N®. 38. 122e Jaargang. -1870.
Vrijdag
14 Februari.
Vóór dertig jaren.
Een ergerlijke historie
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advêrtentieni 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 17 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte»
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère G. L. Daubb en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones.
Middelburg 13 Februari.
FEUILLETON".
1 - - - ------ - - - - •- -
Het is heden dertig jaren geleden dat koning
Willem II de eerste zitting opende der krach
tens de grondwet van 1848 bij rechtstreeksche
verkiezing samengestelde tweede kamer.
Teneinde ons voor den geest te brengen hoe
die gebeurtenis destijds beschouwd werd,
volgen hier de woorden, met welke de heer
Anemaet, als oudste lid tijdelijk het voorzit
terschap bekleedende, de vergadering opende.
»De onderscheiding, zeide hij, welke mij te beurt
valt, staat in verband tot en is de aanvang van een nieuw
tijdperk onzer geschiedenis, hetwelk ik sedert vele jaren
reikhalzend te gemoet zag.
"Zal dat tijdvak zegen en voorspoed voor ons. vaderland
opleveren, of zal het zich door rampspoeden kenschetsen
Zullen de bronnen van nijverheid en welvaart ruimer
vloeien naarmate de staatkundige ontwikkeling der natie
meer is toegenomen Wie zal het wagen den sluier der
toekomst op te lichten? Niemand voorzeker. Maar wat
wij weten en wat wij onszelven niet genoeg kunnen ber
inneren is dit, dat onze handelingen op die toekomst
een grooten invloed zullen uitoefenen en dat wij voort
durend al onze krachten moeten wijden aan de behartiging
van 's volks belangen, waaraan de vastheid van den troon
ten nauwste is verknocht.
»De natie houdt het oog op ons gevestigd. Dat zij
door hare vertegenwoordigers niet worde teleurgesteld
Dat de vrijgevige grondwet door ons in een echt vrijge-
vigen zin worde ontwikkeld en dat wij op die wijze den
stevigsten dam oprichten tegen den stroom, die in vele
landen., waar hervorming en verbetering als bloote leuzen
gebezigd worden, alles dreigt te vernielen en te ver
woesten."
Men vermoedt waarom het deze woorden
zijn, welke wij aanhalen uit het aantal toe
spraken en staatsstukken dier dagen, waarin
-op de opening van het nieuwe tijdperk, op
het afgesloten verleden, in verband tot den
toestand van het overige Europagewezen
werd.
Onder de afgevaardigden tot deze eerste
vergadering bevonden zich uit Zeeland: voor
het eerste district de heer J. J. Slicher van
Domburg, voor het tweede de heer G. A.
Fokker, voor het derde de heer P. J. Bachiene,
voor het vierde de heer D. van Eek.
Bij de volgende verkiezing, na de vaststel
ling der kiesdistricten volgens de wet van 7
door
WILKIE COLLINS-
VII
i
Mijn hart begon zoo hevig te bonzen dat het
mij onmogelijk was verder een woord te zeggen.
Ik hield mijn paard in en vestigde mijne oogen
op Michel. Hij ontstelde en vroeg of ik mij niet
wel voelde. Ik wenkte hem dat hij verder zou
vertellen.
„Het is mijn vaste overtuiging," vervolgde hij,
„dat iemand in mijne afwezigheid die voorwerpen
verbrand heeft en het venster opengezet heeft, op
dat ik geen vermoedens zou krijgen door de brand
lucht. Ik weet zeker dat ik het venster gesloten
had eer ik de kamer verliet en toen ik het bij
mijn thuiskomst weer sloot had de versche lucht
de brandlucht nog niet geheel verdreven; en wat
meer zegt, ik vond een hoop asch in den haard.
Wie nu de persoon is die mij dit onrecht heeft
aangedaan en waarom het geschied is dat is een
geheim, 'twelk ik niet kan doorgronden. Ver
geef mij freule, ik geloof zeker dat gij niet wel
Juli 1850, werd de heer Van Eek, nevens den
heer Slicher, door het dubbele district Middel
burg andermaal afgevaardigd en na dien tijd
is iedere verkiezing eene gelegenheid tot zijne
herkiezing geweest.
