N». 54.
123* Jaargang.
1879.
Woensdag
J
'5
Nationale Militie.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m, franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent.
A d rer te n ti e n20 Gent per regelt
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangére G L. Daube en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones.
Middelburg 4 Maart.
FETTILLETOJST.
ADULIS.
van Ferdinand Kurnberger.
Een en ander over Tramwegen.
O y V. V
I
ii -i-Rü
i t. t:
11-7.:/
i~ i i r
j CO V"
io:M
Ontheffing van den werkelijken dienst voor geeste
lijken en studenten in de godgeleerdheid.
De burgemeester en wethouders van Middelburg,
Gelet op art. 127 der wet op de- nationale
militie van 9 Augustus 1861 {St.bl. no. 72), her
inneren de geestelijken en bedienaren van den
godsdienst bij de erkende kerkgenootschappen en
de studenten in de godgeleerdheid, welke daartoe
aan erkende inrichtingen van onderwijs worden
opgeleid, die dit jaar voor den dienst der natio
nale militie zijn aangewezen, dat zij hunne aan
vragen, bedoeld in de eerste zinsnede van art.
127 der bovengemelde wet, vóór 1 April a. be-
hooren in te dienen bij den burgemeester der
gemeente, binnen welke zij voor de nationale
militie zijn ingeschreven.
Middelburg den 3en Maart 1879.
De burgemeester en weihouders voornoemd,
S C H O E E E.
De secretaris,
G. N. DE STOPPELAAR.
Volgens de Arnh. Ct loopen er geruchten dat
een geval van „Russische pest" zich zou hebben
voorgedaan te Leeuwarden en te Vlissingen. Zij
voegt daarbij de mededeeling„dat men het doet
voorkomen alsof een bloedverwant van een der
autoriteiten (in de twee genoemde gemeenten)
het bericht gezonden heeft aan eene bekende
hier ter stede (te Arnhem), met verzoek om het
stil te houden."
Naar den vorm te oordeelen doet dit laatste
verhaal ons aan een bakersprookje of meiden
praatje denken.
De Arnh. Ct voegt bij haar bericht een paar
zeer behartigenswaardige wenken over het ver
keerde en belachelijke van het verspreiden van
dwaze geruchten en over de onbescheidenheid,
aan welke dagbladen zich in dit opzicht wel eens
schuldig maken.
Tot directeur aan de thesaurie des konings is
benoemd de heer A. C. T. Gevers Leuven, bur
gemeester van Doesburg.
{Arnh. Ct.)
Volgens het Vaderland is er ernstig sprake
van dat de heer mr. O. van Rees, lid der
tweede kamer en oud-vice-president van den
raad van Indië, als minister van koloniën zal
optreden.
De iSt.-Ct. bevat een kon. besluit tot vaststel
ling van een algemeen reglement van politie voor
de rijkskanalen.
9.
NOVELLE
VIII.
Op zekeren dag nam hij zijn toevlucht tot zijn
laatste, lang bewaarde middel. Hij zette zich
neder en schreef: „Indien gij u niet binnen twee
maal vier en twintig uur ten mijnent vervoegt
en drie vierde der schuldvordering in komptant
geld afdoet, zal ik u op de beurs opzoeken en
daar zoodanig beleedigen, dat gij genoodzaakt
zult zijn er kenuis «ran te nemen. Indien gij mij
eeu paar maal mocht ontwijken en u dan toch
nog op de beurs durft vertoonen, zal ik mijne
beleedigingen voortzetten en wel zoo lang tot dat
gij u genoodzaakt ziet ót de beurs van Odessa
voor altijd te verlaten, óf datgene te doen, wat
zelfs de meest eerlooze onder dergelijke omstan
digheden niet zou kunnen nalaten mij uitdagen."
Van dezen brief zond hij een afschrift aan Sanga
en een aan Schules en wachtte kalm de uitwerking
er van af.
Toen Sanga zijn brief ontving verbleekte hij,
Bij ministerieele beschikking isingevolge
machtiging des konings, aan S. Brons, te Kralin
gen, en Jos. Levelt, te Rotterdam, vergunning
verleend voor den aanleg en de exploitatie, met
eene snelheid van hoogstens 15 kilom. per uur,
van een stoomtramweg van Breda lang Ooster
hout naar Geertruidenberg.
