Een bezoek in Eet Brussel- scke museum. Door onzen Brnsseïschen medewerker.) Wanneer men den gelapten marmeren trap is opgeklommen van het oude paleis van den prints van Lotharingen, waar een deel der kunstschatten van België vereenigd is, en men een cirkelvor- migen voorhof is doorgegaan, staat men, evenals Hercules op den tweesprong stond tusschen de wijsheid en de dwaasheid, opeens voor den ingang en den uitgang, die naast elkander zijn de eerste deur leidt u naar de oude meesters der veertiende eeuw, naar een van Eyck, Mabuse, van Orley, een Stuerbant, Heemskerke en een Quentin Metzys, en verder langs Otto Voenius naar de meesters der Bemissancede andere voert u midden tusschen de moderne Belgische schilderijen. Zijt gij toevallig gekomen om de laatste te zien» aarzel dan niet de uitgangsdeur binnen te gaan, anders zullen èn uw geduld, èn uw smaak op eene barde, ja te harde proef worden gesteld. Zoozeer als gij de verzameling der Gothische meesters en de meesterstukken uit de Vlaamsche school der zeventiende eeuw zult bewonderen, in hunne verheven majesteit en vlekkelooze afwer king, evenzeer zult gij verrast zijn door het gemis aan eenheid, door de middelmatigheid van de voortbrengselen uit den nieuweren tijd. Zij zijn in dezelfde prachtige, voor het oog aan gename omgeving geplaatst als de ouden. Toch maken de meeste een treurig figuur. Aan wien het te wijten? Aan de schilders? Aan de ambtenaren van de Direction des beaux arts, die de keuze moeten doen? Aan beiden, doch vooral aan delaatsten. Vraagt gij bewijzen Zij zijn er te over. Vergelijk de aankoopen, ge daan na den Salon van 1878, bij die van vroegere tijdperken, en gij zult geene nadere bewijzen vragen. Hoe is men er toe kunnen komen om in het museum werken te doen prijken van den vierden en vijfden rang, die wel verre van, zooals de Belgische afdeeling op de laatste Parijsche tentoonstelling, aan Belgische en vreemde bezoe kers een juist en hoog denkbeeld van de Belgische school te geven, haar verlaagt en vernedert tot een peil, waaraan men vroeger nimmer heeft geloofd. Vroeger kocht men weinig, maar men ging althans met oordeel te werk. Thans betaalt men meer, vrij wat meer geld voor onbeteekenende doeken, die er uitzien alsof ze zich niet thuis gevoelen in hunne prachtige lijsten en in de luisterrijk versierde zalen, waar men ze heeft toegelaten. De werkelijk verdienstelijke kunste naars zijn zeer onvolledig vertegenwoordigd. Zie b. v. het landschap, dien 'tak van kunst, die, zoo hij al niet geheel en al het kind is van onze dagen, toch eerst in den iaatsten tijd is ontwikkeld tot eene hoogte, waarvan de oude Nederlandsche meesters geen begrip hadden. Behalve twee schoone doeken van Hippolyte Boulenger, De Molen van Fourmais en een Boomgaard van mejuffrouw Collart, geen landschap in het museumTegen over éen welgekozen stuk een menigte doeken zonder eenige aantrekkelijkheid. En toch telt België thans menig landschapschilder van naam. Zelfs de zoogenaamde historische kunst, dat troetelkind van de Direction des beaux arts, schittert niet met grooten glans. De abdicatie van Karei F van Louis Gallait stond vroeger vrij wat beter in de groote zaal van het hof van cassatie, waar zij een rijk sieraad was. Het museum zou er bij winnen die schilderij te vervangen door De laatste eer aan Egmond en Hoorne bewezen. Dat stuk is helaas begraven in een der kleinere zalen van het Doorniksche raadhuis. De Doorniksehe meester gaf daarin zijn hoogste uiting als colorist