Enkele namen zijner toenmalige ambtgeuoo-
ten treffen wij nog, in verschillende betrek
kingen, op ons tegenwoordig staatstooneel aan
slechts een, de heer Storm van 's Gravesande,
heeft evenals hij gedurende een zoo lang tijds
verloop hetzelfde kiesdistrict onafgebroken op
dezelfde plaats vertegenwoordigd.
Hulde te brengen aan de wijze waarop de
heer Van Eek de hem toevertrouwde opdracht
vervuld heeft, ware een herhaling van hetgeen
door ons, - ook voor 5 jaren bij gelegenheid
van zijn zilveren ambtsfeest, reeds gezegd
is. Wij meenden daarom beter te doen met
den eisch in herinnering te brengen, voor 30
jaren door den tijdelijken voorzitter aan zijne
medeleden gesteld. Naast de gelegenheid om
aan dieD eisch de 30jarige ambtsvervulling
van den heer Van Eek te toetsen, wat op
welsprekender wijze, dan wij het zouden kun
nen doen, geschiedt door het bewijs van hulde
en waardeering, dat hem heden namens een
aantal vrienden en geestverwanten wordt toe
gezegd, biedt die herinnering ons tevens de
mogelijkheid aan om van het bijzondere tot
het algemeene, van het 30jarig feest van onzen
afgevaardigde tot de 30jarige werkzaamheid
onzer tweede kamer over te gaan.
Heeft het afgeloopen tijdvak zegen en voor
spoed opgeleverd Vloeien de bronnen van
nijverheid en welvaart ruimer dan vóór 30
jaren Het ware ondankbaarheid, met ons
toestemmend antwoord op die vragen te dralen.
Wie de donkere geschiedbladen gelezen heeft
van 1848 en '49de jaren van omwenteling en
oproer door geheel Europade jaren waarin
de vonken der volksberoering zelfs in ons
rustig Nederland dreigden op te flikkeren,
waarin het behoud onzer koloniën, tengevolge
der herhaalde nederlagen op Bali, aan een
zijden draad scheen te hangen, waarin de ge
drukte toestand van handel en nijverheid onze
arbeidende klasse in een nood deed verkeeren,
die door kunstmatige werkverschafflng nauwe
lijks eenigszins te lenigen was de jaren van
tekorten in de schatkist, waartegen de leuze
„redding door bezuiniging" een geneesmiddel
moest opleveren, waarvan wij nog op den
huidigen dag de ijdelheid leeren inzien,
zijt. Mag ik u aanraden naar huis terug te
keeren
Ik volgde zijn raad en keerde terug.
Bij al den schrik en de verbazing die mij vervul
den voelde ik toch eenige blijdschap toen ik zag
hoe bezorgd hij voor mij was. Er werd op onzen
terugtocht geen woord meer gesproken. Tegen
over de vreeselijke ontdekking die ik gedaan had
was ik stom ep hulpeloos. Mijn adellijke, hoogst
beschaafde, onberispelijke tante stond daar op
eens voor mij als een van de schuldigen die
betrokken waren in de verheimelijking en ver-
waarloozing van dit kind! Het zou voor iemand
van rijper leeftijd dan ik reeds moeielijk geweest
zijn haar tegenwoordigheid van geest te bewaren
in eene positie als die waarin ik mij bevond.
Mijn instinct en niet mijn verstand kwam mij te
hulp en het was ook instinct en geen verstand
dat mij deed zwijgen toen ik thuis kwam. „Wij
zullen er morgen nog eens over spreken", was al
wat ik tegen Michel kon zeggen, toen hij mij
voorzichtig uit den zadel hielp.
Ik excuusde mij van de ontbijttafel en liet de
jalousieën in mijn zitkamer zakken, opdat mijn
gelaat mij niet zou verraden als Lady Catherina
haar moederplicht kwam vervullen door boven
te komen om naar mij te zien. Ik kon naar
waarheid zeggen dat mijn hoofdpijn door het
rijden niet beter geworden was. Het korte bezoek
mijner tante leidde tot éen resultaat dat ik dien
te vermelden. De onbeschrijfelijke afkeer die ik I
- wie dat alles mede beleefd en toen de
i gave der voorzegging bezeten had, zou op de
vraag van den voorzitter hebben mogen ant
woorden „Aarzel niet. Licht gerust den
sluier op die tusschen nu en 30 jaren hangt.
