InriTMLAfD. Een stak ziektegeschiedenis. rechtelijke bezittingen van gemeenten, die tot publiekrechtelijke doeleinden worden besteed, worden getroffen, zal ten slotte de wet weder nieuwe lasten leggen op de levenden. Bovendien zal men dezen ongerijmden toestand in het leven roepen, dat de staat eenerzijds de gemeenten te gemoet komt door den afstand van */5 van het personeel en door het subsidie van 30 pet. van de kosten voor het lager onderwijs en aan den anderen kant weder van diezelfde gemeenten be lasting heftDe onbillijkheid springt nog meer in 'toog, wanneer men bedenkt dat de gemeenten vaak juist alleen als institutiones juris publici en uitsluitend in het publiek belang, dat zij ver tegenwoordigen, genoopt worden grond te koopeu of aandeelen te nemeu in kanalisatie- of spoor wegmaatschappijen en andere ondernemingen van openbaar nut. Evenmin als de private bezittingen van pro vinciën en gemeenten, beweerde men verder, mogen de goederen van gestichten van liefdadigheid worden belast. Een groot aantal leden had dan ook met leedwezen gezien, dat de particuliere weldadigheidsinstellingen niet bij deze wet worden vrijgesteld. Waar de staat uitgaat van het juiste beginsel om de armverzorging zooveel mogelijk over te laten aan kerkelijke en particuliere be moeienis, daar zou het even onstaatkundig als onbillijk zijn, niet de burgerlijke, alleen de ker kelijke stichtingen van liefdadigheid vrij te stellen en de particuliere instellingen voor armverzorging te treffen onder het zeer naïeve beweren, dat de particuliere liefdadigheid dien nieuwen last wel gaarne op zich zal nemen. In vele gevallen zal dientengevolge in ejfectu de belasting moeten gedragen worden door armen en hulpbehoevenden. Maar bovendien is het niet onbillijk, dat de rijkste instellingen van armenzorg, de armbesturen en godshuizen met zeer aanzienlijke bezittingen, worden vrijgesteld, alleen omdat zij staan onder kerkelijk of burgerlijk beheer, terwijl hoogst nuttige en in 't openbaar belang zeer verdienste lijke stichtingen den druk der belastingen zullen moeten dragen, alleen omdat zij uitsluitend door particulieren worden bestuurd Door een aantal voorbeelden werd de hardheid en onbillijkheid van die splitsing aangetoond. De vrees voor ontduiking bij vrijstelling van de particuliere instellingen voor armenzorg bestaat even goed voor de zedelijke lichamen, die men treffen wil. Ook de zoogenaamde pastoralia, waaruit de traktementen van predikanten worden voldaan, op de opbrengst waarvan zij beroepen zijn, en de kosteriegoederen, waaruit de kosters bezoldigd worden, mogen, naar veler oordeel, geen onder werp van belasting zijn. Door die bezittingen te treffen, wordt het bedrag der traktementen, gelijk sommigen beweerden, in strijd met art. 168 der grondwet, verminderd. Maar bovendien is de be lasting in menig geval in de hoogste mate druk kend. In arme gemeenten moet het onvoldoende der goederen, uit hare vaste inkomsten verkregen, door inzameling van giften worden aangevuld. Gaat het nu aan van die goederen nog belasting te heffen en nog wel een belasting, die, wegens de geringe rente, in vele gevallen uit de vaste goederen getrokken, dikwijls zeer zwaar zal zijn, ja, 10 en meer pet. van het inkomen evenaren Men kwam dan ook tot de slotsom, dat alleen dat, wat buiten alle tegenspraak in den engsten zin tot de doode hand kan gerekend worden en ofschoon men zich bij den aandrang om maat regelen te nemen tegen de kloosters, zoowel omtrent hun strekking als hun bezittingen overdreven en onjuiste voorstellingen had gemaakt, achtte men die kloosters wel onder de termen dezer belasting vallende, aan die belasting behoorde te worden onderworpen en dat wel in dier voege, dat met strikte rechtvaardigheid werd gelet, dat geen be langen, die men behoorde te ontzien, worden gekrenkt. Aan de practijk en de ondervinding woorden uitsprak, want de bijna overweldigende aandoening van Elisabeth, toen hij over het hor loge en de portefeuille sprak, bracht hem eens klaps op een zonderling vermoeden. Zou