BUITENLAND.
Zeetij dingen
Handelsberichten.
Algemeen Overzicht.
Graanmarkten enz,
Fry zen van Effecten,
die zaak meermalen is ter sprake gebracht, doch
dat er practische bezwaren zijn om daarin ver
andering te brengen. Hij is echter bereid de
zaak in de commissie van bestuur .nogmaals ter
sprake te brengen.
De heer Snijders verklaart met vertrouwen het
denkbeeld aan de commissie ter overweging te
geven, zoo er dan niets aan te veranderen blijkt,
zal hij er in moeten berusten.
Alsnu komt in behandeling het in de vorige
zitting aangehouden adres van den heer W. G.
van Swers, houdende verzoek dat de raad hem,
tot op het tijdstip waarop hem pensioen zal
worden toegekend, boven zijn wachtgeld eene
toelage verleene van 366.67 'sjaars, of van
zoodanig bedrag als de raad zal geraden oordeeien.
Het komt B. en W. voor dat, na de beslissingen
door den raad reeds genomen omtrent het wacht
geld van den adressant, overeenkomstig de ver
ordening regelende het pensioneeren en op
wachtgeld stellen van gemeente-ambtenaren enz.,
er geene termen aanwezig zijn om dat verzoek
in te willigenen zij stellen daarom voor het
verzoek van de hand te wijzen.
De beraadslaging hieromtrent geopend zijnde,
zegt de heer Snijders dat B. en W. hunne afwij
zende beschikking gronden op eene verordening,
in acht genomen bij het bepalen van het aan den
heer van Swers toegekende wachtgeldeene
verordening die, volgens zijne bescheiden meening,
de zaak niet beheerscht. Wanneer men toch bet
hoofd dier verordening leest, blijkt, dat de veror
dening alleen slaat opgemeente ambtenaren terwijl,
verder lezende, het eerste artikel zegt. „De
gemeente-ambtenaren en bedienden te Middelburg
hebben geen recht op pensioen."
Juist het tegenovergestelde zegt echter de wet*
van den 13 Aug. 1857, regelende het lager onderwijs,
en het is deze wet, die ten aanzien van het
verzoek van den heer van Swers behoort geraad
pleegd te worden; in art- 24, le alinea, van
bedoelde wet leest men: „De hoofd- en hulp
onderwijzers bekleeden geene ambten of bedieningen
dan met goedkeuring van gedeputeerde staten".
De heer van Swers heeft nimmer aan ged. staten
verlof gevraagd, veel min verkregen om een
gemeente-ambt of bediening te bekleeden, zoodat
hij, naar sprekers meening. geen gemeente-ambte
naar is.
Wat het pensioneeren aangaat is art 26 der
onderwijswet in lijnrechten strijd met de gemeente
verordening; waar deze zegt: de ambtenaren
hebben geen recht, wordt den onderwijzer in dit
artikel uitdrukkelijk dat recht toegekend. Is
alzoo de heer van Swers geen gemeente-ambtenaar
en bestaat er bovendien tusschen verordening en
wet verschil van grondbeginsel, dan zal het wel
geen verder betoog behoeven, dat de verordening
hier niet gelden kan en dat de wet op het
onderwijs de zaak beheerscht.
Bij die wet is in drie gevallen voorzienschor
sing, ontslag en pensioen. Ontslag geschiedt,
volgens art. 22, door den gemeenteraad, op voor
dracht van B. en W. en den districts-schoolopzie-
ner. Spreker was niet tegenwoordig in do zitting
toen den heer vaij Swers ontheffing uit zijne be
trekking verleend' werd, doch hij heeft nergens
gelezen dat de bij de wet voorgeschreven voordracht
van den distri'cts-schoolopziener is ingekomen.
Verder wordt in die wet nergens een voorschrift
gevonden, hoe te handelen bij het opheffen eener
school, en spreker gelooft ook niet dat de wet
gever in 1857 zich, bij den toenmaligen treurigen
toestand van het onderwijs, de mogelijkheid heeft
kunnen voorstellen dat een eenmaal vastgesteld
aantal scholen, door opheffing zou behooren te
worden verminderd.
