TSktUfyU»
Teiegraphische berichten.
Kunstnieuws.
Rechtszaken.
heerschen van een mistige, vochtige weersgesteld
heid.
„Vooral de zoogenaamde zachte planten in de
koude bakken of onder plat glas hebben het kwaad
gehad; hoofdzakelijk zpn de Pelargoniums-zonale
bij massa's versmeuld. Calceolaria's, Cineraria's,
Verbena's, grootbloemige of Engelsche Pelargoni
ums enz. zijn in menigte bezweken, terwijl zeer
vele andere planten, die, hoewel op de zelfde
wijze behandeld, de winters der laatst vorige jaren
uitmuntend doorstonden, alle buitengewoon veel
geleden hebben.
„Kortom, zoowel in de kweekersen der bloe
misten als in de groentebroeierijen der hoveniers
en op de buitenplaatsen is alles, den tijd des jaars
in aanmerking genomen, zeer ten achter bij vorige
jaren."
Wij ontvangen de statuten der Harddraverij-
Vereeniging, opgericht den 22en Februari jl., ge
vestigd te Amsterdam, wier doel isin het belang
van den landbouw het aanfokken van sehoone en
hardloopende paarden aan te moedigen, door
middel van harddraverijen, welke vooreerst in
Noord- en Zuid-Holland gehouden zullen worden.
De vereeniging stelt zich voor
1°. Jaarlijks afwisselend in beide provinciën
éen of meer harddraverijen, bij voorkeur van jonge
paarden, te doen houden.
2°. Harddraverijen voornamelijk te houden op
banen langer dan nu in gebruik zijn.
3°. Door belooningen als anderszins de goede
berijding en behandeling der paarden te bevorderen.
4°. Het voorbereiden van een stamboek door
het houden van een register, waarin de mededin
gende paarden, hunne afkomst, en voor zoover
mogelijk hunne afstammelingen vermeld zullen
worden.
Voorzitter der vereeniging is de heerN. Wafel
bakker, secretaris de heer F. W. baron van Tuyll
van Serooskerken.
Op voorstel van het raadslid Jonkers, is
door den raad der gemeente Kampen in beginsel
besloten, om bij de aanstaande verpachting der
99 boeren-erven op het Kampereiland, een daarvan
als modelhoeve te verpachten, hoofdzakelijk voor
zuivelbereiding.
Carl Hill en Joseph Hollman, twee kunstenaars
van hoogen rang, brachten gisteren avond, op de
laatste bijeenkomst in dit seizoen der Middelburg-
sche Muziekvereeniging een zeer talrijk publiek in
verrukking.
Wat den heer Hill, die reeds eene reeks van
campagne-jaren op het gebied der muziek achter
den rug heeft, onderscheidt, is zijne hoog-ernstige
opvatting der roeping van den kunstenaar. Zijn
optreden geeft aan een concert, dat anders, even
als iedere menschelijke zaak, zijne ernstige en
zijne belachelijke, zijne ideale en zijne triviale
eigenaardigheden bezitdadelijk eene hoogere
wijding. Zooals hij daar staat de schoonste
voortbrengselen zijner vaderlandsche dicht- en
toonkunst vertolkend, het karakter van ieder
woord, de waarde van eiken toon, de beteekenis
van iederen volzin aanduidend, detailleerend, tot
hun recht doende komen, doet hij denken aan
een apostel, een leeraar, een dichter, aan alles in
éfen woord eerder dan aan de alledaagsche ver
schijning van een „virtuoos."
Op het voorbeeld van andere groote Duitsche
lieder-zangers, Julius Stockhausen o. a,
had de heer Hill voor zijn eerste nommer op het
programma een Lieder-cyclus gekozen, namelijk
de zes liederen, welke Beethoven onder het op
schrift An die feme Geliebte {Op. 98) vereenigd
heeft. Moet in 't algemeen worden toegegeven
dat Beethoven in zijne compositiën voor zang
heneden de hoogte gebleven is, welke hem op
't gebied der instrumentale muziek tot den groot
sten meester aller tijden gemaakt heeft, het wordt
Hoe vreemd dus, dat die jongen zoo plotseling
en op zulk een akelige wijze aan zijn einde moest
komen. Gevallen door de hand van een sluip
moordenaar, tengevolge van een geheimen wrok,
ter wille van een verborgen drijfveer, want de
eenige natuurlijke, die van diefstal, scheen niet de
aanleiding tot de misdaad geweest te zijn.