Wat gij zien zult, zal u niet teleurstellen."
Is de staatkundige ontwikkeling der natie
toegenomen Ongetwijfeld. Aan de mannen
van 1849 mag het getuigenis niet onthouden
worden dat zij de vermaning van hunnen voor
zitter, om de „vrijgevige" grondwet in „echt
vrijgevigen zin" te ontwikkelen, in menig op
zicht hebben opgevolgd. Aan die vrijgevigheid
hebben wij het te danken dat de groote begin
selen, op welke onze grondwet rust, in zulk eene
mate in ons openbaar leven zijn opgenomen
dat wij ze, als dagelijks vervuld wordende
behoeftennauwelijks meer naar verdienste
waardeeren.
Heeft echter onze staatkundige ontwikkeling
gelijken tred gehouden met onzen stoffelijken
vooruitgang Op deze vraag geeft onze sinds
1849 onveranderde grondwet een minder be
slist toestemmend antwoord. Binnen hare
grenzen hebben wij ons ontwikkeldof het is
tot die hoogte en in dien gewenschten geest
als deze grenzen toelieten, mag reeds betwij
feld worden. Maar hoe nu, indien de „vrij
gevigheid" van 1849 voor de behoeften van
1879 eens niet meer voldoende blijkt Hoe,
indien het destijds ruim schijnende kleed thans
te nauw klemt om de leden van den volwassen
geworden knaap
Wij zullen het antwoord op deze vragen
niet uitwerken, maar alleen de hoop uitspreken
dat ook nu onze vertegenwoordigers zich de
vermaning zullen herinneren, in 1849 tot hen
gericht„de natie houdt het oog op u geves
tigd, zij worde door u niet teleurgesteld
Dit volk van Nederland is nog al-tij d hetzelfde
volk, welks gematigdheid en liefde tot orde
in 1848 en '49 door ieder om strijd geprezen
en aan het overig Europa tot voorbeeld gesteld
werden hetzelfde volk aan welks voortreffelijke
hoedanigheden een zijner uitnemendste zonen,
Potgieter, eene ongeveinsde en onverdachte
hulde gebracht heeft, aan welke nog dezer
dagen op des dichters graf herinnerd werd.
Dit volk is geduldig en verstandighet roept
niet, met ruw geweld, om onredelijke dingen
het is nog nooit teruggedeinsd voor lasten,
die het wist te moeten dragen, zooals hetjaar
dat geëindigd is er nieuwe heeft opgelegd en het
van haar gevoelde, overtuigde mij dat wij niet
langer onder éen dak konden blijven leven. Ter
wijl ik nog trachtte dit uiterste met de noödige
kalmte onder de oogen te zien, kwam mijn oom
met een bezorgd gelaat vragen hoe het met mijn
ongesteldheid was. Ik zou zeker in tranen uit
gebarsten zijn toen de goede man mij kuste en
beklaagde, als hij niet iets was beginnen te ver
tellen dat al mijne gedachten weer op mij zelve
en tante terugbracht. Michel had den generaal
zijn brief laten lezen en zijn dienst opgezegd in
tegenwoordigheid van. Lady Catherina, die, tot de
grootste verbazing van haar man, op eens tus
schen beide was gekomen met een persoonlijk
verzoek aan Michel, dat hij zich toch zou bedenken
en in zijn dienst blijven!
„Ik zon u niet hiermede lastig gevallen zijn
mijn kind," zei oom „als Michel mij niet gezegd
had dat gij bekend waart met de omstandigheden
die het hem ten plicht maakten ons te verlaten.
Na de tus3chenkomst uwer tante (die mij onbegrij
pelijk is) weet de man niet wat hij doen moet en
dewijl hij uw rijknecht is, heeft hij mij verzocht te
vragen of het ongepast zou zijn als hij in deze
de beslissing aan u overliet. Ik deel u zijn
verzoek mede Mina, maar ik raad u ten sterkste
aan in deze geen verantwoordelijkheid op u te
nemen." Ik antwoordde hierop werktuigelijk
toestemmendterwijl mijne gedachten geheel
vervuld waren met deze laatste der vele onver
jaar dat begonnen is er weder andere dreigt te
imllen brèfigen. Wanneer dan ook nu dezelfde
stroom, „die in vele landen, waar hervorming
en verbetering als bloote leuzen gebezigd worden,
alles dreigt te vernielen en te verwoesten,"
binnen onze landpalen rustig daarheen vloeit,
hoeveel te ernstiger rust dan de plicht op hen,
die geroepen zijn dezen stroom te leiden,
om een open oog te hebben voor de tegen
woordige en veranderde behoeften en nooden
des volks, en om daaraan voldoening te geven,
niet door woorden en betuigingen alleen,
maar door daden.
