1879;
Zaterdag
1 Maart.
n°: si.
122e Jaargang;
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent.
Ad ver ten tien: 20 Gent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels f 1,50
iedere regel meer 0,20,
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangére G L. Daübb en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones.
Middelburg 28 Februari.
FEUILLETON".
NOVELLE
van Ferdinand Kurnberger.
v.
1DDELBIIRGSC
Het comité dat zich belast heeft met de be
moeiingen voor de aanbieding van een blijk van
hulde en waardeering aan den heer na*. D. van
Eek, heelt van dien afgevaardigde den volgenden
brief ontvangen, aan welken wij gaarne eene plaats
inruimen. Karakter en streven van den achtens-
waardigen man, wien deze hulde gold, worden
daardoor in het zuiverste licht gesteld.
's Gravenhage, 26 Februari 1879.
Mijne Heeren!
U en allen, die mij met streejende betuiging
van genegenheid een stoffelijk blijk van belang
stelling hebben aangeboden ter herinnering aan
de vervulling van mijn dertigjarig lidmaatschap
in de tweede kamer der staten-generaal, breng
ik mijn hartelijken dank toe.
Dat blijk van belangstelling heeft voor mij te
meer waarde, omdat verschillenden, die er tevens
voor uitkwamen dat zij tot mijne politieke tegen
standers behoorden, uit achting voor hetgeen gij
de goedheid hebt eerlijkheid in het staatkundig
leven te noemen, gaarne daar deel aan hebben
genomen.
Ook van velen, elders wonende en insgelijks
verschillende politieke richtingen toegedaan, mocht
ik dezelfde verklaring ontvangen. Ik ben dus
juist begrepen. Vergunt mij echter eene kleine
toelichting.
Richting moet rusten op beginselen, doch wordt
gesteund door personen. Vertrouwen op en
invloed van de dragers van de beginselen zijn
wederom noodig tot stenn van de richting.
Hoe nu te handelen als men botsing meent te
bespeuren tusschen zijne politieke geloofsgenooten
en het beginsel?
Ik voor mij geloof aan de noodzakelijkheid van
partijen.
Niemand heeft meer dan ik gestreefd om in de
tweede kamer partijvorming tot stand te brengen,
en waar ik mocht, heb ik altoos aan de partij
waartoe ik behoor, mijn steun verleend. Maar
partijen moeten zijn om de beginselen, niet de
beginselen om de partij.
Daarom heb ik er nooit aan getwijfeld om wat
ik voor waar hield in bescherming te nemen, ook
al mocht ik daardoor soms in strijd komen met
politieke geloofsgenooten.
Zij, die met politieken strijd bekend zijn, kunnen
weten hoe zwaar soms die taak kan vallen. Ik
heb echter geoordeeld van dien weg, dien ik mij
reeds van den aanvang af heb afgebakend, niet
te moeten afwijken en dankbaar mag ik onder
vinden dat dit streven door velen in den lande
wordt goedgekeurd.
6.
Deze hooge vlakte werd onregelmatig in allerlei
vakken doorsneden door de bronnen van de
rivieren en beken, die de steppe met geulen en
sloten hebben uitgediept en aldus dalen vormen
die niet ontstaan zijn door verhevenheden boven,
maar door inzakkingen in den grond. Dien
tengevolge waren het meest smalle spleten
gelijk ravijnen, maar het ontbrak ook hier en
daar niet aan breedere en grootere valleien,
waarin dan Italië lag. Hier vonden onze wander
laars den liefelijksten aanleg van boom- en wijn
gaarden, in den weligsten zuidelijken bloei. Hier
zagen zij te midden van cypressen, olijven-, noten-
en kastanjeboschjes de grootste en rijkste dorpen,
die half oostersche tooverkasteelen Klupka, Mar-
sanda, Livadia, Orianda en hoe zij meer heeten
mogen, die prachtige zomerverblijven der russi-
sche grooten, die, sedert het voorbeeld van de
groote Catharina en van vorst Woronzow, het
Allen uit wier naam gij mij hebt geschreven,
betuig ik mijne groote erkentelijkheid voor de
welwillendheid en genegenheid mij betoond.
