N°. 56, 122e Jaargang. 1879 7 Maart. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentien! 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 17 regels 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Middelburg 6 Maart. FEXJIX-.I-.ETOlSr- 11. van Ferdinand Kurnberger. •1 O Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère G, L. Daubk en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Eusbach en Jones. Door de staatscommissie, welke in December 1877 benoemd werd voor den Rotterdamschen water weg, is een voorloopig verslag uitgebracht, dat in de N. Eott. Ct. van gisteren drie kolom men vult. Niet slechts uithoofde van het werk zelf, maar vooral ook met het oog op den toestand onzer schatkist, verdient dit rapport de algemeene aandacht. Daar het echter te uitvoerig is om door ons overgenomen te worden, bepalen wij ons hier tot de mededeeling van een door het Handelsblad gegeven overzicht. De oommissie bestaat uit de heeren J. D. Fransen van de Putte, Gr. van Tets en P. S. F. Blussé, de ingenieurs H. Rose, J. Waldorp, J. F. W. Conrad en E. F. van Dissel, de zeeofficieren P. J. Buyskes, P. Roodzant (inspecteur van het loodswezen) en den oud-gezagvoerder W. van der Hoeven. De commissie geeft een overzicht van den stand van het werk en van de kosten, die reeds ruim 16 millioen hebben bedragen, terwijl de raming oorspronkelijk 5.36 millioen bedroeg. De commissie is eenstemmig van oordeel, dat bij het aangenomen stelsel (open water naar zee, zonder sluizen), moet worden volhard, en is overtuigd dat de waterweg door het afstroomend boven water en de werking van ebbe en vloed op vol doende diepte zal worden' gehouden. „Immers blijkt uit een bij het verslag gevoegde berekening, omtrent de hoeveelheid grond, welke zich tusschen en vóór de hoofden heeft neergezet, en die, welke uit de doorgraving is weggeruimd, dat tot in het voorjaar van 1877 ongeveer acht millioen kubieke meter uit de doorgraving is weggeschuurd, waarvan vijf millioen tusschen en vóór de hoof den is neergezet, en drie millioen in diep water, buiten de hootden, is gebracht, zoodat niet enkel al wat de zee bij vloed mocht hebben aange voerd, of wat door de bovenrivier mocht zijn aangebracht, is weggeschuurd door de eb, maar daarenboven nog eene hoeveelheid grond van. drie millioen kubieke meter." „Deze uitkomst bij den op verre na nog niet voltooiden toestand der doorgraving, waardoor voortdurend grond naar buiten werd gebracht, en tevens de ruime doorstrooming van water werd verhinderd, beeft de overtuiging versterkt, dat het boven omschreven stelsel deugdelijk is, en dat in diezelfde richting moet worden voortgewerkt, mits er gezorgd worde dat verdere verruiming der doorgraving zooveel mogelijk kunstmatig geschiede." De commissie schrijft de ondervonden teleur NOVELLE IX. „Pour la curiosité du faitriep de Franschman „zal ik ook op het appèl zijnZonderlinger jacht is er zeker wel nooit op touw gezet!" „Dank u, dank u, mijne heeren!" riep Adulis, „Dus morgen om drie uur! Morgen op dat uur, mijnheer Mömer, hebt gij uw geld en gij behoudt uw leven. Op dat uur vuur ik op Sanga-Schules gij niet; voor u gaat men niet staan." Adulis sprak deze woorden met zooveel geest drift uit, dat toen hij de kamer verliet, de drie mannen achterbleven onder den indruk dat zij iets zeer buitengewoons beleefd hadden. Op zijn kamer gekomen schreef hij den volgenden brief: „Ik grijp deze gelegenheid aan, ziedend van toorn over mijne huiselijke onaangenaamheden. Zooeven heb ik iets beleefd dat mij tot het uiterste drijft. Ware ik eenige uren geleden in deze stemming geweest, dan zou ik in het Sabanski- koffiehuis niet zoo lang geaarzeld hebben met stellingen, wat de diepte betreft, daaraan toe, dat men te veel aande werking der natuur heeft overgelaten. De