N«: 76. 122e* J aargangJ 1879. Maandag 31 Maart. Oprichting Botcr-Fabriek. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3,50. Afzónderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent. Advertentien; 20 Gent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 17 regels 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naaf plaatsruimte. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère 6. L. Daubk en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones. Middelburg 29 Maart. De Noodkreet van het kapitaal. *Eede, 28 Maart. Voor de verkiezing van een lid van den raad dezer gemeente in plaats van den heer C. L. Dhondt, onlangs benoemd tot gemeente-ontvanger, bleek heden bij da opening der stembiljetten dat van de 30 kiezers 27 hun biljet hadden ingeleverd. COIR ANT. l i*- i. ;^o :!oo I' S, r» 'f a I f r De burgemeester en wethouders van Middelburg, gezien de artikelen 6 en 7 der wet van den 2™ Juni 1875 (Staatsblad n°. 95), tot regeling van het toezicht bij het oprichten van inrichtingen welke gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken; maken bekend dat ter gemeente-secretarie ter visie is gelegd een verzoek met bijlagen van den heer G. Al berts Lz. om achter perceel Q n°\ 10/11, op het erf der voormalige rijstpellerij in de Seisstraat, een margarine boter-fabliek met stoomvermogen op te richten; dat op Vrijdag den 18e0 April a. tenraadhuize dezer gemeente des namiddags te half 2 uur ge legenheid zal worden gegeven om tegen het ma ken dezer inrichting bezwaren in te brengen en deze mondeling of schriftelijk toe te lichten. Middelburg, den 28en Maart 1879. De burgemeester en wethouders voornoemd, SCBOEEK. De secretaris, G. N. DE STOPPELAAR. ii. In ons opstel van Vrijdag jl. trachtten wij de bedenkingen te ontzenuwen, in het adres der Amsterdamsche handelsfirma's tegen de effecten- belasting gericht op grond der bewering dat deze speciaal het kapitaal, niet de inkomsten, treffen zou. Dit argument is de kern van het geheele adres. Er worden echter eenige beschouwin gen omheen gegroepeerd, welke hetzij op zich zelf tot wederlegging uitlokken, hetzij in haar geheel zouden blijven, ook al werd aan de hoofdbedenking der adressanten te gemoet gekomen en de kapitaal-belasting in eene hef fing op de inkomsten verwisseld. Wij willen er daarom eenige van aan een nader onder zoek onderwerpen. «In strijd met juiste beginselen van staatshuishouding en staatsbestuur, zeggen adressanten, zal nu als normaal beginsel van belastingwezen jaarlijks aan de natie een deel van het nationaal vermogen worden ontnomen, en dal zonder eenige bepaalde oorzaak; geen volks ramp, geene Europeesehe oorlogen, die Nederland hebben blootgesteld aan worstelingen tot behoud van zijn volks bestaan, alleen eene gaping tusschen 's lands inkomsten en uitgaven, voeren tot deze wetsvoordracht." Er wordt in dit betoog eene omstandigheid over 't hoofd gezien, welke onder de zeer bepaal de oorzaken der wetsvoordracht behoortdeze namelijkdat „de gaping tusschen 's lands inkomsten en uitgaven" volstrekt geen nieuw verschijnsel, maar sedert vele jaren aanwezig is. Alleen werd ze tot vóór weinig tijds aan gevuld door de millioenen, welke op de In dische begrooting overschoten. Aan die over schotten is een einde gekomen hoofdzakelijk tengevolge van den Atjeh-oorlog en ze zullen, naar onze meening, niet licht terugkomen wanneer naar behooren voldaan wordt aan de eischenwelke de kolonisatie van Sumatra (daaronder begrepen o. a. de kostbare exploi tatie van het millioenen-rijke Ombiliën-kolenveld) en de voorziening in de onvermijdelijke behoef ten van Indië zelf, stellen zullen. Het is opmerkelijk dat in een stuk, uitgaan de van voorname Nederlandsche financiers en bestemd om als algemeen protest van het effecten-bezittende volk van