Nu in dat geval niet voorzien is was men, met
het oog op de onderwijswet, meent spreker, ver
plicht geweest aan den heer van Swers zijne
volle jaarwedde toe te kennen tot dat hij recht
op pensioen zou hebben verkregen, en deze ziens
wijze is niet nieuw, die werd door deze zelfde
vergadering gehuldigd in een geval als 't onder
havige. Bij de opheffing van de school van den
heer Koning, bij de vestiging der H. B. S., is
aan dien heer toegelegd 600 suppletie tot bet
vroegere traktement en nu, na 13 jaren, wordt,
ofschoon afloopend, die suppletie nog uitbetaald.
Naar sprekers meening heeft de heer van Swers
recht op zijne volle jaarwedde tot hem pensioen
zal kunnen worden toegekend en daarom zal hij
zijne stem tegen het voorstel van B. en W. uit
brengen.
De voorzitter verklaart, dat het op hem een
zeer onaangenamen indruk maakt wanneer, als
eenmaal een besluit door den raad is genomen,
er getracht wordt waar de hoofddeur gesloten
werd, door eene zijdeur binnen te sluipendat de
heer van Swers dit verzoek heeft ingediend 13
hem echter uit den aard der zaak niet kwalijk
te nemen.
Omtrent de toepassing van de wetwaar
het onderwijzers betreft, is de voorzitter het
geheel eens met den vorigen spreker, dat op de
onderwijzers de verordening wat de pensioenen
aangaat niet toepasselijk is. Maar daar de wet
volstrekt niet van wachtgeld spreekt, heeft de
gemeenteraad zijns inziens zeer wijs gehandeld de
regels door de verordening voor wachtgelden ge
steld te volgen teneinde geene onbillijkheid tegen
over andere ambtenaren te begaan.
Tegenover den heer Koning is indertijd anders
gehandeld, dat is waar, maar dit heeft plaats
gevonden vóór dat deze verordening bestond.
Nu bestaat de verordening eenmaal, wil men
daar van afwijken en 366 boven het berekende
toestaan, de raad heeft er ten volle het recht toe,
doch het is in lijnrechten strijd met de verordening
en bovendien een allergevaarlijkst antecedent I
voor volgende gevallen die zich kunnen voordoen.
De heer Snijders wenscht te releveeren dat de
voorzitter zich opnieuw op de verordening be
roept, ofschoon hij toestemt dat die niet behoorde
gevolgd te worden. Hij observeert verder dat de
verordening niets anders is dan het op schrift
brengen van een gebruik dat jaren bij het bestuur
bestond, en waarvan ten opzichte van den heer
Koning is afgeweken op grond van de wet. In
vroeger tijd was dus deze vergadering geen ander
gevoelen dan het zijne toegedaan, hij gelooft dat
in deze zaak weder dezelfde weg behoort te
worden gevolgd. Wat de vrees voor het stellen
van antecedenten betreft, merkt hij op dat, waar
de zaak wettig is, hij geene vrijheid vindt om
van de wet al is zij schadelijk voor de ge
meente af te wijken.
De voorzitter zegt dat het, wanneer het vast
stond dat de wet op het onderwijs aan de ge
meentebesturen den last opdroeg om altijd het
volle traktement uit te betalen, niet, waar ae wet
spreekt van de opheffing van scholen, aan den
raad zou zijn toegelaten naar hun goedvinden
met de onderwijzers te handelen. Wat betreft
de verordening, meent hij dat de desbetreffende,
bij de vaststelling in 1871, gewisselde stukken een
geheel ander* licht daarover zouden verspreiden
dan de heer Snijders meent.
Wat was de aanleiding tot het vaststellen er
van? Alleen deze dat niet altijd met dezelfde
maat werd gemeten, waardoor onbillijkheid jegens
sommigen mogelijk werd. De raad begreep zelf
dat dit moest ophouden, en verlangde door de
verordening vaste regels, om zonder aanzien des
persoons, altijd met dezelfde billijkheid en recht
vaardigheid te handelen.
De heer Snijders, met toestemming der ver
gadering voor de derde maal het woord voerende,
wenscht op te merken dat de bewering van den
voorzitter, dat de wet op het lager onderwijs in
het geval van opheffing voorziet, zijne geheele
theorie omver gooit, en vraagt waar het daarop
betrekking hebbende te vinden is.
De voorzitter herinnert dat alle wijzigingen in
het getal der scholen aan ged staten moeten
medegedeeld worden en dat deze daaraan hunne
goedkeuring moeten geven of daarin berusten,
hetzij het vermeerdering, hetzij het vermindering
zijdat is geschied en na ingewonnen advies van
den inspecteur en den schoolopziener hebben ged.
staten dan ook geschreven er in te berusten.
