Ingezonden Stukken. Gemeenteraad van Vlissingen, In stemming gebracht wordt het aangenomen met 11 tegen 5 stemmen. De heeren van Eekelen, Snouck Hurgronje, Lambrechtsen, Dronkers en de voorzitter stemden tegen. Punt IV. Te bepalen dat de boeken en regis ters overgebracht zullen worden ten stadhuize en geplaatst in eene kast, waarvan de sleutels zullen berusten bij den burgemeester en V. Aan B. en W. op te dragen de door de opheffing der bank noodig geworden wijzigingen in de begrooting voor het jaar 1879 voor te stellen, zoodra deze goedgekeurd van ged. staten zal ontvangen zijn, worden zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Thans is aan de orde een van den heer van Berlekom ingekomen voorstel, strekkende dat de door de niet herbenoeming van dr. Meemeling vrijvallende jaarwedde uitgekeerd worde aan hen, die zich met de tijdelijke waarneming zullen be last hebben. Dit voorstel door B. cn W. aanbevolen, met het oog op de vele werkzaamheden die de ge- neesheeren tegenwoordig hebben, wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Eveneens wordt aan het bestuur van den Vlis- singschen rij weg machtiging verleend tot het aan- koopen van een stukje grond aan dien weg, voor 760, met de onkosten een bedrag uitmakende van f 868.80; welke kosten zullen bestreden worden uit den post van f 3000 op de begrooting van dien weg voorkomende. De voorzitter deelt eindelijk mede dat desup- pletoire kohieren n° 2 der belasting op de inkom sten en op de honden voorloopig zijn vastge steld. Op de vraag van den voorzitter of een der leden nog iets heeft voor te stellen, zegt de heer Snijders dat uit de gemeentekas wordt betaald eene som van 100, tot bevordering der uitgave van de Handelingen van den gemeenteraad. Zal die uitgave gemotiveerd zijn dan meent spreker dat die Handelingen ook moeten uitdrukken wat in den raad behandeld is. Hij beklaagt zich er echter over dat in het verslag der laatste zit ting den voorzitter woorden in den mond zijn gelegd, die aan het door spreker aangevoerde alle waarde ontnemen en verzoekt beleetd of er geene pogingen kunnen worden aangewend dat zulks worde hersteld of voorkomen. De voorzitter herinnert dat het bedoelde ver slag slechts officieus is en alle officieel karakter mist. Het is even weinig officieel als het verslag in de Middelburgsche courant. De leden hebben zich kunnen overtuigen hoe accuraat zoowel het verslag der Middelburg sche courant als dat van den heer Snijders wordt opgemaakt en juist in het laatste verslag heeft het hem getroffen, dat twee verslaggevers, hoewel ieder andere woorden gebruikende, toch volkomen eenstemmig den zin van het gesprokene wedergeven. Hoe gaarne hij aan den wensch van den vorigen spreker zou voldoen, is dat niet mogelijk bij dergelijke offi- cieuse verslagen. De heer Snijders merkt op dat juist wat de bedoelde zinsnede betreft, daarin een rechtstreeksch verschil bestaat tusschen de Middelburg sche cou rant en de Handelingen, mocht daar niets aan te doen zijn, dit spreker zal nopen in het vervolg tegen de bijdrage te stemmen. De voorzitter zegt dat het eenige middel is dat de leden de aan hen gezondene proeven van de Han delingen zoo goed mogelijk corrigeeren. De vergadering is daarna gesloten. verbetering. In het gedeelte van het verslag, voorkomende in de M. Ct. van gisteren, wordt op de 3" bladz. 