N». 52,
1879.
Maandag
3 Maart.
122e Jaargang!!
De belasting-ontwerpen.
Dit blad versehijnrdagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen,
Prijs per 3/m. franco 3,50,
Afzonderlijke, nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent,
Advertentien! 20 Gent per regel,
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels f 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère G L. Daubb en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones.
Middelburg 1 Maart
JF Q3ST„
ADULIB.
NOVELLE
van Ferdinand Kurnberger.
VI.
I.
„Bij eene vergadering als deze, zeide
Thorbecke in 1852, bij de beraadslaging in de
tweede kamer over het wetsontwerp tot in
voering eener belasting op de effecten, tot
eene zoo groote verbetering, als ik in het be
ginsel van dit voorstel zie, te komen, daartoe
wordt wellicht, ik begrijp het, een grootere
druk van omstandigheden vereischt dan wij nu
ondervinden. Ik verblijd mij dat wij ten
eenenmale vrij zijnik hoop dat de omstan
digheden dien druk niet zullen aanbrengen,
waarvan het gevolg zou kunnen wezen dat
men gedwongen gaf hetgeen men uit over
tuiging niet verkoos."
Welken druk Thorbecke hier bedoelde, is
niet recht duidelijk. Immers het was geen
vermeerdering, maar verplaatsing van belasting
welke het wetsontwerp van den minister Van
Bosse beoogde, teneinde door het scheppen van
staats-inkomsten uit het kapitaal in portefeuille,
schadelijke belastingen en accijnsen te kunnen
afschaffen. Dat Thorbecke zich een zoodanig
verzet van het door die lasten gedrukt wor
dende deel der bevolking zou hebben voorge
steld, dat de bezittende klassen daardoor ge
noodzaakt zouden worden om, tegen haar zin,
zichzelven te belasten, lijkt niet zeer waar
schijnlijk.
Een zoodanige druk bestaat ook op dit
oogenblik nog niet, waartoe trouwens wordt
bijgedragen door de omstandigheid dat sinds
1852 in de richting van het goede beginsel,
dat Thorbecke op het oog had, enkele stappen
gedaan zijn. Maar toch zijn wij nu niet
meer „ten eenenmale vrij" toch loopen wij,
nu wij andermaal voor eene wetsvoordracht
als die van 1852 staan, doch nu heter be
werkt, eenvoudiger en doelmatiger in hare
toepassing, gevaar beschuldigd te worden dat
wij „gedwongen geven wat wij uit overtuiging
niet verkiezen."
In 1852 had de schatkist overvloedin 1879
komt zij te kort. Ziedaar het geheele ver
schil tusschen vrijheid en noodzakelijkheid.
9.
In dienzelfden tijd had Mömer Adulis met
dezelfde boodschap naar Schules gezonden. Hij
liet hem weten dat de firma Prokter nieuwe en
vöordeeliger voorwaarden liet aanbieden, en dat
Mömer, die ongesteld was, hem verzocht bij hem
te komen, teneinde die voorwaarden te vernemen.
Dat genoegen kunt gij den man licht doen, dacht
Schules; zonder Sanga kunt gij u toch tot niets
verbinden. Zoo ging hij dus met Adulis mede.
Mömer bevond zich ongeveer een kwartier met
Sanga in huis en was juist begonnen over de
zaken te spreken, waarbij de Italiaan steeds aller
vriendelijkst knikte en grijnsde, alles charmant
en voortreffelijk vond, èn het zoo betreurde dat
Schules, met wien hij er over spreken moest, nu
juist naar Smyrna vertrokken was.
Op datzelfde oogenblik ging de deur open en
trad Adulis met Schules binnen. Even als twee
tjjgerkatten, die door dea jager verstrikt, onmid
Ware het anders, wij zouden Wet meer in
genomenheid kunnen wijzen op de algemeene
instemming, waarmede de belasting-ontwerpen
van den minister Gleichman, bij de bladen
der liberale richting althans, ontvangen zijn.