De heer Snijders persisteert dat noch het denk
beeld, noch het woord opheffing in de wet is te
vinden, in dat geval is niet voorzien, men spreekt
er alleen van schorsing, ontslag en pensioen.
De voorzitter stemt toe dat het woord „ophef
fing" niet gebruikt wordt, maar aan god. staten
is de zorg voor genoegzaam onderwijs op de
lagere school opgedragen en in de gemeentelijke
verordeningen daaromtrent mag, zonder hunne
goedkeuring, geene wijziging gebracht worden.
De heer Fokker zou gaarne voor het voorstel
van B. en W. stemmen, met het oog op de be
sparing voor de gemeentekas, hij kan dit echter
niet doen omdat de aanspraken, naar hij meent,
moeten erkend worden. De zaak houdt niet op,
maar gaat over aan anderen, 't ontslag ia dus
niet in den geest der verordening. Opheffing zou
zich b. v. kunnen voordoen door een verminde
ring der bevolking; doch daar dit niet het geval
is zal hij tegen het voorstel stemmen.
De beraadslagingen hierna gesloten zijnde, wordt
het voorstel van B. en W. in stemming gebracht
en met 9 tegen 8 stemmen verworpen.
Tegen stemden deheeren: Fokker, van Berlelcom
van Hoek, Nagtglas, Damme, Jeras, Snijders, Roe-
tert Tak en van der Harst.
Door den heer Snijders wordt de vraag gedaan
of ten gevolge van het verwerpen van het voorstel
van B. en W. het verzoek van den adressant
geacht wordt te zijn toegestaan. Door den voor
zitter wordt dit ontkennend beantwoord, en op de
uitnoodiging om dan over het verzoek zelf te
stemmen, aangemerkt dat alleen over een voorstel
van B. en W. of van een der leden kan gestemd
worden, eu dat dus, wenscht men aan het verzoek
van den heer v. Swers te voldoen, éen der leden een
voorstel daartoe zal moeten indienen, waarop de
heer Snijders verklaart, een voorstel te willen
indienen.
Inmiddels wordt behandeld en aan de orde
gesteld het verzoek van den heer F. J. Kooien,
aannemer van het leveren en leggen van trottoir
banden op den Dam, om vrijstelling te ontvangen
van de hem opgelegde boete van ƒ30, wegens
te late aflevering der steenen.
B. en W. stellen voor, aangezien de aannemer
aan de te late aflevering onschuldig moet geacht
worden en op grond van de goede uitvoering,
het verzoek in te willigen, waartoe zonder be
raadslaging of hoofdelijke stemming besloten
wordt.
Daarna wordt behandeld het voorstel van B.
en W. om eene wijziging te brengen in het be
sluit van den raad van 20 Juni 1875, omtrent
gymnastiekonderwijs van de leerlingen van het
gymnasium. Bij het groote getal leerlingen is
het noodzakelijk in plaats van éen, twee klassen
te openen, waardoor de onderwijzer in plaats
van 2, 4 uren 's weeks les moet geven, burg. en
weth. wenschen dat de bepalingen omtrent de
le klasse ook op de tweede toepasselijk zullen
gemaakt worden.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
wordt alzoo besloten.
Voor kennisgeving wordt aangenomen de mede-
deeling van den voorzitter dat van ged. staten
ontvangen is een exemplaar van den inventaris
van het oud archief, dat in de boekerij zal ge
plaatst worden en waarvoor dank zal worden
betuigd.
Door den heer Snijders wordt alsnu een voor
stel gedaan, strekkende om aan den heer van
Swers, tot op het tijdstip waarop hem pensioen
zal verleend worden, eene personeele toelage van
ƒ36.676 'sjaars toe te kennen.
Dit voorstel, voldoende ondersteund, komt in
behandeling en daar de heer Snijders toelichting
overbodig acht en niemand het woord verlangt
wordt het in stemming gebracht en aangenomen
met 9 tegen 8 stemmen, (voor stemden al de
leden die tegen het voorstel van B. en W. hadden
gestemd.)
De voorzitter doet daarna mededeeling van de
ingekomen voordrachten ter vervulling der in
verschillende commission ten gevolge van periodieke
aftreding, ontstaande vacatures.
Ook is ingekomen eene voordracht ter vervul
ling der betrekking van lc hulponderwijzeres op
de school B, voor gewoon en meer uitgebreid
lager onderwijs voor meisjes (jaarwedde 650)
waarop geplaatst zijn mejuffrouwen J. D. Schoon-
akker wed. Buijze, hulponderwijzeres te Williel-
minadorp en N. W. Nielsen, hulponderwijzeres te
Oudewater.