deze schoone vrouw meer weten dan hij Werd deze ontroering te weeg gebracht door de vermelding van de voorwerpen die hem toebehoorden dingen die zij maanden geleden geweten had of zat daar meer achter? Sir John dacht een oogenblik na, terwijl Elisabeth in een armstoel zonk met haar rug naar het licht gekeerd en daarop zette de baron met opzet het gesprek op zijn gewonen toon voort. ..Maar wie kon er eenige reden voor gehad hebben? Zijn broeder - de eenige die blijkbaar bij zijn dood iets gewonnen heeft was waar schijnlijk reeds eenige uren te voren op reis ge gaan want ik geloof stellig dat Harry dien avond laat thuis komende het kleine poortje in de haag heeft willen doorgaan, toen hij doodge schoten is. Maar het is ongerijmd om Jasper er bij te noemen, die zou zijn leven voor zijn broeder gegeven hebben en ik vrees dat hij maar al te onverschrokken en te roekeloos is, in het wagen van zijn eigen leven." „Ja", zei Elisabeth met bevende lippen, ofschoon zij dat kleine woordje ter nauwernood kon uit brengen. „Ik ben waarlijk zeer bezorgd en maak mij erg ongerust over Jasper", vervolgde sir John. „Hij heeft koorts gekregen en de scheepsdokter telegrafeert mij moest worden overgelaten, om zoo noodig de elementen tot aanvulling aan de hand te doen. Sommige der absolute voorstanders van het wets ontwerp, deze bezwaren beantwoordende, betoog den, dat men slechts dan tot een zuiver stelsel en misschien ook tot een lager belastingcijfer kan geraken, wanneer alle vrijstellingen, behalve die van staatseigendom en van zaken uitsluitend tot den openbaren dienst bestemd, vervallen en alle niet door overlijden overgaande eigendommen, zonder onderscheid, aan den nieuwen last worden onderworpen. Wanneer men de wet wil, wanneer men het beginsel billijkt, dat de goederen in de doode hand -worden belast, dan moet men ook huiverig zijn om al te veel uitzonderingen toe te laten. Want wanneer men bedenkt, dat bijna 50 pet. der vaste goederen, die men door de belasting wil treffen, en ruim 30 pet. der inschrijvingen toebehooren aan provinciën, gemeenten en water schappen, en bijna 40 pet. der vaste goederen en ruim 25 pet. der inschrijvingen aan instellingen van weldadigheid en kerkgenootschappen, met uitsluiting vati de geestelijke instellingen, dan is het duidelijk, dat de voorgestelde uitbreiding der vrijstellingen het toch reeds lage cijfer van de vermoedelijke opbrengst der belasting tot een geheel onbeduidend bedrag zou doen inkrimpen. Juist deze laatste overweging echter stemde een aantal leden, die de wenschelijkheid van be teugeling van het bezit in de doode hand in het algemeen erkenden, ongunstig voor het voorge dragen ontwerp. Want zij mochten niet toegeven dat, omdat het wenschelijk is zekere instellingen aan verhooging van belasting te onderwerpen of de circulatie van onroerend goed te bevorderen, daarom kapitalen, die voor een publiek doel of voor zuivere liefdadigheid bestemd zijn, door de belasting zouden worden getroffen. De maatregel zou daardoor zijn doel voorbij streven en, door hen te treffen, die men niet wilde treffen, teneinde anderen niet te versehoonen, onredelijk en onstaat kundig worden. Reeds veel minder bezwaar zouden sommigen er in gezien hebben, indien men, wanneer de effectenbelasting mocht tot stand komen, daarin ook de instellingen der doode hand wilde doen deelen, terwijl, wanneer men buitendien nog het grondbezit wil treffen, aan speciale opcenten op de grondbelasting de voorkeur moet worden ge schonken boven de thans voorgedragen belasting. Frankrijk treft de doode hand alléén in het grondbezit en. doet- dat juist in den vorm, die door deze leden wordt aanbevolen. Eene belasting op het verkrijgen van rechtsper soonlijkheid zou, meenden andere leden, weinig bezwaar ontmoeten en het hoofddoel, dat men beoogt, bete* bevorderen dan een equivalentbe lasting als men hier op het oog heeft, waardoor niet altijd de rechte personen worden getroffen en waarbij ontduiking en onregelmatigheden niet te vermijden zijn. Sommige leden wezen er op, dat