en als eclectisch kunstenaar; zijn palet brengt het een menigte bedrijvige lieden zich nog altijd hg de Lloydboot verdrongen, zij zagen, daar de zon achter hen stond, de schaduw van het eiland op de zee vallen en de tegenover hen liggende kust van den Peloponesos in een roodachtig licht schitteren, en Clarenza, Tornese en andere liefelijke plaatsjes, blinkende als sieraden van paarlemoer. De zee aan hunne voeten was zoo kalm als een meer. Aan de landzijde verhieven zich een menigte hooge en lage kapen, heuvels en glooiingen, bezaaid met vriendelijke villa's, die er uitzagen als had zich een zwerm witte zeemeeuwen in het groen genesteld. Aan alle kanten gleden zeilen heen en weder en brachten het zonderlingste gezichtsbedrog te weeg, want het scheen dikwijls dat zij regelrecht in de tuinen en wijnbergen voeren of van de rotswanden afgleden. „Ziet ge, dat is nu de Kief! zei Mömer, „zoo veel rust aau zooveel genot gepaard. Overal om ons heen een Paradijs en wij er midden in met uitgestrekte armen en beenen, ons oefenende in luiheid. Wij hadden ook daar beneden in de zee kunnen gaan baden, maar dat is ook al in strijd met den Kief, omdat men daar te wéinig geriefe lijkheden heeft en omdat het te ver iseen Turksch edelman gaat niet verder dan van het dak van zijn huis naar zijn kamer om te baden." Mömer was zeer beminlljk als hij lui was. Hij coquetteerde met het tegenovergestelde van zijn daarin tot eene onbetwistbare krachthet is de Vlaamsche school vermengd met de Spaansche. In de compositie en de zeer nauwkeurige uitvoe ring onderscheidt men het romantisme, dat reeds den invloed gevoelt van het opkomend realisme. Het is een flink geschilderd stuk, al is het dan ook maar van den tweeden rang. Het museum van Brussel bezit slechts éen stuk, den heer Louis Gallait waardig, eeDe grove, met meester hand gepenseelde schets, De gevangenneming van Antiochus. Johanna 'de krankzinnige, een schilderij, welke zijne onderteekening draagt, is naar men mij verzekert, slechts eene copie, door een ander gemaakt en door Gallait hier en daar bijgewerkt. Kunst en vrijheid is erg overschat. De levens- groote portretten ten voeten uit van den koning en de koningin, die men in eene soort kapel ge plaatst heeft, kan ik met den besten wil der wereld in geen enkel opzicht merkwaardig noemen, dan wegens den buitensporigen prijs van fr. 100.000, die er voor betaald is. Henry Leys i3 vrij wat beter vertegenwoordigd dan Louis Gallait. Dank zij gelukkige aankoopen van ouden datum stelt het museum ons in staat zijn schilderstalent in de verschillende tijdperken zijner ontwikkeling te volgen. Een vreemd, klein doek toont hem ons in zijn begin. Hij ging uit van het romantisme en volgde in de nauwkeurige afwerking de beroemde meesters der Hollaudsche school. Het slot eu de kroon van dat eerste tijd perk zien wij in een stuk, dat een buitengewonen indruk maaktDe preek in de Kathedraal van Antwerpen na den vrede van Munster. In het weergeven van den indruk van het gebouw is dit werk in zijne soort bijna even machtig als de beschrijving van de Parijsche Notre Dame in den roman van Victor Hugo. In dat tijdperk oefende Rembrandt eene onweerstaanbare aantrekking op Leys uit. Er is zelfs een oogenblik geweest, dat het gulden licht van den beroemden Nederland- schen meester, den onsterfelijken en onnavolgbaren toovenaar met licht, bijna den Antwerpschen schilder noodlottig is geworden. Enkele doeken van hem, Het feest van Bubens onder anderen (in het