N».24.
122e Jaargang.
1879.
Woensdag
29 Januari.
Een Elba op de Theems.
Dit, blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon-en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentien: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels f 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère G L. Daube en Cie. te Parijs en. Frankfort, directeuren Elsbach en Jones.
Middelburg 28 Januari
FEXJILI-BTOtSr.
W - I
u - 1 i -
I '1 i 1
Het plan, door eenige vrienden en vereerders
van den heer mr. D. van Eek aangekondigd
om dezen afgevaardigde, bij gelegenheid zijner
30jarige ambtsvervulling als lid der 2'- kamer, op
den 13en Februari a. een bewijs van hulde aan
te bieden, zal ongetwijfeld door vele onzer lezers
met instemming vernomen zijn. Talrijk toch zijn
de banden, welke gedurende dat lange tijdsver
loop tussehen den heer Yan Eek en vele bewoners
van ons district gelegd zijn.
Het oudere geslacht ziet in zijn persoon de
herinnering vertegenwoordigd aan de dagen van
strijd van en vóór 1848, toen namen als Storm,
Van Zuylen, Villers de Pité, Wintgens, Dullert,
De Brauw enz. met dien van Van Eek genoemd
werden als de jongere leden van de nieuwe volks
vertegenwoordiging, van welke in de toekomst
veel verwacht mocht worden. In die dagen stond
de heer Van Eek reeds vooraan in de gelederen
van hen, die in Zeeland streden om de nieuwe
orde van zaken ingang te doen vinden, en om, door
haar begunstigd, de beginselen van openbaarheid, van
meer algemeene deelneming der burgerij aan het
bestuur van land en gemeente, tot hun recht te
doen komen.
Wij die later gekomen zijn, bunnen ons moei
lijk meer voorstellen welk een strijd er te voeren
was om deze nieuwe levens-bestanddeelen, die
wij thans nauwelijks meer tellen omdat wij eraan
gewend zijn geraakt, in het bloed der oude maat
schappij te doen opnemen. Maar nog zijn er ouderen
genoeg in ons midden, die van deze worsteling
getuigenis kunnen afleggen, om ons te zeggen
welk een nimmer falenden steun, welk eene nooit
verdachte eerlijkheid en oprechtheid zij in die
dagen bij den jongen kampvechter voor het licht
des nieuwen daags, dien zij eerlang ter tweede
kamer zouden afvaardigen, vonden. In hunne
rangen zal zeker het voorgenomen bewijs van
hulde de meeste deelnemers vindén.
Maar ook onder het jonger geslacht zal het
aan sympathie niet ontbreken. Veranderd zijn de
tijden, met hen de denkbeelden, en wij, die ons
de liberalen van den tegenwoordigen tijd noemen,
kunnen is het te verwonderen onze ge
voelens soms niet meer herkennen in het beeld
van hen, die vóór dertig jaren den naam voerden
op welken wij thans roem dragen. Zoo gaat het
in de wereld. Het nieuwe breekt zich met moeite
baanis het daarin geslaagd, dan begint het
zich vast te zetten, het verstijft, en moet op zijne
beurt opgebroken worden om plaats te maken
voor hetgeen dan weder nieuw heet, met het
DOOB
RICHARD DOWLING.
„Van het oogenblik af waarop hij te London-
Bridge weer in het bootje stapte heeft niemand
hem tot op den huidigen dag gezien, 's Morgens
den 18" om acht uren werd bij zwaren mist de
boot half vol water gevonden, geklemd tussehen
twee schuiten die bij de Tower voor anker lagen.
Toen het water er uitgeschept werd vond men
zijn horloge onder de roertalie. Het stond stil
op 6 uren, zoodat hij, indien het horloge is blijven
stilstaan op het oogenblik, waarop hij het bootje
verliet, een half uur nadat hij er te London Bridge
ingestapt was verdronken of aan land moet ge
komen zijn, en ik ben vast overtuigd dat hij noch
op dat oogenblik noch later aan wal gekomen is."
„Zoodat gij geen andere onderstelling kunt
maken dan zelfmoord."
„Ik zie niet dat mij iets anders overblijft,"
mompelde Zwaanders mistroostig.
„Maar," zei ik, „iemand die zich van kant wil
maken koopt toch gewoonlijk geen vleesch en
pasteien.
vooruitzicht van een menschenleeftijd later al
weder het etiquet van „verouderd" te zullen
dragen.
