121e Jaargang. .BIJVOEGSEL Maandag, 16 December. HET SKELET IN HUIS. m- mm- No. 296. 1878. VAN 13 El Middelburg, 14 December. 10 derde Hoofdstuk. Ordonnantie vande Wisselbancke, binDen Middelburgh in Seelandt. DELBIRGSCHE Na een eerwaardig leven van ruim 262 jaren is heden de Wisselbank te Middelburg gesloten. Opgericht bij ordonnancie van „Bailiu, Burge meesters, Schepenen ende Eaedt", welke werd „gepublyceert ter Puye van den Stadhuyse op den xviij Aprillis 1616", werd het besluit tot hare opheffing genomen in de zitting van den gemeenteraad van den 6en Februari 1878. Was de Wisselbank in den aanvang van haar bestaan, bij den omloop van allerlei vreemde munten, van groot nut en bijna onmisbaar voor den handel, later werd haar werkkring gewijzigd en bleef zij, bij het gebrek aan circulatiemiddelen voor geldswaarden, aan veilige gelegenheden om geld te bewaren en om zich tegen onderpand van geld te voorzien, langen tijd goede diensten bewijzen. Naarmate in al deze behoeften voorzien werd, zoo door de Nederlandsche bank, als door particuliere inrichtingen, welke daarenboven van de ingebrachte gelden rente uitkeeren, werd het gebruik dat van de bank gemaakt werd steeds kleiner, terwijl een aanzienlijk kapitaal van de gemeente daarin, tegen onbeduidende rente, ge stoken bleef. Uithoofde dezer omstandigheden bestond bij de groote meerderheid der leden van den gemeente raad reeds de overtuiging, dat de tijd gekomen was om de Wisselbank op te heffen, of gelijk een barer commissarissen zich uitdrukte, haar „lang zamerhand te laten opdrogen en uitsterven." In de raadsvergadering van 24 October 1877, waar de zaak door den heer D. A. Dronkers ter sprake gebracht werd, bleek dit bijna eenparig gevoelen ten duidelijkste. Een gevolg der toen gevoerde gedachtenwisseling was een voorstel van Burg. en Weth. van 14 Januari 1878, om de Wisselbank met 31 Dec. 1878 op te heffen, met vrijheid om sommige werkzaamheden, zoo dit door directeur en commissarissen noodig geacht mocht worden, reeds vroeger te doen eindigen. De liquidatie zou Worden opgedragen aan den directeur en commis sarissen, die zich met het voorstel eenparig vereenigden. In de raadszitting van 6 Februari 1878 werd tot de opheffing besloten met 15 stemmen tegen éen, die van den heer J. H. Snijders, die het denkbeeld niet wilde prijs geven dat de oude en eerwaardige instelling, naar de behoeften van onzen tijd gewijzigd, nog diensten bewijzen en tevens voordeel aan de gemeente opleveren kan. Het bestuur der wisselbank bestond, op het FEUILLETOISr. DOOR FBIEDRICH SPIELHAGEN. De dokter had de laatste woorden zeer luid gesproken en met zijn langen arm naar de deur gewezen, die naar het portaal leidde en waardoor hij verwachtte Anna te zien binnenkomen. Le- brecht, die tegenover hem stond, richtte evenwel zijn blik op de andere deur waarmede men in de reeks van salons kwam en tot zijn groote ont steltenis, merkte hij eensklaps dat die deur, welke hij zooeven zelf gesloten had, op een kier stond. Misschien was zij opengesprongen toen hij straks dien zwaren stoel zoo hard neerzette hoe het zijzij moest weer dicht en hij wilde juist langs den dokter heen naar die deur gaan, toen hij, aan den anderen kant er van, een stoel hoorde verschuiven. Zijn angstkreet en ontsteld gelaat deden nu ook den dokter omzien daar ging de deur geheel open en tegen den lichten achter grond van het salon, waar nu tallooze waskaar sen brandden, stond de lange, slanke gestalte van Anna. Zij aarzelde een oogenblik en kwam oogenblik harer opheffing, uit de heeren: com. missarissen J. van der Leijé (sedert 1859), J. J. I. Sprenger (1861), mr. W. C. Borsius (1865) Directeur: J. A. Tak (1869); Boekhouders: K. S. Frederiks (1847), J. F. Rest (1847) Adjunct kassier: J. W. de Raad (1872). De heer W. J. Zip, sedert 1842 kassier, was in 1878 overleden. Tot het schrijven eener geschiedenis van de Wisselbank, welke waarschijnlijk in meer dan een opzicht van belang zou zijn, ontbreekt ons hier de gelegenheid. Als geschiedkundige herinnering laten wij hier den oorspronkelijken tekst volgen van de ordonnancie harer oprichting, waarvan nog enkele exemplaren, in het stevige papier en de kloeke Gothische letter van den ouden tijd aan wezig zijn. Enkele fouten of onregelmatigheden, die men er in zal opmerken, blijven voor rekening van onzen typographischen voorzaat van 1616. Alsoo Burgemeesters Schepenen ende Raedt deser Stede, om alle steygeringhe ende confusie inden Cours, vanden gelde te weeren, het stuk vande Wissel te houden in goede ordre, ende op dat alle luyden die eenige specien van penninghen tot haren Coop-handel van doen hebben, ende oock die eenige specien Billoenen, Massen, Gre- naillen, oft ander Silver ofte Gout, gemaeckt, ende ongemaeckt, willen vercoopen, behoorlick mogen worden gerieft, goet gevonden hebben te erigeren eene publickque Wissel-banck die inganck hebben sal, op ende metten eersten Meye naest- comende, volghens de publicatie voor desen daer vaD ghedaen. SOO 1ST, dat Bailiu, Burgemeesters, Schepenen, ende Raedt, op de ordre vande voorsz Banck, ende om uyt de selve eonsequeren de effecten van alle 't gunt voorsz is, Gheordonneert ende gestatueert hebben, Ordonneeren ende Statueeren midts desen 'tgundt hier naer volght. Inden eersten, dat voortaen niemantbinnen dezer stadt, van wat staet, neeringe ofte conditie hy sy, hem sal mogen het Wissel-ampt bemoeyen, ofte eenige Billioenen ende specien van Goude ofte Silvere penninge op te coopen, ofte vercoo pen, ende toebaet daer op te gheven, ofte nemen, op pene van verbeurte vande selve specien, ende daerenboven de eerste reyse te verbeuren de somme van vyftich gulden, de tweede reyse dobbel, ende arbitralyck te worden ghecorrigeert, de voor schreven boeten te diverteeren een derdepart voor den aenbrengher, een derde voor den Officier, een derde tot profijte vande bancke. toen met lichten, zachten tred en een glimlach op het eenigszins bleeke gelaat naar binnen. VIERDE HOOFDSTUK. Die plotselinge verschijning had de beide heeren, die in zulk eefi zonderling gesprek gestoord wer den, in 'teerst geheel van hun stuk gebracht. Lebrecht kon ter nauwernood, toen hij den dokter voorstelde, iets mompelen van zijn „oudsten en besten vriend," terwijl de dokter iets onverstaan baars prevelde, dat „welkom in Woldom, me vrouw" moest verbeelden. Daarbij maakte hij een pijnlijk deftige buiging en richtte zich toen in zijne volle lengte op om, door zijne blinkende brillenglazen heen, op Anna neder te zien, die zijn begroeting op zachten toon beantwoordde en in een der leuningstoelen plaats nam. De dokter bromde iets tusschen de tanden en begon met groote schreden op en neder te loopen, gelijk hij gewoon was te doen wanneer hem in zijn prak tijk een onvoorzien geval voorkwam, waarover hij het eerst met zichzelven eens moest worden. Dit geval had hij niet kunnen voorzien Naar de beschrijvingen van Lebrecht had hij zich Anna voorgesteld als een klein, lief persoon tje, steeds tot lachen en schertsen geneigd, met strikjes en kwikjes getooid, een beetje, of zeer coquet en erg verwendmaar ondanks al die eigenschappen juist een vrouw voor zijn vriend, die somtijds wat al te ernstig was en ook wel 33f. Maer alle die ghene die eenighe Billioenen, Spe cien, ofte Goudt ende Silver, als voorsz. is, sullen willen vercoopen ofte coopen sullen hen adresse ren aende Commissarissen van de bancke die eenen yegelycken