Met hoogachting noem Ik mij
Uw. dw. dienaar,
D. van ECK.
De verzameling photographieën uit Egypte, heden
avond door de vereeniging Vit het volleVoor
het volle in het Schuttershof alhier ter bezichtiging
gesteld en morgen nog gedurende eenige uren
toegankelijk, mag als buitengewoon belangrijk
beschouwd worden. Zij geeft in 86 tafereelen,
waaronder ook zeer fraaie uit het oogpunt der
kunst, een volledig overzicht van het land en
leven van dit merkwaardige volk, welks geschied
kundige gedenkteekenen ons tot in het verst
verleden terugvoeren en welks uit de grijze
oudheid bewaarde gewoonten, gelaatstypen, klee
derdrachten en overleveringen op grillige wijze
de hand reiken aan de toestanden van den tijd,
waarin het zich thans beweegt. De verzameling
is vol afwisseling, omvat zoowel natuurtafereelen,
als gezichten op en in gebouwen, straten en
pleinen, benevens een aantal groepen en afbeel
dingen uit de verschillende klassen van het volk.
Gedurende de week van 20 tot en met 26 Feb.
zijn te Ylissingen aangekomen met de stoomsche
pen van de maatschappij Zeeland 212 en vertrok
ken van daar naar Engeland 272 passagiers.
In de heden gehouden vergadering van inge
landen van den Goeschen polder is besloten dit
jaar over te gaan tot de oprichting van een
stoomgemaal van 15 paardenkracht, teneinde
den polder van het overtollige water vrij te
houden.
Dit goede voorbeeld, door een polder van slechts
380 bunders oppervlakte gegeven, zal naar men
vertrouwen mag niet zonder navolging blijven bij.
de grootere polders in den omtrek.
De Arnh. Courant heeft den 24" dezer een
hoofdartikel gewijd aan eene korte opmerking in
ons nommer van 13 dezer, waarin wij beweerden
dat zij de belastingvoorstellen der regeering;
zonder ze nog te kennen, met eene exceptie van
niet-ontvankelijkheid begroette.
Na herhaalde lezing van haar antwoord en na
vernieuwde lectuur van het opstel, waarop onze
opmerking betrekking had, moeten wij tot de
bekentenis komen dat wij omtrent de bedoeling
der Arnh. Ct. nog niet wijzer zijn geworden. Het
blijft ons voorkomen dat de Arnh. Ctna in
haar hoofdartikel van 11 Febr.. in 4 kolommen
op de haar eigen geestige en onderhoudende
manier gehekeld te hebben wat de kamer en de
regeering gedaan of gelaten hebben, in de 5e
buitenleven in de Krim in de mode gebracht
hebben. Zoodra zij echter uit deze ingesloten
valleien de hoogte beklommen, werd Italië weder
door Rusland vervangen. Daar woei hun een
gure, met stof beladen steppenlucht tegen, een
lucht, waarin zelfs de boomen en bloemen uit
Duitschland niet tieren en alle planten iets dwerg
achtigs hebben. Hier beleefden zij des morgens
zomer en des avonds winter en behalve deze af
wisselingen van het klimaat ondervonden zij er
nog andere grillen van; bijv. de sterke afscheiding
van land en zee. Zij bemerkten dat het door de
zee ingesloten schiereiland bijna volstrekt geen
invloed der zeelucht ondervond; zij zagen een
onweder uit zee opkomen, boven de brandende
steppe blijven hangen en zich verdeelenzij zagen
een hevigen storm met woest geraas en zwarte
regenwolken voortzweepen, doch in zee viel geen
droppel, en geen golfje krulde zich op de kalme
zonnige watervlakte.
VI.
Toen de reizigers van dezen tocht naar de
Krim, te Odessa terugkeerden, voelden zij zich uit
Azië naar Europa, ja bijna naar huis verplaatst.
Met het beeld der steppe voor oogen werden
zij toegevender voor deze stad en begrepen hoe
zij zich het Parijs van den Pontus durfde noemen,
kolom eene eigene opvatting uitsprak, welke
voeren moest tot eéne door haar voorgestane
'slótsom: niet-behandeling der belasting-ontwerpen
gedurende hef loopende zittingjaar, en dekking
inmiddels van het bestaande tekort door de
staats-uitgaven in te krimpen'tot den maatstaf
der tegenwoordige staafs-ontvangsten.