Nederland dienst te doen, deze oorzaak, welke tot het voorstel len der effecten-belasting geleid heeft, geheel verzwegen wordt. Wie onlangs begeerig waren naar eenig b e w ij s, dat de Indische batige sloten het rechts- en eerlijkheidsgevoel van een deel onzer natie tot zekere hoogte ver stompt hebben, kunnen misschien met eenig nut aan dit negatief bewijs hunne aandacht schenken. »De voorgestelde belasting, zoo.gaat bet adres voort, percentsgewijze geheven, zal door den loop der omstan digheden onvermijdelijk een sluitpost worden der staats- begrooting. Ingediend en aangenomen tot dekking van een tijdelijk tekort, zal zij met dit tekort steeds worden verhoogd en de breidel tegen overmatige uitgaven, die voor elke regeering moet bestaan, zal (ten laste der natie) vervallen." Weder is het opmerkelijk, om geen ander woord te gebruiken, boe in deze zinsnede eene bewering als onomstootelijke waarheid voorge steld wordt, voor welke schijn noch schaduw van bewijs aanwezig is. Een „sluitpost," vatbaar om naar willekeur „steeds te worden verhoogd," was het overschot op de Indische begrooting en naar welgevallen heeft men van dit middel steeds gebruik gemaakt. Maar het cijfer der effecten-belasting, bij de wet vastgesteld, zal niet te verhoogen zijn zonder medewerking van de verschillende factoren der wetgevende macht. En welke beschuldigingen men ook tegen onze staten-generaal richten moge, hoe ongegrond wij de verdenking achten dat zij in staat zouden zijn sommige klassen der bevolking ten koste van andere te bevoordeelen, en hoe vast wij dan ook vertrouwen dat hunne beslissing over deze wetsvoordracht van hunne rechtvaardig heid en belangeloosheid een schitterend getui genis zal afleggen, daarvan zal men hen toch zeker niet verdenken dat zij licht geneigd zullen zijn om de lasten van een tekort telkens en bij voorkeur door de bezitters van het ka pitaal in portefeuille te doen dragen. Blijken de effecten-belasting en de andere voorgestelde of sedert kort ingevoerde heffingen onvoldoende om in de behoeften van onzen staatsdienst, zonder rechtstreeksche Indische bijdragen, te voorzien, dan zal naar andere bronnen van inkomsten moeten worden gezocht. Wij hebben reeds vroeger doen uitkomen dat de opbrengst der nieuwe belastingen, naar onze meening, zoo geheel in 't onzekere ligt, dat het niet mogelijk is daarop eenige berekening te bouwen omtrent den toestand onzer schatkist in 't vervolg. Licht mogelijk dus dat de zoo ver weggeworpen tabaks-accijns, of eenige andere vorm van indirecte belasting nog eens weder ter tafel gebracht zal moeten worden om de nog altijd niet sluitende einden van het staats-budget aan elkander te knoopen. Maar eene voortdurende verhooging van het bedrag der effecten-belasting, welker beste of eenige waarborg tegen ontduiking nog gelegen is in de laagte van haar cijfer, lijkt ons minder waarschijnlijk dan eenig ander vooruitzicht. Wij verwachten echter van de invoering der effectenbelasting, gelijk in 't algemeen van iedere uitbreiding onzer directe belastingen, een voordeel, dat juist het tegenovergestelde is van het gevaar dat de adressanten daarin gien. Zij vreezen dat de „breidel tegen over matige uitgaven" vervallen zal; wij houden 't er voor dat die versterkt, of, om juister te spreken, opnieuw in 't leven geroepen zal worden. In de laatste jaren bestond hij niet, of liet althans weinig van zich merken. Op ieder gebied breidden de staatsuitgaven zich uitde kostbaarste openbare berken werden, tot verbazing van Europa, ondernomen en voortgezet, niettegenstaande zoowel omtrent de onvermijdelijke noodzakelijkheid als omtrent de doelmatigheid en vruchtbaarheid daarvan vaak gegronde twijfel mogelijk was. Er kwam niet slechts overvloed, er kwam weelde in onze staatshuishouding. Van die weelde hebben wij