N». 64.
122® Jaargang.
1879
Maandag
17 Maart.
KIEZERS-LIJSTEN.
Kontante betaling.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentien: 20 Gent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte,
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère G L. Daubb en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones.
Middelburg 15 Maart.
De burgemeester en wethouders van Middelburg*,
maken bekend
1» dat de lijsten, de personen aanwijzende die
tot het kiezen van leden van de tweede kamer
der staten-generaal, van de provinciale staten en
van den gemeenteraad bevoegd zijn, op den 14eD
dezer door hen zijn vastgesteld, in de beneden-
voorzaal van het raadhuis aangeplakt en op de
secretarie voor den rijd van 14 dagen ter inzage
nedergelegdwordende een ieder bij deze her
innerd aan de bepalingen, voorkomende in art. 11
en 12 der wet van den 14 n Juli 1850 Staatsblad
n° 37) luidende als volgt
Art. 11. Elk inwoner van het kiesdistrict, of,
zoo het verkiezing voor den raad geldt, elk
ingezeten der gemeente, de in art. éen vermelde
vereischten bezittende, is bevoegd tegen de lijsten
bezwaren in te dienen, wanneer daarop
1° ziju naam, ot die van een ander, tegen de
bepaling van art. acht niet, of niet behoorlijk
voorkomt;
2°_ de naam van iemand die, hetzij een of meer
der in de kiezers gevorderde vereischteu mist, of
uitgesloten is, hetzij op de kiezerslijst eener
andere gemeente staat, is gebracht
Art. 12. De bezwaren worden binnen 14 dagen
na de dagteekening der in art. 10 bedoeide ken
nisgeving, bij verzoekschrift, door de noodige
bewijsstukken gestaald, aan den gemeenteraad
ingediend
2° dat de namen der personen, die, naar aan
leiding van art. 35 van bovengemelde wet, van
de lijsten ten vorigen jare vastgesteld, bij hare
herziening, tengevolge van het verliezen van een
of meer vereischten, of door overlijden geschrapt
zijn, bij de bovenbedoelde aanplakking en neder-
legging afzonderlijk zijn bekend gemaakt.
En is hiervan afkondiging geschied, waar het
behoort.
Middelburg, den 14e" Maart 1879.
De burgemees'er en wethouders voornoemd,
SCHOEER.
De secretaris,
Gr. N. DE STOPPELAAR.
Het zijn niet de groote staatkundige en
maatschappelijke vraagstukken van den dag,
het is niet b. v. de bestrijding der armoede
en der onkunde, niet de loonen-quaestie, niet
de regeling der betrekkingen tusschen staat
en kerk, niet de afbakening der grenzen tus
schen staats-bemoeiing en particuliere werk
zaamheid, niet de invloed der fiscale wetgeving
op de verdeeling van den rijkdom, bet zijn
niet deze vragen, of andere van dezen aard,
welke den denker en onderzoeker op dit ge
bied het meest te doen geven en door hunne
ingewikkeldheid en veelzijdigheid hem het
meest aan de mogelijkheid hunner oplossing
doen twijfelen. Zelfs kan zonder al te veel
spitsvondigheid beweerd worden dat deze
quaestiën, juist door hare algemeenheid, door
den geweldigen ommekeer, die haar radicale
oplossing over een uitgestrekt gebied in 't leven
zou roepen, zich van zelf in een aantal onder-
de elen splitsen, die betrekkelijk lichter te over
zien zijn en om welke te boven te komen men
niet anders dan stap voor stap en stuk voor
stuk te werk kan gaan. De grootste moeilijk
heid wordt ondervonden wanneer men zich
plaatst voor een onderwerp van schijnbaar
beperkten omvang, waarvan de gebreken die
het aankleven, en de verbeteringen die het
vordert, licht in 'toog vallen, doch dat door
een lang verleden en door algemeene maat
schappelijke begrippen en gebruiken zoodanig
met het geheel,is éen geworden, dat het daar
van niet los te maken is zonder dat er duizend
draden verbroken en ontelbare weefsels uit
elkaar gerukt dreigen te worden.
