N°. 15
122e Jaargan;
Zaterdag
18 Januari.
Rosa Gherril
GEMEENTE-BELASTINGEN.
GEMEENTE-BELASTINGEN.
Middelburg 17 Januari.
'FETJILLETOISr.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3,50,
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent,
Advertentiens 20 Cent per regel,
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20,
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère G L. Daube en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones.
„Ja."
Suppletoir kohier ne 2 voor de plaatse-,
lijke directe belasting op de inkom
sten over 1878.
De burgemeester en wethouders van Middelburg,
maken bekend
dat het suppletoir kohier n° 2 voor de plaatse
lijke directe belasting op de inkomsten, over het
jaar 1878, waarvan de heffing is goedgekeurd bij
koninklijke besluiten van den 23 December 1871,
n° 31, van den 10 December 1875, n° 28 en van
den 7 December 1876, n° 16, door den raad in
zijne zitting van den 15e" Januari 1879 vastge
steld, ingevolge art. 265 der gemeentewet, gedu
rende acht dagen, aanvangende Zaterdag den 18
Januari a., voor een ieder op de gemeentesecre
tarie ter lezing zal zijn nedergelegd.
Hiervan is op beden afkondiging geschied waar
bet behoort.
Middelburg, den 17 Januari 1879.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
SCHOKEE.
De secretaris,
G. N. DE STOPPELAAR.
Suppletoir kohier u° 2 voor de plaatse
lijke directe belasting op de honden
over 1878.
De burgemeester en wethouders van Middelburg,
maken bekend
dat het suppletoir kohier n° 2 voor de plaatse
lijke directe belasting op de honden, over het jaar
1878, waarvan de heffing is goedgekeurd bij
koninklijk besluit van den 8 Maart 1873, n° 17,
door den raad in zijne zitting van den 15 Januari
1879 vastgesteld, ingevolge art. 265 der gemeen-
"tewet, gedurende acbt dagen, aanvangende Zater
dag den 18 Januari a., voor een ieder op de
gemeente-secretarie ter lezing zal zijn nedergelegd.
Hiervan is heden afkondiging geschied waar
het behoort.
Middelburg, den 17 Januari 1879.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
SCHOREË.
De secretaris,
G-. N. DE STOPPELAAR.
In de twee jongste zittingen van den Middel-
burgschen gemeenteraad heeft een voorval plaats
gehad, waarover wij, nu de zaak afgeloopen is,
ons gevoelen meenen te moeten zeggen. Wij
achten ons daartoe geroepen dewijl het hier
geldt de wijze, waarop door een raadslid het
hem toevertrouwd mandaat vervuld wordt. Door
8
of de liefdesgeschiedenis van een balling.
IV.
Het was evenwel geen kinderspel, dat hij voor
had en toen hij 's morgeus in een kalme gemoeds
stemming opstond overzag hij zijn toestand zonder
eenige illusie. Hij kon zijn ontslag als lid van
de „Marianne" niet indienen en uit het cömité
treden, alsof het een club was. Hij was ingewijd
in al de geheimen van het genootschap; hij wist
genoeg om de meesten van de leden naar de
galeien te doen zenden en het vonnis, waaraan
hij zich blootstelde door hen te verlaten, was de
doodstraf. Hij dacht aan den somberen Hardreich,
aan den dweepzieken Pool Raczki, aan Cramoi-
seau en de anderen, die allen het leven van een
verrader nog minder telden dan dat van een hond;
hij bracht zich de akelige geschiedenissen te
ritmen van valsche broeders, die dood in de
rivieren of vermoord op hunne kamers waren
gevonden en van wie de juries, bij gebrek aan
sewijs, geconstateerd hadden dat zij door een
'oodlottig toeval waren omgekomen. Men zou
kunnen vragen waarom Paul, als hij voelde dat
de kiezers geroepen, zijn de gemeentelijke verte
genwoordigers voor hun handelingen aan het
oordeel van het publiek onderworpen, öp de
organen der openbare meening rust uit dien
hoofde de plicht om, bij gelegenheden als de
onderhavige, hun stem te doen hooren.
Door den heer J. H. Snijders werd in de raads
zitting van 27 December jl. bezwaar gemaakt
tegen het voorstel, door burgemeester en wet
houders gezamenlijk met de commissie voor de
wisselbank gedaan om, bij de opheffing dier
inrichting, haar directeur, den heer J. A. Tak,
eervol ontslag uit zijne betrekking te verleenen.