nu de lasten te dragen. Waarom zouden wij ons gegeneerd hebben Met hoe ruime hand ook in de schatkist gegrepen werd, met welken ernst ook de minister van financiën telken jare kwam verzekeren dat men nu toch te kort zou komen en het noodig wezen zou tot het middel der uitgifte van schatkistbiljetten over te gaan, de rekening van ieder jaar kwam zijne sombere voorspellingen logenstraffen. De wassende jeneverstroom liet een immer vrucht baarder slib van accijns in de schatkist achter, de koffiemarkt bleef steeds boven taxatie en uit de uiers van de Indische melkkoe vloeide altijd mildelijk de stroom die de Nederlandsche tekorten dekte. Waar was de „breidel" te vinden, welken de adressanten beweren te vreezen dat voortaan „vervallen" zal Wanneer de natie zelve zal moeten opbren gen wat zij uitgeeft, wanneer ieder tekort zich in de beurs der belastingschuldigen zal doen voelen, dan eerst zal het mogelijk wezen aan de uitzetting der staatsuitgaven paal en perk te stellen. Wij zien reeds dagelijks in de huishoudingen der gemeenten, hoe de groote weerzin om het cijfer der hoofdelijke omslagen te verhoogen, de raadsleden en besturen dwingt om met zuinigheid, te werk te gaan. Dat zelfde zal in het staatsbestuur het geval kunnen wordende eisch van zuinigheid en standvastig verzet tegen alle overmatige uit gaven zal aan hen gesteld kunnen worden, die de koorden der staats-beurs in handen houdende stembus zal rekenschap kunnen doen afleggen door en zal stellig meer dan thans rekenschap verlangen van hen, die door hunne zwakheid of zorgeloosheid oorzaak mochten zijn geweest, dat aan de beurzen der ingezetenen nieuwe en zwaardere offers ge vraagd moeten worden. De adressanten voeren voorts in hun adres eenige bezwaren aan, waarvan wij de gegrond heid erkennen, doch waar wij meenen ons overheen te moeten zetten omdat iedere be lasting met gegronde bezwaren gepaard gaat. Van dien aard zijn de gedwongen eeds-afleg- ging, de in sommige gevallen ongelijke druk, de mogelijkheid van ontduiking, de niet ver zekerde geheimhouding der aangiften enz. Ten deele zal daarin door verbetering en aan vulling van het wetsontwerp nog verbetering gebracht kunnen wordenten deele zal men er zich in -moeten schikken, gelijk men zich schikt in de gebreken welke onze reeds bestaande belastingen aankleven, doch aan welke men gewend is geraakt. Dat de adressanten eindelijk het gewicht en de beteekenis der geldmarkt, van welke zij de steunpilaren zijn, wat hoog doen klin ken, is van hun standpunt begrijpelijk, doch vergroot de uitwerking van hun betoog niet. Wij vernemen wel„dat de kracht van het kapitaal, in Nederland geconcentreerd, de groote beweegkracht is van handel en nijverheid doch wij twijfelen of dat wel zoo stellig waar is. De moeilijkheid om voor onderne mingen van handel en nijverheid geld te vin den, de gretigheid waarmede het kapitaal zich werpt op alle bnitenlandsche leeningen en geldbeleggingen, hebben ons wel eens het tegendeel doen veronderstellen. Wij hooren wel met zekeren trots gewagen van onze „wisselmarkt, onzen handel in fondsen, die onder de grootste centra der wereld eene voorname plaats inneemtmaar wanneer wij ons de rampen berinnerendoor dienzelfden fondsenhandel over velen uitgestort, de verlie zen, door deze markt aan het nationaal ver mogen vaak toegebracht, dan is het ons niet mogelijk den trots der adressanten onverdeeld mede te gevoelen. Op deze gronden beschouwen .wij den nood kreet, door het kapitaal in het adres der Am sterdamsche geldmannen geslaaktals zeer natuurlijk en verklaarbaardoch als volkomen machteloos om de overtuiging te doen wanke len van hen, die de voorgestelde effecten-be lasting als rechtvaardig, eerlijk, en in de te genwoordige omstandigheden voor Nederland wenschelijk beschouwen. Het bericht, reeds, vóór