BUITENLAND. Zeetij dingen Handelsberichten. Algemeen Overzicht. Graanmarkten enz, Fry zen van Effecten, die zaak meermalen is ter sprake gebracht, doch dat er practische bezwaren zijn om daarin ver andering te brengen. Hij is echter bereid de zaak in de commissie van bestuur .nogmaals ter sprake te brengen. De heer Snijders verklaart met vertrouwen het denkbeeld aan de commissie ter overweging te geven, zoo er dan niets aan te veranderen blijkt, zal hij er in moeten berusten. Alsnu komt in behandeling het in de vorige zitting aangehouden adres van den heer W. G. van Swers, houdende verzoek dat de raad hem, tot op het tijdstip waarop hem pensioen zal worden toegekend, boven zijn wachtgeld eene toelage verleene van 366.67 'sjaars, of van zoodanig bedrag als de raad zal geraden oordeeien. Het komt B. en W. voor dat, na de beslissingen door den raad reeds genomen omtrent het wacht geld van den adressant, overeenkomstig de ver ordening regelende het pensioneeren en op wachtgeld stellen van gemeente-ambtenaren enz., er geene termen aanwezig zijn om dat verzoek in te willigenen zij stellen daarom voor het verzoek van de hand te wijzen. De beraadslaging hieromtrent geopend zijnde, zegt de heer Snijders dat B. en W. hunne afwij zende beschikking gronden op eene verordening, in acht genomen bij het bepalen van het aan den heer van Swers toegekende wachtgeldeene verordening die, volgens zijne bescheiden meening, de zaak niet beheerscht. Wanneer men toch bet hoofd dier verordening leest, blijkt, dat de veror dening alleen slaat opgemeente ambtenaren terwijl, verder lezende, het eerste artikel zegt. „De gemeente-ambtenaren en bedienden te Middelburg hebben geen recht op pensioen." Juist het tegenovergestelde zegt echter de wet* van den 13 Aug. 1857, regelende het lager onderwijs, en het is deze wet, die ten aanzien van het verzoek van den heer van Swers behoort geraad pleegd te worden; in art- 24, le alinea, van bedoelde wet leest men: „De hoofd- en hulp onderwijzers bekleeden geene ambten of bedieningen dan met goedkeuring van gedeputeerde staten". De heer van Swers heeft nimmer aan ged. staten verlof gevraagd, veel min verkregen om een gemeente-ambt of bediening te bekleeden, zoodat hij, naar sprekers meening. geen gemeente-ambte naar is. Wat het pensioneeren aangaat is art 26 der onderwijswet in lijnrechten strijd met de gemeente verordening; waar deze zegt: de ambtenaren hebben geen recht, wordt den onderwijzer in dit artikel uitdrukkelijk dat recht toegekend. Is alzoo de heer van Swers geen gemeente-ambtenaar en bestaat er bovendien tusschen verordening en wet verschil van grondbeginsel, dan zal het wel geen verder betoog behoeven, dat de verordening hier niet gelden kan en dat de wet op het onderwijs de zaak beheerscht. Bij die wet is in drie gevallen voorzienschor sing, ontslag en pensioen. Ontslag geschiedt, volgens art. 22, door den gemeenteraad, op voor dracht van B. en W. en den districts-schoolopzie- ner. Spreker was niet tegenwoordig in do zitting toen den heer vaij Swers ontheffing uit zijne be trekking verleend' werd, doch hij heeft nergens gelezen dat de bij de wet voorgeschreven voordracht van den distri'cts-schoolopziener is ingekomen. Verder wordt in die wet nergens een voorschrift gevonden, hoe te handelen bij het opheffen eener school, en spreker gelooft ook niet dat de wet gever in 1857 zich, bij den toenmaligen treurigen toestand van het onderwijs, de mogelijkheid heeft kunnen voorstellen dat een eenmaal vastgesteld aantal scholen, door opheffing zou behooren te worden verminderd. Nu in dat geval niet voorzien is was men, met het oog op de onderwijswet, meent