Op de voordracht ter benoeming van een tijde-
lijken leeraar aan het stedelijk gymnasium is
geplaatst de heer W. A. Lehman de Lehnsfeldt,
doctorandus in de letteren, thans tijdelijk verblijf
houdende te Dordrecht.
De voorzitter stelt vervolgens voor over te
gaan tot de benoemingen en noodigt de heeren
Liebert en van der Harst uit, met hem het stem
bureau te willen uitmaken.
De uitslag der stemmingen is dat benoemd
worden: tot lid der plaatselijke schoolcommissie,
mr. P. J. Callenfels met 9 stemmende heer
B. A. Verheij verkreeg 6 stemmen en twee briefjes
waren in blanco;
tot tijdelijk leeraar aan het gymnasium de beer
W. A. Lehman de Lehnsfeldt met algemeene
stemmen
tot hulponderwijzeres aan de school B mej.
Schoonakker wed. Buijze mqt 15 stemmen mej.
Nielsen verkreeg 1 stem.
Voorts werden herbenoemd;
tot leden van het burgerlijk armbestuur de
heeren J. H. de Fremerij en M. C. Jeras
tot leden van het bestuur der godshuizen dr.
J. C. de Man en J. P. van Visvliet;
tot lid der plaatselijke commissie van toezicht
op de scholen voor het middelbaar onderwijs
mr. C J. Pické;
tot leden van de plaatselijke gezondheidscom
missie dr. S. Dobbelaer de Wind en C. L. van
Sorge;
tot gemeente-heelmeester de heer W. J. Jansen.
Eindelijk worden benoemd als leden der com
missie nit den raad tot voorlichting van B. en W.
bij het opmaken der kohieren van de plaatselijke
directe belasting op de inkomsten, de heeren J. J-
van der Harst Az., B. A. Fokker en J. II. Snij
ders en als plaatsvervangers de heeren D. Jeras
Mkz., M. Volkrijk Liebert en F. Nagtglas.
De vergadering is daarna gesloten.
Men snakt in Frankrijk naar de verkiezingen
van 5 Januari, die eindelijk ook in den senaat
eene meerderheid zal brengen, die ouder de ge
geven omstandigheden de republiek den eenig
mogelijken regeeringsvorm acht en op dien grond
slag de Fransche staatsinstellingen wil ontwik
kelen. De leden, die deze meerderheid zullen
vormen, zijn daarom nog lang niet allen wat men
gewoonlijk onder republikeinen verstaat, d. w. z.
lieden, die in de republiek den waren regeerings
vorm zien, die overal het persoonlijk regime
vervangen moet. Integendeel, de grootste helft
heeft zich bij de republikeinen aangeslofen als
pis aller, omdat Frankrijk toch een regeeringsvorm
hebben moest, en de republiek dan voor het
oogenblik nog de minste nadeelen had. Dal was
het standpunt van Thiers en is dat van zijne
gansche school, die een constitutioneel-monarchalen
vorm zou verkiezen, indien er een geschikt hoofd
van staat te vinden was, die mede wilde werken
om in Frankrijk regeeringsbeginselen in practijk
te brengen, als b. v. in Engeland en bij ons te
lande gelden. Frankrijks koningsgeslacht heeft
evenals de Bonaparte's antecedenten, die zoo
lijnrecht in strijd zijn met alle beginselen van
vrijheid en zedelijkheid in de politiek, dat ze
geen van beiden ooit meer het middenpunt kun
nen worden, waarnaar het gansche volk met
vertrouwen ziet, dat hun naam nimmer meer
gelden kan als leuze van een populair staats
bestuur. Demoralisatie van een vorstenhuis is
op den duur de nekslag voor het monarchaal
beginsel in constitutioneele staten.
