Telegraptiische berichten. Verkoopingen en aanbestedingen. Staten-Generaal. Onderwijs. Marine en leger. Kunst nieuws. dat een ingezeten dezer gemeente in Januari jl. een postwissel van f 12,50 gezonden heeft aan een Parijsch huis, dat bij advertentie goedkoope horloges aanbood, doch welk bedrag hij dezer dagen op het postkantoor alhier terug kreeg, dewijl de brief te Parijs onbestelbaar was. Een inwoner van Ellewoutsdijk moet in October de zelfde betaling gedaan, doch zijn geld er bij ingeschoten hebben. Waarschijnlijk heeft de firma, die zich Sandoz fils noemde, hare speculatie op.'de goedgeloovige beurzen dus gestaakt. In de te Eotterdam gehouden vergadering van de Vereeniging tot bevordering der koepok inenting is besloten, met 1 Dec. a. de vereeniging op te heften, terwijl aan het hoofdbestuur is opge dragen, in dien tusschentijd een bond van inen- tings-bureaux te vormen. De eerste Indische mailstoomboot, de Madura is gisteren na eene reis van 45 dagen te Amster dam binnengekomen en feestelijk ontvangen. De tocht door het Noordzee-kanaal werd zonder bezwaar volbracht, echter niet zonder buitenge wone maatregelen van voorzorg. Een Amsterdamsche tand-arts, de heer E. Stark, waarschuwt in het Handelsblad tegen het op den duur en uitsluitend gebruik van kamfer-tandpoeder. Hoe heilzaam ook bij som mige ziekte-toestanden, gelooft hij dat kamfer, door zijne uitdrogende kracht, op den duur zeer nadeelig werkt en in 't bijzonder het ontstaan van caries (de z. g. n. „wolf') in de tanden bevorderen kan. BUITENLAND. Kaapstad, 8 April. Eene kraal van een Basuto-hoofd werd vergeefs bestormd. Sir Bartle Frere had een bevredigend onder houd met de Transvaalsche boeren. 15 April. Eene nieuwe expeditie naar Zoeloe- land kan eerst over eenige dagen worden onder nomen. Parijs. De Répullique frangaise verzekert, dat Oostenrijk zich in beginsel vereenigt met de voorstellen van den heer Waddington betreffende de Grieksche grensregeling. Heden werd aan het gebouw van het gewestelijk bestuur alhier aanbesteed: het uitnemen en in- hangen van de ijzeren deuren der groote sluizen van het kanaal door Walcheren. Voor dit werk werk werd ingeschreven door: den heer J. L. Koole te Ter Neuzen, voor f 57,000; den heer M. Deutikom te Amsterdam, voor 54,445; den heer W. L. Leibbrandt te Amsterdam, voor 45,300deu heer Th. Volker te Dordrecht, voor f 45,000; de heeren F. Kloos en Zonen te Alblasseidam, voor/40,000; den heer B. Janse te Amsterdam, voor 38,100'en de heeren J. F. van Leeuwen en J. van den Hoek, te Middelburg, voor f 31,900. Ontwerp-wetboek van strafrecht. [Vervólg.) Tot de straf baar gestelde misdrijven behoo- ren nog de volgende: Art. 367. De koopman, die in staat van fail lissement is verklaard of tot gerechtelijken boe delafstand is toegelaten, wordt, als schuldig aan eenvoudige bankbreuk, gestraft met gevangenis straf van ten hoogste een jaar: 1° indien zijn verteringen buitensporig zijn geweest 2° indien de door hem geleden verliezen geheel of grootendeels aan beursspel of windhandel zijn te wijten; 3° indien hij, met het oogmerk om zijn faillis sement uit te stellen, op bezwarende voorwaarden geldopnemingen heeft gedaan; 4° indien hij niet of niet geregeld heeft boek gehouden, of indien hij de boefeen die hij heeft gehouden, niet of niet in ongeschonden staat te voorschijn brengt. Art. 368. De koopman die in staat van fail lissement is verklaard of tot gerechtelij ken boe delafstand is toegelaten, wordt, als schuldig aan bedriegelijke bankbreuk, gestraft met gevange nisstraf van ten hoogste zes jaren, indien hij ter bedriegelijke verkorting van de rechten zijner schuldeisohers 1° hetzij lasten verdicht heeft of verdicht hetzij baten niet verantwoord heeft of niet ver antwoordt, hetzij eenig goed aan den boedel onttrokken heeft of onttrekt; 2° eenig goed hetzij om niet, hetzij klaarblij kelijk beneden de waarde heeft vervreemd; 3° in het vooruitzicht of ter gelegenheid van zijn faillissement een zijner schuldeischers op eenige wijze bevoordeeld heeft of bevoordeelt 4° niet of niet geregeld heeft boek gehouden, of indien hij de boeken die hij gehouden heeft, niet of niet in ongeschonden staat te voorschijn brengt 5° papieren waarvan de