voor de ge meenten een waarborg tegen noodelooze uitbrei ding van de doode hand reeds is vastgesteld in art. 194 c der gemeentewet, en dat eene ook in andere opzichten zoo wenschelijke wet op de stichtingen in diezelfde richting de noodig geachte voorzieningen zou kunnen voorschrijven. Vrij algemeen was men van gevoelen, dat het bedrag der belasting te drukkend en met het oog op hare aanleiding te zwaar zou zijn. Voorvaste goederen toch zal de belasting, afgezien nog van de uiterst drukkende bepaling, dat geen aftrek van schulden zal worden toegelaten, neerkomen op eene inkomstenbelasting van minstens 10 a 12 pet., waardoor de belastingschuldige iedere 8 jaar een jaar inkomen zal moeten derven, terwijl hét bedrag voor de schuldvorderingen op 5 a 6 pet. moet worden berekend. Neemt men daarbij nog in aanmerking, werd hierbij door sommige leden Toen sir John zoover gekomen was, trof een snik en gekerm zijn oor, en schielijk opstaande zag hij terstond aan haar doodsbleek gelaat dat Elisabeth een flauwte had. Bedaard, doch gevat, rolde hij haar leuningstoel naar het venster, opende het, greep een bloemen- vaas, wierp de bloemen uit het venster en spren kelde Elisabeth met het water dat er in was, in het gelaat. Toen zij echter nog geen teeken vaD bewustzijn gaf, trok hij luid aan de schel en even daarna verscheen er een ontstelde dienstmaagd. „Miss Gordon, ik wil zeggen mevrouw Hor ton, is flauw gevallen," zei sir John kalm. „Wilt gij een weinig brandewijn brengen Is mr. Horton thuis „O! ja, mijnheer och lieve hemel.' riep de roodwangige dienstmaagd hard wegloopende en kwam terstond met brandewijn terug, gevolgd door den ontstelden pachter, die kalm in de ont bijtkamer zijn pijpje had zitten rooken. „Sir John?" riep hij uit, zijn landheer ziende. „Elisabeth, mijn kind, wat scheelt er aan?" „Schrik niet," zei sir John, „zij is flauw ge vallen. Geef mij een glas, meisje, en de brande wijn," en hij trachtte een weinig van dit vocht tusscben de bleeke lippen van Elisabeth te laten loopen, terwijl hij gelastte dat men haar gelaat en handen met koud water zou wasschen. Weldra begon Elisabeth bij te komen en toen zij pas hare oogen opende zag zij met een ont stelden, angstigen, smeekenden blik naar sir John, die over haar heen boog en haar hand drukte. opgemerkt, dat de instellingen der doode hand toch meestal een zedelijk doel beoogen, dan zou hier terecht het gezegde mogen gelden: „waar een zedelijk doel beoogd wordt, is hoog treffen onzedelijk." Ook de basis voor de berekening van den minister achtte men onjuist en onbillijk, gelijk in bijzonderheden werd aangewezen. De rechtstreeksche tusschenkomst van Engeland in het beheer van den Egyptischen staat, waarvan wij thans in een der overgangstijdperken zijn, dagteekent van November 1875, toen de Engelsche regeering van den khedive voor vier millioen pond sterling 176,602 aandeelen kocht in het kanaal van Suez. Deze indertijd veel besprokene handeling der Engelsche regeering gaf haar voor goed eene actieve rol te spelen in Egypte en in de administratie van het kanaal, dat haar uit een handels- en uit een politiek oogpunt van zoo groot belang moet zijn. Naarmate Engelands invloed aan de monden van den Nijl ver meerderde, mengde ook Frankrijk zich in Egypte's zaken om eene niet minder geldige reden, wijl het grootste deel der Egyptische staatsschuld in Fransche handen is, en van eene behoorlijke administratie van die schuld niet alleen het ver mogen van vele particulieren, maar ook het bestaan van menige bankinstelling afhankelijk is, weiker val de schromelijkste gevolgen voor het gansche land zou kunnen hebben. De Engelsche regeering begon met den heer Cave naar Egypte te zenden om den financieelen staat van het rijk te onderzoeken, en zijne resul taten gaven den khedive aanleiding om aan Engeland te vragen om een knap financier, die hem helpen zou evenredigheid te brengen tus scben zijne inkomsten en uitgaven. Reeds toen wees de Engelsche regeering den heer Rivers Wilson aan, die eene nauwgezette studie van de zaak