goet gerieff sullen doen, met soodanigen redelicken toebaete ofte op-geldt op de specien, als eenigsins doenlick zyn sal, en by Billiet hangende aende poorte vande huysinge daer de Wissel-banck werdt gehouden, altydt-sal connen werden ghesien. Niemant en sal mogen houden de Casse van eenige Coopluyden buyte haren huyse, maer alle Coopluyden sullen haer eygen cassen houden ofte doen houden binnen haren huyse, op pene van te verbeure, so by den genen, die hem als Cassier buyten den huyse van yemand bevonden wert te laten gbebruycken, als die de selve is ghebruyckende, de somme van hondert guldens voor de eerste reyse, voor de tweede reyse 't dobbel van dien, ende voor de derde reyse, dry hondert guldens ende arbitrale correctie, de voorsz boeten te di verteren als voren. SP- Maer de gene die begeert yemandt anders dan zyn eygen domestieque dienaar te gebruycken, tot inhaelen ofte uytgeven van eenige penninghen sal daer toe moeten employeren de publieque en gesworene buyten-Cassiers vande bancke, Nament- lick Daniel de laRüeende Joos Heyns, ende niemant anders, aende weleke sy voor haren salaris betalen sullen voor elck hondert ponden vlaems, die sy sullen ontfange ofte uytgeven, twaelf groote sonder meer, sonder dat den voorsz. buiten-Cassiers de penninge onder haer sullen mogen houden, maer sullen de selve terstont ende soo haest die ontfangen zyn, leveren aen den eygenaers, ofte daer de selve hun Ordonneren, volgende de in structie hen-lieden daer toe ghegeven. Alle penninghen daer van binnen dese Stadt Wissel sal werden gesloten van vyftich ponden Vlaems ende daerenboven, ende die ter voorsz somme elders getrocke zyn om hier te ^werden voldaen, sullen ter bancke nootsakelyck betaelt moeten worden, op pene dat alle betalingen ghedaen anders ende buyten de bancke, sullen gehouden worden voor qualyc gedaen, ende daerenboven by den contraventeurs, soo die de betalinghe doet, als diese ontfanght, 't elcke reyse verbeurt sal werden, drye ten honderde, tot profyte van de bancke. Ter voorschreven bancke en sal geen betalinge eens tot melancholie en pedanterie overhelde. En dat dartele figuurtje had hij steeds voor oogen gehad bij dat geheele zonderlinge gesprek en dat had hem juist zoo boos gemaakt. Het denkbeeld dat zijn boezemvriend, zijn ideaal hoeveel hij ook op hem aan te merken had, die knappe, fiere man, de koning Van Woldom, zich in zulk eene belachelijke positie bevond, dat hij, dok ter Adalbert Bertram, haast nog liever zou gehoord hebben dat hij Hans Fliederbusch had doodgeslagen, gebraden en opgegeten en dat alles om zulk een nietig, klein persoontje, dat ongetwijfeld den grooten man nauwelijks tot aan den elleboog reikte; dat popje, dat die reus wel op zijn arm kon nemen en lachend zijn groot geheim in 'toor fluisteren, en zie Daar keert hij zich om en daar staat een jonge dame voor hem, die in alle opzichten het tegendeel is van hetgeen hij zich voorstelde: een statige houding, een slanke gestalte, die het hoofd slechts een weinig behoeft op te heffen om Le brecht een kus te geven, en welk een bevallig, sierlijk hoofdwelk prachtig zwart haar, welk een edel gelaat met die groote, schitterende, zwarte oogen, die fijne wenkbrauwen, dien klei nen mond met die fijne welsprekende lippen, die even goed schijnen te kunnen bevelen als schert sen en dan die sierlijke bewegingen als van eene beminnelijke koningin die lieve klank volle stem dat smaakvolle donkere kleed het was den dokter te moede alsof hij een open baring aanschouwde. mogen geschieden als met goede gevalueerde en gepermitteerde Goude ende Silvere penningen, ende niet hooger dan volgens de Evaluatie ende Placeate vande Ho, Mo. Heeren Staten Generael, sonder oock dat