Den grond voor zijn bezwaar vond de heer
Snijders hierin dat de heer Tak, als directeur eener
gemeente-inrichting onder eede verbonden om
haren bloei te bevorderen, als hoofd der bankiers -
en kassiers- firma J. A. Tak en O met de wissel
bank geconcurreerd en daardoor hare opheffing
noodzakelijk, althans wenschelijk gemaakt had.
Deze opvatting, in welke de heer Snijders
geheel alleen stond, werd in dezelfde zitting
wederlegd door den burgemeester en door den
heer J. Luteijn, als leden der commissie voor de
wisselbank. Beiden voerden aan dat de heer
Tak niet tot zijn eigen voordeel, maar voorna
melijk in 't belang der gemeente tot nu toe
directeur der wisselbank gebleven is, terwijl
zijne jaarwedde op ver na niet toereikend was
om hem schadeloos te stellen voor hetgeen hij
missen moest, door niet openlijk als concurrent
der bank te kunnen optreden.
Gelijk betoog werd daarna geleverd door de
afgetreden commissarissen der wisselbank, de
heeren mr. W. C. Borsius, Joh. van der Leijé en
J! J. I. Sprenger, in een aan dén burgemeester
gerichten en in de raadszitting van Woensdag jl.
overgelegden brief. Commissarissen verklaarden
dat zij, den heer Tak sedert 1869 als directeur
der bank gekend hebbende, de overtuiging beza
ten dat deze .instelling, en daardoor de gemeente,
zeer groote verplichtingen aan hem heeftdat hij
zich persoonlijk opofferingen getroost heeft om
de bank na 1872 in stand te houden en het aan
zijn geldelijken steun te danken is geweest,
indien zij na dien tijd is kunnen blijven bestaan,
aanvankelijk nog tot voordeel en ten laatste met
zoo weinig schade voor de gemeente als mogelijk
was.
Tegenover de verdenking, het woord aan
tijging, door commissarissen in hun brief gebezigd
nemen wij niet over, evenmin als wij hunne, van
hun persoonlijk standpunt verklaarbare, veront
waardiging deelen, maar de zaak kalm en
onpartijdig beoordeelen willen, tegenover de
verdenking van den heer Snijders staat dus de
ondubbelzinnige verklaring van vijf achtenswaar-
zijn leven in gevaar was, niet den eenvoudigen
maatregel nam om de hulp der politie in te
roepen; maar het kwam volstrekt niet in hem
op dit verraad te plegen. Ook wapende hij zich
niet toen hij zich naar Chelsea begaf, ofschoon
hij een revolver en twee groote messen in een
zijner laden had. Hij wilde een beroep doen op
het verstand zijner medeleden en hen niet tarten.
Indien zijne argumenten hen niet overtuigden dat
zij geen recht hadden om hem tegen zijn geweten
te doen handelen, zou het vruchteloos zijn om
zich lichamelijk tegen de meerderheid te verzetten.
Na met een kop koffie ontbeten te hebben
kleedde hij zich in 't zwart, hetgeen het best paste
bij de plechtigheid der proef, welke hij moest
ondergaan, en stak een lijst (in cijferschrift) van
al de steden van Europa waar zich comité's der
„Marianne" bevonden, met de namen en Adressen
der hoofdagenten, in zijn zak. Deze lijst besloeg
verscheidene bladzijden en was een zeer gewichtig
document, daar zij diende tot aanbevelingsbrief
tusschen de leden der verschillende comité's,
wanneer zij op reis waren. Paul Brun was van
plan deze lijst af te geven aan het comité-hoofd,
Cramoiseau. In dienzelfden zak stak hij ook de
bloem van Rosa, die nog zeer frisch en geurig
was, als een talisman dien hij zorgvuldig gewik
keld had in het papier waarop hij den vorigen
avond de verzen aan Rosa geschreven had.