Zoo vond men onlangs in de vraaghus der
Middelburgsche afdeeling van de Vereeniging
ter bevordering van fabrieks- en handwerksnij-
verheid een vraag, die op de eerstvolgende
bijeenkomst dier afdeeling behandeld zal wor"
den. Zij luidde aldus
„Vele industrieelen ën neringdoenden klagen,
en niet zonder reden, over de zeer gevoelige
concurrentie die, oorsprong vindende in Frank
rijk, België enz-, zich hier te lande gelden
laat. Zou aan die klacht niet op eenigerlei
wijze de kracht ontnomen kunnen worden door
samenwerking van velen, tot hetere regeling
der grondslagen van crediet geven en nemen
Ziedaar nu eene vraag die, men zal het
toestemmen, vergeleken met de groote onder
werpen waarvan wij zoo straks er eenige
noemden, eenvoudig lijkt. De concurrentie der
groote Fransche en Belgische manufactuur- en
galanterie-huizen is een vrij nauwkeurig bekend
en tastbaar feit. De kontante betaling, welke deze
huizen vorderen en die zy verkrijgen, is onbe
twistbaar eene der oorzaken, door welke da{ feit
in 't leven geroepen wordtal is het ook
niet de eenige oorzaak en al komen de
ruime sorteeringen, de aanlokkelijke aanbie
dingen, de dikwijls nette, vlugge en nauwge
zette afleveringen, op welke deze huizen zich
toeleggen, daarbij in niet geringe mate in
aanmerking. Van den anderen kant is het
al of niet geven van crediet eene zaak,
welke onze industrieelen en neringdoenden
zelve in handen schijnen te hebben. Beslui
ten zij eendrachtig, en dewijl hun aller
belang daartoe schijnt te dringen, schijnt ook
aan aller samenwerking geen redelijke twijfel
mogelijk, om niet meer, of niet dan binnen
zekere grenzen op crediet te verkoopen, dan
zullen zij ongetwijfeld dadelijk een zeker deel
hunner koopers op hunne hand krijgen, die
v^,n de gegrondheid hunner klachten overtuigd
en zelve van kontante betaling niet afkeerig
zijn. Met ondersteuning van dezen, moet het
hun niet onmogelijk vallen langzamerhand de
onwilligente dwingen. Men heeft dus slechts
naar het middel te grijpen, dat in onze
dagen als een medicijn voor zooveel kwalen
aangewend wordt, een bond op te riohten,
waaraan, zooals zulks te doen gebruikelijk is, bij
voorkeur een leelijke en onjuiste naam, anti-
crediet-bond, gegeven zal worden, en na eenige
jaren zal men den laatsten kwaden betaler,
het slachtoffer van de laatste jaar-rekening,
als een voorbeeld van deernis en waarschuwing
elkander met den vinger kunnen aanwijzen.
Zoo kan men oppervlakkig" redeneeren
om hij wat ernstiger nadenken overtuigd te
worden dat men in schier ieder opzicht de
plank heeft misgeslagen.
De concurrentie der buitenlandsche huizen
en hare oorzaken laten wij nu buiten be
schouwing. Vroeger hebben wij daarover het
onze gezegd MCt van 30 Maart en 10 April
1877). Over het crediet geven en nemen
willen wij thans eenige beschouwingen in 't
midden brengen.
De toestand van sommige takken van den
detail-handel is in ons land ongetwijfeld in
verschillende opzichten verkeerd. De winke
lier, geuoodzaakt om zijne inkoopen uit de
eerste hand ot van grossiers te doen op kor
ten termijn, levert vele. zijner klanten niet
anders dan op crediet. Binnen een redelijken
en vasten termijn zou dat crediet zulk een
overwegend bezwaar niet zijn maar het wordt
op onredelijke en ongewisse wijze verlengd door
de slordigheid van den eenen klant, door het
geldgebrek van den ander, door de vergeet
achtigheid van den derde, door de verachte
lijke schraapzucht van den vierde, die zijne
leveranciers laat wachten om zooveel te langer
van zijn geld een rente te genieten die hij
hun ontsteelt. Voor vele klanten is het cre
diet niet minder verderfelijk, dan voor den
winkelier. De gewoonte der jaar-rekening
doet hen het totaal hunner schuld uit het oog
verliezen, verleidt hen gemakkelijker tot aan-
koopen, die niet volstrekt noodzakelijk zijn,
geeft aan de verschillende leden van een ge
zin gelegenheid om de rekening huiten voor-
kennis^van het hoofd des huizes te doen zwel
len, en veroorzaakt dezen daardoor misreke
ningen en oogenblikken van geldverlegenheid,
die op schade aan karakter, waardigheid en
goeden naam uitloopen. Door al deze nadee-
len wordt het crediet, dat voor den handel
een onmisbare factor is, het weldadige middel
waardoor de man van ijver, doorzicht en over
leg, doch van weinig kapitaal, beschikking
krijgt over het werkeloos liggende geld van
anderen, tot een kwaad, dewijl het van zijn
natuurlijke bestemming afgekeerd en in handen
gegeven wordt van hen die het niet gebruiken
om te h a n d e 1 e n, maar om n i e t te beta-
1 e n.