Wat echter wissele of voorbijga, steeds zullen
geestkracht, onvermoeide trouw en eerlijkheid van
overtuiging waardeering vinden. Aan deze eigen
schappen heeft vriend noch vijand bij den heer
Van Eek ooit getwijfeld. En zoo weinig ont
aardde zijne beginselvastheid in halstarrigheid,
dat zelfs nu, ondanks alle verandering in be
schouwing en beoordeeling der politieke zaken,
de liberale richting van den tegenwoordigen
dag in vele opzichten in hem haar waardig ver
tegenwoordiger erkennen mag. Warmer vrienden
van het volksonderwijs bij voorbeeld, op den
zuiveren grondslag der liberale beginselen, telt de
tweede kamer niet dan de heer van Eek. Bij de
jongste schoolwets-debatten waren hij en zijn
vriend Moens bijna de eenigen, die de vlag van
het vooruitstrevend liberalisme omhoog durfden
houden en ware, het voor hem, na den aftocht
van den voorsteller zeiven, niet ondoenlijk geweest,
de amendementen-Moens zouden onder den
naam van den heer Van Eek herleefd en in het
strijdperk gebleven zijn.
Een cijns van hoogachting, van vriendschap en
van herinnering aan de dagen der jeugd is het dus,
welken zijne oudere geestverwanten den heer Van
Eek zullen brengen. Een cijns van waardeering
voor zijn karakter, ook als politiek man, is het,
dien de liberalen van later tijd zullen helpen be
talen. En in de betuiging van erkentelijkheid
voor tal van bewezen diensten, in de verklaring
dat het district Middelburg, gedurende het geheele
leven onzer grondwet, in den heer Van Eek een
waardig en verdienstelijk vertegenwoordiger gehad
heeft, die nooit te vergeefs gezocht werd wanneer
het de behartiging onzer belangen gold, daarin
zullen niet slechts de geestverwanten van den
heer Van Eek, maar ook tal van voorstanders
eener politieke richting, met de zijne strijdig, te
zamen komen.
Met onze klachten over het koud en gevoelloos
vasthouden aan ceremonieel en formulier, dat bij
de begrafenis van wijlen Z. K. H. prins Hendrik
alle betoon van hartelijkheid belet heeft, staan
wij gelukkig niet alleen. De Arnh. Ct. liet zich,
te gelijk met ons, in den zelfden geest uit. Het
Eott. Nbl. nam eerst onze opmerkingen over en
wijdt nu een hoofdartikel aan het onderwerp,
waarin de moeilijkheid, welke ons volkskarakter
bezit, om zelfs bij de aandoenlijkste gelegen
heden eens „uit de plooi" van officieele vormen
en uiterlijke stijfheid te komen, betreurd, doch,
naar het ons voorkomt, niet geheel aan de ware
oorzaak toegeschreven wordt. Hetzelfde doet
het weekblad de Amsterdammer in een keurig
„Neen, dat wil er bij mij ook niet in; maar ik
moet bij alles wat ik verteld heb nog dit voegen,
dat ik de meest volledige nasporingen gedaan heb
en volkomen zeker ben dat hij aan geen der beide
oevers aan land is gegaan dien avond en dat
noch toen, noch later zijn lijk, of iets dat aanlei
ding kon geven om te denken dat hij zelfmoord
gepleegd heeft, aan het licht is gekomen. Wat
denkt gij nu dat er kan geworden zijn van iemand,
die met een regenmantel, een pak met levensmid
delen, een eind touw en een stuk lood een open
schuitje heeft verlaten des avonds om zes uren
in de maand Nov., nadat hij dienzelfden dag tot
de overtuiging was gekomen, dat men hem zal
verdenken van vijfduizend p st. gestolen te
hebben, en die niet aan wal is gekomen en geen
zelfmoord heeft gepleegd?"
„Ik moet bekennen dat de zaak mij nu toch
belang begint in te boezemen en dat ik evenmin
iets van dat verdwijnen begrijp als gij. Kunt gij
mij verzekeren dat alles wat gij mij verteld hebt
vertrouwbare feiten zijn?"
„Daar kunt gij gerust op voortbouwen," ant
woordde de gerechtsdienaar.
„Dat hij dien nacht niet aari land is gekomen?"
„Zoo zeker als ik hier tegenover u zit."