Nergens verzet tegen het beginseloveral het
betoog, door den minister vooropgesteld „dat
verhooging of uitbreiding van verbruiks- of
indirecte belastingen bezwaarlijk aan te bevelen
zou zijn," stilzwijgend aangenomen of zelfs met
kracht van redenen versterkt. Op éene plaats
vonden wij zelfs de effecten belasting met een
soort van vreugdekreet ingehaaldals eene
„lang verwachte, lang beloofde."
Zoo ver nu, wij bekennen het gaarne, gaat
onze ingenomenheid niet. Inderdaad, ook wij
hebben meer dan eens de noodzakelijkheid
uitgesproken om aan de bezitters van effecten
het privilegie, dat zij feitelijk bezaten, te ont
nemen en hen, even goed als de grondbezitters,
even goed als het inkomen uit den arbeid,
rechtstreeks te doen meedragen in de lasten der
staatshuishouding. Maar met welk doel ver
langden wij het Immers alleen in de hoop
van daardoor eerste levensbehoeften, als zeep
en vleesch, vrij te kunnen makenin de hoop
den omzet van kapitaal en vast goed te kunnen
ontheffen van de zwaar daarop drukkende
hypotheek- en evenredige registratierechten
in de hoop het recht van overbedeeling, dat
aan de kleine erfenissen knaagt doch de groote
meerendeels ongeschonden laat, of de heffingen
op gerechtelijke akten, welke het recht nog
duurder maken dan het reeds is, te kunnen
doen verdwijnen. Maar iu? .Van dat alles
is in de belastingplannen der regeering slechts
sprake in zooverre het als een harer verdiensten
voorgesteld wordt dat zij „den wetgever voor
latere verschikking der lasten in 't algemeen
de handen meer vrij zullen laten." Geen ander
vooruitzicht is ons voor 't oogenblik geopend
dan dit, van eenige millioenen meer in de
schatkist te zullen zien vloeien.
Wij hebben het noodig geacht dit gezichts
punt in onze beschouwingen op den voorgrond
te stellen, dewijl een onaangename noodzake
lijkheid er niet heter op wordt of men ze al in
een vriendelijker, maar onzuiver licht tracht
te stellen. Dat geschiedt, naar onze meening,
wanneer men, te gelijk met 'de invoering dei-
belas tingen op de effecten en op de goederen
der doode hand, het doet voorkomen als of er
nu aan afschaffing van eenige der straks ge
noemde schadelijke belastingen gedacht kan
dellijk behoefte gevoelen om te krabben en te
bijten, zoo openbaarde zich bij deze beide schel
men terstond den roofdieren-aard. „Dat is ver
raad!'' gilde Sanga; „Wiltgij ons het mes op de
keel zetten?" brulde Schules.
Ofschoon Mömer al lang wist dat hij met
gauwdieven te doen had, was hij toch verbaasd
dat zij zoodanig het masker afwierpen. De koop
man, die met eere grijs geworden was, barstte
los: „Dat is dus hetgeen gij mij te zeggen hebt
wanneer het tusschen ons tot een ontmoeting
komt? En noemt gij u kooplieden? Weg met
uDe deur uitBezoedelt mij dit vertrek niet
door uwe tegenwoordigheid. Voor de rechtbank
zien we elkaar weer.''
Maar de Italiaan barstte in een luid gelach uit
en de Rus herhaalde honende, op lang gerekten
toon: „voor de rechtbank!"en zoo verwij
derden zich de beide compagnons. Mömer had
nu ten minste een einde gemaakt aan het eerste
stadium: het uitvluchten zoeken en ophouden.
Zijne crediteuren hadden zich openlijk doen kennen;
maar die kennis bracht hem ,niet veel voordeel
aan. De onverschilligheid der beide vrienden
voorde rechtbank, dat zag hij zeer goed, als
man van ondervinding, was niet voorgewend,
maar zeer ernstig gemeend en waar. Dat deed
hem ontstellen. Hij dacht aan Kreidel en werd
hoe langer hoe meer ongerust, totdat hij einde
lijk besloot dien man weer op te zoeken. Hij
worden. Hoe gaarne wij het zouden wenschen,
wij zien er de mogelijkheid, niet van in. Onze
staatsbegrooting moet sluitende gemaakt wor
den zonder Indische saldo's, welke ons,
niet tengevolge van ons ontwaakt billijkheids
gevoel maar door omstandigheden van onzen
wil onafhankelijk, ontvallen zijn sluitende
gemaakt m e t de meerdere uitgaven welke de
betere behartiging van het volksonderwijs, de
verzorging van ons hooger onderwijs op zijn
eenmaal aangenomen kostbaren voet, de on
vermijdelijke verbetering van ons krijgswezen
en de andere, steeds stijgende behoeften van
het staatshuishouden vorderen.
