N°. 290.
Maandag
9 December.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Ad verten tienj 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte,
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère G. L. Daubk en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones.
Middelburg, 7 December,
Benoemingen en besluiten.
Marine en leger
Rechtszaken.
Kunstnieuws.
\ll\ll tv
It
Door de Amsterdamsehe commissie tot regeling
der feestviering bij bet bezoek van het konink
lijk echtpaar aan de hoofdstad, is het volgende
programma vastgesteld.
Maandag 20 Januari 1879. Te 12 uren, aan
komst van HH. MM. aan het station van den
Rijnspoorweg. Ontvangst door den burgemeester,
de wethouders en de leden van den gemeenteraad
van Amsterdam en door de feestcommissie.
Bij den plechtigen intocht zullen vele deputa
tion zich aansluiten. De stoet zal den volgenden
weg nemenSarphatistraat, Frederiksplein,
Utrechtsche straat, Heerengracht, Gasthuismolen-
steeg, Paleisstraat naar den Dam.
Des avondsFeestelijke optocht met fakkellicht,
en in verband daarmede wordt eene serenade
gebracht, door eenige honderden zangers, leden van
verschillende vereenigingen.
Dinsdag 21. Januari. Plechtige begroeting in
de Nieuwe kerk, daartoe ingericht en gedecoreerd.
Uitvoering eener feestcantate, gecomponeerd door
den heer Joh. J. H. Verhuist, woorden van den
heer A. J. de Buil. Tot deze uitvoering zullen
o. a. de zangvereeniging der Maatschappij tot
bevordering der ToonkunstExcelsior, Euterpe en
Amstels Mannenkoor medewerken.
De feestcommissie noodigt de ingezetenen uit
den avond van dien dag hunne woningen te illu-
mineeren. Vanwege de gemeente zullen alsdan
verlicht wordende Dam electrisch met bougies-
Jablochkofi, het llembrandtple^u, het Kattenbur
gerplein, de Westerstraat, de Nieuwmarkt, de
Blauwbrug en het voormalig beursplein, met
guirlandes van ballons en lampions, en het stad
huis met gas.
Woensdag 22 Januari. Cour op het koninklijk
paleis. Des morgens zullen de officieele corpora-
tiën worden ontvangen, des avonds de dames en
heeren.
Donderdag 23 Januari. Bezoek van HH. MM.
aan de rijks marinewerf, alwaar alsdan van sta
pel zal loopen een stoomschip 1" klasse.
Des avondsGala-voorstelling in den stads
schouwburg.
Vrijdag 24 Januari. Volksspelen op verschil
lende plaatsen, en bij gunstig weder harddraverij.
Des avondsGala-concert in Felix Meritis.
Zaterdag 25 Januari. Gala-bal ten hove.
Maandag morgen 27 Januari. Vertrek van
HH. MM. naar 's Gravenbage.
Ter gedachtenis aan het heuglijk feit heeft de
feestcommissie met den heer Elion een medaille
ontworpen, waarvan den koning een exemplaar
in goud, een in zilver, een in brons aangeboden,
een in brons in het Amsterdamsch archief be
waard, en de stempel ter beschikking van Z. M.
gesteld zal worden.
Bij provinciaal blad n° 114 doen gedeputeerde
staten van Zeeland mededeeling dat, bij kon. be
sluit van 23 November, zijn goedgekeurd de bij
het besluit dier staten van den 8™ te voren, nader
geregelde jaarwedden van de gemeente-ontvangers
in deze provincie.
Bij dat besluit is ook bepaald dat de nieuwe
regeling met den len Januari 1879 ingaat.
De gemeenteraad van Zierikzee heeft in zijne
vergadering van gisteren, met 5 tegen 2 stemmen,
aangenomen het voorstel van mr. Moolenburgh
om aan den heer van Manen en twee andere
predikanten bij de hervormde gemeente een lokaal
der meisjesschool af te staan voor door hen te
geven godsdienst-onderwijs.
Aan het stoomgemaal Schouwen werd in de
afgeloopen maand (November 1878), waarin 22
regendagen voorkwamen, in den regen-meter
160.5 m. M. regen gevonden. Op den 16 dier
maand werd er 38 m. M. afgetapt. Volgens dien
maatst af viel er in die maand op 11,000 hectaren
waarvan het water door dat gemaal verwijderd
wordt, 17,655,000 M3. water.