„Dat zijn lijk nu niet in den modder ligt?"
„Ik geloof dat dit even zeker is. Dan zou
althans zijn hoed gevonden zijn."
„En dat hij de boot verlaten heeft omstreeks
zes uren in den avond na zijn verdwijnen?''
opstel, even als alles wat in dat blad opge
nomen wordt, waarin meer bijzonder aan den
opper-ceremoniemeester des konings de verant
wóórdelijkheid voor het gebeurde opgelegd wórdt,
Ia'%e N. Jtott. Ct. gaf de heer Jacob J. van
Vollenhoven, in het Nieuws van den Dag de heer
J. Voute Gzn. zijne verontwaardiging lucht, en
de instemming der redactiën van deze twee meest
verspreide onzer bladen bleek ondubbelzinnig.
Het heeft ons genoegen gedaan deze overeen
stemming te mogen opmerken. In de eerste
plaats omdat er uit bleek dat de nationale droef
heid over het overlijden van prins Hendrik op
recht was en zich gaarne had willen uiten, indien
de étiquette tegen die uiting geen dam had op
geworpen. In de tweede plaats omdat, hierdoor
van zelf de ongegrondheid der veronderstelling
aan 't licht treedt, dat onze af keuring niet slechts
de handelingen van den baron van Wassenaar
Catwijck, iSaar zijne bekende politieke richting,
de anti-revolutionaire, tot oogmerk zou gehad
hebben. Niet over den politieken man spraken
wij, maar over den hof-beambte. Dat de harde
en steile Calvinistische beginselen, van welke de
heer van Wassenaar een belijder is, ook bij deze
gelegenheid hun invloed hebben kunnen uitoefenen,
houden wij niet voor onmogelijk doch het wam
ons ongepast voor, bij het geopende graf van
onzen betreurden prins, dit gezichtspunt ter sprake
te brengen.
De Staats-courant bevat het kon. besluit van
den 17" Januari 1879, tot wijziging van het ta
rief van havengeld en schutgeld op het kanaal
van Walcheren, vastgesteld bij koninklijk besluit
van 17 September 1873 (Staatsblad n° 129).
Tengevolge dezer wijziging wordt
Is De tweede alinea van artikel 2 gelezen als
volgt
„Wanneer echter zoodanig schip eene andere
plaats aan het kanaal dan Middelburg aandoet,
is het gewone havengeld volgens artikel 1 ver
schuldigd.
2° De derde alinea wordt gelezen als volgt
„Het havengeld wordt echter verschuldigd
1" wanneer het schip het kanaal verlaat langs
derizelfden mond waarin het is binneDgeloopen,
of wanneer sedert het tijdstip, waarop het blijkens
de vergunning tot vrije doorvaart op het kanaal
is gekomen, meer dan 24 uren zijn verloopen,
voor dat het aan den anderen mond zich aan
meldt en voor de sluis gereed ligt om naar buiten
geschut te worden
2° wanneer het schip op het kanaal (de havens
van en de Loskade te Middelburg daaronder be
grepen laadt of lost."
„Niets kan zekerder zijn," zei Zwaanders en
stak nog een sigaar op.
„Waarom zijt gij van dit laatste zoo zeker?"
„Wel door het horloge, natuurlijk. Heb ik u
Diet gezegd dat het onder de roertalie gevonden
is en dat het op zes uren n. m. stil stond
„Gij hebt daar straks niets van n. m. gezegd.
Is de ketting van het horloge gevonden
„Ja, net als of het zoo uit zijn zak gevallen
was toen hij voorover boog."
„Maar, Zwaanders, horloges vallen toch niet
uit heerenzakken en de ketting gaat immers niet
los als iemand vooroverbuigt. Gij zoudt een
heelen tijd op uw hoofd kunnen staan voor dat
uw horloge uit uw zak viel, en gij zoudt een jaar
lang op uw hoofd kunnen dansen voordat een
gewone horlogeketting losraakte uit het knoopsgat
van uw vest. Wat was het voor een ketting?"
„Hier hebt ge het horloge met de ketting,"
antwoordde de gerechtsdienaar, terwijl hij beiden
uit een grooten zak aan den binnenkant van zijn
jas haalde.
Ik bekeek alles zeer nauwkeurig. Het horloge
was een eenvoudig Engelsch werk, met een ge
wone gouden Albertketting, aan het einde waarvan
een lang cachet hing.