Naar aanleiding van de goedkeuring, door de
tweede kamer geschonken aan de wet tot wijzi
ging der militaire pensioenen bijde zeemacht,
schrijft men uit Nieuwediep aan het Handelsblad
„Als men hier ziet, hoe gepensioneerde onder
adjudanten der marine (opper-schippers, opper -
stuurlieden, opper-konstabels enz.) in hun levens
onderhoud moeten voorzien door, na 40 a 50
jaren trouw en eerlijk aan boord van Z. M.
schepen te hebben gediend, boodschappen te doen,
oppasser te worden enz., dan komt men tot de
overtuiging, dat de eerste kamer een goed en
rechtvaardig werk zal doen door de haar aange
boden pensioenwet te bekrachtigen.
„Zelden is de behandeling eener wet met meer
belangstelling gevolgd, vooral door onderofficieren,
mariniers en matrozen. Als, nadat de behandeling
van de wet aan de orde was gesteld, de marine
officieren des avonds na aankomst van dè post
aan boord kwamen, gebeurde het meermalen, dat
zij door onderofficieren en matrozen werden op
gewacht, alleen omdat deze nog even aan mijn
heer wilden vragen hoe het met de pensioenwet
stonden toen eindelijk per telegram de tijding
was ontvangen, dat het ontwerp door de tweede
kamer was aangenomen, was het werkelijk een
genot te hooren op welke wijze Janmaat aan zijne
Vreugde lucht gaf.
„Maar nog opmerkelijker waren de uitroepen,
toen zij vernamen dat het ontwerp nu nog eerst
door de eerste kamer moest worden goedgekeurd,
alvorens wet te zijn
„Verbazing en teleurstelling waren algemeen.
Janmaat weet in den regel bijster weinig van
onze staatsregeling en menigeen ademde ruimer,
toen hij vernam dat er, na de eerste, geen kamers
meer zijn en dat in die kamer slechts bedaarde
heeren zitting hebben, die altijd rechtvaardigheid
en billijkheid betrachten."
Het Haagsche Dagblad deelt uit het verslag der
jury voor de ontwerpen der monumentale fon
teinen te Soestdijk het volgende mede omtrent
het veel besproken ontwerp Res dubia.
„Hoewel de jury eenstemmig was in haar
oordeel over de voortreffelijkheid van dit ontwerp,
mag zij niet verheelen, dat dit plan niet volkomen
aanspraak heeft op originaliteit, wijl een sterke
overeenstemming met de bekende Fontane delle
Tartaruge te Rome niet te miskennen is."
Bij haar voordracht ter bekroning schreef
daarna het comité van uitvoering:
ontstak in de hevigste woede, wierp een paar
inktkokers omver, gaf den jongsten kantoorklerk
een oorvijg en liep als een bezetene naar Schules.
Zijne schele oogen rolden zoo geweldig door zijn
hoofd dat zij elkaar schenen te willen doorboren.
Halfweg ontmoette hij als een aangeschoten
roofdier, brieschend van toorn, met een rood gelaat
en met bloed beloopen oogen den Rus Schules.
„Ik wilde juist naar u toe gaan," nokte hij.
„En ik naar u," hijgde Sanga.
„Daar, lees dit vod."
„En dit."
Zij staken elkaar hunne brieven toe en bleven
- de straten in
en zagen elkaar
midden iu de straat staan,
Odessa zijn nog al breed -
sprakeloos aan.
„Wat nu?" vroeg Schules.
„Wij zijn ten einde raad" antwoordde Sanga
en verfrommelde zijn brief in de gebalde vuist.
„Hij is de eerste met wien wij niet klaar komen."
„Ten minste niet langs den gewonen weg."
De Rus sloeg zich voor het voorhoofd. „Hoe
jammer, hoe jammer! dat wij niet meer met hem
op zulk een goeden voet staan, dat we hem op
een kopje thee kunnen vragen dan zou ik
wel voor goed met hem afrekenen."
„Een lumineuse inval 1" riep de Italiaan en
lachte als een aap. „Gij dacht aan een poedertje,
en thee drinkt hij toch, zoo al niet bij ons, dan
toch thuis. Wat denkt gij van dien onnoozelen
in model is geen getrouwe repro-.
d-Ujitie van dat ontwerp in teekening
„Voor al die wijzigingen geeft de ontwerper
geen motieven op; hij heeft kennnelijk getracht
om de sterke overeenstemming van het geteekende
ontwerp met de Fontane delle Tartaruge te Rome
te vermindereu, doch is daarin niet gelukkig
geslaagd.