Ook vrij conservatieve vaderlandslievende mannen
nemen dus de republiek aan, ja willen haar gaarne
zelve in handen hebben, om haar te behoeden
voor de fouten, welke dien regeeringsvorm, in
Frankrijk vooral, steeds na kortstondig bestaan
hebben doen bezwijken. Een eerste vereischte
voor de levensvatbaarheid der Fransche republiek
schijnt een vruchtbare wetgevende arbeid, die
de maatschappelijke verhoudingen voldoende
regelt en meer in daden heil zoekt dan in den
onvruchtbaren woordenstrijd over den besten
regeervorm, dien de kamers gerust aan de ge
leerden kunnen overlaten, die het staatsrecht
philosophiseh behandelen. Niet door te betoogen,
dat eene republiek in het algemeen goed is, maar
door te maken dat de thans bestaande republiek
wijzen kan op een goed stql wetten, die haar
rust en welvaart van binnen en aanzien en ontzag
naar buiten bezorgen, kan eene Fransche kamer
haar plicht vervullen.
Toch was men tot nu toe wel genoodzaakt in
zekere mate in het afgekeurde parlage te ver
vallen. De republiek moest nog veroverd worden
op den senaat, en daarom moest van verschillende
standpunten, hetzij hare innerlijke voortreffelijk
heid hetzij hare onvermijdelijkheid betoogd
worden. De senaat zelf werkte daartoe mede
door allen wetgevenden arbeid der kamer tegen te
werken, die uitging van het vertrouwen op het
voortbestaan der republiek. Dat zal nu men
rekent er vast op na 5 Januari uit zijn. Men
zal dan de quaestie van den regeervorm kunnen
laten rusten om zich tot meer practische zaken
te wenden, en de bladen beginnen nu reeds op
de onderwerpen te wijzen, die dringend regeling
behoeven. En daar zijn onderwerpen bij, die
nauwgezetten, niet door politiek gekijf gestoor
den arbeid vereischen, als de wetgeving op
het bestuur der gemeenten, op het onderwijs,
de strafvordering. Als de Fransche regeering
wat wij hopen en gelooven in dien wetgeven
den arbeid hare taak gaat zoeken, grijpt zij het
beste middel aan om aan de uit nood gekozen
staatsinstellingen vastheid voor de toekomst te
geven.
De ziekte van den koningsmoord schijnt nog
hier en daar bij zwakke gemoederen te heerschen
en slaat naar buiten in den gelukkig niet zeer
schadelijken vorm van dreigende brieven en cou
rant-artikels. Zoo vinden wij vermeld, dat een
Franschman te Londen opgepakt is, die aan den
heer Liddell, onder-secretaris van binnenlandsche
zaken, en aan lord Lyons geschreven had, dat
hij van plan was op de koningin te schieten.
De naieve mededeeling zal den man wel eene
plaats in Bedlam bezorgen, waar hij eigenaardig
schijnt thuis te hooren. Ook in Zwitserland
heeft zich een feit van dien aard voorgedaan.
Te Chaux-de-Fonds wordt een blad uitgegeven,
de Avant-garde genoemd, eene strijdlustige voor
hoede, die koningsmoord in hare banier schrijft
en de nommers, waarin deze leer gepredikt wordt,
onder kruisband aan de gekroonde hoofden zendt.
De pen dezer zonderlinge dagbladschrijvers heeft
de regeeringen een zoo gevaarlijk wapen toege
schenen, dat zij de Zwitsersche regeering opmerk
zaam hebben gemaakt op deze wanstaltige loten
der pers. De bondsregeering heeft aanstonds de
autoriteiten in het kanton Neufchatel uitgenoo-
digd om het dagblad op te heffen, de persen te
vernietigen en de redacteurs gevangen te nemen.
Het nieuwe Turksche ministerie heeft in den
vorm eener circulaire aan de gezanten der Porte
in een programma bekend gemaakt, dat het doel
der vervanging van het oude ministerie Safvet
door Khereddine en zijne ambtgenooten is om
door actieve maatregelen de buitenlandsche moei
lijkheden en de hangende politieke vragen op te
lossen, waaronder dan ook begrepen heeten te zijn
de verbintenissen te Berlijn aangegaan. Veelbe
lovende programma 's zijn door Turksche minis
teries wel eens meer gegeven. De uitvoering
echter liet zich steeds wachten. Ook buiten
Turkije meent men wel eens iets dergelijks opge
merkt te hebben.
Vlissingen, 13 Dec. Van de reede naar zee
vertrokken het Ned. stoomschip P. Caland, naar
Rotterdam.
Gent 13 December. Roode en witte tarwe
ad 100 kilo op staal fr. 26.25; rogge ad 100 kilo
fr. 20.gerst fr. haver fr. 22.boekweit
fr. 15.paardenboonen fr. 18.50koolzaad
fr. 42.lijnzaad fr. 33.lijnkoeken fr. 24.50;
koolzaadkoeken fr. 20.50boter fr 2.70 per kilo
gram; eieren fr. 4.per 26 stuks.
Vlissingen, 13 December. Boter per kilogram
1.30 a f 1.20. Eieren per 104 stuks.
Amsterdam, 13 December. Raapolie op zes weken
36}. Lijnolie 29}.
Amsterdam, 12 Dec. 13 Dec.
STA ATStEEJi IN GEN,
Nederl. Cert. N. W. Sch. 2) pet. 62f 62^j
dito dito dito. 3 74j^ 741
dito dito dito. 4 981 98}
België. Certificaten2J
Frankrijk. Origin. Inschr. 3 72}
Hongarije. Obl. Goudleen. 5 55
Italië. Cert. Adm. Amsterd. 5
Oostenrijk. Obl. Mei-Nov. 5 521 521
dito Febr.-Aug, 5 52}
dito Jan.-Juli.5 531 53
dito April-Oct.53f§
dito dito Goud 4 62
Polen. Obl. Schatkist 1844. 4 -
Portug. Obl. Btl. 1853/1869. 3 49& 49}
dito dito 1876. 6 961
Rusland. Obl. Hope C.
1798/18155 941 941
Cert. Inschr. 5e Serie 1854. 5 561
dito dito 6e 1855. 5 74} 741
Obligatiën 18625 791
dito 1864 1000 5 89}
dito 1864 1005 87
dito 1877 dito5 84 83}}
dito 1872 gecons. dito. 5 811 81jfr
dito 1873 gecons. dito. 5 82-jf 82}
dito 1850 1° Leening dito. 41 81} 81
dito 1860 2S Le ning dito. 4-1 791 79
dito 1875 gecons. dito 41 74} 73}
Cert. Hope C" 1840 4 571
dito 2e, 3' 4e Leen. 1842/44. 4
Obligatie-Leening 1867/69. 4 72} 72j&
dito dito 1859 3 60}
Cert. van Bank-Assign. 6 36} 36}
Spanje. Obl. Buit. 1867/75. 1 14& 14}
dito dito 1876 2 32}
dito Binnenl. Es. 5000-10000 1 13}
dito dito 1876 2 30}
Turkije. Obl. Alg. Sch. 1865 5 10£ 10
dito dito 1869 6
Egypte. Obl. Leening 1876 6 49} 49&
Spoorw. dito 1876 5 67}
Vereen. Staten. Obl. 1876 4}
dito dito 1871 5
dito dito 1861 6 105} 105}
Brazilië. Obl. Londen 1865 5 94}
dito Leening 1875 5 90} 90}
INDUSTBIEELE EN FINANCIEELS
ONDERNEMINGEN.
Neilerl. Afr. Hand.-V. Obl. 5 pet.
Ned. Hand.-Maatsch. aand.
rescontre5 103} 104
Ned. Ind. Handelsb. Aand.
Stoomvaartm. Java Obl. 5
dito Zeeland Obl5
dito gegarand. dito4}
Huitschlancl. Cert. Rijks
bank Adm. Amsterdam.
Oostenrijk. Aand. Nat. B. 114} 114}
SFOORWEG-LEENINGEN.
Nederland. Maats. t.Expl.
St.-Spw. Aandpet. 108 108}
Ned. Ind. Spoorw. Aand. 103
Ned. Rijn-spw.volgef. Aand.
N.-Brab. Boxt. Obl. 1875. 5 62 61}
dito dito 2e Hypoth. 15
Hongarije. Theiss.Sp. Obl. 5 71 70}
Italië. Zuid-Ital. Spw. Obl. 3 44ff 44}
Polen. Wars.-Bromb. Aand. 4 51
Warschau-Weenen dito. 54} 54}
Rusland. Gr. Sp.-Maats.
Aand5 115} 115}
dito Hypoth. Obligatiën. 4} 87
dito dito dito 4 80}
Baltische Spoorweg. Aand. 3 46} 46
Chark.-Azow Oblig. 100. 5 81 80}
Jelez-Griasi dito5 81 81}
Jelez-Orel dito f 1000. 5 -
Kiew-Brest Aand5 64 64}
Losowo-Sewastopol 1000. 5
Morschansk-Sysran. Aand. 5 62}
Mosk.-Jaroslaw Obl. 100. 5 92 92
Mosk.-Kursk dito dito .6 0-
Mosk.-Sinol. dito dito .5 - 85
Orel-Vitebsk Obl. dito .5 81}