Naar wij vernemen heeft de commissie, welke
zich gevormd heeft tot het aanbieden van een
geschenk aan den heer mr. D. van Eek bij
gelegenheid van zijn 30jarig lidmaatschap der
tweede kamer, voor dat plan algemeene mede
werking ondervonden. Daar echter de tijd van
voorbereiding te kort is geweest om het geschenk
op den bepaalden datum gereed te hebben, heeft
de commissie heden een brief van gelukwensching
aan den heer Van Eek gericht, waai in de toe
zegging tot de latere aanbieding van het bewijs
van waardeering bevat was.
Veere, 13 Februari. Ofschoon het bagger-
werk in den mond van het kanaal gedurende bijna
twee maanden stil ligt is het ons een genoegen
te kunnen melden, dat twee barkschepen, de
Kosmos met een diepgang van 4,50 meter en de
Susanna Johanna met een diepgang van 5,50
meter, het kanaal uitgesleept zijn. De stand van
het water is nu in de geul van den kanaalmond
5,60 meter bij gewoon hoog water. De Susanna
Johanna trof gisteren een buitengewoon hoog tij.
's Heer Arendskerke, 12 Februari. De
uitslag van de gisteren gehouden verkiezing voor
een lid van den gemeenteraad is herstemming
tusschen de heeren B. P. Remijn, met 30 en
G. Geschiere met 26 stemmen. Op de heeren
J. de Baar, M. Janse en P. Hage waren ook
eenige stemmen uitgebracht; terwijl het totaal
der kiezers, die aan de stemming deelnamen, 79
van de 120 bedroeg.
Een jammerlijk klein publiek, dat de leden van
het Middelburgsche Nuts departement heette te
vertegenwoordigen, werd gisteren avond door den
heer M. A. Perk, van Amsterdam, op aangename
en boeiende wijze bezig gehouden met eene voor
dracht in twee deelen. In het eerste gedeelte
sprak hij over het Stahat Materhet beroemde,
klaarbare handelingen mijner tante, sedert Michel
ons huis betreden had.
Er zijn grenzen behalve in boeken en come-
diestukken aan de onnoozelheid van jonge
meisjes en na hetgeen ik zoo even gehoord had
werd de twijfel, die mij tot nu toe gekweld had,
eensklaps geheel verdreven. Ik zei tot mij zei ven:
„Zij heeft toch nog eenig menschelijk gevoel, en
Michel Bloomfield is haar zoon
Van het oogen blik af waarop dit licht voor mij
opging, herkreeg ik het gebruik van het weinigje
verstand en moed dat mij van nature eigen was.
Van hier af zult gij merken dat ik, hetzij goed
of verkeerd, den weg afgebakend zag dien ik moest
inslaan. Ik behoef u wel niet te zeggen dat ik
met hart en ziel bewogen was met'den armen
generaal, wien ik zooveel dank verschuldigd was.
Ik ging naar hem toe, liefkoosde hem en dankte
hem voor al de goedheid die hij mij zooveel jaren
betoond had. Hij viel mij op zijne eenvoudige,
zachte manier in de rede. „Maar Mina, gij praat
alsof gij ons wilt gaan verlaten!" Ik ontstelde,
liep naar het raam, opende het, klagende over de
warmte, en wist zoodoende voor hem te verbergen
dat hij onbewust geraden had wat hem te wachten
stond. Toen ik weer naar mijn plaats terugkeerde
begon hij weer over tante te spreken. Hij vreesde
dat haar gezondheid geschokt was. Toen zij
elkaar pas leerden kennen lëfed zij aan een zenuw
ziekte, die het gevolg was van een „ramp", waar
over later nooit meer door een van beiden