2' kolom onderaan, gezegd dat de heer Snij ders niet deelt de meening van den heer van Hoek enz. Dit moet zijn: „de heer Fokker deelt niet" enz. lette ook niet op al het blinkende zilverwerk, dat daar op die planken prijkte, welke de rechter zijde der kast geheel besloegendie prachtige kan delabers, vazen en schenkkannen, ja zelfs de ver maarde koningsbowl, wat had dat alles thans voor haar te beteekenendaar links, in die groote leege ruimte, in een van die donkere hoeken, waar niet eens het schijnsel der kaars doordrong, zou zich daar die geheime gang be vinden Als zij daar op den tast voortging, zou ze dan nimmer een uitweg vinden uit dat nachtelijk afgrijzen „O God, sta mij bij Zij was tot aan de overzijde gekomen, daar was geen opening, niets dan gladde wanden met ouderwetsch behangselpapier beplakt, en houten rekken, waaraan vreemdsoortige zadels, hoofdstellen, zweepen, schaatsen, netten, visch- roeden en geweren hingen, benevens eenige paren kaplaarzen, blijkbaar voor den niet zeer kleinen voet van Lebrecht vervaardigd. „Zijt gegroet!" De stem scheen boven haar te klinken, terwijl zij achter in de kast op hare knieën lag om alles te bekijkeneen zachte welluidende stem, als van een engel, het kon immers geen menschelijke stem zijn De arme Anna vouwde de handen, gelijk zij als kind deed wanneer zij recht innig bad en hare bevende lippen prevelden een half vergeten gebedje. „Kan ik u helpen?" Die stem klonk achter haar, luider, vaster, het Zitting van Maandag 30 December. Voorzitter de heer Winkelman. Tegenwoordig al de leden. De notulen van het verhandelde in de vorige en laatstvorige vergadering worden gelezen en, na eene opmerking van de heeren Kleijnhens en Verkuijl Quakkelaar, goedgekeurd. De begrooting vau den Koudekerkschen rijweg, in ontvang en uitgaaf ad f 1600.40, wordt goed gekeurd. Door den voorzitter wordt mededeeling gedaan van een schrijven van den hoofdingenieur van den waterstaat in Zeeland, houdende kennisgeving dat het door den raad aan ged. staten gericht verzoek, tot beplanting van den Koningsweg niet kan worden ingewilligd, tenzij het daar liggend spoor worde weggeruimd. Het advies van B. en W. strekt om op die voorwaarde de beplanting niet te doen plaats hebben en het besluit daartoe in te trekken. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt alzoo besloten. Nog wordt door den voorzitter medegedeeld dat door ged. staten vergunning is verleend tot beschikking over de helft van het bedrag der begrooting voor 1879. Van de plaatselijke schoolcommissie is e.ene alphabetisch gestelde voordracht ingekomen, ter voorziening in de in die commissie bestaande vacatures. De voorzitter deelt mede dat de boeken en kas van den gemeente ontvanger zijn opgenomen en in orde bevonden. Al deze mededeelingen worden voor kennisge ving aangenomen. Gelijk besluit wordt genomen ten aanzien van een schrijven van den commissaris des konings in Zeeland, houdende kennisgeving dat den heer C. C. Vermeer eervol ontslag is verleend als lid der commissie van toezicht op het vervoer van landverhuizers en dat in die commissie zijn be noemd de heeren Wibaut, van Duren Dutilh en Verkuijl Quakkelaar. Vervolgens geschiedt voorlezing van een schrijven van ged. staten van Zeeland, houdende kennisge ving dat dewijl in de berichten van de besturen der gesubsidieerde instellingen van weldadigheid, het gevoelen der staten, dat de uitgaven zonder volstrekte noodzakelijkheid steeds te hoog worden opgevoerd, niet weersproken is en de behoeften aan de subsidien niet voldoende worden gemoti veerd, ged. staten meenen te moeten aandringen op vermindering der subsidien aan die instellingen. Ook dit schrijven wordt voor kennisgeving aangenomen. Alsnu is aan de orde de benoeming van leden in de vaste commissien; uit de stemming blijkt dat herbenoemd worden: tot leden der commissie voor de verordeningen tegen wier overtreding straf is bedreigd, waar van de burgemeester voorzitter is, de heeren M. Pot, J. van der Beke Callenfels, II. E. Kleijnhens en F. Wibaut. Tot voorzitter der commissie voor de belas tingen: de heer Th. van Uije Pieterse, tot leden de heeren H. E. Kleijnhens, J. C. Ockers, J. Ver