uit de geul uitgescbuurde grond kon niet geheel naar buiten worden gewerkt, omdat de kracht van den stroom aanstonds verminderde na uit de nauwe doorgraving in de zooveel breedere monding te zijn getreden. Een verruiming der doorgraving acht zij daarom noodig, om de hoeveelheid uittredend ebwater, thans 39 millioen kubieke meter per getij, tot 50 a 60 millioen op te voeren. Een der tien leden, de kapt. ter zee Buyskes (volgens wiens oordeel men een -gesloten waterweg had moeten aanleggen) stemde wel toe dat de ver ruiming tot grootere diepte zal leiden, maar niet tot 65 decimeter onder laagwater. De versterking van stroom is, volgens de com missie, ook het eenige practische middel om den grond, die nu nog tusschen en vóór de hoofden de scheepvaart hindert, op te ruimen. Het vor men eener behoorlijke vaargeul, alleen door uit baggering tusschen en vóór de dammen, is veel te kostbaar en, op zoo ruime schaal als noodig ware met het oog op den gevorderden tijd, nage noeg ondoenlijk. Echter zal ook bij verruiming de vaargeul niet dadelijk dieper wordenzoolang de geheele bank niet is weggeschuurd zal de geul zich wellicht aanhoudend verplaatsen en hare diepte afwisselend blijven, zonder dat men daarom tot eenige nadeelige gevolgtrekking ten aanzien der verruiming zou mogen besluiten. De commissie kon, op grond van waarnemingen, die nog bij lagen rivierstand gedaan moeten worden, nog geen volledig verslag uitbrengen. Zij is echter „op de aangevoerde gronden zoozeer overtuigd, dat de goede uitslag van het geheele werk van de krachtige verruiming der doorgra ving afhankelijk is en dat deze in de eerste plaats en vóór alles moet geschieden, zoodat elk uitstel slechts, noodeloos tijd- en geldverlies berokkent, dat zij gemeend heeft haar gevoelen omtrent dat punt niet langer achterwege te mógen houden. „Zij meent er ten sterkste op te moeten aan dringen, dat de verruiming der doorgraving zoo krachtig mogelijk worde voortgezet, niet alleen wat betreft het thans aanbestede werk, doch dat tevens reeds aanstonds een aanvang worde ge maakt met de wegruiming der gronden, welke niet in die aanbesteding zijn opgenomen, zoodat de doorgraving zoo spoedig mogelijk in haar ge heel op de gevorderde breedte worde gebracht." doesden 4 Maart. Aangenaam was het ons onlangs, het tot stand komen der Centrale liberale Tciesvereeniging in. het hoofdkiesdistrict Does te kunnen melden. Sinds eenige dagen zagen we reeds met verlangen het initiatief te gemoet tot het vormen der afdeeling Does, reeds vooraf gegaan door de stichting van de afdeelingen mijn besluit te nemen. Morgen dus! Ik moet ter wille van mijn kiespijn thuis blijven en boven dien op het huis passen, daar mijnheer Mömer naar buiten gaat. Wij zullen alleen zijn en niet gestoord worden. Kom na de beurs, tusschen drieën en vieren bij mij, dan zullen wij de zaak beklinken. Wraak! Uw A." Dezen brief gaf Adulis aan den huisknecht, die hem nog dien zelfden avond bij Schules bezorgde. X. Schules had een duister vermoeden dat dit briefje niet in overeenstemming was met des schrijvers houding in het Sabansky-koffiehuis. Hij vond die plotselinge verandering al te verrassend en 'besloot er zijn compagnon op af te zenden. Deze had ook een oogenblikkelijke opwelling van wan trouwen enom de waarheid te zeggen liep de krijgslist een oogenblik gevaar van te misluk ken. Indien de heeren elkaar hunne bedenkingen hadden meegedeeld zou het vonkje achterdocht weldra tot een laaie vlam zijn aangewak kerd maar zij wachtten zich heiden evenzeer om daarvan iets te laten blijken en hitsten elkaar wederkeerig op tot wraak. Daar Schules echter een allerslimste reden bedacht had om er zich af te maken en Sanga de hartstochtelij kste be hoefte gevoelde om dien duellist uit den weg te Bergen-op-Zoom en's