Telegraphische berichten BÏÏITBNLAUD. Thermometerstand. Staten-Generaal. Algemeen Overzicht, Gambetta. 2 dagen voor de eerste en 3 dagen gevangenis straf voor de tweede boete. C. B. en I. H., te Middelburg, wegens dronken schap, de eerste veioordeeld in eene geldboete van 3 of 3 dagen en de tweede in eene geld boete van f 1 of 1 dag gevangenisstraf. A. de P., te Vlissingen, wegens het vervoer van een hond met den staatsspoorweg, zonder daar voor de vrachtprijs te voldoen, veroordeeld in eene geldboete van 10 of 3 dagen gevangenisstraf P. V., te Vlissingen, wegens het als herbergier niet branden van een licht boven de voornaamste deur zijner woning, en het tappen van sterken drank aan een beschonken persoon, drie ma len gepleegd, veroordeeld in drie geldboeten elk van f 4 en eene van f 2.50 of 2 dagen ge vangenisstraf voor iedere boete. W. F., te Vlissingen, wegens het werpen van asch in eene haven aldaar, veroordeeld in eene geldboete van 3 of 1 dag gevangenisstraf. En allen in de kosten. Het gerechtshof te Amsterdam heeft K. J. Landzaat, draaier bij de Rijnspoorwegmaat schappij, vrijgesproken van de beschuldiging van poging tot gewelddadige aanranding op den Daalschen dijk onder Utrecht van een beambte bij die maatschappij, welke op den avond van den 11™ November 11., voorzien van een zak met f 200, zich van het kantoor naar huis begaf. De troonrede, vóór enkele dagen door den Duitschen keizer uitgesproken, beslaat in het exemplaar, waaruit zij werd gelezen, 22 bladzijden, wijl het schrift zeer groot moet zijn, om het voor den keizer leesbaar te maken. De Engelsche regeering heeft bij de firma Armstrong te Woolwich weder vier kanonnen gekocht, twee voor Malta en twee voor Gibraltar. Zij kosten bijna twee tonnen gouds het stuk. De beeldhouwer Clésinger bracht dezer dagen aan den heer Grévy eene verkleining van zijn groot beeld, de zittende republiek. „Gij hebt wel gedaan, mijnheer Clésinger, de republiek zittende voor te stellen, zeide de president, car elle est tien assise aujourcVhui." Door De Tijd en andere Katholieke bladen is ten behoeve van Paus Leo XIII ingezameld een bedrag van 23,609.70§ en den kerkvorst aangeboden met een adres, luidende als volgt: „Allerheiligste Vader! Uwe nederige zonen, schrijvers van periodieke geschriften in Nederland, leerden uit uwe woorden wat plichten op hen rusten, wat beginselen zij hadden te verdedigen, wat woorden zij hadden te spreken. Hun warmste begeerte, hun hoogste vreugde was het, in hun arbeidskring als de boden en de dienaren te zijn van den hoogsten en onfeilbaren tolk van waar heid en recht en vrede. Met dankbaar gemoed, brengen zij dus hunne gelukwenschen aan de voeten Uwer Heiligheid en bidden God den Vader in Christus, den Bruidegom der Kerk, dat de volste zegen het deel zij van Paus Leo XIII, wiens regeering zij in de lengte der dagen! „En eindelijk, Allerheiligste Vader, wagen zij het eenige door hunne lezers bijeengebrachte giften Uwer Heiligheid aan te bieden. Door deze tracht de liefde uwer kinderen, te vergoeden, wat het onrecht dezer eeuw heeft geroofd. Tevens mogen zij bij U getuigenis afleggen van de trouw en de liefde, die deze Nederlandsche gewesten voor den Stedehouder van Christus blijven koesteren." De Maatschappij ter bevordering van Nij verheid heeft dezer dagen twee belangrijke ge schenken ontvangen. Van de Nederlandsche regeering ontving zij voor haar koloniaal museum een aantal grond stoffen en andere producten van Ned. Oost- en West-Indië, die op de wereldtentoonstelling te Parijs zijn ingezonden geweest. De Pruisische regeering schonk haar voor het museum van kunstnijverheid eenigegips-afgietsels van antieke Grieksche beelden enz., afkomstig van de opgravingen van Schliemann te Olympia. In een te Amsterdam gehouden vergadering van het hoofdbestuur der Maatschappij tot Nut der Israëlieten in Nederland is, in plaats van wijlen mr. A. de Pinto, tot voorzitter