek bij nauwkeurig onderzoek van dien aard te zijn dat verbouwing niet dan met zeer groote bezwaren zou kunnen geschieden en aan merkelijke, thans onmogelijk te beramen som men zou kosten. Burg. en weth. moesten dus hiervan afzien, zoowel als van een ander plan, volgens hetwelk men door het bouwen van lokalen in den tuin met twee verdiepingen eene regelmatiger inrichting dan de nu voorgestelde zou verkrijgen. De kosten, ongeveer f 5000 hooger dan de thans geraamde, noopten burg. en weth. ook van dat plan af te zien. Thans worden de kosten geraamd op 9000, waarbij echter gevoegd moeten worden de uit gaven voor meubeleering der schoollokalen en vertrekken, terwijl ook licht de som van f 9000 overschreden zal worden, indien mocht blijken, dat, zcoals meermalen bij het verbouwen van oude huizen geschiedt, hier of daar onverwachte herstellingen noodig zijn. Later zal ook de bovenwoning van den con cierge eene verbetering moeten ondergaan. Burg. en weth. meenen dat deze echter vooralsnog uitgesteld kan worden. Burg. en weth. stellen voor dit plan, opgemaakt in overleg met de commissie van fabricage, goed te keuren, tot de uitvoering ervan te besluiten en ben te machtigen tot de publieke aanbesteding over te gaan. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vereenigt de raad zich met dit voorstel. Voor kennisgeving wordt aangenomen de mede deeling van den voorzitter dat de heer J. E. Itis- seeuw, gemeente-geneesheer, is overleden en dat in den dienst door de twee andere gemeente- genéesheeren wordt voorzien. Gelijk besluit wordt genomen omtrent de mede deeling dat de kas en de boeken van den ge meente-ontvanger zijn opgenomen en in orde bevonden en zich in kas bevond f 48935.18. De voorzitter herinnert dat van deze som f 40000 bij de Associatie cassa is uitgezet. Door burg. en weth. wordt aan den raad over gelegd het verslag van den toestand der gemeente over bet afgeloopen jaar, hetgeen nagenoeg geheel is afgedrukt en dat, als naar gewoonte, aan de leden zal worden rondgedeeld en voor het publiek verkrijgbaar gesteld. Alsnu wordt door den voorzitter medegedeeld dat burg. ea weth. na bespreking van het verge lijkend examen voorde betrekking van klokkenist, moeten zeggen dat zich voor de uitvoering van het besluit zoo vele bezwaren hebben voorgedaan, dat zij tot hun leedwezen zich verplicht gevoelen de vergadering uit te noodigen op het genomen besluit in het belang der gemeente, terug te komen. Aangezien een vergelijkend examen zich niet alleen zou uitstrekken tot het bespelen van het carrillon, maar ook tot het meermalen versteken van den trommel, zou dit niet alleen veel tijd eischen en groote kosten veroorzaken, maar zou er boven dien ook gevaar bestaan dat het kostbare carillon, door min deskundige sollicitanten werd bedorven of daaraan schade werd toegebracht. Wordt een en ander door burg. en weth. be zwarend geacht, niet minder is dit het geval wat betreft het benoemen eener commissie van des kundigen. Daarvoor toch, meenen burg. en weth., zou men zijne toevlucht moeten nemen tot de klokkenisten van Gent, Antwerpen en Delft, als zijnde de meest geschikte en de meest nabij wonende beoordeelaars. wees hij op het artikel dat de beschrijving van baar persoon bevatte. „Welke man van smaak zou iets zoo schoons geheel uit het oog kunnen verliezen Een oogenblik stond zij sprakeloo3j daarop zei ze eenigszins aangedaan „Mijnheer Wilmot, ik ben geheel alleen op de wereld ik heb niemand om mij te beschermen zijt gij voornemens hun te zeggen waar ik ben?" „Maar mevrouw, waar ziet gij mij voor aan Neen zeker niet. Om redenen die gij zelve het best kunt beoordeelen, hebt gij uw huis en ik veronderstel ook uw echtgenoot verlaten maar ik zal u niet eens zijn naam vragen, ofschoon ik gemakkelijk kan te weten komen wat ik wil, door naar Gray's Inn te gaan. Maar dat zal ik niet doen. Ik vraag alleen om de eer der kennis making met moet ik zeggen miss Gordon „Maar die vrouw", sprak Elisabeth gejaagd, „die mevrouw O'Shee kan die advertentie zien „Dat kan zij zeker, maar het is niet waarschijn lijk. De Times wordt in dien stand Diet veel gelezen." „Maar toch „Verhuis dan", zei mijnheer Wilmot terstond, „dan is alle gevaar geweken. Ik weet zeer goede kamers - bij menschen waarop gij u verlaten kunten als gij wilt zal het mij zeer aangenaam zijn u daar te recommandeeren." Burg. en weth. geven in overweging op het genomen besluit terug te komen en mocht de raad er de voorkeur aan geven het besluit te handhaven, dan verzoekt bet dagelij ksch bestuur eene raadscommissie voor deze zaak te benoemen omdat burg. en weth. er