spreker, ver plicht geweest aan den heer van Swers zijne volle jaarwedde toe te kennen tot dat hij recht op pensioen zou hebben verkregen, en deze ziens wijze is niet nieuw, die werd door deze zelfde vergadering gehuldigd in een geval als 't onder havige. Bij de opheffing van de school van den heer Koning, bij de vestiging der H. B. S., is aan dien heer toegelegd 600 suppletie tot bet vroegere traktement en nu, na 13 jaren, wordt, ofschoon afloopend, die suppletie nog uitbetaald. Naar sprekers meening heeft de heer van Swers recht op zijne volle jaarwedde tot hem pensioen zal kunnen worden toegekend en daarom zal hij zijne stem tegen het voorstel van B. en W. uit brengen. De voorzitter verklaart, dat het op hem een zeer onaangenamen indruk maakt wanneer, als eenmaal een besluit door den raad is genomen, er getracht wordt waar de hoofddeur gesloten werd, door eene zijdeur binnen te sluipendat de heer van Swers dit verzoek heeft ingediend 13 hem echter uit den aard der zaak niet kwalijk te nemen. Omtrent de toepassing van de wetwaar het onderwijzers betreft, is de voorzitter het geheel eens met den vorigen spreker, dat op de onderwijzers de verordening wat de pensioenen aangaat niet toepasselijk is. Maar daar de wet volstrekt niet van wachtgeld spreekt, heeft de gemeenteraad zijns inziens zeer wijs gehandeld de regels door de verordening voor wachtgelden ge steld te volgen teneinde geene onbillijkheid tegen over andere ambtenaren te begaan. Tegenover den heer Koning is indertijd anders gehandeld, dat is waar, maar dit heeft plaats gevonden vóór dat deze verordening bestond. Nu bestaat de verordening eenmaal, wil men daar van afwijken en 366 boven het berekende toestaan, de raad heeft er ten volle het recht toe, doch het is in lijnrechten strijd met de verordening en bovendien een allergevaarlijkst antecedent I voor volgende gevallen die zich kunnen voordoen. De heer Snijders wenscht te releveeren dat de voorzitter zich opnieuw op de verordening be roept, ofschoon hij toestemt dat die niet behoorde gevolgd te worden. Hij observeert verder dat de verordening niets anders is dan het op schrift brengen van een gebruik dat jaren bij het bestuur bestond, en waarvan ten opzichte van den heer Koning is afgeweken op grond van de wet. In vroeger tijd was dus deze vergadering geen ander gevoelen dan het zijne toegedaan, hij gelooft dat in deze zaak weder dezelfde weg behoort te worden gevolgd. Wat de vrees voor het stellen van antecedenten betreft, merkt hij op dat, waar de zaak wettig is, hij geene vrijheid vindt om van de wet al is zij schadelijk voor de ge meente af te wijken. De voorzitter zegt dat het, wanneer het vast stond dat de wet op het onderwijs aan de ge meentebesturen den last opdroeg om altijd het volle traktement uit te betalen, niet, waar ae wet spreekt van de opheffing van scholen, aan den raad zou zijn toegelaten naar hun goedvinden met de onderwijzers te handelen. Wat betreft de verordening, meent hij dat de desbetreffende, bij de vaststelling in 1871, gewisselde stukken een geheel ander* licht daarover zouden verspreiden dan de heer Snijders meent. Wat was de aanleiding tot het vaststellen er van? Alleen deze dat niet altijd met dezelfde maat werd gemeten, waardoor onbillijkheid jegens sommigen mogelijk werd. De raad begreep zelf dat dit moest ophouden, en verlangde door de verordening vaste regels, om zonder aanzien des persoons, altijd met dezelfde billijkheid en recht vaardigheid te handelen. De heer Snijders, met toestemming der ver gadering voor de derde maal het woord voerende, wenscht op te merken dat de bewering van den voorzitter, dat de wet op het