Telegraphische berichten
BUITENLAND.
Gemeenteraad van Zierikzee.
Algemeen Overzicht.
omzet, 't Zij hij op reis, verleden jaar in Zwit
serland, nu in ons mistig, maar schilderachtig
Nederland, over een paar maanden waarschijnlijk
onder den brandenden hemel van Egypte, indruk
ken opvangt, vergelijkingen maakt, zijn gezichts
kring uitbreidt. Steeds is de dichter werkzaam,
overal waar zijn goed of minder gunstig gesternte
hem heenvoert „in dertig levensjaren,zeide hij,
zooveel doorlevende als vele anderen in misschien
het vierdubbele aantal." Zulk een leven verslijt
het lichaam en men kan het Aicard aanzien, dat
hij tegen eene zoo buitengewone vermoeienis, als het
houden van voordrachten, door reizen afgebroken,
niet lang bestand zou zijn. Daarom is hij dan
nu ook op den terugweg naar zijne woonplaats,
oh tnon livre tri attend, zeide hij.
Doch laat ons, om den dichter, zijn werk niet
vergeten. Het eerste gedeelte der voordracht be
stond uit eene vertaling van beroemde fragmenten
uit het treurspel Othello. De jongste berijmde
vertaling van Shakespeare's werken, deelde de
heer Aicard mede, dagteekent van voor 1830,
vóór dat dus de romantische school de Fransche
dichtkunst met dien schat van vormen, wendingen
en hulpmiddelen verrijkt had, door welken het
haar mogelijk werd gemaakt, zich op vroeger voor
haar ongebaande wegen te begeven. Hij had
daarom gemeend, geen onnut werk te verrichten
met te beproeven, naast de proza-vertalingen van
Montégut, Guizot en anderen, opnieuw eene over
zetting te beproeven van een der schoonste
werken van Shakespeare, in den vorm welke,
meer dan eenige andere, met den Franschen geest
in overeenstemming en in de Fransche dichtkunst
zoo goed als uitsluitend gebruikelijk is: den be
rijmden vorm. Tot zijne voordracht had hij uit
gekozen de tafereelen, uit het eerste bedrijf, der
samenspraak tusschen Roderigo en Yago, en het
verhaal, dat Othello voor den raad van Venetië
doet, van de „toovermiddelen", door welke hij
het hart van Desdemona veroverd heeft; uit het
derde bedrijf het tafereel waarin Yago als 't ware
droppel voor droppel het vergif der jaloerschheid
in het hart van den Moor doet zijpelen; uit het
laatste bedrijf eindelijk, het ontzettende tafereel,
waarin Othello zijne onschuldige gade doodt.
Een oordeel te vellen, op het gehoor alleen,
over deze vertaling, zullen wij natu .rlijk niet
wagen. Meer dan eens trot ons het kernachtige
en juiste der uitdrukkingen; enkele malen misten
wij ook, met den oorspronkelijken tekst iu ons
geheugen, iets van het schilderachtige van Sha
kespeare; maar in 't algemeen bewonderen wij het
gelukkig gevolg, waarmede de verbazende moei
lijkheid overwonnen was, om de Engelsehe
rijmloozedichtregelen van vóor300jaren, in Fransche
rijmende verzen van onzen tijd weder te geven,
zonder de juistheid der uitdrukkingen verloren te
laten gaan.
Na het sombere moordtafereel uit Othello was,
gelijk de dichter opmerkte, wat meer opvroolij-
kends niet ongewenscht. Daarom droeg hij, na
eene verpoozing, eenige zijner eigen kleine ge
dichten voor, volksvertellingen, sprookjes en le
genden uit Provence, door hem in een dichterlijk
gewaad gestoken; herinneringen uit zijn kinder
jaren, benevens een paar zijner reis-indrukken in
ons land. Vooral de kindergedichten, la Fin du
Monde, la Mort de Raphael enz., ontleend uit
eene gedrukte verzameling onder den titel la
Chanson de V Enfant, vielen in den smaak van
't publiek, 'tls dan ook bijna onmogelijk, fris-
scher, fijner poëzie, waar meer ongekunsteld ge
voel en geestigheid uit spreekt, te hooren.