maakte, doch er reeds aanstonds zulk een heilzamen schrik van kreeg, dat hij beleefd, maar beslist voor de eer bedankte, die hem was toe gedacht. De houders van Egyptische schuldbrie ven zaten intusschen ook niet stil. In 1876 zonden zij twee commissarissen naar Cairo, een Engelschman en een Franschmande heeren Goschen en Joubert, 'om bij de regeering hunne belangen te behartigen. Een nieuw onderzoek werd dus door deze specialiteiten ter plaatse zelf naar de betalingskracht van den khedive ingesteld, en wel, naar het schijnt met niet zoo scherpen blik als dit door den heer Wilson was geschied. Deze beide heeren verzekerden hunne lastgevers in een zeer rooskleurig rapport, dat de inkomsten des lands ruim voldoende waren om in de eischen der staats schuld en in die van den gewonen dienst te voorzien. De heeren hadden zich in het ootje laten nemen door dezelfde gefantaseerde rapporten en staten, die het Egyptisch gouvernement zelf reeds meer malen hadden gediend om zijne schuldeischers de schoonste voorspiegelingen te maken. Dit werd bekend, en terzelfder tijd sloeg de crediteurs nog een andere schrik om het lijf. Yeie schuldeischers, die op den khedive persoonlijk vorderingen had den, verkregen van de gemengde rechtbanken vonnissen om den onderkoning tot betaling te dwingen, en hoezeer de khedive de uitspraken der rechtbanken toonde te minachten en, misbruik makende van zijne macht, het niet tot executie van de vonnissen liet komen, achtten de credi teurs van den staat, welks financiën éen waren met het particuliere vermogen van den khedive, zich door die vonnissen in hunne belangen ge krenkt, daar eene eventueele executie zou leiden tot vermindering der domeinen, die het pand waren "Maak u niet ongerust," zei hij, „gij zult over een paar minuten weer beter zijn. De groote warmte heeft u aangetast." „Ja het is zeer warm," zei de pachter en veegde zich met zijn rooden zakdoek het zweet van het voorhoofd. „Maar Lissa is geen meisje om flauw te vallen. Was er iets dat haar zoo van streek heeft gebracht, sir John of wat was het „Ach niets," antwoordde de edelman met bijna vergeefsche huichelarij, „Wij spraken over ja 'tis waar, wij spraken over uwe rozen. Ik moet in 't najaar een paar stekken van u hebben, mr. Horton, want gij hebt prachtige planten. Er is een donkerroode den naam ben ik ver geten, ofschoon mevrouw Horton zoo goed was hem mij te noemen. Oik zie dat gij nu beter zijt en zal dus afscheid nemen, daar het niet goed voor u is om te praten. Gij moet u heel stil houden en als gij het permitteert zal ik zoo vrij zijn morgen te komen hooren hoe gij het maakt, want ik beschuldig mij dat ik u te lang in de zon heb laten staan, onder het bewonderen uwer rozen." Terwijl sir John sprak zag Elisabeth hem aan met een blik, dien hij zeer goed verstond. Het was een stilzwijgend beroep op zijn eer of zijn gevoel als fatsoenlijk man, bijna op zijn mede lijden en sir John beantwoordde dien met een geruststellenden glimlach. „Het spijt mjj u te moeten zeggen dat mijn zoon Jasper niet heel wel is, mr. Horton," zei hij even daarna, op zijn gewonen, kalmen toon. voor hunne vordering. Aan de andere zijde konden de Europeesche staten, die de oprichting der ge mengde rechtbanken hadden bevorderd, het niet stilzwijgend aanzien, dat hare uitspraken met voeten werden getreden. In dezen staat van zaken scheen eene enquête noodzakelijk, en ditmaal was de heer Rivers Wilson bereid om president van eene commissie van onderzoek te worden. Terwijl dit onderzoek werd ingesteld, werd de crisis nog verhaast door de op aandringen van Frankrijk in zijn ge- heelen betaalden Mei-coupon in 1878. Dit was eene intrestbetaling ten koste der waarde van het pand en alzoo ten nadeele der schuld eischers zelve. Er werd voor geanticipeerd op nog te heffen belastingen, en de schatkist werd zoo tot op den bodem geledigd, dat er voor de meest noodzakelijke gewone uitgaven geen geld was. De besproeiingskanalen, die levensaderen van Egypte, werden slecht onderhouden, en men kweekte een algemeene