Om die massa te verwijderen zou dat gemaal
24 etmaal met vol vermogen, dag en nacht, zonder
eenig oponthoud moeten werken. Alsdan zou do
stand van het polder water op'het einde van dat
tijdvak even hoog als bij het begin zijn, doch,
dewijl in dat tijdvak de regen zeer onregelmatig
is gevallen, moest in dezelfde mate de stand van
bet polderwater soms plotseling rijzen.
(Zier. Ct
Tholen, 3 Dec. Wanneer men tegenwoordig
op de marktdagen de „huizen van negotie", den
naam dien men hier aan de herbergen geeft
bezoekt, dan staat men verwonderd over de
drukte. Van waar toch al die drukte in deze
landbouwende streken zou men vragen, als
men niet wist dat het in den tijd der „pee-con
tracten" is.
't Is nu de tijd, dat de suikerfabrikanten con
tracten sluiten met eigenaars of gebruikers van
gronden, om voor 't volgende najaar den noodigen
voorraad suikerbieten te hebben. Dat er met die
suikerbieten goede zaken gemaakt worden, is
bekend. Vandaar ook, dat zooveel landbouwers
zich toeleggen op dezen tak van bun bedrijf. De
tijd is lang voorbij, dat de Maatschappij van
Landbouiv een premie moest uitloven aan hem,
die een gemet gronds aan de penen durfde wagen.
Trouwens het gebruik van de beetwortelsuiker
neemt dan ook zoo-toe, dat velen met uitstekend
goeden uitslag hun geld plaatsen in de' suiker
fabrieken. Als men nagaat, dat in de laatste
tijden de jaarlijksche omzet van suiker over de
geheele aarde ongeveer 6000 millicen kilo bedroeg,
en dat de beetwortelen daarvan bijna 1/3 deel
leverden, dan behoeft men niet meer te twijfelen
aan het recht van bestaan der fabrieken. Toch
doen zich steeds veel stemmen tegen het zaaien
van suikerbieten hooren. Hier en daar hoort men
zelfs„ik zou het nooit doen, als ik niet moest."
En in den mond van een of anderen pessimist is
de klacht niet vreemd„'t kan zoo niet blijven
het land wordt dood-gepeed."
Zonder op landbouwkundig gebied zich te bege
ven, en- dus zonder uit te maken of er werkelijk
van uitmergelen van den akker sprake mag zijn,
is er nog wél een en ander op te merken, dat
niet voor de penen pleit, althans niet voor de
manier waarop ze verbouwd worden:
Het premiën-stelsel is nobdig en nuttig, als
men iets doen wil tot opwekking van geestdrift,
of tot dooding van slenderzucht, die maar nooit
schijnt te gelooven de waarheid van het spreek
woord: „Wie nietJ waagt, wint niet." Maar is
een zaak eenmaal aan den gang, de lust er toe
eenmaal opgewekt, dan moet ze, wil ze soliede
zijn, zich althans zonder premiën kunnen
staande houden en uitbreiden. En boe geschiedt
het nu met de bovengemelde contracten?
In het najaar noodigen de fabrikanten de
landbouwers uit, op te geven hoeveel hectaren
zij voor rekening hunner fabriek willen zaaien,
tegen een vastgestelden of vast te stellen prijs
per bunder.
Tot zoover is alles goed. Maar om het zaaien
van suikerbieten zoo begeerlijk mogelijk le maken,
loven zij een premie uit voor elk gemet (de oude
maat waarmeê men nog steeds rekent) dat met
bieten zal bezaaid worden.
Dit handgeld is de oorzaak van den grooten
toeloop van meestal kleine landbouwers in
dezen tijd desjaars. En dit handgeld, statiegeld,
zooals men het gewoonlijk noemt, is een doorn
in het oog van menig weldenkend landbouwer.
Het geld, dat met den volgenden oogst eerst kan
verdiend worden, wordt gedeeltelijk nu getrokken,
en gebruikt om pachten enz. voor dit jaar te
voldoen.
De zaken der fabrieken moeten wel goed gaan,
als ze zoo de risico geheel voor hare rekening
nemen, en steeds voor goed gewas betalen. Te
meer als waar is, wat men wel eens hoort fluis
teren, dat sommige agenten gemeten aangeven,
die niet bestaan, alleen om het handgeld machtig
te worden.
Wie suikerbieten zaait voor eigen rekening,
hij moge, door het zelf dragen der risico, minder
voordeelige zaken doen, meer soliede handelt
hij zeker.