Gravenpolder. Dezer dagen hebben de heeren J. M. Kakebeeke, C. E. Massee eh M. J. de Marees van Swinderen bij advertentie «ene oproeping gericht tot allen, die wenschen mede te werken tot de vorming van genoemde afdeeling. Eene talrijke opkomst is zeker wen- schelijk. De' kiezers moeten door hunne tegen woordigheid het bewijs geven, dat zij, tegenover de plichten die het staatsburgerschap hen oplegt en waaraan zij zoo noodig terecht genood zaakt worden te voldoenook hunne rechten slechts door volhardenden strijd van vooruitstre vende mannen verkregen weten op prijs te stellen en uit te oefenen. Zij moeten blijk geven beter staatkundig ont wikkeld te zijn dan een kiezer, die ons onlangs meedeelde zich niet te willen aansluiten „omdat de groote heeren alleen in politieken strijd aan de burgers zich laten gelegen liggen, terwijl ze anders zich volstrekt niet om hen bekommeren, ja hen benadeelen door hunne inkoopen te Parijs te doen enz." Deze begreep dus volstrekt niet dat zij, die het initiatief nemen, op onzen dank aanspraak hebben voor de moeite die zij zich willen geven. Zij doen dit immers in hunne hoedanigheid van staatsburgers, die zij met ons allen gemeen hebben; kracht zoekende, in het Vunion fait la forceom door samenwerking de overwinning op de tegenpartij te behalen, alleen met het doel om den staat (de provincie of de gemeente) te doen regeeren naar de beginselen die men is toegedaan, tot stoffelijk en geestelijk welzijn der geheele bevolking, ter voorbereiding eener goede toekomst voor de kinderen van allen. Doch niet alleen met het oog op de gewichtige verkiezingen van leden voor de tweede kamer, maar tevens ook omdat de vereeniging, het goede beginsel, vrije werkzaamheid der deelen om den invloed en de innerlijke kracht van het geheel te versterken, in hare statuten huldigende, aan de afdeelingen de vrij heid heeft gelaten hare bemoeiingen uit te strekken tot verkiezingen voor gemeenteraad en provin ciale staten. Behalve de verkiezingen voor leden van den gemeenteraad, die dezen zomer moeten plaats hebben tengevolge van periodieke aftreding, zullen er wellicht nog meer keuzen moeten ge-? daan worden, daar men twee vacatures tegemoet ziet voor naar elders vertrekkende leden. Het hooge gewicht der raadsverkiezingen voor onze gemeente die, rekenende op de stoffelijke krach ten, welke haar gedeeltelijk door de opheffing der rechtbank ontnomen zijn, in de laatste jaren zooveel deed om de elders voortschrijdende ont wikkeling te volgen, zullen we niet behoeven aan te toonen. Wèl kunnen we er op wijzen, hoe tegenwoordig voor de liberale partij eene goede keuze moeielijker wordt, en dus ook daarom zooveel mogelijk algemeene medewerking noodig is, sedert Goes door bedoelde opheffing ook in ruimen, schikte hij er zich ten slotte in om „de zaak" op zich te nemen. Den anderen morgen ging Adulis naar den meubelverhuurder en zocht de twee grootste kleerkasten uit, die hij vinden kon, liet ze naar de woning van Mömer brengen en in de middelste kamer plaatsen. 1 Klokslag half vier verscheen Sanga. „Is mijn heer Mömer thuis?" vroeg hij den portier. „Mijnheer is naar huiten en komt niet voor van avond terug." „Maar misschien is zijn knecht er wel", ver volgde Sanga met geveinsde onverschilligheid en sloop de trap op. Op het portaal ontmoette hij Antschi, het kamermeisje. „Ik moet naar mijnheer Mömer." „Die is van daag niet in de stad." „En Adulis?" „Dat weet ik niet; dat moet u zelf maar zien. Links, nommer drie." Sanga vond dat hij al heel voorzichtig was geweest en zeer voldaan over die twee eenslui dende antwoorden, klopte hij aan de bewuste deur van nommer drie aan. Adulis deed open. „Wat wilt gij „Ik kom in plaats van mijnheer Schules." „Waarom komt mijnheer Schules zelf niet." „Hij heeft geen tijd. Wij zijn compagnóns, mijn