„Terwijl toch de aangewezen treffende gelijkenis
weinig verminderde, verloor het model in verge
lijking met de teekening in kunstwaarde."
Van den Nederlandschen agent en consul-
generaal fe Alexandrië is een opgave ontvangen
betreffende de scheepvaartbeweging door het
kanaal van Suez, waaraan het volgende ontleend
wordt
Gedurende het jaar 1878 zijn door genoemd
kanaal gevaren 1593 bodems, te zamen metende
2,269,178 tonnen netto. Daarvan kwamen er 783 uit
de Middellandsche en 810 uit de Roode Zee.
Het aantal passagiers met inbegrip der militairen
en pelgrims bedroeg 96,363.
De ontvangsten der rechten op tonnenmaat en
passagiers bedroegen fr. 30,992,681.98.
Deze cijfers vergelijkende met die van 1877
bevindt men:
in het aantal schepen een vermindering van 70
inde tonnenmaat een vermindering van 85,489;
in het aantal passagiers een vermindering van
6167, en
in de opbrengst der rechten een vermindering
van Ir. 1,651,867.
De Nederlandsche vlag gaat voort met eervol
ifen derden rang te bekleeden, in weerwil van
een vermindering op de tonnemaat van 6281 ton.
Niettegenstaande de bijna algemeene vermin
dering kan het resultaat, in aanmerking nemende
den oorlog in het Oosten, de commercieele en
industrieele crisis en de zeer-lage scheepsvrachten,
meer dan bevredigend genoemd worden
De schepen verdeelen zich, wat de vlag betreft,
als volgt: 1267 Engelsche, 89 Fransche, 72
Nederlandsche, 44 Italiaansche, 38 Oostenrijksche,
21 Spaansche, 23 Duitsche en 39 onder verschil
lende andere vlaggen.
{Door een spoorweg-ambtenaar.)
Het vervaardigen van tramweg-locomotieven is
in den laatsten tijd door vele fabrikanten onder
nomen; door velen echter zonder de ondervinding
te raadplegen en vooral ook zonder aan de
eigenaardige en dikwijls zeer moeielijke toestan
den te denken. De meeste machines zijn of te
bediende? Dat knaapje schijnt mij genoeg van
zijn betrekking te hebben. Hij loopt zoo druil-
oorig rondMen kan het hem aanzien dat hij
met zich zeiven in tweestrijd is. 0, wat komt
ons dat heerlijk te stadeMen heeft er voorbeelden
van dat zoo'n Ganymedes, als zijn rol hem be
gint te vervelen, in den meest verbitterden vijand
van zijn beschermer verkeert. In dergelijke ge
vallen zijn er dikwijls wanhopige daden van
wraakoefening gepleegd, zoo als wij ze nu
kunnen gebruiken. Laat ons daar aankloppen.
Ik laat mij hangen zoo die Adulis geen thee
weet klaar te maken die voor altijd onze rekening
vereffent
De waardige firma verdiepte zich in het verder
uitwerken van dit edele denkbeeld en terwijl zij
nog daarmede bezig waren zagen zij Adulis voor
bijgaan, die voor Mömer brieven op de post
ging brengen.
„Die komt als geroepen!" riep de Italiaan.
„Dat is een goed voorteeken. De teerling is
geworpen; het zal geschieden. Laat ons geen
tijd verliezen! Maak u van hem meester, lok
hem in het Sabanski-koffiehuis en houd hem
daar."
„En gij?"
„O, ik kom dadelijk. Weet ge wat mij daar
te binnen schiet, ik ga Sofietje halen, wat zegt
gij daarvan? Terwijl gij hem allerlei fraaie din
gen, geld, aanstellingen, reizen belooft, overrompel
zwaar gebouwd Zonder dé noodigë stabiliteit te
bezitten en oefenen daardoor een nadeeligen
invloed uit op den soms lichten bovenbouw, of
zij zijn te zwak en blijven zelfs op kleine hellin
gen steken.