lager onderwijs in het geval van opheffing voorziet, zijne geheele theorie omver gooit, en vraagt waar het daarop betrekking hebbende te vinden is. De voorzitter herinnert dat alle wijzigingen in het getal der scholen aan ged staten moeten medegedeeld worden en dat deze daaraan hunne goedkeuring moeten geven of daarin berusten, hetzij het vermeerdering, hetzij het vermindering zijdat is geschied en na ingewonnen advies van den inspecteur en den schoolopziener hebben ged. staten dan ook geschreven er in te berusten. De heer Snijders persisteert dat noch het denk beeld, noch het woord opheffing in de wet is te vinden, in dat geval is niet voorzien, men spreekt er alleen van schorsing, ontslag en pensioen. De voorzitter stemt toe dat het woord „ophef fing" niet gebruikt wordt, maar aan god. staten is de zorg voor genoegzaam onderwijs op de lagere school opgedragen en in de gemeentelijke verordeningen daaromtrent mag, zonder hunne goedkeuring, geene wijziging gebracht worden. De heer Fokker zou gaarne voor het voorstel van B. en W. stemmen, met het oog op de be sparing voor de gemeentekas, hij kan dit echter niet doen omdat de aanspraken, naar hij meent, moeten erkend worden. De zaak houdt niet op, maar gaat over aan anderen, 't ontslag ia dus niet in den geest der verordening. Opheffing zou zich b. v. kunnen voordoen door een verminde ring der bevolking; doch daar dit niet het geval is zal hij tegen het voorstel stemmen. De beraadslagingen hierna gesloten zijnde, wordt het voorstel van B. en W. in stemming gebracht en met 9 tegen 8 stemmen verworpen. Tegen stemden deheeren: Fokker, van Berlelcom van Hoek, Nagtglas, Damme, Jeras, Snijders, Roe- tert Tak en van der Harst. Door den heer Snijders wordt de vraag gedaan of ten gevolge van het verwerpen van het voorstel van B. en W. het verzoek van den adressant geacht wordt te zijn toegestaan. Door den voor zitter wordt dit ontkennend beantwoord, en op de uitnoodiging om dan over het verzoek zelf te stemmen, aangemerkt dat alleen over een voorstel van B. en W. of van een der leden kan gestemd worden, eu dat dus, wenscht men aan het verzoek van den heer v. Swers te voldoen, éen der leden een voorstel daartoe zal moeten indienen, waarop de heer Snijders verklaart, een voorstel te willen indienen. Inmiddels wordt behandeld en aan de orde gesteld het verzoek van den heer F. J. Kooien, aannemer van het leveren en leggen van trottoir banden op den Dam, om vrijstelling te ontvangen van de hem opgelegde boete van ƒ30, wegens te late aflevering der steenen. B. en W. stellen voor, aangezien de aannemer aan de te late aflevering onschuldig moet geacht worden en op grond van de goede uitvoering, het verzoek in te willigen, waartoe zonder be raadslaging of hoofdelijke stemming besloten wordt. Daarna wordt behandeld het voorstel van B. en W. om eene wijziging te brengen in het be sluit van den raad van 20 Juni 1875, omtrent gymnastiekonderwijs van de leerlingen van het gymnasium. Bij het groote getal leerlingen is het noodzakelijk in plaats van éen, twee klassen te openen, waardoor de onderwijzer in plaats van 2, 4 uren 's weeks les moet geven, burg. en weth. wenschen dat de bepalingen omtrent de le klasse ook op de tweede toepasselijk zullen gemaakt worden. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt alzoo besloten. Voor kennisgeving wordt aangenomen de mede- deeling van den voorzitter dat van ged. staten ontvangen is een exemplaar van den inventaris van het oud archief, dat in de boekerij zal ge plaatst worden en waarvoor dank zal worden betuigd. Door den heer Snijders wordt alsnu een voor stel gedaan, strekkende om aan den heer van Swers, tot op het tijdstip waarop hem pensioen zal verleend worden, eene personeele toelage van ƒ36.676 'sjaars toe te kennen. Dit voorstel, voldoende ondersteund, komt in behandeling en daar de heer Snijders toelichting overbodig acht en niemand het woord verlangt wordt het in stemming gebracht en aangenomen met 9 tegen 8 stemmen, (voor stemden al de leden die tegen het voorstel van B. en W. hadden gestemd.) De voorzitter doet daarna mededeeling van de ingekomen voordrachten ter vervulling der in verschillende commission ten gevolge van periodieke aftreding, ontstaande vacatures. Ook is ingekomen eene voordracht ter vervul ling der betrekking van lc hulponderwijzeres op de school B, voor gewoon en meer uitgebreid lager onderwijs voor meisjes (jaarwedde 650) waarop geplaatst zijn mejuffrouwen J. D. Schoon- akker wed. Buijze, hulponderwijzeres te Williel- minadorp en N. W. Nielsen, hulponderwijzeres te Oudewater. Op de voordracht ter benoeming van een tijde- lijken leeraar aan het stedelijk gymnasium is geplaatst de heer W. A. Lehman de Lehnsfeldt, doctorandus in de letteren, thans tijdelijk verblijf houdende te Dordrecht. De voorzitter stelt vervolgens voor over te gaan tot de benoemingen en noodigt de heeren Liebert en van der Harst uit, met hem het stem bureau te willen uitmaken. De uitslag der stemmingen is dat benoemd worden: tot lid der plaatselijke schoolcommissie, mr. P. J. Callenfels met 9 stemmende heer B. A. Verheij verkreeg 6 stemmen en twee briefjes waren in blanco; tot tijdelijk leeraar aan het gymnasium de beer W. A. Lehman de Lehnsfeldt met algemeene stemmen tot hulponderwijzeres aan de school B mej. Schoonakker wed. Buijze mqt 15 stemmen mej. Nielsen verkreeg 1 stem. Voorts werden herbenoemd; tot leden van het burgerlijk armbestuur de heeren J. H. de Fremerij en M. C. Jeras tot leden van het bestuur der godshuizen dr. J. C. de Man en J. P. van Visvliet; tot lid der plaatselijke commissie van toezicht op de scholen voor het middelbaar onderwijs mr. C J. Pické; tot leden van de plaatselijke gezondheidscom missie dr. S. Dobbelaer de Wind en C. L. van Sorge; tot gemeente-heelmeester de heer W. J. Jansen. Eindelijk worden benoemd als leden der com missie nit den raad tot voorlichting van B. en W. bij het opmaken der kohieren van de plaatselijke directe belasting op de inkomsten, de heeren J. J- van der Harst Az., B. A. Fokker en J. II. Snij ders en als plaatsvervangers de heeren D. Jeras Mkz., M. Volkrijk Liebert en F. Nagtglas. De vergadering is daarna gesloten. Men snakt in Frankrijk naar de verkiezingen van 5 Januari, die eindelijk ook in den senaat eene meerderheid zal brengen, die ouder de ge geven omstandigheden de republiek den eenig mogelijken regeeringsvorm acht en op dien grond slag de Fransche staatsinstellingen wil ontwik kelen. De leden, die deze meerderheid zullen vormen, zijn daarom nog lang niet allen wat men gewoonlijk onder republikeinen verstaat, d. w. z. lieden, die in de republiek den waren regeerings vorm zien, die overal het persoonlijk regime vervangen moet. Integendeel, de grootste helft heeft zich bij de republikeinen aangeslofen als pis aller, omdat Frankrijk toch een regeeringsvorm hebben moest, en de republiek dan voor het oogenblik nog de minste nadeelen had. Dal was het standpunt van Thiers en is dat van zijne gansche school, die een constitutioneel-monarchalen vorm zou verkiezen, indien er een geschikt hoofd van staat te vinden was, die mede wilde werken om in Frankrijk regeeringsbeginselen in practijk te brengen, als b. v. in Engeland en bij ons te lande gelden. Frankrijks koningsgeslacht heeft evenals de Bonaparte's