In zijne zakken vonden zij een kostbaar hor-
logie, het laatste verjaarsgeschenk zijner
moeder, zijn portefeuille met twee of drie bank
noten en verder eenig los geld.
Al deze bijzonderheden ontdekten sir John en
de pachter met diepe droefheid en groote onge
rustheid.
„Wie zou het gedaan hebben vroegen zij
elkaar, meer door blikken dan met woorden.
Harry had den avond te voren niet thuis ge
dineerd, vertelde sir John, maar zijn afwezigheid
had de familie niet verontrust, daar hij dikwijls
niet aan tatel verscheen. Zij hadden vroeger ge
geten dan anders, terwille van Jasper, die met den
trein weg moest, teneinde te middernacht in
Southampton te wezen, waar hij onmiddelijk aan
boord zou gaan. Dat was ai wat sir John wist.
Hi) had Harry voor het laatst gezien om vier
nar, toen het al donker begon te worden; toen
stond hij voor het raam in de bibliotheek en zag
hem den tuin doorgaan naar den stalsedert had
hij hem niet weer gezien, voordat hij nu hier bij
bet lijk stond. Er was dus een geheim verbonden
niet minder erkend dat onder die enkele nommers,
waarin hij de grootste lieder-eomponisten geëve
naard heeft, zooals de Adelaide, de liederen van
Gellert en eenige andere werken, ook het
zestal An die feme Geliebte eene plaats in
neemt. Door afwisseling van toon en rythmus,
door verrassende wendingen in melodie en bege
leiding, wekt dit werk de hoogste bewondering
op en laat het, ofschoon in zijne soort lang, geen
indruk van gerektheid of vermoeienis bij den
hoorder achter. De voordracht van den heer
Hill was het werk waardig. Hooger lof weten
wij hem niet te geven.
Zijne volgende nommers hestonden uit den
Erlkönig van Schubert, reeds vroeger hier voor
gedragen, waarvan de hartstochtelijke dramatische
voordracht ons ditmaal toescheen de grens van
de zonde der overdrijving te naderen, zoo niette
overschrijden. Voorts een lied van Beudel; Abend-
reihen van Gradener en Es blinkt der Thau van
Rubinstein, laatstgenoemde mede een oude bekende.
De bewondering van het publiek barstte een
oogenblik te vroeg los, waardoor bet scboone
effect van de tweede herhaling van den laatsten
regel verloren ging. Voor een kunstenaar als
Hill neemt zulk eene storing al de waarde der
toejuiching weg. Daarom herhaalde hij het lied
als toegift. Nu had men geleerd. In ademlooze
stilte wachtte men de laatste, wegstervende tonen
van de ideale verzuchtingDass es ewig, eivig so
bliebeaf.
Overdrijven wij, als wij Hill een apostel, een
leeraar in de schoonheid en de hooge beteekenis
zijner kunst noemen
Schooner violoncel-spel dan dat van den heer
Hollman, wiens geboorteplaats Maastricht en
wiens waardigheid die van hof-violoncellist van
Z. M. den koning is, hoorden wij nimmer. De
buitengewone kracht, de liefelijkheid en de hel
derheid van zijn toon worden geëvenaard door
zijne verbazende technische geoefendheid op zijn
schoon, maar moeilijk instrument. Hij speelde
een concert van Goltermann, eene romance van
eigen compositie en eene fantaisie op een thema
van Beethoven door Servais, vóór vele jaren door
dezen koning der cellisten hier ter stede eens
voorgedragen. Of bij het schooner deed dan de
heer Hollman, weten wij niet. Ons lijkt het on
mogelijk.
Beide solisten wekten bij het publiek eene
geestdrift op, welke hier tot de zeldzaamheden
behoort. Na iedere voordracht teruggeroepen,
gaven beide, om de onstuimige toejuichingen tot
zwijgen te brengen, nog eene herhaling van een
hunner nommers ten beste.
Het orkest der Al uziek vereeniging voerde de
symphonie N° 6 van Haydn, een der liefelijke,
kristalheldere werken van dezen vader onzer
instrumentaal-muziekbenevens de grootsche
Ugmowt-ouverture van Beethoven uit. Beide
werken werden door het publiek met de waar
deering ontvangen waarop ze, als voortbrengselen
van twee der grootste genieën, aanspraak hebben.
Het was een sehoone avond, welke-voor de
critiek weinig andere aanleiding dan tot lofspraak
oplevert. Toch hing er een weemoedige tint over.