gekozen mr. A. W. Jacobson, aldaar. Buiten de beide perceelen was de drukkerij van de heeren Binger, te Amsterdam, met inbe grip van grondstoffen en gereedschappen, voor f 157,000 verzekerd Het totaal bedrag der schade wordt, met iube- grip van die der omliggende gebouwen, op ruim 225 mil e geraamd. Ofschoon niet bepaald de oorzaak van den brand is kunnen aangewezen worden, is het toch waarschijnlijk dat deze, zooal niet in de verpak king der machine, toch in de machinekamer, op de tweede verdieping naast de drukkerij gelegen, ontstaan moet zijn. De professor in de biologie Hansen, heeft nergens meer verrassingen gegeven dan te Gro ningen, alwaar hij op de aangekondigde soirée niet is verschenen, tot ergernis van het publiek. Men zegt dat hij met de noorderzon is vertrokken. Van de hijschmachine of lift in den club Ame rica in op de Place de VOpéra te Parijs is de ketting gebrokenwaarop de bak met geweld is nedergestort, zoodat men op straat dacht, dat er een kanon werd afgeschoten. Gelukkig bevond zich niemand in den toestel. Van Cetewayo, den koning der Zoeloe's, doen sedert de nederlaag der Engelschen allerlei verhalen de rondte in de dagbladen. Zoo ver telt eene Duitsche courant een verbaal van een reiziger, die den koning zelf in zijn land opzocht en goede vrienden met hem was. Op een goeden dag sprak de koning tot zijn gast„Ik kan met mijn volkje alles doen en zal u daarvan eens een bewijs geven." Hij liet toen dertig mannen bij zich komen en gaf hun den last hem een leven den leeuw te bezorgen. De dertig gingen heen en na verloop van eene week keerden er vijftien terug met een goed gekuevelden leeuw. De andere vijftien waren op de jacht gedood. Wij vinden nu en dan wel eens aanleiding te spreken van den toon welke de bladen der Fransche rechterzijde aanslaan, zonder dat de woorden echter van dien aard zijn, dat wij ze willen aanhalen. Voor heden echter een paar staaltjes. De Union begon vóór een paar dagen een hoofdartikel met de woorden: La république répand en ce moment un suave parfum de bagne. De Ordre had het eergisteren op de legetimistische Gazette de France gemunt die toch eigenlijk bondgenooten moeten heeten. Het legitimistische blad had eene reeks artikelen geopend tegen het keizerrijk, en deze overmoed ontlokte aan zijn Bonapartistischen confrère de van goeden smaak getuigende belofte, dat hij op die artikelen zou antwoorden, als de Gazette de France was au bout de son vomissement. Koning Johan van Saksen was gewoon eiken morgen in de vroegte eene wandeling te maken in zijn tuin, waar het publiek gelegenheid had den koning niet slechts te zien, maar ook te spreken. Op een morgen dat hij zijn paleis ver liet, zag de schildwacht hem aan, maar zonder eenige beweging te maken om hem de militaire eer te bewijzen. De koning begreep dat hij hem niet kende. Hij tastte in zijn zak, haalde een gulden uit, waarop natuurlijk het borstbeeld des konings voorkwam, en gaf hem den soldaat met de woorden„Mag ik het genoegen hebben mij zeiven aan u voor te stellen?" ArnhCt BINNENLAND. 's Gravenhage. De toestand van den minister Van Bosse is zeer ernstig. De koorts is heviger en de nacht zeer onrustig doorgebracht. J BUITENLAND. Londen. In het lagerhuis is door sir Charles Dilke eene resolutie voorgesteld, waarbij het huis zich bereid verklaart de in Zuid-Afrika geleden nederlaag te helpen uitwisschen, doch de redenen, aangevoerd voor den oorlog tegen de Zoeloes, onvoldoende te achten. Haïro. Bij een oproer, door eenige ontslagen officieren verwekt, is de Khedive beleedigd. 18 Febr.'s av. 11 u. 36 gr. 19 'smorg. 8 u. 36 gr. 's midd. 1 u. 38 gr. 