Herinneren wij ons nu dat over 1876, '77
en '78 reeds tekorten bestaan hebben die door
de leening van 43 millioen gedekt zijn. Om
1879 te doen sluiten, is weder uit diezelfde
bron geput voor een bedrag van ruim 7 mil
lioen, is de opbrengst van bet successierecht
in de rechte lijn, welke nog geheel onbekend
was, geraamd op 2,346,000 zijn de inkomsten
uit de domeinen, het postwezen en de telegra-
phie 1,700,000 hooger uitgetrokken wat
bij den gedrukten toestand van handel en
nijverheid licht kan tegenvallen is eindelijk
gerekend op eene bijdrage uit Indië van vier
millioen, waarvan hoogst waarschijnlijk geen
cent terecht komt, tenzij in den bekenden
wonderlijken vorm van geld, onder Nederland-
schen waarborg ten behoeve van Indië te leenen
om het aan Nederland uit te kéeren.
Over de volgende jaren is het niet beter
gesteld. De minister, van financiën heeft, bij
de aanbieding der staatsbegrooting over het
loopende jaar, aan de tweede kamer voorge
rekend dat de middelen de uitgaven zullen
overtreffen in 1880 met ruim 6 ton, in 1881
met ruim 2 millioen, in 1882 met bijna 3,6
millioen. Bij al deze berekeningen is echter
steeds de Indische bijdrage van 4 millioen
begrepen, komen de nieuwe, nog geheel onze
kere belastingen op voor 4 millioen, wordt op
blijvende toename der overige middelen, op
stijging der uitgaven naar eene zeer gematigde
raming en eindelijk op het middel van leening
voor buitengewone zaken als spoorweg- en
kanaalwerken gerekend.
Hoe men, onder deze omstandigheden, er
over denken kan om de opbrengst der nieuwe
belastingen voor een deel dadelijk weer aan
te wenden tot het afschaffen, van andere, is
ons een raadsel. Wel verbindt men aan die
afschaffingsplannen zekere voorstellen, welke
reed naar hem toe en vertelde hem het geval.
„Niet waar, het gaat drommels moeielijk te Odessa,"
zei Kreidel, met het gezicht van iemand die iets
zeer alledaags verneemt. „Ja, ja mijnheer
Mömer, gij onderneemt het achtste wonder van
de wereld. Wat nu die rechtbank aangaat: de
president is een kozak die, diep in de schulden
zit bij Sanga en Schules, ik. geloof voor twintig
duizend zilveren roebels. Dat belet natuurlijk nog
niet dat de uitspraak ten uwen gunste kan uit
vallen, want recht blijft zelfs te Odessa recht.
Maar het ergste is dat gij dan nog niet veel
verder zijl Het is alleen mogelijk in Odessa een
koopman te doen bankroet maken, dus tot liqui
deeren te brengen, wanneer hij zijne wissels niet
honoreert, of wanneer wissels, die hij op het bui
tenland heeft verkocht, met protest en onbetaald
teruggezonden worden, terwijl degeen die den
wissel trekt het bedrag niet meer uitbetaalt. Als
hij in deze beide gevallen zijne verplichtingen
niet terstond nakomt, is hij eo ipSo bankroet.
Voor het óverige blijft hij slechts crediteur, en
geen enkele schuld op het boek kan hem tot een
faillissement brengen Gij zult dus door de ge
rechtelijke erkenning uwer schuldvordering nog
altijd geen - liquidatie erlangen. Ook in be-lag ne
ming geldt niet."