antecedenten, die zoo lijnrecht in strijd zijn met alle beginselen van vrijheid en zedelijkheid in de politiek, dat ze geen van beiden ooit meer het middenpunt kun nen worden, waarnaar het gansche volk met vertrouwen ziet, dat hun naam nimmer meer gelden kan als leuze van een populair staats bestuur. Demoralisatie van een vorstenhuis is op den duur de nekslag voor het monarchaal beginsel in constitutioneele staten. Ook vrij conservatieve vaderlandslievende mannen nemen dus de republiek aan, ja willen haar gaarne zelve in handen hebben, om haar te behoeden voor de fouten, welke dien regeeringsvorm, in Frankrijk vooral, steeds na kortstondig bestaan hebben doen bezwijken. Een eerste vereischte voor de levensvatbaarheid der Fransche republiek schijnt een vruchtbare wetgevende arbeid, die de maatschappelijke verhoudingen voldoende regelt en meer in daden heil zoekt dan in den onvruchtbaren woordenstrijd over den besten regeervorm, dien de kamers gerust aan de ge leerden kunnen overlaten, die het staatsrecht philosophiseh behandelen. Niet door te betoogen, dat eene republiek in het algemeen goed is, maar door te maken dat de thans bestaande republiek wijzen kan op een goed stql wetten, die haar rust en welvaart van binnen en aanzien en ontzag naar buiten bezorgen, kan eene Fransche kamer haar plicht vervullen. Toch was men tot nu toe wel genoodzaakt in zekere mate in het afgekeurde parlage te ver vallen. De republiek moest nog veroverd worden op den senaat, en daarom moest van verschillende standpunten, hetzij hare innerlijke voortreffelijk heid hetzij hare onvermijdelijkheid betoogd worden. De senaat zelf werkte daartoe mede door allen wetgevenden arbeid der kamer tegen te werken, die uitging van het vertrouwen op het voortbestaan der republiek. Dat zal nu men rekent er vast op na 5 Januari uit zijn. Men zal dan de quaestie van den regeervorm kunnen laten rusten om zich tot meer practische zaken te wenden, en de bladen beginnen nu reeds op de onderwerpen te wijzen, die dringend regeling behoeven. En daar zijn onderwerpen bij, die nauwgezetten, niet door politiek gekijf gestoor den arbeid vereischen, als de wetgeving op het bestuur der gemeenten, op het onderwijs, de strafvordering. Als de Fransche regeering wat wij hopen en gelooven in dien wetgeven den arbeid hare taak gaat zoeken, grijpt zij het beste middel aan om aan de uit nood gekozen staatsinstellingen vastheid voor de toekomst te geven. De ziekte van den koningsmoord schijnt nog hier en daar bij zwakke gemoederen te heerschen en slaat naar buiten in den gelukkig niet zeer schadelijken vorm van dreigende brieven en cou rant-artikels. Zoo vinden wij vermeld, dat een Franschman te Londen opgepakt is, die aan den heer Liddell, onder-secretaris van binnenlandsche zaken, en aan lord Lyons geschreven had, dat hij van plan was op de koningin te schieten. De naieve mededeeling zal den man wel eene plaats in Bedlam bezorgen, waar hij eigenaardig schijnt thuis te hooren. Ook in Zwitserland heeft zich een feit van dien aard voorgedaan. Te Chaux-de-Fonds wordt een blad uitgegeven, de Avant-garde genoemd, eene strijdlustige voor hoede, die koningsmoord in hare banier schrijft en de nommers, waarin deze leer gepredikt wordt, onder kruisband aan de gekroonde hoofden zendt. De pen dezer zonderlinge dagbladschrijvers heeft de regeeringen een zoo gevaarlijk wapen toege schenen, dat zij de Zwitsersche regeering opmerk zaam hebben gemaakt op deze wanstaltige loten der pers. De bondsregeering heeft aanstonds de autoriteiten in het kanton Neufchatel uitgenoo- digd om het dagblad op te heffen, de persen te vernietigen en de redacteurs gevangen te