's av. 6 u. 36 gr. Op de staatsbegrooting voor dit jaar is 12,000 uitgetrokken als bijdrage in de kosten van ver betering der haven van Stellendam. Sedert lang had zich de behoefte aan verbetering en vergrooting dezer haven doen gevoelen, vooral nadat zich in de laatste jaren een nieuwe tak van nijverheid, de garnalen-visscherij, te Stellendam had ontwik keld; en tevens, dat de inrichting van een ge schikte aanlegplaats voor de boot en het veer tusschen Dirksland en Hellevoetsluis, in den dienst waarvan ook Stellendam is opgenomen, niet beff r kan geschieden dan door verruiming van de haven. Ter uitvoering van een en ander is een ont- eigenings-ontwerp voorgedragen. De Duitsche regeering springt met haar parle ment al op bijzonder vreemde wijze om. Vreemd zeggen wij, om geen erger woord te gebruiken. Men herrinnert zich, dat toen in het begin van December de kleine staat van beleg voor de hoofdstad werd afgekondigd, onder de socialisten, welke het banvonnis trof, ook twee leden van den rijksdag waren, de heeren Fritzsche en Hasselmaun. Beide verlieten Berlijn, waaraan overigens anders de Pruisische politie hen wel een handje zoü hebben geholpen. Meer of min geduldig wachten zij den tijd af van de opheffing van het vonnis, dat hen uit hunne woonplaats en uit hunne broodwinning heeft verdreven. Daar roept echter de keizer den rijksd ig bijeen, waarvan zij leden zijn, de volks vertegenwoordiging, waarin zij volgens de wetten des lands wel en deugdelijk recht en plicht van zitting hebben. Steunende op hunne qualiteit meenen zij, dat door die bijeenkomst van den rijksdag hun vonnis voor den duur der zitting is geschorst, en keeren zij terug naar Berlijn om zitting te nemen. Anders echter redeneeren de ambtenaren, aan welke de Pruisische politie ten dienste staat. Eergisteren kwam ten aanzien van Fritzsche en gisteren ten aanzien van Hasselmaun bij den rijksdag een verzoek in van den vice-kanselier von Stolberg, handelende namens zijn principaal, prins von Bismarck, om de beide afgevaardigden te mogen vervolgen wegens over treding der socialisten-wet, die in de laatste zin snede van artikel 28 bepaalt, dat hij, die desbe- wust na de afkondiging (van den staat van beleg) in strijd met de afgekondigde maatregelen handelt, vervalt in geldboete en gevangenis. Deze aanslag op de parlementaire onschend baarheid wordt in een betoog van het openbaar ministerie, dat tot het verzoek formeel al thans aanleiding gaf, op zeer zonderlinge wijze gemotiveerd uit de woorden van een der scherpste bestrijders der socialistenwet, den ultramqntaan- schen Hanoveraan, de heer Windthorst. Deze had, toen in October in den rijksdag bleek, dat de nationaal-liberalen voor de wet waren gewonnen, aan deze partij met de rekbare gevoelens voor de voeten geworpen, dat zij de rechten van het parlement illusoir zou maken door de aanneming van art. 28 der wet. Dit argument van een tegenstander dient nu aan de regeering om te bewijzen, dat de geest der wet wel degelijk wil, dat art. 28 de parlementaire rechten krachteloos make. Heden wordt in de rijksdag deze belangrijke zaak besproken. De heer Lasker heeft voorge steld de gevraagde machtiging tot vervolging niet te verleenen en om te verklaren, dat het parle ment aan artikel 28 niet de beteekenis hecht, dat leden van den rijksdag, tengevolge van eene uit zetting door de politie, zouden verhinderd worden deel te nemen aan den parlementairen arbeid. Men is nieuwsgierig, wat de nationaal-liberalen nu zullen doen en of zij den moed zullen hebben op Bismarcks vraag neen te antwoorden. Een hunner organen, de Kölnische Zeitung, meent, dat het zoo zijn zal, doch dat moet men niet te spoedig gelooven. Er is waarheid in hetgeen de officieuze Allgemeine Norddeutsche Zeitung der partij toevoegt: dat de leden daarvan in den rijks dag zoo dikwerf weigeren de wissels van libera liteit te honoreeren, welke de liberale pers op hen trekt. De thans gewaagde poging om eene wettige verkiezing in hare gevolgen te vernietigen verdient te meer aandacht, wanneer men ze beschouwt in verband met de muilbandwet, waardoor het be ginsel der parlementaire vrijheid niet minder hevig op andere wijze wordt aangetast. Het schijnt der