wet het bewaren voor schrijft, niet of niet in ongeschonden staat te voorschijn brengt. Art. 369. De bestuurder eener naamlooze ven nootschap of coöperatieve vereeniging welke in staat van faillissement is verklaard, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar: 1° indien hij heeft medegewerkt of zijn toe stemming gegeven tot beursspel, windhandel of ondernemingen met de statuten in strijd, waaraan de door de vennootschap of vereeniging geleden verliezen geheel of grootendeels zijn te wijten 3° indien hij, met het oogmerk om het faillis sement der vereeniging of vennootschap uit te stellen, heeft medegewerkt of zijn toestemming gegeven tot het doen van geldopnemingen op bezwarende voorwaarden 3° indien het aan hem te wijten is dat niet of niet geregeld is boek gehouden, of dat de boeken die gehouden zijn niet of niet in onge schonden staat worden te voorschijn gebracht. Art. 370. De bestuurder eener naamlooze vennootschap of coöperatieve vereeniging welke in staat van faillissement is verklaard, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, indien hij ter bedriegelijke verkorting van de rechten der schuldeischers van de vennootschap of vereeniging 1° hetzij lasten verdicht heeft of verdicht, hetzij baten niet verantwoord, hetzij eenig goed aan den boedel onttrokken heeft of onttrekt; 2° eenig goed hetzij om niet, hetzij klaarblij kelijk beneden de waarde heeft vervreemd; 3° in het vooruitzicht of ter gelegenheid van het faillissement een der schuldeischers op eenige wijze bevoordeeld heeft of bevoordeelt; 4° opzettelijk niet voldaan heeft of niet vol doet aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het houden, bewaren en te voorschijn brengen van boeken of papieren. Art. 371. Met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en zes maanden wordt gestraft hij die ter dedriegelijke verkorting van de rechten der schuldeischers luit.-kwartierm. P. G. Asmus, van het reg. gre nadiers en jagerstot len luit.-kwartierm. bij het 8e reg. inf. de 2e luit.-kwartierm. K. L. Knauff, van het korpsin hunnen rang overge plaatst, bij het reg. grenadiers en jagers, de le luit.-kwartierm. J. H. Marckelbach, van het le, en M. H. Kroonenburg, van het 4e reg. inf. De commissie voor het afnemen van de eind examens der hoogere burgerscholen in Zeeland, benoemd door den commissaris des konings, is voor het jaar 1879 samengesteld als volgt Voorzitter: dr. G. van Hennekeler, directeur der rijks hoogere burgerschool te Middelburg, en leden: J. Vermeulen, dr. J. J. Couvéeen A. J. G. Paardekooper, leeraren aan genoemde hoogere burgerschoolmr. M. J. de Witt Hamer, procu reur bij de arrondissements-rechtbank te Middel burg G. Kok jr. directeur van en dr P. Sehu- ringa en C. Hofman, leeraren aan de hoogere burgerschool te Zierikzee dr. A. W. van Campen, directeur van en J. A. Kolpa en G. J. van der Poll, leeraren aan de hoogere burgerschool te Goes. De eindexamens zullen gehouden worden te Zierikzee. Te Beverwijk is door den gemeenteraad be paald dat het schoolgeld op de te openen jongens school voor meer uitgebreid lager onderwijs, ook voor de hoogste klasse, slechts f 25 zal bedragen, tegenover het vroegere voornemen om dit tot een bedrag van f 60 te heffen, en tevens om het dagelijksch bestuur te machtigen, op voordracht van de schoolcommissie, jongens van bijzonderen aanleg van mingegoede ouders, kosteloos tot de school toe te laten. Benoemd tot voorzitter der commissie ten over staan van welke, dit jaar, het toelatingsexamen tot de koninklijke militaire academie zal worden afgenomen, de luit.-kol. A. Pompe, belast met de leiding der studiën aan gemelde inrichting tot ledende heeren A. S. Kok, E. F. Modder man, J. Leopold en J. C. Koning, leeraren aan de koninklijke militaire academiede le luit. N. C. Grotendorst en G. J. W. Koolemans Beynen, mede van die inrichting de heeren A. J. Nij- land, instituteur te Utrechtdr. P. Zeeman, leeraar aan de gemeentelijke hoogere burgerschool te 's GravenhageG. J. Legebeke, leeraar aan de rijks hoogere burgerschool te Utrecht dr. B. C. Goudsmit, leeraar aan de gemeentelijke burger school te Zutphentot secretaris de le luit. J. van den Berg, werkzaam aan de koninklijke mi litaire