kuijl Quakkelaar en A. C. Ituighart. Voor de commissie voor de financien, tot voorzitter de heer Th. van Uije Pieterse, en tot leden de heeren A. Schraver, M. Pot, J. C. Oc kers en C. Mortier. Tot leden voor de commissie voor de fabricage, waar bij de burgemeester het voorzitterschap be kleed de heeren W. de Kruijff, A. Schraver, J. P. Laernoes en J. Verkuijl Quakkelaar. Tot leden der commissie voor de gasfabriek, waarvan de burgemeester voorzitter is geweest, doch waarvan in het volgend jaar de heer H. E. was de stem van een menschEn zij had im mers alle deuren afgesloten? Anna gaf geen gilna alles wat zij in de laatste uren en minuten doorleefd had, was zij tegen alle aardsche schrikken gehard. Zij greep het licht, dat zij naast zich op den grond had gezet, stond op en keerde zich om. Maar zelfs voor een angstiger gemoed zou de aanblik van den jongen man, die thans, door het licht, dat zij omhoog hield, beschenen, in de opening der kast stond, niets schrikwekkends gehad hebbeneen beeldschoon jongensgelaat, met zachte bruine lokken, groote, blauwe, guitige oogen, een donzig kneveltje boven de fijne boven lip, waaronder thans de hagelwitte tanden te voorschijn kwamen. „Hans Fliederbusch!" riep Anna. De schoone jonkman kruiste de armen over de borst, boog eerbiedig en sloeg even de oogen neder; doch hief ze terstond weer lachend op, zeggende „Van den stam der Asra's, die sterven indien hun meesteres hen niet vergeeft." Dat klonk zoo trouw en tevens zoo grappig; uit het overvolle gemoed van Anna steeg een jubelkreet op, uit hare oogen stroomden tranen, die haar een oogenblik het gezicht benamen en zonder te weten hoe, bevond zij zich buiten de kast en had zij de kandelaar niet meer in de handmaar nu zag zij dat de jongeling aan hare voeten lag, hare beide handen vasthield en aan zijne lippen bracht, herhaaldelijk uitroepende Kleijnhens het voorzitterschap bekleeden zal, de heeren J. C. Ockers, W. de Kruijff, J. P. Laernoes en J. Verkuijl Quakkelaar. En tot leden der commissie bedoeld in de laatste zinsnede van art. 4. der verordening op de invordering van den hoofdelijken omslagde heeren J. C. Ockers, W. de Kruijff en F. Wibaut. Daarna heeft nog de benoeming plaats van een lid der commissie van de zeemans- en visscbers- beurs, waartoe de heer C. A. Kalbfleisch, die aan de beurt van aftreding was, wordt herbenoemd. Ter voorziening in de vacature in de plaatselijke schoolcommissie, ontstaan door het vertrek der heeren Snellen en Vermeer, worden benoemd de heeren mr. F. N. van der Bilt en J. Bakker. De heer Pot zegt dat bij de lezing van het verslag der zitting van de tweede kamer van 20 December en speciaal der redevoering van onzen vertegenwoordiger, de heer van Eek, benevens het antwoord van den minister van waterstaat, zijne aandacht gevallen is op het laatste gedeelte van dat antwoord, waarin gezegd wordt dat er geen gevaar en ook geen nadeel ontstaat doordien de werken te Vlissingen op tragere wijze worden uitgevoerd. Spreker gelooft dat indien de minister ware bekend geweest met de nadeelen die uit vertraging voor Vlissingen voortvloeien hij anders zou gesproken hebben Aangezien in het door den raad ingediende adres de bijzondere na deelen niet zijn aangeduid, geeft hij B. en W. in overweging alsnog, bij afzonderlijk schrijven, den minister daarop te wijzen. Na eenige opmerkingen van de heeren Wibaut en Hector geeft de voorzitter de verzekering de zaak bij B. en W. ter tafel te zullen brengen en sluit daarna de vergadering. Nog iets over het kanaal van Kle- verskerke naar en den havenmond bij Veere. Mijnheer de redacteur! Het ingezonden stuk van den heer Borsius, voorzitter der K. v. K. in uw blad van 24 dezer, noopt mij tot een wederwoordallereerst