geruimen tijd door ons gemeld, doch van verschillende zijden in twijfel getrokken, dat de opening van den spoorweg ArnhemNijmegen op den I5e" Mei a. bepaald is, wordt door de Nijm. Nieuwsbode in bijzonder heden bevestigd. Geheel gereed kan de spoorweg op dien datum niet zijn, maar wel zoo ver dat de opening zal kunnen plaats hebben. In elk geval kan er slechts sprake zijn van een uitstel van enkele dagen, geen weken. In de gisteren gehouden vergadering der kie- zersvereeniging Arnhem, waarvan een uitvoerig verslag in de Arnh. Courant is opgenomen, bleek dat van het groot aantal candidaten, die genoemd waren vbor het lidmaatschap der tweede kamer; de meeste bedankt hadden teneinde de keuze niet te bemoeilijken. Voor. deze „daad van zelfver loochening en vaderlandsliefde" werd hun, op voorstel van een der leden, in de notulen hulde gebracht. De heer Van Rees, minister van koloniën, had een briet geschreven, waarin hij verklaarde van de candidatuur af te zien, indien de kiezers van oordeel waren dat de betrekkingen van minister en lid der kamer niet waren te vereenigen. De vraag van den voorzitter, of hierin mocht worden gelezen dat de heer Van Rees voor de candidatunr bedankte, werd met 47 tegen 9 stemmen bevestigend beantwoord. Van de candidaten bleef nu alleen over de heer A. Kool, kapitein van den generalen staf, die met 49 stemmen, tegen 9 op mr. W. K. baron van Dedem, als candidaat aangenomen werd. De heer Kool had niet nagelaten aan een ver zoek, om zijne politieke zienswijze te doen kennen, te voldoen. In zijn brief vindt men, behalve eene algemeene verklaring van instemming met de liberale beginselen, welke echter niet in bijzonder heden omtrent db onderdeelen treedt, eene zeer duidelijke en besliste uiteenzetting zijner ge voelens omtrent het krijgswezen, de specialiteit in welke de heer Kool door de kiezers vereen icing als candidaat is aangenomen. De brief, in de Arnh. Courant medegedeeld, lnidt als volgt „Liberaal, wars van alle kerkelijk drijven en oudgasterij. Verstandige vooruitgang, niet met horten en stooten, maar steeds geleidelijk strevende naar algemeene ontwikkeling en welvaart is mijn ideaal; scheiding van kerk en staat, zoo absoluut mogelijk; krachtige tegenstand tegen kerkelijke aanmatiging staan in mijn programma. Ook voor Indië verstandige ontwikkeliug en vooruitgang. „Wat het militair wezen aangaat, ben ik een voorstander van het stelsel, om bij een minimum van financieelen en persoonlijken druk een maxi mum van weerbaarheid te verkrijgen. Geen cent en geen tijd vragen zonder noodzaak! Maar wat noodig is, moet gebeuren. Naar mijn intieme convictie, gegrond op jarenlange studie van eigen en bnitenlandsche toestanden (die mij in ijna alle détails bekend zijn), komen wij niet tot het vooropgestelde doel dan met den verplichten persoonlijken dienst (niet te verwarren met algemeenen dienstplicht) en een daarmede in overeenstemming gebrachte schutterij- wet. Met dat beginsel krijgen wij, zonder een man meer te lichten, zonder den oefeningstijd te verlengen, zonder verhooging (ja misschien met wat verlaging) van het oorlogsbudget, een voor onze toestanden zeer voldoend leger. Zonder dat beginsel krijgen wij misschien voor zeer veel meer geld iets wat veel minder deugt. Ik maak mij sterk di. tegen iedere andere overtuiging met glans te verdedigen." Door den heer mr, A. E. Dronkers, commies ter provinciale griffie alhier, is tegen 1 Mei a. ontslag uit die betrekking aangevraagd, tengevolge zijner benoeming tot commies (chef eener afdeeling) ter provinciale griffie van Groningen. De heer J. F. Dhondt bekwam 15 stemmen; de heer E. van Vooren 8 en de heer P. Talloen 4. Eerstgenoemde is derhalve tot iid van den gemeenteraad verkozen.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1879 | | pagina 1