naam is Sanga." „Dat weet ik wel. Ik ken u immers. Maar ik zijn intellectueel© kracht niet ongevoelig werd geschokt. Maar niet alleen de kiezers, ook de niet-kiezers sporen we aan. Uit hunne tegenwoordigheid blijke, dat, al maakt de kieswet hen feitelijk politiek-onmondig, er onder hen velen zijn, die met evenveel recht hooge belangstelling koesteren voor de algemeene welvaart en zij zich slechts noode van het kiesrecht zien'uitgesloten, dat zij door hunne ontwikkeling en. hunne belangstelling zoozeer waardig zijn. Zij immers, kunnen ook leden der afdeeling worden, aan de beraadslaging deelnemen en derhalve grooten invloed uitoefenen op de te nemen besluiten en de- uitkomsten der stemmingen, zoodat ook zij, al is het indirect, tot den gewenschten uitslag der verkiezing kunnen meê werken. Ten slotte vestigen we de aandacht op de bo ven aangehaalde woorden van een kiezer, waarin o. i. wel een vingerwijzing ligt opgesloten, welke bij het kiezen van bestuursleden in acht te nemen is, opdat, rekening houdende met bestaande ver keerde begrippen de deelneming der geestver wanten zooveel mogelijk worde bevorderd. De kamer van koophandel te Zwolle heeft de aandacht der regeering ingeroepen voor het meer dan gewoonlijk groot aantal ongelukken (geluk kig zonder ernstige gevolgen) en vertragingen, die in de maand Februari 1879 op den Neder - landschen centraal-spoorweg zijn voorgevallen en onrust verwekt hebben bij hen, die hun personen of hun goederen aan dien weg moeten toever trouwen. De kamer heeft den wensch geuit, dat de re- geejring den toestand van de werken en het ma terieel van den N. C. spoorweg zal maken tot een voorwerp van ernstig onderzoek, om, naar mate van den uitslag van dat onderzoek, óf zoo danige openbare mededeelingen te doen, waardoor het ongegronde van het gerezen wantrouwen wordt aangetoond, óf zoodanige maatregelen te nemen, waardoor het geschokt vertrouwen kan worden hersteld. Mejuffrouw Johanna Zeldenrust, geboren Hiem- stra, heeft in de Friesche courant een open brief geplaatst aan H. M. de koningin overi het Haagsche schildwacht-geval Zelfs al heeft koningin Emma nog geen gele genheid gehad om van deze zaak zoo beu te worden als de meeste Nederlandsche couranten lezers, mag men toch veronderstellen dat het haar aangenamer geweest ware zoo juffrouw Zelden rust haar hierover niet lastig gevallen had. Als huwelijksgeschenk zal aan Z. M. den ko ning. en zijne gemalin vanwege de Nederlandsche marine worden aangeboden een oorlogschip, de had toch liever met mijnheer Schules te doen gehad." De Italiaan wrong zich als een vos in een duiventil, langs den jongen man heen, de woning binnen. Adulis deed de deur op slot. Sanga vorsehte overal rond en zei: „Zijn wij hier veilig? Woont er niemand hier vlak naast?" „Jawel," zei Adulis," maar wij hebben drie kamers. Als gij mij naar de middelste wilt volgen dan zijn wij geheel op eigen terrein." De Italiaan grijnsde en liet zijn witte tanden zien, terwijl zij naar de middelkamer gingen. Hij zette rechts en links de dubbele deuren naar de andere kamers wijd open en lachte heel diplomatisch, toen Adulis hem met bevreem ding aanzag„Met open deuren is men het best gevrijwaard tegen luisteraars." Daarop plaatste hij een armstoel voor zich, zoodanig dat hij door de beide open deuren alle drie de kamers kon overzien en gelastte Adulis naast hem te gaan zitten. Hij hoestte even en begon: „Ik geloof dat ik heden kort kan zijn, nadat mijn compagnon u gisteren Adulis had een doek om zijn hoofd en daar maakte hij nu gebruik van om te zeggen: „Spreek wat harder. Voor mijn kiespijn heb ik dien doek om mijn hoofd gedaan, maar nu kan ik bijna niets hooren. „Wat zeidet gij? Gij moet duidelijk spreken

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1879 | | pagina 1