Nadat de voordracht afgeloopen was, dankte
de heer Luti den dichter voor het genot dat hij
ons verschaft had, in eenige welgekozen woorden,
waarbij hij zich op gelukkige wijze inspireereu
liet door een regel uit een der door den heer Aicard
voorgedragen gedichten.
Daarna bleef onze gast nog eenigen tijd met
enkele vrienden bijeen, die hij op een paar kleine
gedichten, indrukken der in de Hollandsche steden
bij zijne vrienden genoten gastvrijheid, onthaalde,
welke men misschien reeds dezer dagen zal aantreffen
in het Parijsche blad VÉvénement, waarvan hij
tijdelijk medewerker is, doch zeker in zijn later
uit te geven boekdeel reis-herinneringen uit
Nederland. Heden morgen heeft de heer Aicard
na eene wandeling door onze stad, waartoe de
bewolkte, doch heldere winterlucht eene goede
stoffeering leverde, zich naar Vlissingen begeven,
om daar een blik te werpen op les grandes eaux
naar welke hij, ook na zijne kennismaking met
de Noordzee, benieuwd was. Zijn voornemen was,
heden middag over Brussel naar Rijssel en van
daar, na een kort oponthoud naar Parijs te reizen.
De heer Aicard verklaarde van zijn kort ver
blijf in ons land, waar het hem aan teekenen van
vriendschap, ook bij gelegenheid van onzen
„Sinterklaas", niet ontbroken heeft, aangename
herinneringen mede te nemen. Wij mogen ver
trouwen dat ook zijne verschijning te Middelburg
zich bij die herinneringen zal aansluiten Belang
stellend volgen wij hem op zijn verderen levensweg
met de hodp dat hij, na elke zijner omzwervingen,
reden moge vinden om 't den dichter van Les
rayons et les ombres na te zeggen:
De ce multiple aspect des choses d'ici-bas,
Sort une bienveillancg universelle et douce,
Qui dore comme une aube et d'avance altendrit,
le vers qu' a moitié fait j'emporte en mon esprit,
Pour l'achever atix champs avec l'odeur des plaines,
Et l'ombre du nuage, et le bruit des fontaines.
BINNENLAND
Tweede hainer. In zijn antwoord aan de
verschillende sprekers zeide de min van justitie,
dat voor de herplaatsing van rechterlijke ambte
naren op wachtgeld, geen algemeene regelen
kunnen gesteld worden, maar bepaalde omstan
digheden moeten gelden. Door de nieuwe rech-
teilijke wetten is ontegenzeggelijk het algemeen
belang bevorderd. Omtrent het ontwerp-strafwet-
boek is het advies van den raad van state onder
weg. Eene wetgeving betreffende het beursspel
is hier te lam ie, evenals in Engeland, onmogelijk
wegens het ingewikkelde der zaak en de inmenging
met particuliere belangen, welke daarvan het
gevolg zoude zijn. Tegen de mishandeling van
dieren zijn wettelijke maatregelen noodzakelijk.
Zonder inmeugiDg met de kerkelijke inrichting
zijn slechts algemeene maatregelen mogelijk,
betreffende alle stichtingen omtrent goederen,
welke eene bepaalde bestemming hebben. Inzake
de procession zal de minister zich uitsluitend op
het grondwettig standpunt handhaven, de uitspraak
overlatende aan de onpartijdige rechters en de
heerschappij der wet verzekerende. "t
Na een levendig debat over het genomen besluit
om een gedeelte der bevolking uit het opvoedings
huis te Alkmaar 'tijdelijk naar de gevangenis op
den Kruisberg te doen overbrengen, werd de
begrooting van j ustitie aangenomen met 49 tegen
4 stemmen.
BUITENLAND.
Londen. De Daily News vermeldt een ge
rucht, dat Sjier Ali in een brief aan generaal
Cavagnari den wensch heeft uitgedrukt om zich
te onderwerpen.
Lahore. De veldtocht in het Kurum-dal zal
voorloopig bij den Shutargardan-pas eindigen.