Dit uiteen te zetten zou een lang betoog, vol
aanhalingen, vereischen, dat voor onze lezers
vervelend en voor de zaak zelve zonder uitwer
king zou wezen. Wij laten het daarom achter
wege geven aan de Arnh. Ct. het volle beneficie
van den regel dat ieder de beste uitlegger zijner
woorden is, en sluiten van onze zijde het debat
met de opmerking, dat wij alleen nog op de zaak
zijn teruggekomen om niet te kort te schieten in
een eisch der beleefdheid, welken eene zoo uitvoe
rige repliek als die der Arnh. Ct. ons stelde.
Naar wij vernemen zal den 15fn Mei a. ver
moedelijk de spoorweglijn ArnhemNijmegen in
exploitatie komen.
Door het bestuur der Vereeniging van ambte
naren bij de Nederlandsche rijkstelegraaf tot gel
delijke uitkeering bij overlijden is rekening en
verantwoording gedaan over 1878, waaruit de
voortdurende bloei der vereeniging blijkt.
Het ledental nam in 1878 toe met 60, tegen 42
in het vorige jaar, en bedraagt thans 386 gewone
en 103 buitengewone leden, benevens 9 donateurs.
In 1878 hadden 6 sterfgevallen plaats, waarvoor
f 3400 werd uitgekeerd.
Het totaal der uitkeeringen sedert het ruim
zevenjarig tijdvak van het bestaan der vereeni
ging bedraagt 12,250.
Tot het toelage-föüds traden in 1878 15 nieuwe
leden toe.- Het aantal deelnemers is thans tot
184 geklommen, met eeu gezamenlijken pensioens
grondslag van f 266.780 Blijkens de rekening en
verantwoording bedraagt bet ingeschreven kapi
taal f 21,300 nominaal, waarvan de renten
f 532.50 jaarlijks bedragen. In 1880 zal onge
veer 1400 ter uitkeering beschikbaar zijn.
Het aantal sterfgevallen is in 1878 met drie
vermeerderd; voor het eerste treden de kinderen,
voor het tweede de moeder en voor het derde
de weduwe als rechthebbenden op. De beschik
bare som van f 1200 wordt in Maart a. onder
de 6 rechthebbenden verdeeld
Dinsdag ochtend kwam te Petersburg op de
klieniek van professor Bolkin een boer, Prokowiew
genaamd, met eene ziekte, die door den professor
voor de Astiachansche ziekte, voor de pest dus,
gehouden werd. Den dag nadat de man zich voor
het eerst ziek had gevoeld, had zich een gezwel
ontwikkeld in de linker okselholte, dat verleden
Zaterdag was doorgebroken. Maandag vormde
't geen hun, met het beeld der Italiaanschen
bouwkunst voor oogen, bijna belachelijk was voor
gekomen. Mömer vertelde zijn jongen vriend van
den bloei der Amerikaansche steden en liet hem
naar dien maatstaf de geschiedenis van Odessa
waardeeren, dat, naar hij zei, de long geworden
was, waardoor Bessarabië, Volhynië, Podolië,
Ukraine en de Krim leefden en ademhaalden, en
dat al zijn grootheid te danken bad aan Richelieu.
Zij behandelden dit onderwerp terwijl zij in
den fraaien volkstuin voor het standbeeld van
Richelieu stonden en Mömer knoopte hieraan een
uitweiding vast over zijn lievelingsthema, de
schoonheid en de waarden van den koopmansstand.
„De koopmansstand bederft het karakter", ant
woordde Adulis kortaf. Mömer viel uit de wolken.
„Hoe meent gij dat?" vroeg hij, bijua verschrikt.
Maar Adulis wist naar het scheen zelf nauwelijks
wat hij gezegd had. Hij liet zich dergelij ke
uitdrukkingen ontvallen als iemand die verstrooid
is van gedachten, of die in den droom spreekt,
als leefde hij in een geheel andere wereld en als
ware het hardvochtig hem ter verantwoording te
roepen over de uitingen van zijn gevoel. Mömer
kende die manier reeds, maar ditmaal was hij
toch te zeer getroffen door die woorden.
„Hoe meen gij dat?" vroeg hij nog eens.
„Kooplieden zijn trotsch op hun geld en ver
wijfd", antwoordde Adulis.
Mömer werd boos en riep: „Trotsch op hun
zich in de rechter okselholte een gezwel. Dinsdag
kreeg deman een flinke koorts met hooge tem
peratuur en werd zijn lichaam bedekt met uitslag.