academie. De heeren Judels en Louis Bouwmeester hebben eergisteren avond van het Amsterdamsch publiek afscheid genomen, de eerste in twee blijspelen, De Schoolmeester en Meester Joris de dorpsmuzikant in welk laatste hij een toepasse lijk lied voordroeg, de tweede in De Matroos. Beide werden met lauwerkransen, de heer Judels bovendien met een geschenk in zilver vereerd. De heer Judels trekt zich van het tooneel terug en gaat rustig leven. Zijn kunstbroeder Bouw meester gaat bij Het Nederlandsch Tooneel over en blijft dus te Amsterdam. Uit Middelburg meldt men aan de N. R. Ct Bij het afnemen zei het meisje nog iets dat weinig opwekkend voor haar was. „Gij moogt wel goed op u zelve en uw goed toezien, juffrouw; want het is hier in huis niet alles in den haak en ik kan het niet over mij verkrijgen om u niet te waarschuwen." Zij voelde zich eenzaam en diep ongelukkig, daar bij nader onderzoek de woniDg ook ver van zindelijk bleek te zijn en nadat zij nog herhaal delijk gestoord was door mevrouw O'Shee, die telkens zonder kloppen even binnen kwam, om te zien hoe het haar ging, begaf zij zich eindelijk te bed en viel van overspanning en vermoeidheid weldra in slaap. Toen zij den anderen ochtend ontwaakte, kon zij zich eerst niet begrijpen waar zij was, maar eensklaps kwam de herinnering terug met allerlei droeve gedachten, zoodat zij met een zucht op stond om den dag te beginnen, waarop zij voor het eerst moest trachten een broodwinning te zoeken. Ieder die wel eens in datzelfde ge val verkeerd heeft, kan zich voorstellen welke treurige ondervindingen Elisabeth in de eerst volgende dagen opdeed. Het is zoo gemakkelijk gezegd„Ik zal wat gaan beginnen," maar het is zoo moeilijk om iet3 te doen te krijgen, vooral voor vrouwen, wier opvoeding er niet op bere kend is geweest, om haar voor het een of ander te bekwamen. Na een zeer onsmakelijk ontbijt, dat mevr. O'Shee haar zelf boven bracht, omdat „dat nest van een Mary" weg was, begaf zij zich op weg naar twee informatie-bureaux. Zij had bij zichzelf overlegd dat zij het best geschikt zou zijn voor juffrouw van gezelschap maar de dame die in het eerste bureau als klerk fungeerde, zei dat het geheel overbodig was haar naam voor zulk een betrekking op te schrijveD, daar Mie niet te krijgen waren. „Wij hebben reeds sedert een half jaar een dame in ons boek staan voor die betrekking; maar zoudt gij geen plaats als gouvernante aan nemen „Misschien wel," antwoordde Elisabeth aarze lend. „Waarzijtgij het laatst geweest?" en toen zij hoorde dat Elisabeth nog nooit een betrek king gehad had, schudde zij haar Jioofd bedenkelijk. „Dan vrees ik dat niet een dame oyer u zal denken, maar als gij het verlangt wil ik uw naam wel opschrijven en zien wat ik voor u kan doen; ik kan u echter niets beloven." Ontmoedigd begaf Elisabeth zich naar het tweede bureau, dat gehouden werd door iemand die veel verschilde van het zachte, lieve persoontje dat haar eerst te woord had gestaan. Elisabeth ver voegde zich bij dit bureau omdat zij in de Times een advertentie gelezen had van een weduwnaar, die een juffrouw zocht om zijne beide dochters op reis te vergezellen. Toen zij binnenkwam vond zij een dame met een bleek, vervallen gelaat en een schamele kleeding, die stond te wachten om toegelaten te worden. Weldra verscheen mevrouw Lessbrook, een bedrijvige, opzichtig gekleede vrouw; zij nam met een gewichtig air plaats aan den lessenaar midden in de kamer en vroeg „Wie van u beiden is het eerst gekomen, da mes? „Ozijt gij dat, mevrouw (tot de bleeke dame, die nu naar voren trad). Zestig cents, als 't u blieft, dat staat er toe, indien uw naam nog niet in mijn boek staat en dat geloof ik niet." De arme vrouw haalde een klein beursje uit en legde bedeesd de zestig cents op den lessenaar. „Dank u," zei mevrouw Lessbrook en stak het geld in haar zak, „wat kan ik voor u doen, mevrouw „Er stond van morgen een advertentie in de Timesvan een heer, die iemand zocht om met zijne dochters Mevrouw Lessbroek begon bij die woorden te lachen en hield haar handen omhoog. „Ja, gij dames komt allemaal op de weduw naars af, geloof ik. Weet gjj wel dat die adver tentie gisteren eerst geplaatst is en dat ik reeds dertig aanvragen heb