Mömer hoorde deze woorden ernstig doch
niet ontmoedigd aan. „Om het even" zei hij.
nIk ben iemand die niet licht iets opgeeft; ik aal
de opbrengst der belastingen op de effectenen
op de bezittingen der doode hand zouden doen
stijgen. Zoo wil de beer Van Houten onder
de eerste ook begrijpen de in het ontwerp
der regeering vrijgestelde hypothecaire en
andere schuldvorderingen zoo slaat de
N. Roti. Ct voor, door eene hoogere heffing
van de doode hand dan naar de berekening
der regeerin'g, deze 250,000 meer te doen
opbrengen. Maar de heer Van Houten erkent
dat het verlies van 1,700,000, dat door de
afschaffing der door hem bedoelde schadelijke
belastingen,, aan de schatkist berokkend zou
worden, door de treffing der schuldvorderingen
slechts „zeer aanmerkelijk kleiner worden"
doch niet geheel verdwijnen zou, en de N.
Rott. Ct. kan slechts het uitzicht stellen dat het
verlies „ruimschoots zal worden gedekt door
een ruimere opbrengst van de overige midde
len, tengevolge van de vrijere beweging van het
kapitaal." Zeker, de afschaffing der overgangs-,
der hypotheek- en registratierechten zal een
gunstigen invloed kunnen uitoefenen maar die
invloed kan zich niet dan geleidelijk, vermoe
delijk eerst na eenige jaren in beduidende
cijfers doen zien. En wij hebben bet niet te
vergetenalleen op grond van gunstige, ten
deele klaarblijkelijk reeds onjuiste ramingen,
is men tot eene sluitende balans over de eerst
volgende jaren kunnen komen.
In dit licht alzoo, als eene door de nood
zakelijkheid gebodenedoor geen mogelijke
verlichting opgewogene, vermeerdering van
's rijks middelen, zullen wij de door de regee
ring voorgestelde belastingen in hare hoofd
trekken onderzoeken.
Naar wij vernemen zal het barkschip Jacobus
Johannes, gebouwd op de werf de Volharding
alhier, in den namiddag van den lOen dezer te
water worden gelaten.
Aan de Soiree Artistique, gisteren avond door
de vereeuiging Uit het volkvoor het volk in
het Schuttershof alhier gegeven, viel geen druk
bezoek ten deel, hoewel zij het ten volle ver
diende.
Door den heer J. J. H. Doorenbos werd, dewijl
de heer Appel, die deze toespraak bij eene
andere gelegenheid gehouden had, thans daarin
door ongesteldheid verhinderd werd, een inlei
dend woord voorgedragen, waarin eenige bijzon
derheden omtrent Egypte, zijne ligging, bevol
king, voortbrengselen en geschiedenis werden mede
gedeeld.
trachten dit achtste wonder van de wereld, zooals
gij het noemt, ten uitvoer te brengen." Hij nam
afscheid en ging zijn aanklacht bij de rechtbank
indienen.
Bij deze gelegenheid had de omzichtige, altijd
bedrijvige man bijna nog een andere zaak tot
stand gebracht en wel een huwelijk. Toen
hij namelijk het huis van Kreidel verlaten wilde
had diens dochter - dezelfde Weener dame, die
zoo naïef bang voor de quarantaine was geweest
hem aldus aangesproken.
„A propos mijnheer Mömer, ik heb mij over
u te beklagen. Onlangs heb ik u en nw secre
taris voor het standbeeld Richelieu gegroet, maar
de heeren groetten mij niet eens terug. Gij
spraakt over in en uitgaande rechten en waart
zoodanig in- dat prozaïsche onderweip verdiept,
dat gij een onbeduidende persoon, zooals ik, ge
heel over het hoofd zaagt." Mömer greep naar
zijn hals en zei: „Kom maar dadelijk met de
strop 1 dat is een misdaad waar de doodstraf op
staat. Waarlijk mejuffrouw ik vraag u aller on-
derdknigst om vergiffenis niet voor den ouden
man, die telt niet mede maar voor den jongen.
Dien hadt gij op het oog en is onvergeefelijk van
hem; niet waar?"
„Beleefd was het niet. Gij moet hem wat
betere manieren leeren."
„Om u te dieneu. Hij zal u de hand komen
kussen en persoonlijk om vergiffenis sineeken.