zich niet voor in staat gevoelenaan welke commissie dan een crediet van f 500 zou behooren te worden verleend. Ofschoon het punt niet op de agenda voorkomt meenden burg. en weth. het toch in deze verga dering aan de orde te moeten stellen en deelt de voorzitter mede dat zich behalve de heeren J. F. Klein en J. van 'tKruijs nog als sollicitant hebben aangemeld de heeren: J. Ziskamp, te Hil- legom, J. B. Schiffer, te Hulst, H. Varel en L. G. J. Opitz, te Middelburg, J. C. van Sprang, te Vlis- singen en J. F. J. Matena, te Middelburg. Nadat tot de behandeling besloten en de be raadslaging geopend is zegt de heer Snijders niet te gelooven dat de kosten zoo groot zouden zijn, ook niet dat het carillon zou bedorven worden. Hij meent dat een commissie van twee, hoogstens drie personen voldoende is en kan mededeelen dat twee zeer bevoegde deskundigen officieus zich bereid hebben verklaard deel van die commissie te willen uitmaken. Bij een vroeger examen waren de kosten ook zoo groot niet en werd de com missie slechts door éen vreemdeling ter zijde ge staan. Wat betreft het bederven van het carillon, gelooft spreker dat dit gevaar lang zoo groot niet is, als wanneer het bespeeld wordt door een klokkenist die niet op de hoogte is. Na langdurige discussie, waarbij de voorzitter de bezwaren van burg. en weth. nader toelicht en de heer Snijders op handhaving van het besluit blijft aandringen, en ook door de heeren Fokker en Tak de wenschelijkheid daarvan wordt aange toond, wordt tot de stemming overgegaan en het voorstel van burg. en weth. met 10 tegen 6 stemmen aangenomen. (Tegen stemden de heeren Tak, Jeras, Snijders, Van der Harst, Van Hoek en Fokker.) De voorzitter stelt alsnu voor burg. en weth. te verzoeken in eene volgende vergadering eene aanbeveling te doen, waartoe, nadat bepaald is dat die aanbeveling zoo mogelijk uit 3 personen bestaan zal, zonder hoofdelijke stemming wordt besloten. Daarna is aan de orde de benoeming van een lid der plaatselijke schoolcommissie. Op de door die commissie ingezonden aanbeveling zijn ge plaatst de heeren R. A. Rutgers en W. M. Morren, beide leeraar aan de rijks kweekschool voor onderwijzers alhier. De uitslag der stemming is dat eerstgenoemde heer met 9 stemmen wordt verkozenop den heer Morren waren 4 stemmen uitgebracht, terwijl 3 biljetten in blanco waren. Na het benoemen van de reeds in ons vorig nommer genoemde leden van het stembureau wordt de vergadering gesloteD. Brussel 1 Mei 1879. Eenige dagen geleden heeft Got, de beroemde sociétaire van het Thédtre francais bij uitzonde ring eene voorstelling gegeven in het Thédtre royal de St Hubert alhier. Die schouwburg gaat heden in andere handen over en zal daar mede ook van aard veranderen. Van heden af zal de operette er alleen en onverdeeld den staf voeren. De gewezen directeur, de heer Delville, die er uitscheidt na een rond millioen overge wonnen te hebben, doch met eene geknakte ge zondheid, wilde wellicht voor het laatst het pu bliek nog eens op iets fijns vergasten. Of en dit geloof ik eerder de wensch om nog eens een goeden avond te maken, had hem ertoe gebracht om met den heer Got een contract te sluiten. Dat doet er trouwens weinig toe. Iu ieder geval heeft hij ons in de gelegenheid gesteld dien wonderbaren speler, dien grooten kunstenaar te zien in een der rollen, waarvan de schepping hem toekomt en waarop hij den stempel zijner kunst heeft gedrukt, in de rol van Qiloytr. Gij kent het meesterstuk. Le fils de Giboyer van Emile Augier is gansch Europa rond vertoond. Geen tooneel, of men gaf het er. Ook ik meende het stuk te kennenmaar dat was slechts zelf- „Gij zijt wel goed „Neen, ik ben alleen goed in mijn eigen belang", vervolgde hij met zijn onaangenaamsten glimlach; „want als gij die kamers neemt, weet ik waar ik u kan vinden." Die woorden brachten haar weer tot zichzelf. „Gij zijt wel goed", herhaalde zij, „maar ik zal toch liever blijven waar ik ben." Hij zag haar verwonderd aan. „Zijt gij voornemens te vertrekken zonder het mij te zeggen „Wat zou dat begon zij doch op eens her innerde zij zich in welk een moeilijken toestand zij zich bevond en ging smeekend voort. „Mijnheer Wilmot, indien gij een fatsoenlijk man zijt, zult gij een weerlooze vrouw niet lastig vallen, noch kwellen." „Neen," antwoordde hij, „ik zal u niet lastig vallen en u ook niet kwellen maar zult gij dan ook eenig vertrouwen in mij stellen Wordt vervolgd.) bedrog! Ik heb het stuk eerst waarlijk begrepen, op zijne waarde geschat en genoten, toen ik Giboyer zag spelen door Got. Reeds zijn opko men bij den markies in het eerste