gehad; maar gij zoudt volstrekt niet in aanmerking komen. Die heer verlangt een knappe, deftige dame, goed gekleed, een dame in éen woord." Het bleeke gelaat der arme vrouw werd vuur. 1° in geval van gerechtelijken boedelafstand van een koopman of van faillissement of in het vooruitzicht van het een of het ander eenig goed aan den boedel onttrekt, in het laatste geval indien het faillissement of de boedelafstand is gevolgd 2° bij verificatie der schuldvorderingen in geval van gerechtelijken boedelafstand van een koopman of van faillissement een niet bestaande schuldvordering voorwendt of een bestaande tot een verhoogd bedrag doet gelden. Art. 372. De schuldeischer die tot een aan geboden gerechtelijk accoord toetreedt tengevolge van een overeenkomst hetzij met den schuldenaar, hetzij met een derde waarbij hij bijzondere voor- deelen heeft bedongen, wordt, in geval van aan neming van het accoord, gestraft met gevange nisstraf van ten hoogste een jaar. Gelijke straf wordt in hetzelfde geval toegepast op den schuldenaar of op den bestuurder der gefailleerde naamlooze vennootschap of coöpera tieve vereeniging die zoodanige overeenkomst sluit. Art. 373. Hij die in staat van kennelijk on vermogen is verklaard of, zonder koopman te zijn, tot gerechtelijken boedelafstand is toegelaten, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoog ste vier jaren en ze3 maanden, indien hij ter bedriegelijke verkorting van de rechten zijner schuldeischers hetzij lasten verdicht heeft of verdicht, hetzij baten niet verantwoord heeft of niet verantwoordt, hetzij eeDig goed aan den boedel onttrokken heeft of onttrekt, hetzij een zijner schuldeischers op eenige wijze bevoordeeld heeft of bevoordeelt. Art. 374. Met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden wordt gestraft lo hij die, surseance van betaling verzocht of verkregen hebbende, eigenmachtig daden ver richt waartoe de medewerking van bewindvoerders door de wet wordt gevorderd 2o de bestuurder eener naamlooze vennoot schap of coöperatieve vereeniging welke surse ance van betaÜDg verzocht of verkregen heeft, die eigenmachtig daden verricht waartoe de mede werking van bewindvoerders door de wet wordt gevorderd. Art. 375. De bestuurder eener naamlooze ven nootschap of coöperatieve vereeniging die buiten het geval van art. 369, zijn medewerking heeft verleend of zijn toestemming gegeven hetzij tot windhandel1 hetzij tot ondernemingen met de statuten in strijd, tengevolge waarvan de ven nootschap of vereeniging buiten staat geraakt om aan hare verplichtingen te voldoen of moet worden ontbonden, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste drie duizend gulden. Art. 376. Hij die ter bedriegelijke verkorting van de rechten van zijn schuldeischer eenig goed onttrekt aan een daarop gelegd executoriaal of conservatoir beslag óf aan een dreigend executo riaal beslag, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren. Art. 377. Hij die opzettelijk zijn eigen zaak of, ten behoeve van den eigenaar, een hem niet toebehoorende zaak onttrekt aan een ander die daarop een recht van pand, terughouding, vrucht gebruik of gebruik uitoefent, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden. De bepaling van art. 343 is op dit misdrijf van toepassing. Art. 378. Bp veroordeeling ter zake van een der in de artt. 368, 370, 371,373 en 376 omschre ven misdrijven kan de schuldige worden ontzet van de in art. 36 no 15 vermelde rechten. Bij veroordeeling ter zake van een der in de artt. 367371 omschreven misdrijven, kan open baarmaking van de rechterlijke uitspraak worden gelast. rood, maar de nood bracht haar trots tot zwggen en ze antwoordde, met haperende stem „Ja weet gij, ik ben van fatsoenlijke atkomst myn vader was dominee en dus dacht ik dat ik wel eenige kans had." „Owe hebben een menigte domineesdochters," zei mevrouw Lessbrook. „Maar deze heer ver langt bepaald een knappe dame. Gp begrijpt, hij geeft zulk een hoog salaris, duizend gulden, dat hp natuurlijk iets goeds kan eischen. O neen gij zpt er in 't minst niet geschikt voor.' En zoo vertrok de ongelukkige sollicitante met een zucht. [Wordt vervolgd,) t

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1879 | | pagina 2