N°. 293J
121e Jaargang.
18782
Donderdag
12 December.
HET SKELET IN HUIS.
Dit blad /erschijnt dagelijks,
met uitzondering^ van Zon- en Feestdagen.
Prijs pVr 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent,
Advertentien: 20 Gent per regel,
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20,
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère 6 L. Daube en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones.
Middelburg, 11 December.
MIDDELBURGSCHE
In de heden gehouden zitting van den gemeen
teraad van Middelburg is behandeld het verzoek
van den heer van Swers om hem, op de in het
adres aangevoerde gronden, tot op het tijdstip
dat hem pensioen zal toegekend worden, boven
zijn wachtgeld eene toelage te verleenen van
f 366.67 'sjaars. Het voorstel van B. en W. tot
afwijzing van het verzoek werd niet aangenomen,
doch op voorstel van den heer Snijders besloten
adressant eene personeele toelage tot het ge
vraagde bedrag toe te kennen.
Het verzoek van den heer F. J. Kooien, aan
nemer van het leveren en leggen van trottoir
banden, om kwijtschelding van een hem opgelegde
boete van 30, werd ingewilligd.
Verder werden benoemd:
tot lid der plaatselijke schoolcommissie de heer
m\ P. J. Callenfels; tot tijdelijk leeraar aan het
gymnasium de heer W. A. Lehman de Lehnsfeldt,
doctorandus in de letteren, te Dordrecht; tot
hulponderwijzeres aan de school B mej. J. D.
Schoonakker, wed. Buijze.
Herbenoemd werden: tot leden van het burger
lijk armbestuur de heeren J. H. de Fremery en
M. C. Jeras; tot lid van het bestuur der gods
huizen dr. J. C. de Mantot lid der commissie
van toezicht over de scholen voor M. O. m'. C. J.
Pické tot leden van de plaatselijke gezondheids
commissie de heeren dr. S. Dobbelaer de Wind en
C. L. van Sorge, en tot gemeenteheelmeester
de heer W. J. Jansen.
Tot leden der commissie uit den raad tot voor
lichting van B. en W. bij het opmaken der kohieren
van de pi. dir. bel. op de inkomsten werden be
noemd de heeren J. J. v. d. Harst Az., B. A.
Fokker en J. H. Snijders, en als plaatsvervan
gende leden de heeren D. Jeras MKz, M. Volk
rijk Liebert en F. Nagtglas.
In een volgend nommer geven wij het gewone
verslag.
Door De Tijd is onlangs, naar aanleiding der
uittreding van den heer van Houten uit het
liberaal partij-verband, eene beschouwing geleverd
over de noodzakelijkheid van samenwerking en
verband onder de leden eener zelfde politieke
party.
Niet onaardig is het, op te merken op welke
wijze het blad dit denkbeeld in praktijk gebracht
wil zien. Aanleiding daartoe geeft De Tijd door
9
DOOK
1RIEDRICII SPIELHAGEN.
TWEEDE HOOFDSTUK.
Wij waren namelijk beneden aangekomen, bij
het venster dat op de plaats uitziet. Op de
plaats zagen we Christiaan, de koetsier, die het
rijtuig reeds naar buiten gebracht had, waarmede
hij 's morgens mijnheer naar het station moest
rijden, en daar hij merkte dat het regende, was
hij opgestaan om het toe te dekken. Hij is wel
een erge domkop, die Christiaan, mevrouw, maar
voor zijn paarden en rijtuigen zorgt hij best,
en zijn groote lantaren was nu zeer nuttig,
want het regende dat het goot. Ik vroeg nog
aan mijnheer, toen hij de deur open deed„Zet
u geen hoed op maar hij antwoordde alleen
„Zeg dat Nebelow terstond naar den dokter gaat."
Verder valt er niet veel meer te vertellen,
mevrouw, zij hebben hem niet gevonden, ofschoon
zij den heelen tuin doorzochten; eerst mijnheer
met Christiaan alleen en daarna nog verscheidene
andere mannen met lantarens, vervolgens hebbenr
zij het heele huis van den zolder tot den kelder
eene strafpredicatie, welke zij tot de katholieke
kamerleden richt over hunne houding tegenover
den minister van justitie. Zooals men weet heelt
deze, tèn opzichte der Limburgsche processiën,
een zuiver grondwettig standpunt ingenomen. Van
dat standpunt, heeft de minister te waken dat
van alle overtredingen der wet, door de bevoegde
macht proces-verbaal worde opgemaakt, dat aan
die processen-verbaal het noodige. gevolg worde
gegeven en dat vervolgens de onpartijdige rechter
beslisse. Niets meer, maar ook niets minder. Dit
standpunt wordt door gematigde en onafhanke
lijke katholieken op prijs gesteld en de meerder
heid der katholieke kamerleden gaf bij de
stemming over de begrooting van justitie van die
waardeering blijk. Niet alzoo de partij, die
boven de wet verlangt te staan. Ten bewijze
daarvan schrijft De tijd het volgende:
„De Zaterdag jl. plaats gehad hebbende eind
stemming over Hoofdstuk IV heeft ons eeniger-
mate verrast. De Limburgsche afgevaardigden
Lambrechts, Kerens, Haffmans en de Bieberstein
waren de eenige tegenstemmers.
„Dit feit heeft ons niet alleen verrast, maar
bevreemd. Wat mag de overige katholieke afge
vaardigden bewogen hebben aan dezen minister
van justitie hunne stem te geven? Deelen zij in
de meening, de theorie van den heer Schimmel-
penninck van der Oije en onthouden zij zich van
tegenstemmen om redenen buiten de begrooting
Zeer mogelijk, maar deze theorie, hoe fraai en
hoe constitutioneel ook in gewone tijden, gaat
tegenover dit ministerie en deze meerderheid niet
op. Achten zij den minister van justitie te onbe
duidend om zich over hem te bekreunen? 'Wij
zullen dat oordeel niet wraken, maar met dat al
blijtt de minister toch de processiënjager. Maar
de processiën zijn misschien alleen een Limburgsch
belang Hiertegen verzetten wij ons zoo krachtig
mogelijk. Hoe sterk het provincialisme in Limburg
ontwikkeld moge heeten, Limburg is en blijft eene
Nederlandsche provincieen wat onze katholieke
broeders in Limburg raakt, raakt ook ons. Het
tot Limburg en Noord-Brabant behoorende kies
district Boxmeer bewijst, door de keuze van
twee uit Limburg stammende afgevaardigden, dat
het provincialisme in katholieke kringen niet den
boventoon voert, en niet alleen de kiezers, maar
ook onze afgevaardigden behooren dit niet te
vergeten.
„Daarbij komt, dat de processiën werkelijk een
algemeen Nederlandsch belang zijn. Het geldt
hier het beginsel der godsdienstvrijheid en ook
der openbare veiligheid tegenover de ruwe politie
macht. Een goed geaccentueerd votum tegen den
minister van justitie zou zeker meer aan de ver
wachting van het katholieke volk beantwoord
doorgezocht, al was het onmogelijk dat hij van
den tuin in huis was gekomenvoorts is er door
de héele stad om hem gestuurd en er is een
drukte gemaakt alsof de heele boel in brand
stond; maar wien ze niet vonden, was mijnheer
Fliederbusch, en mijnheer heeft de zaak behoorlijk
aangegeven, en onze oude directeur van politie
heeft dienzelfden nacht nog behoorlijk proces
verbaal opgemaakt zoo heet het immers? -
en hij zeide dat mijnheer maar gerust op reis
moest gaan, want niemand kon hem kwalijk
nemen dat hij een jong mensch, die brutaal tegen
zijn patroon was, eeu pak slaag gaf, en als dat
jonge mensch, in plaats van excuus te vragen,
weg liep en om hem een poets te bakken uit een
verdieping van twintig voet hoog in den tuin
sprong, dan had hij zijn verdiende loon als hij
zijn nek gebroken hadmaar hij was nog altijd
als een kat op zijn vier beenett terecht gekomen,
en dat zou nu ook wel het geval zijn en hij zou
wel weer boven water komen. Die goede oude
man zal dit echter nooit belevenwant acht
dagen later was hij al dood en ik geloof dat hij
zich in zijn graf zou orokeeren als hij al de
domme praatjes kon hooren, die de menschen nu
over die malle geschiedenis houden."
„Wat zeggen zij wat kunnen ze zeggen
riep Anna en sprong van haar stoel op.
„Wat ze zeggen kunnen, mevrouw? Ja, wat
kunnen slechte menschen niet zeggen, als ze niets
beters weten te praten en als het onzen mijnheer
betreft, die zoo rijk is, dat bij de heele stad
hebben dan de zeer kalme houding, die nu door
de katholieke afgevaardigden aangenomen werd."
Een bekend katholiek, die voor de waarheid
zijner mededeeling volkomen instaat, deelt aan
het Handelsblad het volgende mede omtrent den
eigendom en de 'redactie van De Tyd.
„De vroegere eigenaar, schrijft hij, was alleen
de eerw. rector J. A. Smits, die tot zijn dood
hoofdredacteur bleef. Nu weet ieder, die den
begaafden en schranderen Smits kende, dat hij er
volstrekt de man niet naar was om een katholiek
blad het eigendom van een leek te laten worden.
Hij heeft wel reeds lang vóór zijn dood den
eigendom van De Tijd overgedragen, bij eene
behoorlijke akte, maar aan de vijf bisschoppen
van Nederland. Dat zijn de eenige eigenaars van
De Tijd, en daarom hebben zij ieder het recht
er een redacteur in te benoemen. Zooals ieder
weet, benoemde de aartsbisschop van Utrecht zijn
neef dr. Schaepman tot redacteur; de bisschop
van Haarlem den eerw. rector Klönne, en een der
overigen den eerw. rector Heeres. Maar men heeft
in de redactie ook een leek noodig, en zoo i3 de
heer van der Aa aan dr. Cramer opgevolgd, vele
jaren geleden. Als zoodanig is ook de exploitatie
van het blad de zaak van den heer van der Aa."
Het adres, namens de tweede kamer aan Z. M.
den koning bij zijn terugkeer in den Haag aan
te bieden, luidt aldus:
„Sire
„De tweede kamer der staten-geueraal stelt op
hoogen prijs aan uwe majesteit hare heilweuschen
te kunnen aanbieden ter gelegenheid van uwer
majesteits voorgenomen huwelijk met H D. H.
.me,vrouwe de prinses Adelheid Emma Wilhelmina
Theresia van Waldeek-Pyrmont.
„Van ganscher harte wenschen wij, dat deze
echtverbintenis bij het onwaardeerbaar genot van
huiselijk geluk moge leiden tot verhooging van
de levensvreugde van U. M. en tevens tot bevei
liging van den bloei van het regeerend stamhuis,
waarmede de dierbaarste belangen van Nederland
zoo nauw verbonden zijn.
„Als vertegenwoordigers van het Nederlandsche
volk durven wij de verzekering geven, dat onze
aanstaande koningin niet slechts bij hare komst
op den vaderlandschen bodem overal met inge
nomenheid zal worden begroet, maar ook voort
durend in ruime mate zal deelen in den eerbied
en de liefde, door Nederland voor de vorsten en
vorstinnen uit het huis van Oranje-Nassau ge
koesterd." V
Tlissingen, 11 December. De heer J. de
Vries, doopsgezind predikant te Haarlem, heeft
wel zou kunnen koopen, en die zijn geld met
handen vol weg geeft, zonder bijna te vragen
aan wie. Daarin is mijnheer precies als zijn
vader, die had bij zijn dood balf Woldom in zijn
schuldboek staanmaar al de namen waren
doorgehaald en hij had er onder geschreven
betaling wordt hierboven aangenomen
Juffrouw Uelzen pinkte een traan weg: dat
deed ze iederen keer als zij deze geschiedenis van
dëö ouden heer vertelde.
„Ja, ja," vervolgde zij, „dat was eerst een
goed heer veel te goed voor deze werelden
wat hebben zij al niet van hem gezegddat hij
handel gedreven had in zwarte menschen, toen
hij in zijn jeugd in Amerika was en dat hij nog
een paar dozijn schepen had, die altijd heen en
weder voeren tusschen Afrika en A.merika. alleen
voor den slavenhandel, maar die kwamen nooit
hier te Woldom in de haven ze bleven altijd
achter den Galgenberg voor anker liggen en
daar durfde vroeger nooit iemand heengaan, om
dat er nog een oude galg stonddie liet de oude
heer echter voor een jaar of wat wegnemen en
er een vuurbaak voor in de plaats stellen. En
toen zeiden zij weer dat hij dat maar gedaan had,
omdat de overleden koning gedreigd had, hem
aan die galg te laten ophangen, als hij niet
ophield met den slavenhandel, en den onderaard-
sehen gang, die van den Galgen berg naar dit
huis voert, liet dicht metselen. 'Ja, mevrouw,
men zou het niet gelooven, maar er zijn toch
nog menschen die zeggen, dat die gang nooit
gisteren avond, in de vergadering van het depar
tement Vlissingen der maatschappij tot Nut van
't Algemeen, zijne toehoorders en toehoorderessen
aangenaam beziggehouden met eene lezing over
de etiquette en het Sint Nicolaasfeest, gevolgd
door het reciteereri van een gedicht op den Oude
jaarsavond, waaraan eenige beschouwingen werden
toegevoegd. De spreker, die over vele gaven
beschikt, bleek geheel op de hoogte van de taak
te zijn die hij op zich genomen had. Te bejam
meren is het slechts, dat dergelijke voordrachten
niet meer hoorders trekken. Toch verdienden zij
dat wel.
Oostburg, 9 December. Heden avond onge
veer 9 uren kwam het paard met kar der brie
venpost alhier voor het postkantoor aan, zonder
postiljon, maar begeleid door een inwoner dezer
gemeente, die het paard zonder geleider had zien
aankomen en wien het gelukt was het in de
nabijheid van de Markt alhier bij den teugel te
grijpen.
Na onderzoek bleek dat de brievenpakketten enz.
in de kar aanwezig waren.
De brievenbesteller (door den directeur van het
postkantoor uitgezonden om den postiljon op te
sporen,) ging daartoe met nog een ander persoon
den weg op van waar de kar gekomen was, en
heide troffen den postiljon aan, op een groot
kwartier afstands buiten deze plaats, van waar
hij herwaarts kwam sukkelen.
Aan de herberg de Liter, op uur afstands
van hier, schijnt het paard, door de gladheid
van den weg, tengevolge van de vorst en een
weinig gevallen sneeuw, gestruikeld en gevallen
te zijn, waardoor de postiljon Perduijn uit het
rijtuig is gestort. Het paard, vlugger dan de
postiljon, schijnt dadelijk opgesprongen te zijn en
de reis alleen ondernomen te hebben, terwijl de
postiljon ongelukkig het wiel van het rijtuig over
zijne borst kreeg.
Alhier dadelijk geneeskundig onderzocht, schijnt
zijn toestand vrij gunstig te zijn, zoodat de
geneeskundigen er geen bezwaar in zagen hem de
reis naar Breskens te laten vervolgen. De genees
heer F., van Schoondijke, toevallig hier aanwezig
zijnde, vergezelde hem tot in die gemeente.
Verkeerde lezing van het kamer-telegram heeft
in ons nommer van gisteren een klein abuis ten
gevolge gehad.
De heer Verheijen heeft niet voorgesteld de
lang gewenschte verhooging der bezoldigingen
van de ambtenaren der provinciale griffien in
Noord-Brabant en Zeeland te doen vervallen,
maar juist het tegenovergestelde. Hij wilde den
post verhoogen, voor Noord-Brabant met 2170,
toegemetseld is en tot op den huidigen dag nog
bestaat. In de kamer van mijnheer, waar de
oude heer ook altijd zat, daar zeggen ze dat een
deur is, die niemand kent alleen de heer des
huizes de oude heer wees haar op zijn sterf
bed aan zijn zoon onzen mijnheer, maar anders
niemand. En als men nu die deur maar kon
vinden, zeggen ze, zou men ook mijnheer Flieder
busch wel vinden."
„God beware mij 1" riep Anna.
„Niet waar, mevrouw? 'tis schandelijk; maar
maak u daarover niet ongerust, mevrouw. Hoe
mijnheer Fliederbusch den tuin uitgekomen is,
dat begrijpt geen mensch, want- er zijn rondom
hooge gladde muren en er is slecbls éen deur
die op de plaats uitkomt, waar Christiaan met
het rijtuig bezig was, dien hij absoluut had moe
ten passeeren, en een paar keldergaten met tra
lies er voor. Van die deur in mijnheer 's kamer
is ook wel iets aan en iemand die het niet weet
zal haar niet gemakkelijk vinden en misschien is
er vroeger ook wel een onderaardsche gang ge
weest want in een huis met zulke dikke muren,
dat al driehonderd jaren bestaat, is alles moge
lijk. Maar nu is er niets dan een diepe kast
achter die deur, die evenwel zoo groot is dat
mén er een half huishouden in zou kunnen bergen.
Zij is aan den eenen kant lieelemaal leeg en aan
den anderen kant zijn planken, waar de oude
heer al zijn papieren en stukken op had liggen,
die mijnheer na den dood van zijn vader uitzocht
en inpakte tien kisten vol, die nu iu den kei-