Antwerpsch museum), vervielen in een zekeren stroopachtigen toon door overvloed van tonaliteit. Leys bemerkte het gelukkig zelf in tijds en koos voor zijne onderwerpen nit vroegeren tijd een meer grijzen tint. Sedert ontleende hij bij voor keur zijne ingeving aan de Duitsche en Vlaamsche Gothisehe meesters, waardoor hij zijne derde en laatste gedaante verkreeg, waarvan een der meest tereeht geroemde voortbrengselen zich in het Brusselsche museum bevindt. Ik spreek van zijne Trentaines de Berthall die hem de groote eere medaille op de Parijsche tentoonstelling van 1867 bezorgde. Het museum bezat eertijds van den heer Por- taels, leerling en schoonzoon van Navez het beste stuk, dat hij ooit gemaakt heeftDe droogte in Judea. Dit doek wekt dubbele belangstelling, vooreerst door zijne innerlijke waarde, en dan wijl het een overgang vormt, vólgende op Agar, het meesterstuk van Navez, zelf leerling van Da.vid, die te Brussel is gestorven, en wiens invloed op de nieuwere Belgische school lang niet genoeg op zijne waarde wordt geschat. Tegen de formeele bepalingen in van de wet, die ver biedt eenig eigendom van den staat te vervreem den, sloot de Direction des beaux arts vóór eenige jaren een koop met den heer Portaels en gaf zij hem dit merkwaardige doek terug voor een ander, later geschilderd: De schouwburgloge, dat veel lager staat dan De droogte in Judea, later met een aardig voordeel door Portaels te Londen verkocht en thans prijkende in het museum te New-York. Als men dat systeem huldigt, is het ernstig te vreezen, dat men op een goedeu dag eveneens handelen zal met Hugo van der Goes van Ernile Wauters, zijn meesterstuk, waarin zijn talent een toppunt schijnt bereikt te hebben. Sedert is Wauters bedrijvigen aard en als hij zich eenmaal daaraan overgaf was hij geheel kind en kinderlijk gezind. „Een ding is echter jammer," zei hij zuchtend, terwijl hij de geurige wolken van den Latakia uitblies. „Bij den Kief hoort noodzakelijk een chibouq. Hoe jammer dat gij niet rookt Daarop weidde hij lang en breed uit over het genot van rooken en over allerlei onderwerpen die hem van lieverlede voor den geest kwamen, stond langen tijd stil bij hetgeen zij te zamen in Odessa doorleefd hadden en eindigde met te zeggen: „Ik weet dat men mij daar een zelfzuch tig mensch zal noemen, omdat ik den jongeling niet achterliet die daar zeker fortuin zou gemaakt hebben. Nu ja, ik beken dat ik een egoist ben. Ik wilde u nu gaarne bij mij houden. Na alles wat wij samen doorleefd hebben zou ik niet gaarne van u scheiden en nu zal ik u waar schijnlijk ook meer kunnen aanbieden dan eenigen tijd geleden. Ziet gij, wij beiden hebben ons verdienstelijk gemaakt bij de firma Prokter, vooral gij, en de oude patroon te Triest was reeds vroe ger niet ongeneigd een commandite te Marseille of Palermo op te richten en mij procuratiehouder te maken. Nu wij met onze lauweren terugkee- ren, die zijne stoutste verwachtingen overtreffen, zal hij daar wel toe overgaan. Gij blijft bij mij op het kantoor en na een paar jaar koopen wij ons los van de firma en daar ik een oud man ben hebt gij de zaak weldra geheel alleen, Daar" aanhoudend gedaald, bewijs daarvan zijn zijne stukken voor het Brusselsche stadhuis, die een voudig weg erbarmelijk zijn. Wie waarborgt ons, dat men met de Hugo van der Goes van Wauters niet op een goeden dag doen zal als met het schoone doek van Portaels, en dat niet op nieuw eene onzalige ruiling ons museum zal ver armen Zal ik nog spreken van de