regeering een scherpe doorn in het oog te zijn, dat in het kamerverslag socialistische redeneerin gen voorkomen; die producten van het vroeger zoo geprezen algemeen stemrecht moeten met alle geweld in den doofpot. Wat zou het baten een index van verboden boeken te hebben in het leven geroepenals de persen der lands drukkerij toch zuchten moeten onder hetgeen de welsprekendste woordvoerders der socialisten ten aanhoore van het g'ansche land zullen zeggen? De berichten omtrent de kansen van uitbrei ding der amnestie verder dan het voorstel der Fransche regeering loopen uiteen. Sommige bladen meenen, dat het ministerie nog op enkele punten zou toegeven, andere, dat het zich zou houden aan zijn voorstel. De discussie van mor gen zal ons daarin licht geven. De weigering van den minister van binnenland- sche zaken om het besluit van den gemeenteraad van Parijs goed te keuren, waarbij fr. 100,000 werden gegeven aan het comité tot ondersteuning van de geamnestieerdenheeft te Parijs veel wrevel gewekt. De reden was, dat de minister meende, dat het besteden van zulk eene som toekwam aan het armbestuur {V assistance publique) en niet aan een particulier comité. In dit besluit wordt zoowel het wettige der weigering als het verstandige er van op dit oogenblik bestreden. Gewapend met een antecedent beweert men, dat de stad het recht heeft iedere particuliere onder neming met geld te steunen, waarvan haar de nuttige strekking is gebleken, en dan dat geld te besteden op de wijze als haar het best voor kwam. Deze quaestie kan ernstige gevolgen hebben, als het wAar is wat het Journal des Débats meldt, dat de geheele Parijsche gemeenteraad zijn ontslag wil nemen, wegens deze uitoefening van de controle door de regeering. Dat geeft weder onrust en onaangenaamheden, die men thans in Frankrijk zoo best kan missen. Het kan haast niet noodig schijnen nog mede- deelingen te doen uit het leven van een man, op wien gedurende jaren ieder het oog gevestigd had, over wien veel gesproken, veel gedacht en veel geschreven is. Toch is het niet kwaad bij gelegenheid de herinnering weder eens op te f.isschen, waar het een man geldt, die op het politiek en maatschappelijk leven van een der grootste en waarschijnlijk de rijkste natie van Europa zoo grooten invloed zal blij ven uitoefenen. Daarenboven geeft het beeld van den tweeden man in Frankrijk, zooals men hem uit beleefdheid jegens den heer Grévy thans noemt, zulk een voorbeeld van kracht en energie, dat het weldadig werken moet en niet te veel in het licht kan gesteld worden. Een vol gezicht, eenigszins Oostersch gevormd, met dikke neusvleugels en lippen, welker glimlach wel eens aan Rabelais doet denken, eene uitdruk king van Italiaansche fijnheid gemengd met de grove kracht van den plebejer, levendig en scherp kijkend uit het eene oog, terwijl het andere wijd open staat zonder de minste uitdrukking erin, daarbij eene krachtige gestalte met -de schouders en den nek van een stier, lange armen en groote handen en het hoofd in den nek, als ging hij ieder oogenblik met den trots van zelfbewuste kracht een tegenstander tegemoetdat is ongeveer het uiterlijk beeld van Gambetta, van den man, die in een tijdsverloop van slechts enkele jaren redacteur was van een der kleine bladen in het quartier latinadvocaat zonder zaken, advocaat van beteekenis, afgevaardigde, dictator, grootste aandeelhouder in de, République frangaise, hoofd der linkerzijde in de kamer, president der be- grootingscommissie, president der kamer zelve en de invloedrijkste man bij verreweg het grootste deel der bevolking van Frankrijk. Reeds vóór hij in 1869 lid van de kamer werd, had hij politieke neigingen en had hij ook poli- tieken invloed verworven door de behandeling van verscheidene drukpersprocessen. Want redenaar is hij in de eerste plaats, en toen hij als student en als advocaat nog zeer bescheidene vertrekken bewoonde in de rue Bonaparte had