„Zie nu eens, Zwaanders, hoe kan dit cachet in
's hemels naam door een knoopsgat komen, als
men het er niet door duwt? En hoe zou het
dan nog onder de roertalie kunnen komen?
„Ik geef toe dat dit cachet niet gemakkelijk
Tholen, 26 Jan. De „voorloopige" com
missie in zake de overbrugging van de Eendracht,
deed jongstleden Vrijdag rekening en verant
woording over de haar indertijd toevertrouwde
Die gelden waren vrijwillige bijdragen van hen,
die belang stellen in betere communicatie voor
ons eiland.
Na verslag gegeven te hebben van hare werk-<
zaamheden en de daarvoor benoodigde uitgaven,
werd besloten het batig saldo te verdeelen in
reden van den inleg der belangstellenden.
Men mag dus aannemen, dat, helaas!, de zaak
van de brug over de Eendracht weer voor eenigen
tijd ter gri:fie is gedeponeerd.
Er is vooralsnog afwijzend beschikt op het
verzoek van het gemeentebestuur van 's Heer
Arendskerke, om den namiddagtrein, die te 4.47
het station Goes verlaat en te 5.16 te Middelburg
aankomt, ook aan het station aldaar te doen
stoppen. Ct.)
Te Ellewoutsdijk is eene vereeniging tot aan
schaffing van steenkolen opgerichtdie reeds
ruim 60 leden telt.
Woensdag a. zal men aldaar den gedenkdag
der Unie van Utrecht zoowel burgerlijk als ker
kelijk vieren. Eene inschrijving, daartoe geopend,
heeft algemeene deelneming gevonden.
Aan de kinderen werden Maandag gedenkplaten
aan die Unie uitgereikt,- teneinde ook bij hen de
herinnering aan die gewichtige gebeurtenis leven
dig te houden.
Het plan bestaat om tweemaal per week voor
de werklieden, tegen een zeer geringen prijs
teneinde alle gedachte van bedeeling weg te nemen
eene warme en voedzame erwtensoep verkrijgt
baar te stellen. Ct.)
Bij het bericht dat H. K. H. prinses Hendrik
voornemens is zich hier te lande te vestigen,
met Den Haag tot hoofdverblijf, voegt het F ader-
land de mededeeling dqt de prinses den oud
minister van justitie, baron van Lijnden van
Sandenburg, tot haar raadsman gekozen en hem
met de regeling en het beheer barer zaken belast
heeft.
De spoorweglijn GladbachAntwerpen, zal,
naar wij vernemen, den 15en Februari a. geopend
worden. De inrichtingen voor de Pruisische
douane zijn eerst tegen dien tijd gereed.
Utrecht, 27 Jan. Tot deelneming aan het
concours, dat alhier op den tramweg met mecha
nische trekkracht zal worden gehouden, hebben
door een knoopsgat zou gaan, maar ik vergat u te
zeggen dat de roertalie rond lag te drijven toen
de boot gevonden werd. Zooals ik u zeg was
zij half vol water en de roertalie was losgeraakt."
„En dat zou beteekenen dat het horloge daar
heen geraakt was nadat de boot half vol liep
ofhier hield ik op.
„Of dat het er neergelegd was vóór dat de
boot water begon in te nemen" vulde de ander
aan.
„Juist". Ik hield het horloge dicht onder de
lamp. „Dit horloge kon hem niet van eenig nut
zijn. Hij kon het niet veilig verkoopen of beleenen,
daar zijn naam op de binnenkast gegraveerd is.
Het kon hem in het minst niet van nut zijn zoo
lang hij het in ziju zak hield, daarom denk ik
dat hij het met voorbedachten ra-Ie in de boot
heeft neergelegd, met de bedoeling om den vinder
te misleiden."
„Op welke manier denkt gij dat hij den vinder
heeft willen misleiden?"
„Dat weet ik niet, evenmin als gij. Weet gij
nog iets van dit horloge
„Neen, alleen dat de arme, oude vader mij ver
teld heeft dat hij het hem op zijn negentienden
verjaardag ten geschenke had gegeven."
„Ik zie niet in dat dit ons(een siap verder
brengt. Weet ge niets meer?"
„Dat zijn vader gelijktijdig voor zich zelf pre
cies zulk een horloge gekocht had, dat ze dikwijls
grapjes daarover maakten en het zoo voordeelig