Het is óok waar dat deze toestand in Frank
rijk en België bijna nietin Duitschland ook,
maar toch in mindere mate, in Nederland het
ergst van allen bestaat. Maar juist dit bewijst
dat hij 't voorbrengsel is van den tijd, van
gewoonten en instellingen, die ten onzent het
meest algemeen en het meest inheemseh en
daardoor ook het bezwaarlijkst weg te nemen
zijn.
Niet zonder bedoeling gebruikten wij zoo
straks, toen wij begonnen met een antwoord
op onze vraag te onderstellen,, bij herhaling
het werkwoord schijnt. Bij nauwkeuriger
onderzoek bevindt men dat lang niet alle win
keliers, in alle takken van den detail handel,
erop gesteld zijn het crediet te besnoeien.
Wie, heeft niet persoonlijk somtijds ondervonden
dat het bijna onmogelijk is, bij zijne leveran
ciers eene rekening uit hun handen te krijgen
Bij den een uit .slordigheid, omdat hij tegen
de moeite van 'tschrijven opziet en, zelf niet
tot administratie bekwaam, er een boekhouder
op nahoudt, die: slechts op vaste tijden zijn
boeken komt invullen. Bij den ander omdat
zijne artikelen niet altijd even nauwkeurig
geprijsd zijn en zwevingen in dit opzicht op de
jaar rekening minder dan bij dadelijke afreke
ning in 'toog vallen. Bij den derde omdat
hij zich van een klantdie eenmaal een folio
in zijn boek inneemt, zekerder acht. Niet
ongewoon is het verschijnsel dat een slechte
betaler zich in een grooter aandeel van uiter
lijk huldebetoon, in meer strykaadjes en hoed-
gewuif verheugen mag van den kant zijner
talrijke leveranciers, die allerlei redenen hebben
om hem te vriend te houden, dan een een
voudig, goed rekenend man, die als hij een
huis voorbijgaat waar zijn naam in 't schuld-
hoek open staat, de naïveteit heeft van zich
niet op zijn gemak te voelen. Bij den vierde
eindelijk, omdat hij, niet onbemiddeld en goed
van bedrijfskapitaal voorzien,; niet ongaarne zich
het monopolie verzekert ziet van klanten die
steed§ bij hem in voorschot zijn en wie hij
voor dat voorschot, in verhoogde prijzen, dub
bel en dwars rente laat betalen. Op zich zelf
reeds niet onvoordeelig voor hem, houdt dat
voorschot-systeem tevens de concurrenten van
de haan, die tegen hem, hun meerdere in
middelenonmogelijk op kunnen.
Ziedaar reeds eene eerste reden tot verwik
keling van ons schijnbaar eenvoudig vraagstuk
de partij, die wij eensgezind waanden in de
middelen ter oplossing, is dat niet. Natuurlijk
wordt daardoor de kans op„samenwerking
van velen tot betere regeling der grondslagen
van crediet geven en nemen", dadelijk een
aanmerkelijk deel kleiner. Hoe zal het worden
wanneer blijkt dat ook van den anderen kant
de moeilijkheden veel grooter zijn dan wij
aanvankelijk aannamen? Om dat te onder
zoeken nemen wij echter een nieuw vel papier,
in een volgend nommer.
Mén schrijft ons uit den Haag:
Ik had gehoopt over het onderwerp mijner
vprïgè cörrèspondentiën verder te kunnen zwijgen,
maar ik mag4 niet toelaten, dat de waarheid
wordt verdraaid en de beteekeuis van hetgeen ik
schreef verduisterd. Daarom nog een enkel woord
over hetgeen het Dagblad nu weder aanvoert.