hij voor tribune eene tafel in hetzelfde café Procope, waar honderd jaren vroeger Voltaire, d'Alembert en Dide rot samenkwamen. Daar wijdde hij zich reeds aan den politi-ken- woordenstrijd, zoodat men zelfs schertsend van hem verteltdat hij eens bij de behandeling van de Romeinsche quaestie met zijne donderende stem en krachtige gebaren het geheele koffiehuis heeft leeggeredeneerd, op twee doof stommen na. Zijne gave van welsprekendheid droeg reeds toen dezelfde kenmerken als thans, de goede, zoowel als de kwade. Er is aan zijne redevoeringen niet gevijld ot geschaafd; alles komt er natuurlijk uit. Hij grijpt zijn onderwerp aan, bekijkt het van alle kanten met scherpen blik, en wacht dan ook gerust iederen aanval af. Indien de rechterzijde hem telkens in de rede viel, dan begon hij meestal met er goedsmoeds en luide om te lachen. Duurde het echter voort, dan zag men hem oplettend worden, dan sprong hij op een oogenblik vooruit, haalde een der luidruchtige leden uit den hoop en sloeg hem neer met eene logica, zoo massief, dat de ge troffene meestal aan dien eenen slag genoeg had. Gambetta houdt van de afwisseling van een druk openbaar leven; hij gaat gaarne naar ver schillende oorden des lands redevoeringen houden en noemde zichzelf eens niet ten onrechte le com- mis-voyageur 'de la république. Diezelfde neiging dreef hem ook vroeger naar de koffiehuizen, waar politiek behandeld werd. Tegenstanders, die over hem schreven, noemden hem daarom een leeglooper en een drinkebroer, doch niets is minder waar. Hij heeft altijd hard gewerkt en zeer matig geleefd, al moge het waar zijn, dat hij, later in goeden doen gekomen, tusschenbeide wel smaak heeft ge kregen in een lekker diner, en dat daaraan zijne toenemende zwaarlijvigheid is te wijten. Eene eigenschap welke hij ongetwijfeld heeft overgehouden uit zijn vie de Bohème is een zekere minachting voor vormen. Hij pleitte eens voor den Réveil met de handen in de broekzakken; als hij een oratorisch gebaar moest maken, haalde hij ze er even uit om ze dadelijk weder op de zelfde veilige plaats weg te bergen. Zijn vriend Laurier geraakte er door in wanhoop en wilde hem een broek zonder zakken laten maken. Als hij in de salons, die natuurlijk alom voor hem openstaan, in eene warme discussie geraakt, moet hij zich blijkbaar inhouden en den lust bedwingen om aan zijne redeneering kracht bij te zetten door een dier vuistslagen, welke hij op de tafels in het café Procope deed nederdalen, en waarop de thee tafels der salons allerminst gebouwd zijn. Zijn vriend Laurier, dien wij daar noemden, was een man vol geest, doch in die mate een cynicus, dat men zijne geheele vriendschap voor Gambetta wel eens voor niet anders dan een uitvloeisel van eigenbelang heeft aangezien. In allen gevalle schijnt hij reeds vroeg den jongen advokaat eene schoone toekomst voorspeld te hebben. Hij hielp hem aan zaken, stond hem wel eens financieel bij, maakte aanmerkingen op zijn gebrek aan vormen gaf hem practischen raad, stichtte met hem Gam- betta's blad, de République frangaise, en bleef zijn persoonlijke vriend, niettegenstaande hij zelf overging tot het rechter-centrum. Deze overgang van Laurier is dikwerf aan zonderlinge redenen toegeschreven, en men beweert, dat Gambetta nooit zoo goed ingelicht is geweest omtrent de intriges der rechterzijde, als toen zijn oude vriend op de banken tegenover hem was gezeten. Zeker heeft Gambetta veel verloren, toen Laurier verleden jaar stierf, want er is nu niemand meer, die zoo vrij tegen hem durft spreken, en zijne tegenwoordige vrienden en medewerkers staan allen op een afstand van hem, die de ver trouwelijkheid uitsluit, vooral ook wijl Gambetta zelf langzamerhand eenigszins autocratisch in zijne manieren is geworden. De onaangename gevolgen der macht blijven ook bij hem niet uit. Een aantal ambtenaren en

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1879 | | pagina 2