Daarop giug hij onverschrokken op weg, als
iemand die bij het naderen van het gevaar zijn
moed voelt toenemen. Het was een prachtige
(hge mannen, die toezicht over dé handelingen
4 mi ito:» directeur der wisselbank uitoefenden en
daarover dus beter konden oordeelen dan de heer
Snijders in staat was te doen. Deze vergelijking
is voor ons te beslissend om ons te doen aarzelen
in ons oordeel.- Wij houden ons overtuigd dat
de heer Snijders op onvoldoende gronden bezwaar
gemaakt heeft om den aftredenden directeur der
gemeente-wisselbank de onderscheiding toe te
kennen, welke slechts ontzegd wordt aan ambte
naren, van wie bewezen is dat zij zich aan on
eerlijkheid, bedrog of wangedrag hebben schuldig
gemaakt, de onderscheiding van eervol te wor
den ontslagen.
De gevolgtrekking, welke voor de hand ligt,
dat de heer Snijders bij deze gelegenheid zijn
mandaat als gemeentelijk vertegenwoordiger ge
bruikt heeft om lichtvaardig en straffeloos een
smet te werpen op een onberispelijken naam, is
echter niet de eenige, die uit het aangevoerde
voortvloeit. De heer Tak was sedert 1869 direc
teur der wisselbank. Reeds toen hij benoemd
werd, dit wordt door commissarissen in hun
brief herinnerd, bestond zijne kassierszaak
sedert tien jaren. Dat daartoe behoort het in
bewaring nemen van gelden met vergoeding van
rente, weet ieder die geen volslagen vreemdeling
is in geldzaken, evenals het bijna ieder, die geen
kind is, in het oog valt dat eene gemeente-
wisselbank, welke zich ten doel stelt het aannemen
van deposito's zonder rentebetaling, uit dien
hoofde alleen in den tegenwoordigen tijd reeds
een anachronisme is. Waar bleef nu, gedurende
al de jaren dat de heer Snijders als raadslid
medewerkte om de jaar.lijksche rekening der
wisselbank goed te keuren en om de commissa
rissen te herbenoemen, onder wier toezicht het
hootd der firma J. A. Tak C" tevens de lei
ding der wisselbank voerde, de heer Snijders met
zijne critiek? Indien er iets verkeerds bestaan
had, wat wij op het gezag van hen. die het
best met de zaak bekend zijn en wier geloof
waardigheid boven twijfel verheven is, niet aan-
nemen, hoe groot is dan niet de schuld van
het raadslid, dat dien toestand zonder verzet liet
voortbestaan, dat dien met zijne stem bekrachtigde,
niettegenstaande het bewustzijn der bestaande
verkeerdheid bij hem zoo levendig was, dat hij
er niet tegen opzag dit uit te spreken op
het laatste oogenblik, toen er aan het gebeurde
niets meer te verhelpen viel, en zijn afkeurend
oordeel hem slechts bloot kon stellen aan ver
denking van zucht tot het maken van opzienba
rend schandaal, of aan die van te gehoorzamen
aan persoonlijke beweegredenen van juin edelen
aard?
Lichtvaardigheid en onrechtvaardigheid, indien
morgen en daar Paul nog twee uren den tijd had,
wandelde hij naar Westminster Bridge en ging
aan boord van een der stoombooten naar Chelsea.
Terwijl hij de straten doorkruiste, of bij derader-
kast der stoomboot zat, die zich een weg baande
over den breeden stroom, langs Lambeth, Mill-
bank en Vauxhall, herhaalde hij voortdurend bij
zich zeiven wat hij de „broederen" zou zeggen
en dat versterkte zijn moed. Er moesten ver
standige menschen onder hen zijn, en hij zou hen
nopen om zijne argumenten met tegen-argumenten
te bestrijdenniet met onredelijke voorschriften.
Daar Rosa de belooning voor zijn streven zou
zijn voelde hij zich welsprekend genoeg om par
lementen te vermurven en te Chelsea aangekomen
legde hij met lichten tred den afstand tot aan
het huis van Cramoiseau af. Den geheelen tijd
had hij met opzet vermeden er over na te denken
hoe Rosa den slag zou dragen als zij op zekeren
morgen in de courant las dat hij dood gevonden
was. Het diende tot niets om zich zenuwachtig
te maken door de overweging van akelige moge
lijkheden het was veel beter om te hopen, zoo
als hij deed.
Drie tikjes, op een bijzondere manier op de deur
van Cramoiseau gegeven, deden de deur door den
hoofdagent zelf openen, die nadat hij Paul binnen
gelaten had, de deur onmiddellijk weer sloot en
den sleutel in zijn zak stak.