In de Staats-Courant wordt door den opper -
eeremoniemeester bekend gemaakt, dat, ingevolge
de bevelen des konings, het hof den lichten rouw
zal aannemen, voor den tijd van 3 dagen, ingaande
den 7«" dezer, wegens het overigden van hertog
Carel van Sleeswjk-Holstein-Sonderburg-Glücks-
broeder van den koning van Denemarken.
De minister van binnenlandsche zaken brengt
in de St.-Ct. ter kennj^ van belanghebbenden,
dat in den loop der maanden Januari, Februari,
Maart, April, Mei en Juni e. k., gelegenheid zal
gegeven worden tot het afleggen der examens,
ter verkrijging van eene akte van bevoegdheid
als arts en van eene akte van bevoegdheid als
tandmeester, volgens de wet van 24 Juni 1876
(St.bl. n" 117).
Dag en plaats dier examens zullen nader wor
den bekend gemaakt.
Zij;, die tot de examens wenschen te worden
toegelaten vóór 1 Mei, moeten daarvan vóór 1
Januarizij, die het examen na 1 Mei wenschen
af te leggen, tusschen 1 en 15 April schriftelijk
opgave doen aan den voorzitter der commissie
van examen, den hoogleeraar d*. A. E. Simon
Thomas, te Leiden.
Voor vérdere inlichtingen verwij zën wj naar
de Staats-Courant.
Een bj het departement van koloniën ontvan
gen telegram van den gouverneur-generaal van
Ned. Indië, dd. 6 Dec., bevat de navolgende
berichten omtrent den staat van zaken in Atjeh
Zware bandjers beletten tijdelijk verdere aan
rakingen met de XXVI Moekim. Eenige hoofden
uit de VII en uit de III Moekim benevens zen
delingen van Toekoe Nanta zijn te Kotta Radja
gekomen. Het hoofd der V Moekim (Toekoe
Aris) heeft aanraking gezocht en opkomst naar
Kotia Radja toegezegd. In de nieuw onderworpen
streken keeren de hoofden en bevolking meer en
meer terug.
Te Malaboe is de oude radja (die zich sinds
Juni 1877 naar het binnenland had teruggetrok
ken) met zjn tweeden zoon wedergekeerd.
Den burgemeester van Rotterdam, mr. Joost van
Vollenhoven, werd gisteren een huldeblijk aan
geboden bij gelegenheid van zjn 12J jarig bur
gemeesterschap, bestaande in een kostbaar kastje,
waarop een album, waarin de namen der ruim
13.000 inschrijvers alphabetisch vermeld worden.
Het werd den beer van Vollenhoven ten zijnen
huize aangeboden door eene commissie, bestaande
uit tal der meest geachte ingezetenen van de
Maasstad. Bij die gelegenheid werden zeer har
telijke toespraken gewisseld.
De heer van Vollenhoven was sedert 1849 lid
van den gemeenteraad, van 1857 tot 1866 tevens
wethouder en van 5 Juni 1866 af tevens burge
meester.
De zaak wordt langzamerhand te personeel
voor openbaar debat en houdt bovendien, door
de onderlinge verhouding der personen, opkiesch
te zijn. Echter moeten wij, om van 't Resdubia
ontwerp der monumentale fonteinen afscheid te
nemen, nog melden dat de heer F. Stracké (de
zoon) in een ingezonden stuk in 't Nieuws van
den Dag het vaderschap voor het bekroonde
ontwerp aanvaardt en de overeenstemming, welke
dit met de fontein delle Tartarughe te Rome
vertoont, tracht op te helderen.
ridderorden-. Vergunning verleend aan L. H.
Eberson, te Arnhem, tot het aannemen en dragen
der versierselen van ridder 3e kl. der orde van
verdiensten, hem door den vorst van Waldeck
en Pyrmont geschonken.
leger. Benoemd bij het wapen der infanterie
van het leger in Ned. Indië, tot 2e luit.: de ser
geanten W. Hamerster, van het 6e, en L. Labotz,
van het 8e reg\ inf., W. H. Bueninek en P. A.
Gallas, beiden van het instructie-bataljon, W. N.
C. Goedbloed, van het 6", en W. C. Schreyner,
van het 5e reg, inf., C. Brand, van het reg. gren.
en jag., A. Jonker, van het 4e, en R. Ebbinge,
van het 1« reg. inf., benevens de sergeant-majoor
W. A. J. van der Meulen, van het 5", en de ser
geant M. M. F. Luppes, van het 4C reg. inf.