Generaal Roberts zal waarschijnlijk ten Oosten
van deu Peiwar-pas overwinteren.
Pesth. Deielegatie heeit alle posten op het
budget voor buitenlaudsche zaken, overeenkom
stig het voorstel der commissie, aangenomen.
filo sue. Naar men verzekert is er een nieuwe
brief door den paus aan den keizer v n Duitsch-
land geschreven, met een gelukwensch over zijne
hervatting derregeeriugstaak; de paus hoopt dat de
aangeknoopte ouderhandeling tot een goed resul
taat zal leiden.
StdteH-Geüeraai.
Huriuaine.
Blijkens het afdeelingsverslag der tweede kamer
over het immigratie-ontwerp voor Suriname
waren de gevoelens daarover verdeeld.
De tegenstanders wilden niet meer uit 's rijks
schatkist geven aan de Surinaamsche planters; het
werd, zeiden zij, hoog tyd om een einde te maken
aan de protectie Uer zoogenaamde groote cul
tuur, welk stelsel op zich zelf onrechtvaardig
jegens het algemeen bo vendien uit een maatschap-
pelijk oogpunt de verderfelijkste gevolgen had. De
negerbevolking die de overgroote meerderheid
van Suriname s bevolking uitmaakt wordt in
haar belang niet gebaat, maar wel zeer geschaad
door eene van staatswege gedreven of bevorderde
immigratie van arbeiders. Het belang vaa die
40,0U0 negers moet bij den Ned. wetgever op deu
voorgrond staan, niet dat van weinige individuen,
wier grooter of kleiner voordeel voor den staat
betrekkelijk onverschillig is. Daarenboven zijn
de gewoonlijk aangevoerde voorwendsels van
staatsbelang wegens te verwachten vermindering
van het subsidie en van vermeerdering der alge
meene welvaart door het immigratiestelsel,
door de ervaring bewezen onjuist te zijn. Zelfs in
Demerary, waarop men zich altijd beroept, staan
of stonden de ten koste van het algemeen onder
steunde planters aan den rand van den onder
gang, en hebben de aanzienlijke winsten, door
een tijdelijke verhooging der suikerprijzen hun te
beurt gevallen, volstrekt geen invloed gehad op
de welvaart van het algemeen. Ook in Engeland
wordt dan ook meer en meer aangedrongen op
het verlaten van het stelsel vau vermomde slavernij,
in sommige opzichten zelfs slechter dan deze.
De tegenstanders stelden zich ook op een hooger
standpunt, nl. dat der maatschappelijke orde, en
beroepen zicb op de woorden van den Franschen
economist Paul Leroy-Beaulieu, in zijn bekroond
geschrift: De la colonisation chez les peuples
modernes.
Niet minder sterk was de bestrijding van die
zijde tegen de thans voorgestelde regeling der zaak.
Er ontbreekt een duidelijke opgaaf van het bedrag,
dat nu reeds ten bare van het op te richten
immigratiefonds zou gebracht worden. Er ont
breekt verder een behoorlijke rechtvaardiging
van het voornemen om eene zoogenaamde reser
vekas der kolonie te besteden ten voordeele van
enkele ingezetenen dier kolonie, voor een goed
ueel vreemdelingen of zelfs niet in Suriname
gevestigd. Andere leden wezen bovendien op de
toekomst, die vooral de cacaocultuur voor de
kolonie heeft.
Het wetsontwerp werd echter ook verdedigd.
Over 't algemeen was ook bij de voorstanders de
verwachting niet boog gespannen aangaande de
uitkomst der thans voorgestelde proef, maar zij
waren van oordeel, dat krachtige bevordering der
immigratie van staatswege, het eenige was wat
nog in het belang der kolonie kon worden ouder-
nomon Men moet niet vergeten, dat de bevolking,
van. wie arbeid moet verwacht worden, niet op
een trap van ontwikkeling staat, die in vergelij
king kan komen met den toestand van andere
volken, die aan vrijheid en nijverheid zijn gewend.