bedrijf is eene openbaring. Dat is wel Giboyerdien wij daar zien, dien buiten de maatschappij staanden, ont- eerden, veilen mandie zich zeiven veracht, die de diepte van zijn val begrijpt, die zich al de kracht van zijn talent als ridder van de pen bewust is, en die in al zijne verachtelijkheid nog in dat gebogen lichaam, dat zich bukt onder de schande van zijn handwerk, eene vage lichtzijde omdraagt, welke spreekt van eene edele natuur, die verdwaald en van den weg geraakt is. Bij ieder woord van de geschiedenis van zijn leven die hij verhaalt, ontsluiert hij zijne gestalte meer en meer. Het publiek volgde hem met ingehouden adem, aan zijne lippen hangende. Het zag zijn gansche persoonlijkheid reeds opdoemen en stelde belang in hem, niettegenstaande het afgrijselijke beeld, dat hij zelf van zijn leven schetste. Welk een kracht van gevoel sprak in de derde acte uit het groote tooneel met zijn zoon. Dan gooit hij het masker af der bedriegelijke onverschilligheid, van het voorgewende cynisme, en dan roept hij zijn zoon toe, die veinst over reed te zijn door een voor geld door den vader geschreven reactionair geschrift: „Neen, luister naar mij, gij kunt al mijne verwachtingen niet bedriegen voor u heb ik het slijk gekust; gij zijt mijne deugd Ik haal deze woorden aan uit mijne memorie om u het oogenblik aan te geven, dat het gan sche publiek diep heeft geroerd. Welk eene aan doening, welk eene uitbarsting van toejuichingen Zoudt gij het willen gelooven ik zag Jules Vallés, die sedert eenige weken te Brussel is, Jules Vallés, den verharden communardden doldriftigen medewerker der Revolution frangaise, zich een traan uit de oogen wisschen. Hij schreide: Jules Vallés, dezelfde man, die vroeger den moord der gijzelaars toejuichte en die nog de commune verheerlijkt, vergoot tranenDat is de wonderbare uitwerking der kunst. Zij dringt in het bewustzijn van het publiek; zij dringt met onweerstaanbare kracht door in de meest verborgen hoeken van het menschelijk hart en doet er snaren trillen, die sedert lang voor goed hun klank schenen verloren te hebben. Nooit zal de naturalistische kunst van Emile Zola, die men als proef in VAssommoir op het tooneel gebracht heeft, zulk eene uitwerking kunnen hebben. Zij verlaagt in stede van te verheffen. Zij vertoont u bij voorkeur de onderste lagen der maatschappij, de afzichtelijkste holen, waarin nog afzichtelijker hartstochten elkander den voorrang betwisten. Zij wekt voortdurende walging. Ik ken niets ongezonders dan den roman, waaruit dat stuk genomen is. Toch wekt dit laatste nog meer afkeer, daar het op het tooneel in levenden lijve de photographieën doet verschij nen, door Zola genomen, waar hij maar wat leelijks en terugstootends zag. Doch vergeef mij, ik moest en wilde u spreken over politiek, en daar heb ik mij laten medesleepen om over het tooneel en over natu ralisme te spreken. Nu, als ik alles goed be schouw, geloof ik wel, dat de lezer er niet veel bij verloren heeft. Misschien wel gewonnen. Inderdaad heeft de beraadslaging, die sedert veertien dagen in de kamer wordt gevoerd over de onderwijswet, niet aan de verwachtingen beantwoord. Tot nu toe hebben slechts de figu ranten gesproken. Het debat bewoog zich in het spoor der clericale verwij tingen, der ultra- montaansche scheldpartijen. Het fijne van de quaestie is nog niet genoemd, noch van rechts, noch van links. Men was zoo vermoeid door die aaneenschakeling van middelmatige redevoe ringen, dat men haast als eene tijdelijke verlossing de beraadslaging heeft begroet, die door den heer Wasseige is uitgelokt over de vraag of de mi nister van binnenlandsche zaken het recht had de burgemeesters te bevelen een stuk uit zijne circulaire aan de gouverneurs der provinciën aan te plakken, om aldus den schandelijken laster te weerleggen, waardoor de katholieken het volk trachten op te zweepen, zeggende, (Jat de regee ring God uit de school wil bannen. De rechterzijde betwistte het recht van den minister. Zij beweerde, dat de Belgische ministers zich gedroegen, alsof zij Fransche ministers waren. De heer Rolin-Jaequemyns verdedigde krachtig het recht der regeering, en de kamer gaf hem na een tweedaagsch debat gelijk door met 67 tegen 52 stemmen eenvoudig over te gaan tot de orde van den dag. Eene motie van berisping, door den heer Bsernaert voorgesteld, kwam niet in stemming, wijl de niet gemotiveerde motie van orde steeds den voorrang heeft. De kamer zette toen de onderwijsdebatten weer voorti -a- GEDRUKT BIJ DE GEBROEDERS ABRAHAMS TE MIDDELBURG.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1879 | | pagina 6