tot een woord van dank aan den geachten schrijver, die naar aanleiding van mijn, misschien iets ont- deugend stukje in uw nommer van 21 dezer, zich de moeite heeft getroost om de „lijdensgeschie denis" van den havenmond bij Veere zoo ver staanbaar te ontwikkelen, en mogen nu al sommigen uwer lezers daaruit weinig nieuws hebben vernomen, toch meen ik dat men te ver geefs naar eenig geschrift zal zoeken, waarin het onderwerp in zijn geheel en in het juiste verband, zoo genoegzaam volledig is uiteengezet, zoodat, naar ik durf vertrouwen, zelfs bij leden van de K. v. K., de inlichtingen van den heer B., al ware het alleen tot herinnering, eene „bigde inkomste" hebben genoten. Ik zou daaraan kunnen toevoegen de „lijdens geschiedenis van een stoombootdienst" en zou dan moeten gewagen van een in den schutkolk ge- storten zandberg-— van paalschermen 3 M. vóór de doorvaart-openingen uitspringende, bij avond aangeduid door lantaarns, die we! eens zijn uitgewaaid natuurlijk bij stormachtig weder, wanneer dat uitwaaien het grootste ongerief veroorzaakte,van eene poldersluis, wier aslijnen genoegzaam rechthoekig op het vaarwater liggen, van eene, op 1 Feb'. 1873 twee uren lang, binnen den havenmond gevangen gehouden stoom boot als wanneer de verzanding gebleken is tot 33 d. M. t* A. P. te zijn toegenomen;—- van in den schutkolk, bij avond, in 't wilde drijvende rijkssloepen; van baggermachines en bagger pramen met een kegelspel van tuien en anker- „Vergeef mij, mevrouwen doe ook een goed woord voor mij bij mijnheer Daarna zat zij op een stoel, omdat hare knieën zoo knikten, maar nu van bigde aandoening en Hans stond naast haar en praatte en vertelde met een verbazende woordenrijkheid, op zijn aardige komisch-theatrale manier, met veel ge barenspel en onderdrukt gelach „Hoe ik het huis ingekomen ben, mevrouw Tien minuten geleden, vlak achter den ouden suffen Nebelow, die van schrik over eene kleine poets, die ik hem gespeeld had, de deur wagen wijd open had laten staan. Gemakkelijker kon ik het toch niet verlangen. Daarop ging ik be hoedzaam de trap op en kwam juist boven toen mevrouw met juffrouw Uelzen naar de logeerka mers ging. Toen ben ik hier de kamer binnen geslopen en heb achter de gordijnen gestaan, terwijl Kabelmann vindt gij het geen knappe kerel u den brief van den advocaat bracht." Hans had heel veel lust om in hartelijk lachen uit te barstenmaar hij bedwong zich ter wille dier schoone, sprekende oogen, die de woorden van zijne lippen schenen te lezen, en zei met een schijnheilig gelaat s „Ach, mevrouw, het is wezenlijk al te verlei-5 delijk, als men iemand zoo eens ferm voor den gek kan houden. Luister maar eens, mevrouw Ik ben alzoo reeds sedert drie dagen in Woldom terug, verscholen bij mijn vriend, kapitein Martin, die mij ook dien nacht, toen ik den salto mortals uit het venster in den tuin gemaakt had en boeien, van stuk gevaren radkastbalken, k„ geslagen schepraderen, en bij ontstentenis van gelei delicht beschadigde steen glooiingen van oponthoud eener stoomboot met 80 reizigers, ter wille van een voorrang hebbenden rijkshoogaarts, met geen levende ziel aan boord dan éen te huisvarend schipper en gezel, van een voor- maligen sluismeester die „Requiescat in pace"een verhaal dat stof zou opleveren voor eene lijvige brochure, die ik gevoegelijk zou kunnen betitelenzesjarige Steeplechase te water". Want eigenlijk dagteekent de „lijdensgeschiede nis" van den havenmond eerst gedurende de laatste zes jarenwel is een gedeelte reeds in Februari 1869 aanbesteed, maar het bestek van de voltooiing (n° 490) draagt de dagteekening 28 Sept. 1871, en eerst in den zomer van 1872 is de scheepvaart door het besproken kanaal en havenmond verlegd. Omtrent éen punt van ztjn schrijven