aldaer eenighe gelapte, gedickte, ofte geschroeyde penningen sullen werden ont- fangben, ende alle Billionen, ofte niet gepermit teerde, als oock valsche penningen, die ter bancke werden ghepresenteert, sullen dadelyck in stucken gesneden, ende den eygenaers alsoo weder ghegeven werden. Ende en sullen ter bancke geene andere paye- menten werden ontfangen, als schellingen ende Engelsche vyf stuyvers, in weleke voorschreven twee specien van paeyment ooc niet meer en sal ontfangen werden, als thien ten honderde ende de minste betalinge die ter bancke ghedaen sal moghen worden, sal zyn van vyfentwintich ponden grooten Vlaems. Een yegelick sal syne wisselbrieven mogen doen nvoordere, door de Commissarissen vande bancke, ende die sulex begeert te doen, sal zyn brief, als die vervallen is, leveren in handen vanda Com missarissen, die daer van notitie houden ende recepisse sullen geven, ende voorts den Debiteur doen manen om betalingeby gebreke van weleke uyterlick binnen vier dagen te doen, sy tegens den selven sullen doen protesteren, en so de eyge- naer sulex begeert, sullen den gebreckigen accep tant door den Ordinaris Procureur vande bancke daer toe in rechte doe betrecken, ter extraordi- nare Camer-rolle, ten coste ende voorders vervolch vanden eygenaerofte indien die sulex niet begeert gedaen te hebben, sullen het protest metten brief weder doen leveren aenden selven eyghenaer, die dan voorts sal mogen doen so hy tt rade werden salEn sullen de voorsz reeepissen weder overgebracht moeten werden, al eer de partyen betaelt zynde, aende eygenaers goet gedaen ofte de brieven met ten proteste sullen werden over- gelevert. SP. De gene die bevonden wert meer op zyne re keningen ter bancke te hebben geassigneert, om betaelt of afgeschreven te worden, dan hy aldaer goet is hebbende, sal verbeuren ten profyte van de bancke, dry ten honderde vande geheele geas- signeerde somme, weleke boete dadelick sal werde gecort van de penningen, ende gestelt, in debito vande genen die sulex sal hebben gedaen, oft so hy geen penningen ter bancke en heeft, by de bode vande bancke gerecouvreert met parate executie. Een hemelsche doch vreeselijke openbaring. Nu had hij eensklaps alles begrepen, wat hem tot nog toe zoo raadselachtig had toegeschenen. Het oorspronkelijke denkbeeld van Lebrecht, dat hij laf en bespottelijk had gevonden, kwam hem nu geniaal voor; zijn aprzeling om zijn geheim te onthullen, op zijn minst genomen zeer begrij pelijk; en zijn tegenwoordigen toestand vond hij nu in 't geheel niet bespottelijk meer, maar wel hoogst bedenkelijk, ja bijna wanhopig. Er viel nu niet meer te denken aan het recht op het doel afgaan, dat hij zoo even zoo dringend aangeraden had, er kon geen sprake meer zijn van die onder danige, lijdelijke, ten slotte alles verschoonende liefde. Iemand die zoo schoon is, moet gewoon zijn bemind te worden, zonder zich veel moeite te geven om weder te beminnen. Zag een feeder beminnende jonge vrouw er zoo uit sprak die zoo zoo afgemeten, zoo verstandig, zoo koel' den eersten avond ten huize van haren man, bij de eerste ontmoeting met zijn besten vriend? Hij was lang terug gekomen van zijn vrees, dat zij bij haar binnenkomen iets van hun gesprek gehoord had, wat haar verlegen of bedremmeld kon maken. Zij was in 't minst niet verlegen. Zij gedroeg zich als eene prinses die niet zeer voldaan is over de manier waarop zij ontvangen wordt, doch veel te voornaam is om dit te laten merken. Misschien beviel het hare hoogheid niet dat hij nog hier was, nadat zij lang genoeg weg gebleven was om hem tijd te geven om zich te verwijderen 1 Hier uit deze kamer waar hij

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1878 | | pagina 5