Benoemd tot 2- luit. bij het wapen der artillerie
van het leger in Ned. Indië, de sergeant J. J.
Temmenk, van de 5C afd. vest.-art.
De luit. ter see 1*' kl. J. G. J Spanjaard,
behoord hebbende tot het eskader in Oost-Indië
en in Nederland teruggekeerd, is op nonactiviteit
gesteld.
Op last van den procureur-generaal bij het
gerechtshof te 's Gravenhage is de officier van
justitie alhier in appel gekomen van het vonnis,
onlangs door de rechtbank geveld in zake J. de
Decker.
De 9 Pruisische pelgrims, beschuldigd van
rebellie tegen de,gewapende macht, zjn uit de
cellulaire gevangenis te Roermond overgebracht
naar 's Hertogenboschom aldaar voor 't hof te
recht te staan.
JEAN AIOARD.
Het was, zoo wij 'twèl hebben, de dichter
Withuys, van wien onlangs verteld werd dat hij
aan een bezoeker, die hem te midden van zijn
arbeid aangetroffen hadbij het heengaan de
woorden toevoegde: „Nu kun je zeggen dat je
een dichter aan 't werk gezien hebt."
Wie gisteren avond in de concertzaal alhier
bjeengekomen waren om de voordracht van den
heer Jean Aicard bj te wonen, en wie later nog
eenige oogenblikken in zijn gezelschap mochten
doorbrengen, kunnen er zich op beroemen oek
een dichter op de daad betrapt te hebben. Maar
een dichter, die zich niet als zoodanig poseert
een die, zelf bijna er van onbewust, altijd „aan
't werk" is, van alle zijden het leven in zich
opnemend, een stroom gelijkzooals zijn
meester Victor Hugo gezegd heeft,
Qui recueille en passant, dans son flot solennel,
Toute eau qui sort de terr.e oti qui deseend du ciel,
en die later het opgenomene terug geeft, door
het licht zijner verbeelding bestraald, door de
macht van zijne kunst en zjn vernuft in schilder
achtiger, beter kenschetsende vormen gehuld.
Geheel ten onrechte zou men zich echter, naar
deze voorstelling, Aicard misschien denken als
een bijzonder solennel man, een somber en diep
zinnig denker, steeds, met een bewolkt voorhoofd,
bezig met opmerken en verwerken. Integendeel.
Reeds zijne voordracht doet hem in al zijn na
tuurlijkheid en ongedwongen gemeenzaamheid
kennen. Hij laat zich licht door zjn onderwerp
medesleepen en draagt dan zijne verzen voor
met een vuur en eene radheid van tong,
die voor onsniet dagelijks aan zijne taal
gewoonhet luisteren wel eens een oogenblik
onvruchtbaar maakt. Maar ook is hij zichtbaar
gelukkig, wanneer de belangstelling of de inge
nomenheid zijner hoorders zich blijken doet. Hij
is geen „spreker zooals men er zoo velen
vindt, die uit de hoogte van hun katheder,
vol zelfvoldaanheid en gewicht hun woorden
over de hoofden hunner hoorders als uitgie
ten-, maar hij leeft en voelt met zijn publiek
mede. Even als sommige Fransche redenaars
niet tot hun volle kracht kunnen komen zonder
het voor ons hatelijke struikelblok van nu en dan
in de rede gevallen te worden, zoo zou het waar
schijnlijk Aicard niet mogelijk wezen een voor
dracht ten einde te brengen voor een publiek,
dat onverschilligheid of gebrek aan aandacht
verried.
Al voordragend is hij dus bezig, uit zijn publiek,
indrukken op te doen die later verwerkt zullen
worden. Maar met dien arbeid is hij zjn leven
lang bezig, 't Zij hij in zijne woonplaats, Parijs,
zich in de letterkundige wereld beweegt, in het
woelen en drijven op de boulevards zich beelden
in 't geheugen prent, in het bonte leven der we
reldstad studiën van menscheukennis maakt, of
wel de deuren van het Theatre Francais belegert
om zjn vertaalden Othello opgevoerd te krijgen,
van wien tot dusverre nog slechts gedeelten
werden voorgedragen.* 't Zij hij, in zijn zonnig
Provence, zijn geboorteland, de natuur bespiedt,
de sprookjes en vertellingeu uit den mond des
volks op teekent en die, met de herinneringen uit
zjn kinderjaren vermengd, in nieuwe vormen