moetik, hoe ongaarne ook, tot zelfverdediging, den heer Borsius tegenspreken. In mijn vorig stukje heb ik de genoegzaamheid van het bestaande profiel in 't midden gelaten, doch, door vermenig vuldiging van breedte met diepte, eene populaire vergelijking trachten op te stellen tusschen het oorspronkelijk ontwerp en de werkelijkheid. Dat gaat niet op, schrijft de heer B., want zoodra de breedte voldoende is, houdt ze op een deugdelijke factor te zijn in uwe berekening. Die „opmerking" noopt mg thans het voldoende van 25 M. bodemsbreedte ten stelligste te ont kennen voor deze meening schijnt te pleiten het door den heer Borsius aangehaalde bestek (n°42 waterstaat enz.) volgens hetwelk het baggerwerk (Danaiden-arbeid) gedurende de jaren 1879 en 1880 zal worden voortgezet op eene bodems breedte van minstens 25 en hoogstens 50 M., trouwens, indien 25 M. breedte op 4.50 4- A. P. voldoende ware, dan zou het oorspronkelijk ontwerp met 50 M. breedte op 6.50 -r A. P.eene roekelooze geldverspilling mogen genoemd worden. Overigens beroep ik mij onbeschroomd, althans voor zoover binnenvallende zeeschepen betreft, op het meer bevoegd oordeel van alle praktische scheepvaartkundigenop de onlangs mislukte poging van het driemastschip Mary, gezagv. Pijl, om den havenmond binnen te stevenen en op de twee volgende stellingen en daarbij aansluitende vraag 1° bekend is de rechtmatige bezorgdheid van gezagvoerders en loodsen om met diepgeladen, ruim 12 M. breede zeeschepen, sluizen en bruggen door te varen; 2° de toestand van den havenmond bij Veere is voor het Vlissingsche loodswezen geen ge sloten boek 3° waarom gaat dan het tot 54 d. M. gelichte driemastschip Alblasserdam op 21 dezer, uit de Vlissingsche binnenhaven, in plaats van door drie, 20 M. breede, brugopeningen en eene dito sluis bij Veere, langs een belangrijken omweg, het kanaal door Z.-Beveland opzoeken met twee sluizen en drie bruggen, ieder slechts 16 M. wijd De geachte voorzitter van de K. v. K. gelieve bij deze de verzekering te aanvaarden dat zoowel bij dit, als bij mijn vorig schrijven, de gedachte aan terechtwijzing mij vreemd is gebleven en dat mijne inlichtingen, wanneer hij die mocht wenschen te vernemen, met de meest welwillende gevoelens jegens hem, steeds te zijner beschikking zijn. 30 Dec. 1878. E. W. Roelse. daarna langs den ouden perenboom over den muur geklommen was een mijner sterkste toeren, mevrouw, die niemand mij zoo licht zal nadoen, op zijn schip nam, dat in de haven lag en nog dienzelfden nacht koers zette naar Stettin. En Martin, die trouwe ziel heeft mijn geheim ook goed bewaard en dank zij zijne goede zorgen, heeft het mij ook niet aan geld ontbro ken en, onder ons gezegd, mevrouw, ik zou zeker nog zoo gauw niet terug gekomen zijn, als er aan dat tooneelspelersleven niet zooveel onaan genaams verbonden was; dat zal iedereen onder vinden, mevrouw, die, zooals ik, zes weken lang met zulk een gezelschap van de eene stad naar de andere trekt, in ons dierbaar Pommeren, bij dit lieflijke herfstweder. Acht dagen geleden voerde ons gesternte ons hierheen in de buurt van Woldomen was het nu het berouw dat zich van mij meester maakte, of mijn verlangen naar mijn besten patroon en naar het oude huis en het oude beroep, of was het dat ik in mijn verbeelding de schoone, jonge meesteres zag, die nu weldra in het oude huis zou komen en mij zou helpen smeeken als mijne eigen smeekingen niet meer baatten, hoe het zij ik schudde mijne kunstbroeders en -zusters de niet zeer zin delijke handen en vloog in de armen van mijn ouden Martin, die gelukkig juist van zijn reis teruggekeerd was. Wordt vervolgd gedrtjkt bij de gebroeders abrahams te middelburg,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1879 | | pagina 6