Paul ging den gang door en de kamer in,
waar de broeders reeds vergaderd waren en hem
wachtten. Dezen keer zaten zij niet in de voor
de heer Snijders eerst in dep laatsten tijd zijn
oordeel omtrent den directeur der wisselbank
gevormd heeft, plichtverzuim als lid der ge
meentelijke vertegenwoordiging indien dat oordeel
reeds lang bij hem gevestigd is geweest: eene
andere keus blijft ons voor ons oordeel niet over.
Het doet ons leed, dit gevoelen te moeten neder-
schrijven. De heer Snijders is een der leden,
welke wij in onzen gemeenteraad ongaarne zouden
missen. Hij is daarin een element van oppositie,
zooals elke toezicht voerende en besturende ver
gadering ze noodig heeft als brood. Dat hij
bovendien den moed heeit om te zeggen wat hij
denkt, ook dien om uit te spreken wat hij
misschien beter deed niet te denken, hebben
de jongste raadszittingen overvloedig bewezen.
Wij stellen zijne tegenwoordigheid in den raad
dus op prijs. Maar juist daarom hebben wij hem
onbewimpeld willen zeggen hoe wij over zijne
jongste handelingen denken. De heer Snijders
heeit, als ieder oppositie-man, behoefte aan den
steun der openbare meening. Het is zijn plicht
zoowel als zijn belang, te zorgen dat hij dien
steun niet van zich vervreemde door handelingen,
welke, -r— hoevele andere „blijken van instemming"
men op dien weg ook kunne verwerven, onmoge
lijk de goedkeuring kunnen* wegdragen van hen,
die in hunne gemeentelijke vertegenwoordigers
verlangen bedachtzaamheid, een rijp en onbevan
gen oordeel, en onafhankelijkheid van al wat op
jacht naar eene valsche populariteit gelijkt.
Door gedeputeerde staten van Zeeland is heden
besloten adressen van rouwbeklag te zenden aan
Z. M. den koning en aan H. K. H. prinses Hen
drik, ter zake van het overlijden van Z. R. H.
prins Hendrik der Nederlanden.
De stoomboot Middelburg I, Donderdag van
Rotterdam herwaarts vertrokken, heeft tengevolge
van mist, omtreeks Willemstad moeten overnachten.
Zij is heden in den namiddag hier aangekomen
en zal eerst op Zondag a. van hier vertrekken.
Ter IVeuzen, 17 Januari. Tot hedeu heeft
de scheepvaart van hier uit zee nog geene be
lemmering door het ijs ondervonden, daar de
Wester-Schelde, althans tot boven de reede, daar
van nog bevrijd is. Dientengevolge wordt dan
ook de provinciale stoombootdienst zonder hinder
voortgezet.
Gedurende de week van 9 tot en met 15
Januari zijn te Vlissingen aangekomen met de
stoomschepen van de maatschappij Zeeland
221 en vertrokken van daar naar Engeland 375
passagiers.
kamer, maar ïn een achtervertrek dat op eeu
binnenplaats uitzag. De blinden en gordijnen
waren dicht en er stonden kaarsen op tafel, alsof
het avond was. Er werd niet gerookt en de
broeders, die fluisterend hadden zitten praten,
vervielen in een diep stilzwijgen zoodra Paul
binnenkwam.
Zij namen ook vijandige houdingen aan. Paul
stak den broeder die het dichtst bij de deur zat,
den Pool Raczki, de hand toe, maar die
patriot weigerde zijne begroeting; daarop giug
hij naar den Rus met de zachte oogen eu den
droeven glimlach, doch stootte opnieuw het hoofd.
„Zoo," zei hij eenigszins verbleekende, „ik zal
geen derde poging wagen." Dit zeggende nam
hij plaats op een leegen stoel aan het einde van
de tafel.
„Gij waart altijd welkom, zoolang wij ver
trouwen in u konden stellen," sprak Hardreich
droog.
„Wanneer wij onze hand geven, schenken wij
ook onze achting, of wij weigeren beiden," riep
Raczki met een grijns uit.
„Laat ons geen woorden verspillen," kwam de
ongeduldige Cramoiseau tussehenheidennadat hij
de kamerdeur gesloten had, stapte naar de tafel
en begon een hoop dichtgevouwen papiertjes, die
in een hoed geworpen waren, door elkaar te
schudden. „Stilte als 't u blieft. Paul Brun, ik
moet u vragen of gij u de wetten van ons genoot
schap nog herinnert?"