Toen men op de directeurs-plaats den heer A.
de Jong zag optreden, dacht men, hoe erkentelijk
ook voor de wijze waarop hij de onverwachts
aanvaarde taak volvoerde, onwillekeurig aan een
ander, in wiens handen tot dusverre de dirigeerstaf
gezwaaid werd met een ernst en eene liefde tot
de kunst, door die van geen ander te overtreffen.
Toen wij aan de piano den heer F. Louwerse
plaats zagen nemen, om onvoorbereid het zware
werk der begeleiding van kunstenaars als Hill
en Hollman op zich te nemen, stelden wij de wijze
waarop hij zich daarvan kweet op hoogen prijs,
maar weder dachten wij aan hem, die anders gewoon
is op datzelfde instrument de snaren van zijn kunste
naarsgemoed te doen medetrillen. De heer
Kirrwald, directeur der Muziekvereenigingwordt>
aan dien vreeselijken slageen geheim dat sir
John, als vader en als magistraat, verplicht was
te trachten op te lossen. Daarom kwam hij met
mijnheer Horton overeen naar Londen te telegra-
feeren om inspecteurs van politie, en loofde een
hooge belooning uit voor de ontdekking van den
moordenaar van zijn zoon. Maar het ergste moest
nog komen.
Lady Tyrell moest de vreeselijke tijding nog
vernemen en met wankelende schreden begaf de
arme vader zich op weg naar zijn huis de trouwe
pachter ging met hem mede tot aan het hek,
drukte zijn hand met warme deelneming en spoedde
zich van daar naar het naaste telegraafkantoor.
Sir John betrad met een beklemd gemoed zijn
statige woning en ging de ontbijtkamer binnen,
waar zijn vrouw hem met een bezorgd gelaat
ontving. „John", sprak zij op haar gewonen,
klagenden toon. „Ik maak mij ongerust over
Harry. Weet ge wel dat hij van nacht niet thuis
geslapen heeft en dat niemand hem den heelen
morgen gezien heeft?"
Bij deze woorden werd het bleeke gelaat van
sir John nog bleeker en hij vatte met innig
"medelijden haar hand.
„Kom hier bij mij Eleonore", sprak hij met ha
perende stem en voerde haar naar de bibliotbeek;
die hij wist dat ledig was, „kom hier, mijn arme,
arme vrouw."
{Wordt vervolgd.)
men weet het, door ernstige ongesteldheid
aan bet ziekbed gekluisterd. Zonder eene her
innering aan hem mocht ons verslag van deze
laatste bijeenkomst der vereeniging, wier ziel
en leven hij is, niet eindigen. Mocht de her
innering door een welkomstgroet gevolgd worden
De violist Joseph Cramer, dien wij onlangs
hier mochten bewonderen, heeft op een concert
in den Cercle Philharmonique te Bordeaux groo-
ten bijval ingeoogst.
De Fransehe bladen zwaaien hem in de meest
geestdriftvolle bewoordingen lof toe voor zijn
s on plinedampleur et style trés élégant et tres pur.
Tegen W. C. Schrikker, kantoorbediende bij de
firma Hoyack en C0., werd gisteren door den
substituut-officier van justitie tij de rechtbank
te Amsterdam, mr. Stheeman, gerequireerd schul
digverklaring aan de hem ten laste gelegde feiten
en veroordeeling deswege tot een gevangenisstraf
van 5 jaren en betaling eener geldboete van 12.50.
Het O. M. achtte de schuld van bekl, door zijne
bekentenis en de verdere aanwijzingen volkomen
bewezen. Ofschoon men oppervlakkig zou mee-
nen, dat ook op de ontvreemding der effecten,
art. 408 van den Code Penal van toepassing moest
zijn, was dat, zijns inziens niet het geval. Voor
het daarin bedoelde misbruik van vertrouwen
toch wordt vereischt, dat de voorwerpen worden
toevertrouwd aan dengeen die verduistert, zoodat
ze geheel in zijn macht of bezit aan zijn goede
of kwade trouw zijn overgelaten en de eigenaar
of houder de beschikking daarover heeft verloren.
Dat nu is in deze niet het geval. Bekl. had de
effecten niet in zijn macht, het oog van den
patroon kon er over waken; bekl. mocht ze
niet van bet kantoor afnemen. Hij heeft ze der
halve arglistig en tegen den wil van den le ge
tuige uit diens bezit weggenomen en ten eigen
bate aangewend.