nemen. Het nieuwe Turksche ministerie heeft in den vorm eener circulaire aan de gezanten der Porte in een programma bekend gemaakt, dat het doel der vervanging van het oude ministerie Safvet door Khereddine en zijne ambtgenooten is om door actieve maatregelen de buitenlandsche moei lijkheden en de hangende politieke vragen op te lossen, waaronder dan ook begrepen heeten te zijn de verbintenissen te Berlijn aangegaan. Veelbe lovende programma 's zijn door Turksche minis teries wel eens meer gegeven. De uitvoering echter liet zich steeds wachten. Ook buiten Turkije meent men wel eens iets dergelijks opge merkt te hebben. Vlissingen, 13 Dec. Van de reede naar zee vertrokken het Ned. stoomschip P. Caland, naar Rotterdam. Gent 13 December. Roode en witte tarwe ad 100 kilo op staal fr. 26.25; rogge ad 100 kilo fr. 20.gerst fr. haver fr. 22.boekweit fr. 15.paardenboonen fr. 18.50koolzaad fr. 42.lijnzaad fr. 33.lijnkoeken fr. 24.50; koolzaadkoeken fr. 20.50boter fr 2.70 per kilo gram; eieren fr. 4.per 26 stuks. Vlissingen, 13 December. Boter per kilogram 1.30 a f 1.20. Eieren per 104 stuks. Amsterdam, 13 December. Raapolie op zes weken 36}. Lijnolie 29}. Amsterdam, 12 Dec. 13 Dec. STA ATStEEJi IN GEN, Nederl. Cert. N. W. Sch. 2) pet. 62f 62^j dito dito dito. 3 74j^ 741 dito dito dito. 4 981 98} België. Certificaten2J Frankrijk. Origin. Inschr. 3 72} Hongarije. Obl. Goudleen. 5 55 Italië. Cert. Adm. Amsterd. 5 Oostenrijk. Obl. Mei-Nov. 5 521 521 dito Febr.-Aug, 5 52} dito Jan.-Juli.5 531 53 dito April-Oct.53f§ dito dito Goud 4 62 Polen. Obl. Schatkist 1844. 4 - Portug. Obl. Btl. 1853/1869. 3 49& 49} dito dito 1876. 6 961 Rusland. Obl. Hope C. 1798/18155 941 941 Cert. Inschr. 5e Serie 1854. 5 561 dito dito 6e 1855. 5 74} 741 Obligatiën 18625 791 dito 1864 1000 5 89} dito 1864 1005 87 dito 1877 dito5 84 83}} dito 1872 gecons. dito. 5 811 81jfr dito 1873 gecons. dito. 5 82-jf 82} dito 1850 1° Leening dito. 41 81} 81 dito 1860 2S Le ning dito. 4-1 791 79 dito 1875 gecons. dito 41 74} 73} Cert. Hope C" 1840 4 571 dito 2e, 3' 4e Leen. 1842/44. 4 Obligatie-Leening 1867/69. 4 72} 72j& dito dito 1859 3 60} Cert. van Bank-Assign. 6 36} 36} Spanje. Obl. Buit. 1867/75. 1 14& 14} dito dito 1876 2 32} dito Binnenl. Es. 5000-10000 1 13} dito dito 1876 2 30} Turkije. Obl. Alg. Sch. 1865 5 10£ 10 dito dito 1869 6 Egypte. Obl. Leening 1876 6 49} 49& Spoorw. dito 1876 5 67} Vereen. Staten. Obl. 1876 4} dito dito 1871 5 dito dito 1861 6 105} 105} Brazilië. Obl. Londen 1865 5 94} dito Leening 1875 5 90} 90} INDUSTBIEELE EN FINANCIEELS ONDERNEMINGEN. Neilerl. Afr. Hand.-V. Obl. 5 pet. Ned. Hand.-Maatsch. aand. rescontre5 103} 104 Ned. Ind. Handelsb. Aand. Stoomvaartm. Java Obl. 5 dito Zeeland Obl5 dito gegarand. dito4} Huitschlancl. Cert. Rijks bank Adm. Amsterdam. Oostenrijk. Aand. Nat. B. 114} 114} SFOORWEG-LEENINGEN. Nederland. Maats. t.Expl. St.-Spw. Aandpet. 108 108} Ned. Ind. Spoorw. Aand. 103 Ned. Rijn-spw.volgef. Aand. N.-Brab. Boxt. Obl. 1875. 5 62 61} dito dito 2e Hypoth. 15 Hongarije. Theiss.Sp. Obl. 5 71 70} Italië. Zuid-Ital. Spw. Obl. 3 44ff 44} Polen. Wars.-Bromb. Aand. 4 51 Warschau-Weenen dito. 54} 54} Rusland. Gr. Sp.-Maats. Aand5 115} 115} dito Hypoth. Obligatiën. 4} 87 dito dito dito 4 80} Baltische Spoorweg. Aand. 3 46} 46 Chark.-Azow Oblig. 100. 5 81 80} Jelez-Griasi dito5 81 81} Jelez-Orel dito f 1000. 5 - Kiew-Brest Aand5 64 64} Losowo-Sewastopol 1000. 5 Morschansk-Sysran. Aand. 5 62} Mosk.-Jaroslaw Obl. 100. 5 92 92 Mosk.-Kursk dito dito .6 0- Mosk.-Sinol. dito dito .5 - 85 Orel-Vitebsk Obl. dito .5 81}

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1878 | | pagina 3