Door het voorbeeld van de immigranten, zullende
negers het voordeel van arbeid eu orde leeren in
zien en gewend worden aan het denkbeeld, dat
zij door vlijt en inspanning de verbetering van
hun eigen lot in handen hebben. Maar opdat dat
groote en wellicht eenige voordeel der immigratie
niet te loor ga, behoort van regeeriugswege met
beleid en voorzichtigheid te worden te werk
gegaan. Eensdeels moet de aanvoer van arbeiders
niet te ruim worden toegelaten, opdat het al te
groote getal vreemden de negers niet geheel van
den arbeid afsluite; anderdeels moet men door het
afstaan van grond iu de "nabijheid der stad of
van de plantages de immigranten trachten te
houden en in de kolonie te vestigen. Op die wijze
kan de bevordering van den aanvoer van vrije
arbeiders leiden tot opvoeding der negerbevolking
en inderdaad strekken ten bate van de geheele
kolonie.
De vrees, dat de behandeling der immigranten
veel zou te wenschen overlaten, en de bezorgdheid,
dat op bedekte wijze een toestand, die niet veei
van slavernij zou verschillen, zou worden gescha
pen, kon men niet dan zeer overdreven achten.
Voor goede behandeling der immigranten zou
reeds de tegenwoordigheid der vreemde consuls
een waarboig zijn, terwijl o. a. Engeland op de
immigratie zelve, op de overeenkomsten en op
den overvoer scherpe bepalingen had vastgesteld.
Werd tegen misbruik gewaakt, die zorg van
vreemden, die inmenging in onze koloniale aange
legenheden zou dan èn overbodig èn onschadelijk
zijn.
Wat de planters betreft, deze steunen niet uit
sluitend op staatshulp, want onderstand wórdt
alleen verstrekt aan hen, die door de betaling
van hoofdgeld dadelijk bewijzen van belangstel
ling en van energie hebben gegeven.
Een deel der leden achtte zelfs direkte onder
steuning der nijverheid, behalve door immigratie,
zoo ooit, hier gerechtvaardigd, daar de thans
bestaande toestand hoofdzakehj k door de afschaffing
der slavernij is teweeg gebracht.
Nog werd in meer dan eene afdeeling1 het
denkbeeld ter sprake gebracht van immigratie
uit onze eigen O.-I. koloniën. Men wenschte de
aandacht der regeering te vestigen op de vraag
of een proef m'et eene kleine kolonisatie van uit
Java en vooral van uit Madura zoo geheel te
verwerpen is.
De Art.senwet.
De minister van biunenl. zaken heeft aan
de eerste kamer een nota van antwoord inge
zonden op het verslag over de zoogenaamde
artsenwet. Hij tracht aan te toonen, dat, moge
ook al het ontwerp niet een tooubeeeld zijn van
wetgevend talent, het verwijt, dat het op tweeër
lei gedachten zou hinken, ongegrond is. De
minister d.et uitnomen, dat het beginsel waarop
het ontwerp rust, dat is van de wet op het hooger
ouderwijs eu van de geneeskundige wetgeving, en
licht dit uitvoerig toe met een beroep op de
geschiedenis dier wetten. Door de goedkeuring
van art. 94 der wet op het hooger onderwijs
werden ook de beginselen der algemeene bevoegd
heid en der scaatsexameus heslist. Wat de wijze
van atuemiiig der praciische examens betreft, laat
het tegenwoordig wetsontwerp alle vrijheid, tot
doeltreffende inrichting. Vooral, waar het belang
der menschelijkheid dit gebiedt, zai de miu.
nauwlettend nagaan wat iu dit opzicht behoort
te worden verbeterd
Ook de regeering erkent overigens dat het
wetsontwerp slechts een proef bevat. Leert de
uitkomst, dat, met behoud onzer tegenwoordige
geneeskundige staatsregeling en handhaving der
bij de wet op het hooger onderwijs gevallen
beslissingen, niet genoegzaam in de behoefte aan
geneeskundige hulp kan worden voorzien, zoo
zal op haar de plicht rusten, beter doeltreffender
maatregelen voor te stellen. Doch voordat men
hetgeen pas werd opgericht, weer omverstoot,
moet die proef eerst zijn genomen.