Tot staving van dat gevoelen beriep spreker
zich op een arrest van den hoogen raad van 28
October 1862. De straf moest gestreng zijn,
tegen iemand die het onbeperkt in hem gestelde
vertrouwen op zoo ergerlijke wijze heeft geschon
den en de gelden heeft verbrast in genot, uitspat
tingen en weelde.
Voor de arrondissements-rechtbank te 's Gra-
venhage werd Dinsdag een rechtsgeding bepleit,
dat als gevolg van het faillissement der firma
Abercrombie Co. te beschouwen is. Het hoofd
dier firma, N., had kort voor zijn arrestatie
allerlei middelen bedacht, om een faillissement te
voorkomen en een der velen, die hij dupe maakte
was de heer L'homme, juwelier in de rue Vivienne
te Parijs. Omstreeks half Juni 1878 telegrafeerde
N. uit Rotterdam aan dien heer om toezending
van een aantal kleinoodiën, die hij voorgaf aan
een haat personnage te kunnen verkoopen.
L'homme zond dadelijk voor ruim 130.000 frs.
aan kostbaarheden. In plaats van die aan bedoeld
personnage te leveren, gaf N. ze terstond na ont
vangst in betaling of pand aan de firma Droog
lever Fortuqn te Rotterdam. Een voorwerp
echter, een collier van brillanten ter waarde van
30.000 frs., gaf hij aan de firma van der Spil en
Co. te 's Gravenhage.
Weinige dagen nadat de goederen uit Parijs
waren aangekomen, werd N. gearresteerd en den
volgenden dag werd zijn faillissement uitgespro
ken. De heer L'homme kwam verschrikt naar
den Haag, waar de curators hem nog twee voor
werpen van te zamen ruim 10.000 frs. waarde
konden teruggeven. Hij diende nu tegen N. een
aanklacht in wegens oplichting en dagvaardde de
firma van der Spil en Co. tot afgifte van het
onder haar berustende collier. Die afgifte werd
geweigerd.
Namens den elscher werd de vordering toege
licht door den advocaat mr. W. Wintgens, die
trachtte aan te toonen dat de ingestelde vordering
moest worden toegewezen op grond van art 2014
burg. wetb., volgens hetwelk hij, aan wien iets
ontstolen is, dit gedurende drie jaren kan terug
vorderen van hem, onder wien het zich bevindt.
Het woord „gestolen" moest volgens pleiter niet
in letterlijken zin worden opgevat, terwijl hij
subsidiair het bewijs aanbood, dat de gefailleerde
N. zich de voorwerpen door oneerlijke middelen
had doen afgeven. Namens den gedaagde, werd
de vordering tot van waardeverklaring van het
beslag, dat door den eischer met vergunning van
den president op het collier was gelegd, en afgifte
bestreden door den advocaat mr. A. M. van
Stipriaan Luïsgius. Die bestrijding was gegrond
op een pandovereenkomst door de gedaagde en
gearresteerde ten aanzien van het collier met N.
gesloten.
De uitspraak vermelden wij later. Vad
De coöperatieve winkelvereeniging der af-
deeling 's Gravenhage van Eigen Hulp heeft gun
stige resultaten opgeleverd. Ofschoon slechts
kort bestaande, zal ieder lid dier vereeniging,
behalve de hem toekomende rente zijner aandee-
len, als winst 6§ pet. terugkrijgen van het bedrag
waarvoor bij gedurende het afgesloten boekjaar
bij de winkelvereeniging gekocht heeft. Deze
winst zal vermoedelijk toenemen.
Uit de Groninger veenkoloniën schrijft men
aan de Leeuw. Ct.:
„Wij waren vroeger de eerste vrachtvaarders
van Europa en nu is er kans, dat binnen 25 jaar va
rens ons laatste zeeschip aan een Hamburger wordt
verkocht. Vele stuurlui zoeken geplaatst te worden,
maar te vergeefs. De eene kapitein na den ander
ziet uit naar bezigheid aan wal. Op omnibussen
en in logementen vindt men als-conducteur een
zeeman en een zeeman als hotel-chef. De kapiteins
verdienen niet en de stuurman en de matroos
worden nog goed betaald. De eerste f 38, de
tweede 26 a f 28 per maand.
„Dat onder zulke omstandigheden de scheeps
bouw niet bloeit, spreekt van zelf. Veel scheeps-
timmervolk is met 1 Maart afgedankt. Die 20
knechten had, hamert en beitelt nu met 2 a 3
man
Omtrent de rails voor de tramwegen te
Rotterdam verneemt men, dat het grootste ge
deelte aan de fabriek van John Cockerill te
Seraing gereed is en dat door de Tramwegmaat
schappij aan het gemeentebestuur kennis is gegeven,
dat zij voornemens is den len April met het
leggen der rails te beginnen, en wel eerst voor
de lijn BeursFeestgebouw, aanvangende met de
Jonker-Fransstraat.