ontevredenheid door noch militaire, noch burgerlijke ambtenaren het trak tement te betalen, dat hun toekwam. Frankrijk had daarin slecht gezien en wellicht enkel geoordeeld naar zijn eigen behoefte aan rust en tevredenheid in eigen land. Met het oog op Egypte alleen ware het toch wenschelijk geweest reeds toen de zaak on der de oogen te zien, zooals zij was, en geen gefingeerd crediet op te wekken door eene in trestbetaling, die geheel boven de krachten van den debiteur was. De commissie van enquête kwam tot vrij be vredigende resultaten en meende, dat er binnen zekeren tijd wel orde zou te brengen zijn in Egypte's financiën, mits de khedive besloot tot zekere opofferingen, die deels persoonlijk waren, deels de politiek betroffen. Tot veler verwonde ring stemde Ismail toe. Hij deed afstand van de landen der Daïra, domeinen, die hij trouwens voor een groot deel had gekocht met in Europa geleend geld en óf voor zica had behouden, óf aan leden zijner, familie had geschonken. Daar entegen werd hem eene civiele lijst van een mil, lioen pond sterling toegekend. Haast nog meer verbazing wekten de veranderingen, welke op politiek gebied geschiedden. Nubar Pacha, in wiens hervormenden zin de khedive steeds een vijand zijner oppermacht had gezien, werd pre sident van een verantwoordelijk ministerie, waarin korten tijd later de heeren Rivers Wilson en de Blignières zitting namen, Met het woord verant woordelijk neme men het niet te nauw. De sedert 1866 bestaande kamer van afgevaardigden of notabelen is meer een werkeloos sieraad dan een pijler der Egyptische staatsregeling, zoodat de ministers eigenlijk slechts verantwoordelijk waren aan den khedive zeiven, en de toestand dus verre af was van het staatrechtelijk begrip van ministerieele verantwoordelijkheidzooals dat hier en daar in Europa wordt in practijk gebracht. De beide Europeanen echter brachten een element van verantwoordelijkheid aan hunne eigen regeeringen in het ministerie, dat de eerste degelijke waarborg voor goede administratie vormde, die men ooit in Egypte heeft gehad. Wat verder gebeurd is ligt nog versch in het geheugen. Het door den khedive zeiven verwekte officieren-oproer in Februari kostte Nubar zijne plaats, en enkele dagen geleden kregen ook de beide Europeanen hun ontslag thuis, dat zij even wel nog niet hebben aangenomen, wijl zij zich niet enkel als ambtenaren van den khedive be schouwen, maar ook als diplomatieke agenten hunner eigen regeeringen. Wat nu zal moeten geschieden meenden Wij gisteren reeds in ons Overzicht te kunnen voor spellen. De regeeringsdagen van Ismail pacha zijn geteld. Zijn onwil om mede te werken aan de verheffing van zijn land uit het lage financieele peil, wdarop het sinds lang staat, is thans voldin gend gebleken. Wel is waar is hij wederom met groote beloften voor den dag gekomen, en zullen wederom de cijfers dienst doen, waarmede de heeren Goschen en Joubert werden bedot, doch niemand gelooft meer aan die beweringen. Frank rijk en Engeland kunnen de zaak thans niet halverwege laten steken. Zij moeten hunne ver tegenwoordigers handhaven onder een volgenden khedive en voor die persoonsverwisseling de hulp des 3ültans inroepen. Zullen zij met een anderen Oosterling beter slagen „Hij heeft of liever ik hoop te kunnen zeggen hij had een lichten aanval van koorts, maar de dok ter heeft mij getelegrafeerd dat er geen gevaar jbij is." Hoe mat zij ook nog was, bloosde Elisabeth over haar geheele gelaat bij deze woordenwant zij begreep terstond dat sir John haar geheim geraden en haar liefde voor Jasper gepeild had. „Het is een ongezond klimaat," vervolgde sir John, „maar hij heeft mij beloofd terstond verlof te vragen en ik hoop hem voor den winter tb Parijs aan te treffen. Vaarwel, mevrouw Horton." daarbij drukte hij Elisabeth nog eens de hand, die hem half onbewust met dankbaarheid aan zag voor die laatste verschoonende woorden. Worclt vervolgd.) GEDEUKT BIJ DE GEBROEDERS ABRAHAMS TE MIDDELBURG,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1879 | | pagina 6