Zitting van 6 December.
In deze zitting zijn afwezig de heeren de Jonge
Schuurbeque Boeije, Schneiders van Greyffenswerth,
van Nes van Meerkerk en Pilaar.
Na lezing en goedkeuring der notulen van de
vorige vergadering wordt in stemming gebracht
het voorstel van den heer Moolenburgh, dat de
raad besluite op het verzoekschrift van de heeren
dr. W. C. van Manen, E. Snellen en, W. Bax,
aan adressanten te kennen te geven dat hun een
lokaal der meisjesschool tot het geven van gods
dienstonderwijs Zal worden afgestaan onder voor
waarden nader door burgemeester en wethouder?
te bepalen, waaromtrent in de vorige vergadering
de stemmen hebben gestaakt. Met 5 stemmen
tegen 2 (die van de heeren Fokker en Moens)
wordt het voorstel aangenomen-
Komt ter tafel een brief van ged. staten, houdende
machtiging tot gemeenschappelijke regeling met de
andere gemeentebesturen, van het onderhoud van
den straatweg tusschen Zierikzee en Brouwers
haven. Burgemeester en wethouders stellen voor
tot regeling met de betrokken besturen over te
gaan en te besluiten, dat deze gemeente jaarlijks
zal betalen 305.16. De heer Moens zal zich als
voorzitter der commissie voor den straatweg van
medewerking onthouden, waarop besloten wordt
de zaak aan te houden wegens het onvoldoend
getal tegenwoordige leden.
Worden medegedeeld en voor kennisgeving
aangenomen vier brieven van ged. staten houden
de goedkeuring van raadsbesluiten; van het suppl.
kohier H. omslag en van de begrooting der
schutterij voor 1879.
Idem een brief van jhr. mr. A. J. Rethaan
Macaré, houdende kennisgeving van het overlijden
zijns broeders jhr. mr. P. J. F. Rethaan Macaré,
oud lid van den raad dezer gemeente, waarbij de
voorzitter mededeelt dat B. en W., namens den
raadeen brief van rouwbeklag hebben gezon
den. Voor kennisgeving aangenomen.
Idem een brief van den baron de Posson,
adjudant van Z. M. den koning, houdende dank
betuiging voor de gelukwenschen door den raad
aan Z. M. aangeboden ter gelegenheid van H. D.
verloving. Voor kennisgeving aangenomen.
Op voorstel van B. en W. wordt besloten
tot den publieken verkoop van 27 opgaande
bootnen en wel 5 voor de woning van den heer
Bevelander bij het Sas en 22 langs de Regen.
hoogstraat, behoudens goedk. van gedep. statën.
Komt ter tafel de geloofsbrief met de bijlagen
van het onlangs gekozen raadslid den heer Giljam.
Deze stukken worden in handen gesteld van
de heeren MoensLabrijn en Ochtman tot
onderzoek en rapportwaartoe onmiddellijk
wordt overgegaan en de vergadering eenige oogen-
blikken geschorst. Bij heropening wordt rapport
hierop uitgebracht bij monde van den heer Moens,
strekkende tot goedkeuring waarop tot de toe
lating van dat nieuw benoemde lid met alge
meene stemmen wordt besloten.
De voorzitter deelt mede dat ten geschenke
zijn ontvangen twee boekwerken en wel van den
heer Franse een exemplaar van een wetboekje
voor het openbaar verkoopen van roerende zaken
en het beheer der strandvonderij door hem
uitgegeven en van de commissie van de provin
ciale bibliotheek: Inventaris van het oud archief
der provincie Zeeland deel II, afl. 3, waarvoor
de inzenders dank zal worden betuigd, terwijl die
boekwerken in de boekerij zijn geplaatst.
Wordt op daartoe gedaan verzoek remissie
van H. omslag over 1878 verleend, wegens vertrek
naar elders, aan C. Cornelisse ad 3.80, D. Hage
ad ƒ1.90, C. J. Hosmans ad f 2.13 j en de wed.