talrijke andere historische .of althans zoo genoemde stukken? Daar is bijv. het portret, door Alfred Cluysenaar van zijn zoon gemaakt, en dat tintelend van leven, van uitdrukking en van natuurlijkheid wel een dozijn Dido's van Stallaert en historische overdrijvingen van Robert en tutti quanti waard is. Het verbond der edelen van de Biefve kan er nog door. Is men eens over het genre heen, dan kan en moet men erkennen, dat er een wel begrepen mise en scène in is en een onbetwistbaar dramatisch effect. Het is theatrale kunst. De slag van W or ring en van De Keyser is noch slechter, noch beter dan de meeste veldslagen in het museum van Versailles, die Louis Philippe liet schilderen tegen zoo- en zooveel de el ge kleurd doek. Voor eeu schilder van twintig jaren beloofde De slag van Lepant.o van Slingeneier te veel hij heeft dan ook geen enkele der van hem gekoesterde verwachtingen verwezenlijkt. Het stuk, waaruit nog het meeste leven en gevoel spreekt, is de Episode uit de omwenteling van 1830 door Wappers. Dat is ten minste een stuk werkelijke geschie denis, De schilder geeft wat hij zelf gezien en beleefd heeft; hij heeft zijn eigen tijdperk, ver tolkt en het gevoel zijner tijdgenooten. Het is een oorspronkelijk, oprecht werk, vol vuur. Het verplaatst ons midden in de zegevierende revo lutie, midde'n in den strijd der barricaden. Vrou wen en kinderen doen mede. Paar zit een heroïsch en tevens een burgerlijk karakter in. Geen overgevoeligheidmaar werkelijk vuur. De hartstocht voor het vaderland vervult de strijders, evenals hij Wappers er toe gebracht heeit om terug te keereu tot de overlevering van Ruben3 en van Dijk, en om zijne kleuren te zoeken op hun te lang verwaarloosd en ver smaad tooverpalet. Welk eèu indruk maakt dan ook niet dat doek vol lucht, vol licht, vol leven en kleur! Het tegenwoordige geslacht had het vergeten. Sedert het in het museum hangt hebben onze schilders het gezien en weder gezien, en zij hebben zich geschaamd. Laten zij er wederkeeren en nog eens wederkeerenwant er is menige les uit te trekken. Vergelijk de andere zoogenaamde historische stukken met het werk vau Wappers, en wie zal durven ontkennen, dat de eerste enkel steunen op conventie en theater- tooi? Zoo men historiestukken wil, waarom vraagt men dan aan de schilders voorstellingen uit een verleden, dat zij niet kennen, in plaats van hen te stellen voor de werkelijkheid, voor het tegen woordige ei? de onderwerpen, welke het heden aan hunne inspiratie kan leveren. Indien Wappers een tooneel uit het leven van Willem den Zwijger of uit het beleg van .Ant werpen door den hertog van Parma had geschil derd, zou zijn stuk niet meer tot ons spreken dan De slag van Lepanto, dien Slingeneier noch gezien heeft, noch begrepen, en welken hij nog minder heeft kunnen weergeven. In plaats daar van staat Wappers daar als een onwraak baai- getuige, die zijn getuigenis heeft nedergelegd in een schoone schilderij. Van der Helst, Frans Hals, Flinek handelden vroeger in nw vaderland niet anders. Hunne groepen van burgemeesters, van oversten der gilden, vertoonen aan de meest verwijderde na komelingschap een bewonderenswaardig beeld, eene vertolking van den geest der zeventiende eeuw en van het maatschappelijk leven van dien tijd in de Nederlanden. Wil dus de Belgische regeering, en ik laak voor zal het wel noodig zijn dat wij beide een paar maanden bij Prokter werken om de zaak te leeren, maar als gij u met de politiek niet verder ingelaten hebt dan Rosalie