Het blad stelt het voor als hadden wij gezegd,
dat het door zijn bericht het ministerie in moeie-
lijkheden wilde brengen, en vraagt dan: „Hoe
nu Een bericht in het Dagblad omtrent de ge
zindheid. van het kabinet, volgens den correspon
dent niet meer dan een verzinsel, zou reeds een
gevaar opleveren voor het ministerie?"
Neen, het gevaar lag niet in dat bericht, maar,
dit heb ik, dunkt mij, duidelijk genoeg gezegd
in pogingen, door de Camarilla beproefd om
het ministerie in moeielijkheden te wikkelen. Het
bericht in her- Dagblad had alleen ten doel om,
voor het geval dat die pogingen gelukten, naar
buiten den indruk te geven als bezweek het
ministerie door'gemis aan innerlijke kracht.
Ik herhaal overigens: het is zeer wel mogelijk,
dat het Dagblad zelf de portee van zijn bJ richt
niet gevoeld heeft; maar zijn berichtgever wist
zeer wel wat hij wilde.
Naar wij vernemen bestaat bij een onzer stad-
genooten het voornemen om met 1 April a. op
het kanaal door Walcheren, tusschen Vlissingen
en Veere en omgekeerd, een stoomsleepdienst in
het leven te roepen. De dienst zal met een
daarvoor nieuw gebouwde schroefstoomboot
worden uitgeoefend, terwijl men door het aanne
men van eén billijic tarief de schipperij in de
gelegenheid hoopt, te stellen om zonder hoogere
kosten, spoediger, geregelder en doelmatiger dan
tot dusverre, de reis door het icanaal te volbrengen.
Blijkens Prov. blad n° 32 bedraagt het te leve
ren aandeel in de lichting voor de nationale militie
van liet jaar 1879, voor de gemeente Arnemuiden
5, Biggekeike 1, Domburg 2, Grijpskerke en St.
Laurens 2, Koudekerke 5, Meliskerke en Aagte-
terke 2, Middelburg 48, Nieuw- en St. Joosland
4, Oostkapelle 2, Oost- en West-Souburg 3, Rit-
them 1, Serooskerke 3, Veere 2, Vlissingen 21,
Westkapelle 4 en Zoutelande 2.
Vlissingen, 14 Maart. Naar wij vernemen
is vanwege het departement van marine aan de
Koninklijke Maatschappij de Schelde alhier opge-
dragen de vervaardiging van twee stoomschepen
van compositie-bouw, namelijk de huid van teak
hout en de binten, spanten, dekbalken enz. van
ijzer. Deze vaartuigen zijn bestemd voor den
dienst der Indische civiele marine, volgens het
type Havik en Zeetneeuw, die voor anderhalf jaar
bij de heeren John Elder c° te Glasgow zijn
gebouwd. De aanbouw geschiedt voor rekening
van het departement van koloniën.
ZIerikzee, 14 Maart. Eene commissie uit
het bestuur van het waterschap der Breede Wa
tering bewesten Yerseke, bracht gisteren, verge
zeld van deningenieur van den waterstaat te
Goes, eeu bezoek aan de stoomgemalen in Duive-
land en heden aan dat in Schouwen.
Dit bezoek staat in verband met een plan tot
het oprichten van een stoomgemaal in genoemd
waterschap.
Aaidcnlmrg, 14 Maart. Bij de opening
der insclirijvingsbiljeUen voor een diligence-dienst,
dagelijks, uitgezonderd Zondags, tweemaal heen
en terug van deze gemeente naar het station
van den spoorweg te Maldegh in, en des Zater
dags eenmaal van Aarden nurg naar Brugge en
terug, is gebleken dat de minste inschrijver was
Louis de Bruijne, alhier woonachtig, voor een
jaarlijksch subsidie van 499. De aanbesteding
geschiedde voor den tijd van drie jaren.
Door de politie alhier is gevonden en in beslag
genomen in een herdershttisje van den landbouwer
P. d. B. te St. Kruis een vischnet, dat door den
eigenaar erkend werd voor een der hem in der
tijd ontvreemue netten.
Rotterdam 14 Maart. Het bericht omtrent
de koffiewagentjes in de Middelb. ctvan 12 dezer