J. Korsten, geb. de Lange ad f 1.00.
Overeenkomstig het voorstel van B. en W.
wordt op een verzoekschrift van H. van Dijke c. s.
om verbetering van den weg in de Regenboog-
straat (het Padje) en om aldaar eene betere ver
lichting te verkrijgen, op voorstel van B. en W.
wordt met algemeene stemmen besloten, wat
betreft de verbetering van den weg, te stellen in
handen van B. en W. om daarop zoodanig acht
te slaan als zal blijken te behooren en wat betreft
de verlichting, daarin te voorzien door het plaatsen
van een lantaarn.
Tot lid der commissie van toezicht op het
middelb. onderwijs wordt met algemeene stemmen
herbenoemd de heer mr. J. P. N. Ermerins, die
aan de beurt der periodieke aftreding ligt. Met
den benoemde was door die commissie als tweede
van het dubbeltal aanbevolen de heer mr. B. M.
de Jonge van Ellemeet.
Tot regent van het burgerlijk armbestuur wordt
met algemeene stemmen benoemd de heer D. van
der Maas, die met 1 Januari e. k. moet altreden.
Met den benoemde werd door B. en W. aan
bevolen de heer Horstbeuvel Labrand.
Wordt besloten, op voorstel van burgemeester
en wethouders, tot het doen van eenige af- en
overschrijvingen op posten der gemeentebegroo-
ting voor 1878.
Namens de commissie ad hoe brengt de heer
Moens rapport uit op de begrooting van het
burger weeshuis voor 1879, strekkende tot goed
keuring in ontvang en uitgaaf op 8658. Aldus
besloten.
Op voorstel uan B. en W. wordt besloten te
verklaren dat de vroeger aanwezige stedelijke
godshuizen, het armhuis, het gasthuis en het
oude mannen- en vrouwenhuis zijn opgeheven en
de bezittingen en inkomsten dier instellingen toe
te kennen aan het burger-weeshuis dezer ge
meente om die te gebruiken ten zijnen nutte
behoudens goedkeuring van gedep. staten.
De voorzitter deelt mede dat het Gemeenteblad
voor 1879 bij minste inschrijving is aanbesteed
aan den heer H. Lakenman, boekdrukker alhier
en dat ontvangen is een brief van den heer
P. 0. Olivier, houdende kennisgeving, dat zijn
examen tot verkrijging der akte van bekwaamheid
voor M. O. in de gronden der gemeente-, provin
ciale- en staatsinrichting van Nederland met
gunstig gevolg is afgeloopen; beide voor ken
nisgeving aangenomen.
Nog geeft de voorzitter te kennen, dat hy met
de burgemeesters van enkele gemeenten in Noord-
Brabant en der gemeenten van Schouwen en
Duiveland bijeenkomsten heeft gehad ter bespre
king van betere communicatiemiddelen en dat
daarbij de aandacht is gevestigd op tramway's
met stoomvermogen, dat eene permanente commissie
is benoemd om de zaak nader te onderzoeken,
doch dat hij daaromtrent nog niets kan mededeele n.
Hierna sluit de voorzitter na omvraag de
vergadering.
Berlijn heeft zijn keizer eene warme ontvangst
bereid. Wij zullen ons onthouden van bijzonder
heden, daar een optocht met toebehooren in onzen
feestzieken tijd tot de zaken behoort, die tot in
de kleinste dorpen niet alleen bekend, maar ook
beleefd zijn. Meer de aandacht waardig zijn de
woorden, waarmede keizer Wilhelm in het station
de ministers en de presidenten der kamers be
groette. „De smartelijke beproeving, sprak
hij, die ik persoonlijk heb doorstaan, heeft
tevens in onze geheele maatschappij wonden bloot
gelegd, die slechts door de sterke hand der wet
te genezen zijn, op welke men onlangs een beroep
heeft moeten doen. Komt men door dit middel
tot genezing ook van die wonden, dan zal ik mij
gelukkig achten mijn bloed voor het algemeen
welzijn gestort te hebben en zal ik er mij in
verheugen te zien, dat zooveleD, die vroeger niet