Telegraphische berichten.
Landbouw,
K u rist nieuws.
De luit. ter zee 1° kl. H. J. R. Sutherland, de
luit. ter zee 2« kl. P. C. W. V ndevelde en de
off. van gezondh. le kl. W. F. Meyboom, allen
behoord hebbende tot het eskader in Oost-Indië
en in Nederland teruggekeerd, zijn op non-activiteit
gesteld.
Schouuien-Duiveland, 30 November 1878.
Yan de vijf onderwerpen, die de heerA. F.
Marlet in dit landbouwvoordrachten-seizoen, naar
de keuze van het bestuur onzer landbouwafdeeling,
behandelen zal, besprak hij heden in Bet huis van
Nassau te Zierikzee „De rundveehouding, in
verband met zuivelbereiding," twee zaken, waarmee
in de laatste tijden vele geleerde, en mogelijk
ook wel ongeleerde koppen zich hebben bezig
gehouden, doch die niet ophouden onze belang
stelling te vragen.
Het behalen van de hoogst mogelijke winst,
het beginsel, dat daarbij den doorslag moet geven
en waarnaar steeds ons streven gericht moet zijn,
is zeker gemakkelijker te bespreken dan uit te
voeren. De theorie moet ook hier de bril zijn,
waardoor de practijk kijkt niet alleen, maar
waardoor zij helder het hoe en het waarom ziet.
Of echter het meeste voordeel door het houden
van melk- of door vetvee bereikt wordt, hierover
zijn de practici ondanks al het kijken het
nog niet eens. De een wil uitsluitend vet-, de
ander alleen melkvee. En al moge het nu niet
mogelijk zijn beide partijen te bevredigen, het is
niet onmogelijk met beide rekening te houden.
Verstandig is zeker het kiezen van melkvee, dat
later geschiktheid heelt om te worden gemest;
het kiezen in beide gevallen van de uitstekendste,
de volmaaktste dieren. Die iets goeds wil maken,
neemt immers goede gereedschappen, kiest eene
goede werkplaats, of gaat naar de beroemdste
fabriek. Niet anders doe men bij de dieren.
Hoe meer ze voor ons doel geschikt zijn, hoe
zekerder onze kans van slagen is. Men leest
geen druiven van distelen, zei men reeds vele
eeuwen. -•
Het optellen der kenmerkende eigenschappen
van melkvee; het twisten over de bewering dat
het hem zit in de fijne horens, in een dunnen
staart, in den melkspiegel of in de haren van
dezen, is nutteloos. Laat de een meer dan de
ander met deze geesteskinderen ingenomen zijn,
wat nood, als we weten dat het hoofdkenmerk
der melkgevendheid, nog is, als in de dagen der
Romeinen, een fijn vrouwelijk voorkomen, eene
afwezigheid van grof- ep ruwheid, van alles wat
naar zoogenaamde stierachtigheid zweemt. De
dierkunde houdt rekening met al de kenmerken,
met het geheel, en noemt eerst volmaakt een
dier dat alle goede in zich vereenigt. De Engel-
scben letten op de kleinste kleinigheid en „vol
bloed" is bij hen eerst een dier waaraan niets
ontbreekt.
Hadden we stamboeken van vroeger dagen, elk
dier zou zeker bevestigen, dat het eene verzame
ling is van de meest verschillende eigenschappen.
Eerst in onze eeuw is men naar een beter plan
en met zelfbewustzijn aan het fokken gegaan, en
heeft men zich enkel toegelegd op het verkrijgen
der hoofdeigenschappen en eene voortdurende
vernietiging van alle gebreken, ofschoon dit laatste
nooit geheel te verkrijgen is.
Van zelf vraagt men nu: is melkgevendheid
een ras-eigenschap, of de som van eenige indivi-
dueele eigenschappen?
Sommigen schatten de melkopbrengst van eene
goede Hollandsche koe, die vroeger alle andere
fatsoenlijke koeien overtrof, op 3000 liters per
jaar; anderen blijven verre daaronder. De onder
vinding leert echter dat de Hollandsche koeien,
man ging verbinden volgens de stalen wet
die over de opkomst en het verval van groote
familiën heerscht
Behalve dat hij niet met mama overweg kon,
beviel hem ook het drukke leven daar in huis
niet. Het voortdurend in- en uitloopen van
zoovele menschen verveelde hem, hij zei het
wel nietmaar dat was ook niet noodig zij zag
het toch duidelijk genoeg aan den gemelijken,
soms toornigen blik dien hij af en toe, als hij
dacht dat niemand op hem lette, op het luidruch
tige gezelschap wierpop die jonge, met hunne
sabels en sporen rammelende officieren met
Arthur aan het hoofd, die zijn rol van verstooten
minnaar nu eens van den komischen, dan weer
van den tragischen kant opvatte en zich in beide
gevallen onuitstaanbaar aansteldeop die fat
terige, zwetsende advocaten en ambtenaren, die
bijna allen reserve-officieren waren en met hunne
gewezen veldkameraden heimelijk of openlijk een
oorlog voerden, die een paar jaren lang haar be
zit ten doel had gehad.
Dat kon, dat wilde zij niet loochenen als Le-
brecht daarop zinspeelde, evenmin als zij wilde
ontkennen dat dit aangename jaren waren ge
weestdat zij zich van ganscher harte over hare
veroveringen verheugd had en stellig gemeend
had, dat het hoogste geluk bestond in plei-
ziertoehtjes op Moezel en Rijn, en in bals met
officieren en juristen tot dat zij hem gezien
hadden blonden Engelschman, den Pommerschen
koopman, den koning van Woldom
Wordt vervolgd.)
overgebracht in den vreemde, hare groote melk
gevendheid niet behouden, en van nature geeft
eene koezelfs in de weelderigste streken, niet
meer melk dan er voor de voeding van haar kalf
noodig ia. De melkgevendheid is dus geen ras
eigenschap maar een gevolg van kunst. De
mensch heeft de koe aan zich dienstbaar gemaakt
en hare melkrijkheid vermeerderd. Tal van om
standigheden fokking behandeling voeding,
bijzonder in de jeugd, oefenen daar invloed op.
Van al deze dingen is de melkgevendheid afhan
kelijk. Hij, die zich op het houden van melkvee
toelegt, houde daarmede rekening. Zijn plicht is
niét, het melkgevend vermogen tot over, maar
juist tot aan de grens te brengen, en wat hij moet
doen: melken of vetten, wijst de natuur veelal
aan. Overal toch waar zij welige weiden geeft,
waar de melk tot hooge prijzen omgezet, gemak
kelijk verhandel- en verplaatsbaar is, daar bloeit
de zuivelbereiding, daar is het houden van melk
vee hoofdzaak.
De goede eigenschappen trachte men meer nog
door veredeling dan door kruising te verkrijgen.
De natuur telt daarbij mee. Het vee toch voert
zijne schitterende eigenschappen niet naar alle
hemelstreken met zich. Zoo is het Durhamras
hier niet zoo voortreffelijk als in zijn vaderland.
Velen vragen echter noch naar de soort, noch
naar het ras. