N°. 291.
121* Jaargang.
1878}
Dinsdag
10 December.
HET SKELET IN HUIS.
feuilleton.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentien: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère 6. L. Daube en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones.
Middelburg, 9 December.
T -
GEMEENTERAAD.
De burgemeester van Middelburg maakt bekend,
dat op Woensdag den 11™ December 1878, des
namiddags te 1\ uur, een openbare zitting van
den gemeenteraad zal plaats hebben.
Middelburg, den 9™ December 1878.
De burgemeester voornoemd,
SCHORER.
In de heden gehouden zitting van den gemeen
teraad van Vlissingen is, naar aanleiding van de
bedenkingen van den minister van binnenlandsche
zaken tegen eene voortdurende heffing der
belasting op het gemaal en op het gedistilleerd
een gemotiveerd rapport vastgesteld, dat aan dien
minister zal gezonden worden, waarbij op ver
schillende gronden de noodzakelijkheid der heffing
wordt betoogd.
Voorts werd eene wijziging gebracht in de
verordening tot heffing der plaatselijke directe
belasting op de inkomsten.
Nog werd de heer J. P. Laernoes met alge-
meene stemmen herbenoemd als regent van het
burgerweeshuis.
In een volgend nommer geven wij het gewone
verslag.
In de zitting der tweede kamer van den 5en
dezer werd namens de commissie voor de ver
zoekschriften o. a. verslag uitgebracht over een
adrës van de firma W. van Uije en zonen, aan
nemers te Middelburg, waarbij ontheffing eener
boete verzocht werd voor te late aflevering van
werk. De commissie stelde voor dit adres
ter griffie neder te leggen. De heer Van Eek
stelde echter voor het adres naar den minister
van binnenlandsche zaken te verzenden, met
verzoek om inlichtingen. De voorsteller zette
daarbij ulleen dat de adressanten ontheffing ver
zochten eener boete van 1950 wegens te late
levering van een werk, welke echter het gevolg
geweest is van andere, niet in het bestek ver
melde werkzaamheden, welke hun door de
regeering waren opgelegd. De hoofdingenieur,
deed de heer Van Eek opmerken, is dan ook van
gevoelen dat hun verzoek toegestaan moet worden
en het kwam den voorsteller daarom voor dat,
wanneer men dit geval vergelijkt met dat van
andere aannemers, aan wie boete kwijt ge
scholden is, men niet kan zeggen dat de adressanten
in 't ongelijk waren.
door
FRIEDRICH SPIELHAGEN.
TWEEDE HOOFDSTUK.
„Mijnheer dacht het wel," antwoordde juffrouw
Uelzen, „en ik denk ook dat ze het wel zullen
doen, zulke lieve ouders verlangen immers naar
hun dochtertje en het lieve dochtertje verlangt
ook naar haar ouders. Zij zijn nog nooit van
elkaar af geweest en kunnen er zich niet in
schikken. Ik ben al bij veel voorname lui ge
weest, die pas getrouwd waren en van elkaar
hielden als een paar tortelduifjes. Jawel! maar
van liefde alleen kan men niet leven, daar is nog
veel meer toe noodig, en eer men dat alles ge
vonden heeft verloopen er maanden, en somtijds
vindt men het in het geheel niet."
Lebrecht had gezorgd dat Anna vooraf geen
al te gunstig denkbeeld van juffrouw Uelzen had.
Hij had gezegd dat zij iemand was, die zeer
bruikbaar was voor haar werk, doch die vele
gebreken had, waarvan in zijn oogen, of liever
voor zijne ooren, een onbedwingbare babbelzucht
het ergste was. En haar voorzichtige mama had
baar den laatsten dag nog gewaarschuwd, dat
Over dit voorstel van den heer Van Eek zal
op een nader te bepalen dag beraadslaagd worden.
Tot ons groot genoegen kunnen wij mededeelen
dat de buitenplaats Westhoven aan eene onzer
stadgenooten verkocht is en niet gesloopt zal
worden.
Wie het jaarlijks verminderend aantal schoone
landgoederen op Walcheren met een bezorgd
oog gadesloeg zal zich met ons verheugen dat
deze oudste eu schoonste bezitting, met haren
schat van natuurschoon en geschiedkundige her
inneringen, voor de prozaïsche vernielingszucht
van onzen tijd gespaard zal blijven.
IJzendijke, 6 Dee. In afwijking met het
geen dezer dagen in enkele bladen gemeld werd,
kunnen wij melden dat te IJzendijke onderschei
dene runderen, bij verschillende veehouders, zijn
ingevoerd die allen lijdende waren aan mond- en
klauwzuur.
Aardenburg 7 December. Gisteren avond
had alhier eene vereenigde vergadering plaats
der kamers van Rhetorica van Aardenburg en
Sluis, die, niettegenstaande het zeer ongunstige
weder, door een vrij talrijk publiek werd bijge
woond, 't geen trouwens hier altijd het geval is.
Met een schets uit het volksleven, getiteldde
Kermisopende de heer Vorsterman van Oijen de
vergadering; de werkende leden der kamer van
Sluis voerden op: de Schildwacht zonder knevels
en die van AardenburgEens gekochtblijft ge
kocht. Beide stukjes voldeden zeer goed. Een
en ander werd afgewisseld door voordrachten van
van Beers, ten Kate, Snieders en Hildebrand
Camera obscuraf).
Een man, die geruimen tijd eene belangrijke
rol in onze tweede kamer gespeeld heeft, het
oud-kamerlid J. L. Nierstrasz J.Czn. is te 'sGra-
venhage overleden.
Nog in actieven dienst bij de marine zijnde,
in den rang van kapitein-luitenant ter zee, werd
hij in Februari 1868 door het distriet Delft ter
tweede kamer afgevaardigd en hield hij voor dat
district onafgebroken zitting tot in 1877, toen
voortdurende ongesteldheid van ziel en lichaam
hem noodzaakte het mandaat als volksvertegen
woordiger neder te leggen.
De Staats-courant bevat een kon. besluit van
den 24™ November, houdende vaststelling van
zij moest zorgen met die vrouw, die reeds tien
jaren lang het huishouden bestuurd had, in het
begin althans goede vrienden te blijven, totdat
zij zelve goed van alles op de hoogte was.
Maar Anna dacht nu in 't minst niet aan die
waarschuwingen. Wat die dikke dame daar,
met de handen op den maag gevouwen, zoo
langzaam en bedaard in haar Pommersch dialect
ze! dat was alles zoo volkomen waardat
kon zij zoo ten volle bekennen!
„Somtijds vindt men het in 't geheel niet," her
haalde zij.
Juffrouw Uelzen begon te vreezen dat zij, al
thans om te beginnen, wat ver gegaan was, maar
nu hare woorden blijkbaar zoo aansloegen bij
de jonge mevrouw, ging ze kalm voort:
„Ja wel, in 'tgeheel niet! Al moet men zoo
iets volstrekt niet toegeven en zoo 'n arm jong
vrouwtje nog altijd moed inspreken, zooals ik
ook altijd gedaan heb bij de jonge mevrouw
von Milzow, waar ik reeds een half jaar lang het
huishouden voor mijnheer alleen gedaan had en
dat was zoo 'n goede mijnheer, al had hij zijn
eigenaardigheden, zoo als wij allemaal, en al
dronk hij wel eens wat meer dan hem dienstig
was. Ach ja,, mevrouw, als dat een reden voor
een jonge vrouw moest zijn om ongelukkig te
wezen, dan zouden er, in ons land ten minste,
niet velen gelukkig zijn en mijn jonge mevrouw
was indertijd diep ongelukkig en zij bleef onge
lukkig, wat ik ook praatte, totdat wij haar op
een morgen in den vijver achter in den tuin von-
een reglement voor de scheepvaart, ter beveiliging
van de beweegbare spoorwegbruggen binnen de
gemeente Amsterdam en gelegen in den staats
spoorweg van Nieuwediep naar Amsterdam.
De gemeenteraad van den Helder heeft te
beslissen gehad over eene aanschrijving van den
minister van binnenlandsche zaken, houdende
bezwaar om de raadsbesluiten tot beffing der
plaatselijke verbruiksbelasting in 1879 aan Z. M.
den koning ter goedkeuring voor te dragen. De
minister wenschte den hoofdelijken omslag met
ƒ15,000 verhoogd, en óf de belasting op het ge
distilleerd met zoodanig cijfer verminderd óf den
gemaal-accijns afgeschaft te zien. Op voorstel
van burg. en weth. werd eenparig door den raad
besloten den gemaal-accijns af te schaffen, den
hoofdelijken omslag van ƒ26,000 tot ƒ30,000 te
verhoogen en de sommen voor buitengewone en
onvoorziene uitgaven (straten, riolen enz.) te
verminderen met ƒ6000. (N. li. ct.)
Het hoofdbestuur der Vereeniging voor lijkver
branding heeft zich tot de tweede kamer gewend
met een adres ter zake van hetgeen in het voor-
loopig verslag over het vijfde hoofdstuk der
staatsbegrooting, afdeeliug medische politie, wordt
aangevoerd over de wenschelijkheid eener wijzi
ging van de wet op het begraven van lijken en
hetgeen in de memorie van beantwoording daar
tegen wordt ingebracht. Het adres bestrijdt de
argumenten der regeering en is van oordeel, dat
zij ten onrechte schroomt maatregelen voor te
dragen om de wet in overeenstemming te brengen
met de biilijkheid, die immers eischt dat het aan
de voorstanders van het verbranden evenzeer vrij
sta naar hunne zienswijze te handelen, als aan de
voorstanders van het begraven.
Mitsdien richt het hoofdbestuur tot de kamer
het eerbiedig verzoek, de belangen van hen, die
door de thans vigeerende wet onbillijk bejegend
wordenin bescherming te willen nemen.
Volgens de N. Rott. Ct. is in den toestand van
den minister de Roo van Alderwerelt sedert de
vorige week bij voortduring eenige beterschap op
te merken.
Meermalen reeds waren wij in de gelegenheid
onie lezers te wijzen op het weekblad De Amster
dammer (uitgave van Ellerman, Harms en Co.),
een blad dat wij, wegens de veelzijdigheid en
keurigheid van ziju inhoud, niet schromen de be
langrijkste nieuwigheid te noemen, welke in den
laatsten tijd op Nederlandsch journalistiek gebied
is waar te nemen geweest.
't Is daarom met genoegen dat wij het ons
den, en toen was zij al een paar uren dood."
„Goede Godriep Anna uit, „en is men er
nooit achter gekomen waarom zij een einde aan
haar leven gemaakt had?"
„Nooit precies," antwoordde jnffrouw Uelzen
hoofdschuddend. „De een zei dat ze vroeger een
minnaar had gehad, een luitenant die in Bohemen
gebleven was, en met wien ze zoo gaarne had
willen trouwenmaar hare ouders hadden ge
wild dat zij mijn mijnheer namen die ander
de luitenant meen ik heeft zich maar laten
doodschieten. Het zijn echter maar praatjes
mij heeft zij er nooit iets van verteld, en dat
zou ze stellig gedaan hebben als er iets van aan
was geweest, want ze had veel met mij op en
zei altijd „zooals gij wilt, juffrouw Uelzen of
„doe maar zooals gij goedvindt, juffrouw Uelzen
En wat kan zoo'n jong dametje ook beter doen,
dan zich op een oud verstandig mensch verlaten,
die het huishouden kent en nooit aan zich zelve
denkt, maar altijd voor haar meesters zorgt.
Want aan de dienstboden heeft men toch niets,
vooral hier in Woldom niet, waar ze allen de
landverhuizingszucht in 't lijf hebben, omdat het
den een of ander in Amerika eens goed gegaan
isen dan zeggen de menschen nog dat het mijn
schuld is dat niet eene meid lang hier blijft,
maar dat zal mevrouw zelve wel zien, dat het
mijn schuld niet is."
Anna was, terwijl zij langzaam de lekkere
koffie dronk, met hare gedachten nog altijd bij
die ongelukkige jonge vrouw, die zich verdronken
toegezonden bericht opnemen dat het blad met
het aanstaande nieuwe jaar, zonder prijsverhoo-
ging, zijn inhoud zal verdubbelen, met het be
paalde doei' om, zonder de belangen van Amster
dam uit het oog te verliezen, tevens een weekblad
voor Nederland te worden.
Met tal van medewerkers van allerlei richting
onder welke wij slechts noemen: d'. Jan ten
Brink, J. Craandijk, Johan Gram, mr. W. Heinekeu,
mr. H. Ph. de Kanter, mr. J. A. Levy, d'. W. C.
van Manen, prof. J. C. Matthes, mr. F. S. van
Nierop, prof. A. Pierson, mr. J. D. Veegens, prof.
v. d. Wijck de dames Agatha en Catharina F
van Rees, kan dit blad, nog meer dan het tot
dusverre deed, op uitmuntende wijze eene open
staande plaats in onze dagbladpers innemen.
Men schrijft ons uit Den Haag
Er is zeker in ons vaderland geen gemeente
waar het St. Nikolaasfeest zooveel menschen op
de beenen brengt als 's Hage. Niet dat de maga
zijnen zooveel ruimer en beter voorzien zijn dan
aan de boorden van Amstel of Rotte; maar het
publiek, dat zich hier gestadig langs 's Heeren
wegen beweegt, is in verhouding tot andere
plaatsen steeds groot en wordt nu nog vermeer
derd door inwoners van Delft, Leiden en omlig
gende kleine gemeenten, terwij 1 de studeerende
jongelingschap uit genoemde steden mede een
belangrijk contingent levert.
Het weder was den koop- en kijklustigen niet
gunstig; echter wel den winkelier, die, gedachtig
dat de gelegenheid den dief maakt, er niets in
zag om in het halve duister den kooper een
beschadigd en minder frisch voorwerp als nieuw
in den maag te duwen.
Het was de geheele week zeer duister en de
straten waren met een dikke laag modder over
dekt. Men (vooral de zwakke kunne) stoorde zich
daaraan echter niet en ging, evenals de oppositie
bij de algemeene discussiën over de begrootingen,
door dik en dun.
Evenals in de fabel wordt gesproken van een
belle têie mais de cervelles point, was als gewoon
lijk het uiterlijke niet geëvenredigd aan het
innerlijke en stonden in de meeste gevallen prijs
en waarde in omgekeerde verhouding.
Wij deelen geheel de ontboezeming, gemaakt door
den Haagschen briefschrijver van de Arnhemsche,
over het opmerkelijke, dat sinds onheugelijke
tijden de knapen steeds worden aangetrokken
door speelgoed, dat den militair en zijn bedrijf
voorstelt; maar vragen niet of dit nu ligt aan
de Balkan- óf Afghan-quaestie, aan den oorlog op
Atjeh of aan het groote militaire kamp, waarvan
Berlijn het middelpunt uitmaakt. Zou dominé
had, zonder dat iemand wist waarom en ze be-
begreep volstrekt niet hoe juffrouw Uelzen van
dit tragische onderwerp ineens op het meiden
chapiter gekomen was; zij wilde haar verstrooid
heid echter niet laten blijken en zei op goed ge
luk
„Waarom zou dat uw schuld moeten zijn?"
„Niet waar?" zei juffrouw Uelzen met vuur,
„waarom zou dat mijn schuld moeten ziju Ik
kan toch niet helpen dat het huis zoo groot is
en dat zij zeggen dat als alle menschen, die in
dit huis geboren zijn, nog leefden, al de anderen
de stad uit moesten? Ziet u, mevrouw, als nu
zoo 'n jong ding, dat hier pas in huis komt,
bang wordt, en na zes weken weer weg wil
is dat eigenlijk heel natuurlijkwant die oude
Nebelow, die hier al meer dan vijf en dertig jaren
in huis is geweest, wat die al niet gehoord en
gezien heeft, dat is niet om te zeggen; en het
is zoo zeker als iets dat men, als er niemand in
de kamer is, toch duidelijk hoort ademhalen
dat moet Doortje de nieuwe keukenmeid ook
toegevenmaar zij schijnt het zich niet erg aan
te trekken, want zij lacht den heelen dag maar
met de vorige ging het in 't geheel niet, die
praatte op het laatst over niets anders en zou er
deu eersten avond dadelijk bij mevrouw mee
aangekomen zijneu toen zeiden de twee andere
meiden ook terstond haar dienst op, want eeu
mensch kon toch niet zoo maar verdwijnen of
wegvliegen, dat zei men in de heele stad. En
ik heb ze laten gaan ook, want al zullen de