De regeeringspresident te Straatsburg, Duit -
scher en ambtenaar in merg en been naar het
schijnt, heeft aan de Strasburger Zeitung, die een
wat vrije critiek over eene redevoering van prins
Bismarck had uitgeoefend, de offieicele publicaties
onttrokken. Dat is een tweesnijdend zwaard, zegt
de Kölnische, en herinnert daarbij aan een voor
val uit hare eigen geschiedenis. In den conflict
tentijd had ook zij zich eens vergrepen en
werd een dergelijke maatregel tegen haar geno
men. Spoedig echter kwam het hoofd der politie
zelf vragen om sommige aankondigingen der
politie weder in het blad op te nemen, wijl ze
anders onmogelijk konden verspreid worden. Men
zond haar toen ook het lessenplan der Bonnsche
universiteit niet meer, dat zij altijd voor niet
plaatste. Ook daarmede kwam men met han
gende pootjes terug, en toen veroorloofde de
Kölnische zich de zoete wraak om de opname
tegen vol geld te laten betalen. In sommige om
standigheden kan dus een dagblad alle grootere
en kleinere despootjes wel eens te sterk zijn.
BnOTENLAUD.
Tweede kamer. Eene langdurige en leven
dige beraadslaging werd gevoerd over art. 37
van het ontwerp betreffende de grondbelasting en
de daarop voorgestelde amendementen
Het artikel van het wetsontwerp of het amen-
dement-Bergsma werd aanbevolen door de heeren
Patijn, Van Swinderen en Borgesius die een beroep
deden op het liberale beginsel, om overeenkom
stig de rede van den minister Kappeijne in 1874
niet terug te deinzen voor eene verhooging van
lasten en daartoe de latere vaststelling van het
cijfer der belasting open te laten.
Hetzelfde werd aanbevolen door de beeren
Siekesz, Van Gennep, Cremers en Mees, die even
min de enkele peraequatie als einddoel der her
ziening beschouwden, maar die in het amendement-
Bergsma een waarborg zien voor eene latere
rechtvaardige beslissing op den grondslag van
de juiste uitkomsten der herziening.
Omdat laatstgenoemd amendement alles onbe
slist laat werd het ook ondersteund door de hee
ren Vader en Meinesz.
De heer Heijden rij ek zag dan ook in het amen
dement een neiging tot reactie zelfs tegen de
perequatie.
De minister herhaalde dat de herziening op den
voorgrond staat. Zoowei het regeeringsartikel
als het amendement-Gratama praejudicieeren niets
omtrent het nalaten of invoeren eener verhooging
van de belasting. Het gevolg van het amende-
ment-Bergsma zou eene illusie kunnen blijken ten
aanzien der latere verhooging, welke aan de orde
moet blijven.
Na levendige replieken verklaarde de heer
Begram dat de grondeigenaars gaarne, als het
noodig is, in eene verhooging der belasting zullen
toestemmen. De verhooging ligt in het regee
ringsartikel opgesloten; daarom adviseerde hij
tot aanneming daarvan.
Daarop werden de amendementen-Bergsma en
Gratama verworpen respectievelijk met 50 tegen
24 en met 41 tegen 33 stemmen.
Artikel 37 werd vervolgens aangenomen met
42 tegen 32 en het wetsontwerp met 57 tegen
16 stemmen.
Ingekomen zijn wetsontwerpen betreffende de
openbare middelen van vervoer en tot wijziging
Het regeeringsartikel 37 luidt aldus
«Het bedrag der belasting in het jaar, volgende op de
in het vorig artikel bedoelde aanteekening, op de onge
bouwde eigendommen te heffen, wordt voor den aanvang
van dat jaar bij de wet vastgesteld en omgeslagen over
het gezamenlijk bedrag der belastbare opbrengst, krachtens
dat artikel in de leggers opgenomen."
Door de heeren Bergsma, Cremers, Mees, Siekesz en
Van Tienhoven is voorgesteld het art. aldus te lezen j
«Tiet bedrag der belasting in het jaar, volgende op dé
in het vorig artikel bedoelde aanteekening, op de onge
bouwde eigendommen te heffen en de wijze waarop het
zal worden omgeslagen, worden voor den aanvang van het
jaar hij de wet vastgesteld."