De afdeeling in het hospitaal waar de patiënt
zich bevindt is gestreng geïsoleerd, en voor zijne
behandeling zijn een dokter, twee studenten en
twee oppassers aangewezen. Al zijn kleeren zijn
verbrand. De 48 personen, met welke hij in het
zelfde huis had gewoon^, zijn naar een daartoe
ingericht observatie-lokaal buiten Petersburg
vervoerd, met al hunne kleederen, die gedesinfec
teerd of zóo noodig verbrand zullen
worden. Dit lokaal blijft ze3 weken geïsoleerd.
Over den toestand van Prokowiew zullen dagelijks
officieele berichten worden openbaar gemaakt.
Het Journal de St. Pétersbow g trachtte giste
ren bovenstaande, uit het officieele Russische
blad afkomstige, mededeeling in hare strekking
te verzwakken en beweerde, dat bij den zieke
geene symptomen van pest, doch enkel plaatse
lijke ontsteking was waar te nemen. Deze halve
loochening van een officieel bericht door een
officieus blad is raadselachtig. Is inderdaad het
eerste bericht overdreven of onjuist, dan had men
de verbetering er van mogen wachten in het
officieele blad zelf. De zaak is van een zoodanig
groot gewicht, dat dergelijkedubbelzinnigeme.de-
deelingen de ongerustheid nog meer wekken, dan
de naakte waarheid zelve.
Onder onze Gemengde berichten vindt men er
een, betrekking hebbende op een paar groote
Amsterdamsche koffiehuizen. Over hetzelfde on
derwerp schrijft een berichtgever van het Haagsche
Dagblad in de hoofdstad het volgende, dat van
meer algemeene beteekenis is.
„Ik noemde zoo enkele groote cafés die wèer
in aan of uitbouw zijn. Van vermeerdering van
drank- of jeneverhuizen spreek ik niet, maar
dat ook hun getal jaarlijks verbazend toeneemt,
is mij niet alleen uit officiëele bescheiden, maar
ook van nabij bekend.
„Er zijn velen, die, wanneer zij niet weten hoe
aan den kost te komen, eenvoudig maar een
tapperij, een kroeg beginnen, en ik zou u vele
plaatsenom èeu uit honderd, de Spnistraat
tegenover het Kattengat, maar eens te noemen,
kunnen aanwijzen, waar men vier drankhuizen
naast elkander aantreft. Terecht zeide onze
ijverige en kundige wethouder van openbare
werken, de heer Tromp, in de jongste raadszit
ting, dat aan de vermeerdering van drankhuizen
perk en paal moest worden gezet en dat de
hoofdstad des lands het toenemen van den volks
kanker, het drankmisbruik, zelfstandig, door alle
middelen behoorde tegen te gaan, opdat de hooge
regeering daarin een prikkel mocht vinden om
daartegen wettelijke bepalingen voor te schrijven."
geld? Er is geen stand ter wereld voor wien
het geld, als geld, minder beteekent dan voor den
koopman. Geld is voor ons niets dan een teeken,
een naam. Terwijl ik geld meen te bezitten
maken mijne crediteuren bankroet en terwijl ik
meen arm te zijn stroomt het mij onverwachts
bij massa's toe. Wij zijn evenmin trotsch op
gewoDnen geld als iemand die volbloedig is op
zijn bloed. Geld dat renteloos ligt hindert ons
meer dan wanneer wij het in 't geheel niet hebben.
Gold! Wat is eigenlijk geld? een exponent van
bedrijvigheid, vermenigvuldigd met toevallen.
Wij zijn trotsch op onzen ondernemingsgeest, op
onze scherpzinnige berekeningenmaar niet op
liet geld dat wij daardoor verwerven. Wij vragen
nooit of wij rijk of arm, maar of wij goéd of
slecht zijn. Daarom zijn wij ook niet verwijfd.
Zooals gij mij hier voor u ziet, heb ik meer
reizen volbracht dan Napoleon, Cesar en Alexan
der marschen gedaan hebben en gij zult toch wel
willen gelooven dat ik daarvoor niet altijd mooi
weder heb kuunen uitzoeken. Toen in het jaar
1812 de Engelschen New-Orleans aanvielen, hebben
wij, kooplieden, de stad verdedigd en dat deden
wij zonder het uitbazuinen van roem, van ridder
orden en bevordering, waardoor de officier, en
zonder bet vooruitzicht op soldij en buit waar
door de soldaat bezield wordt. Integendeel wij
legden er nog bij toe. Eens bijv. stond ik met
het geweer in den arm bij mijn batterij en zag