De voornaamste eischen, waaraan een tramweg
machine moet voldoen, kunnen als volgt worden
saamgevat. Bij genoegzame stabiliteit en stevig
heid moet zij eenvoudig ingericht en gemakkelijk
te behandelen zijn, zij moet bochten van zeer
kleine straal kunnen passeeren en het voor stof
beschutte drijfwerk moet gemakkelijk toeganke
lijk zijn. Tevens is het van veel gewicht, dat
de machinist zich vrij bewegen kan en van zijn
standplaats een vrij uitzicht heeft over den weg
die bereden wordt. Verder dat de snelheid zeer
spoedig verminderd, bijna oogenblikkelijk gestopt
en zoowel voor- als achteruit gereden kan worden.
Dat de machine geen rook mag laten ontsnap
pen, spreekt van zelf; maar of het wel noodza
kelijk is dat de stoom gecondenseerd wordt, is
een vraag die nog niet volkomen opgelost is.
In geen geval veroorzaakt de stoom eenigen last,
daar het slechts een zeer spoedig uit elkander
vliegende waterdamp is; alleen zou het noodig
zijn hem te condenseeren wanneer de dieren er
van schrikten, hetgeen volgens de ondervinding
echter niet het geval schijnt te zijn.
Daarentegen heeft de condensatie van den stoom
vele nadeelen. Zoo als bekend is, gebruikt men
tevens den stoom, nadat, die zijne werking vol
bracht heeft, om de trekking te bevorderen, waar
door 4 maal meer stoom, wordt voortgebracht
dan bij ketels waarbij men geheel afhankelijk is
van het natuurlijke trekken van den schoorsteen.
Als men dit kunstmatig trekmiddel niet bezigt,
dan moet men, om in denzelfden tijd eene zelfde
hoeveelheid stoom voort te brengen, óf een ander
kunstmatig middel, dus een ventilator, óf een
veel grooter ketel gebruiken. Beide veroorzaken
vermeerdering van gewicht, dus van kosten.
Teneinde dit onderwerp zoo volledig als onze
plaatsruimte toelaat te behandelen, willen wij
in grove trekken de voor- en nadeelen der beide
stelsels van trekkracht, met stoom of met
paarden, nog eens nagaan.
Uit de genomen proeven is gebleken, dat de
exploitatie met stoom, wanneer men slechts éen
rijtuig heeft te vervoeren, zooals meestal de
tramwegdienst in de steden eischt, tegenover de
exploitatie met paarden, indien althans éen paard
per rijtuig voldoende is, geen bepaalde voordeelen
oplevertheeft men echter een span paarden
noodig, dan kan men door den stoom eene be
sparing van 18,5 pet. verkrijgen.
Bij lijnen naar buitenwijken eener stad, ook
naar verwijderde punten, waar niet de bepaalde
behoefte bestaat om bijna elkoogenblik vervoerd
te worden, maar dit vervoer met grootere tus-
ik hem met dat meisje, die is er juist de rechte
toe om hem tot alles over te halen!"
„Een prachtige inval, kameraad! Gij hebt ge
lijk. Zonder meisjes gaat niets in de wereld;
zoodra Sofietje er zich mede bemoeit, hebben wij
hem in onze macht. Vooruit dus! Paschol!"
Hoogst opgeruimd gingen zij van elkaar; de een
stapte in de eerste de beste fiacre en de ander
sloop onzen armen Adulis achterna, gelijk een
nachtuil een argelooze muis. Laat het ons niet
verwonderen zoo wij zeer kort daarna Schules
en Adulis in een prieel van het Sabanski-koffiehuis
aantreffen. Zelfs de meest bescheiden bediende
voelt zich gestreeld als men hem met behendige
drogreden aan het verstand weet te brengen dat
hij de gewichtige persoon is, die tusschen twee
twistende partijen als bemiddelaar, als vredestich
ter kan optreden.
Met zulke mooie praatjes wasBchules begonnen
en toen hij daardoor verkregen had dat Adulis
met vertrouwen naar hem luisterde drong hij al
nader en nader. Adulis, die volstrekt niets afwist
van de zaak waarover hij uitgevraagd werd, hield
zich stil en daar de ander in zijn verdorvenheid
die onwetendheid niet veronderstelde, hield hij
dit zwijgen voor verlegenheid en instemming. Hij
ging steeds met meer driestheid voort, tot dat
eindelijk Adulis begreep, of liever voelde, dat hg
zich tegenover iemand bevond die vol was van
onreine gedachten en bedoelingen en voornamelijk