mij verzekerd heeft, kunt gij zonder gevaar te Triest voor den dag komen. Er zou u eerder van een anderen kant gevaar kunnen dreigen. Gij zoudt de jonge mevrouw Prokter niet te veel mogen aanzien; want naar ik hoor heeft de zoon van Prokter het schoonste van alle Venetiaansche meisjes ge huwd. Tot mijn spijt heb ik haar nooit gezien. Waarom lacht gij „Omdat omdat ik vind dat gij eigenlijk veel meer aan mooie meisjes denkt dan ik." „Dat is heel natuurlijkIk heb in mijn lange leven vrij wat meer gezien en bemind dan gij. Moge echter de hemel u bewaren voor het onge luk van een getrouwde vrouw lief te hebben! Want als uw tijd gekomen is zult gij met hart en ziel liefhebben, dat weet ik en ik zou niet gaarne de smart beleven u ongelukkig te zien." Adnlis drukte hem zwijgend de hand. Zoo brachten zij hun Kief door, terwijl de zon onder ging en de sterren aan het uitspansel verschenen. het niet in haar, integendeel de historische kunst aanmoedigen, Iaat zij dan, telken male als de gelegenheid zich voordoet, een harer beste schilders de taak opdragen eene nationale gebeur tenis uit zijn eigen tijd, onverschillig welke, weer te geven. En laat die schilder dan in tijds be ginnen, zoodat de voornaamste handelende personen hem onder de oogen komen en desnoods voor hem kunnen zitten. Denkt men niet, dat indien men aan Louis Gallait had opgedragen om de eedsaflegging van Leopold II in de vereenigde zittiug der kamers te schilderen, zulk een doek duizendmaal meer bevallen zou zijn en vooral in de toekomst meer gewaardeerd en beter bewaard zou zijn gebleven dan De abdicatie van Karei V De genre- en dierschilders hebben het minst genoten van de ondersteuning der regeering. Men verzekert mij, dat Alfred Stevens, Willems en de dierschilder Joseph Stevens, wier werken de beste der ouderen in hunne soort op zijde streven, samen voor al de schilderijen, die van hen in het museum zijn, nog geen fr. 50.000 hebben ont vangen, terwijl menig pas gekocht doek, dat op zijn best goed genoeg is om als schoorsteenstuk te dienen, betaald is met (r. 15.000, ja met Ir. 30 tot 40.000. Men betaalt met den dag duurder, en het ge halte wordt minder en minder. Onder deze omstandigheden zult gij begrijpen, welken raad ik geven wil aan uwe landgenoo- ten, die het Brusselsche museum bezoeken „Be gint met de moderne schilderijen. Als ge die proef doorstaan hebt, keer dan den volgenden dag terug om u te verlustigen in den tijd dergothiek en in de onsterfelijke Vlamingen der 17de eeuw." Zoolang niet minstens drie vijfden van de stukken uit het moderne museum verwijderd zijn, zal men het gulden boek der Belgische kunst verkeerd moeten openslaan en met het einde moeten beginnen om zich teleurstelling te besparen. XII. Den volgenden morgen begonnen zij uitstapjes over het eiland te maken, maar de meest gebrui kelijke manier daarvoor, het paardrijden, scheen Adulis in 't minst niet te bevallen. De oude heer zat veel flinker in den zadel dan hij en den te rugweg legde hij bijna geheel te voet af. Den volgenden morgen bezorgde de kastelein, een handige Fransehman, hun een cabriolet voor twee personen waarin zich ons vriendenpaar met een goede kaart, zonder gids op weg begaf. Weldra lieten zij de stad achter zich en bevonden zich te midden van hofsteden ingesloten, tusschen muren, die met een weligen plantengroei overdekt waren. Wordt vervolgd.) GEDEUKT BIJ DE GEBROEDERS ABRAHAMS TE MIDDELBURG.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1879 | | pagina 6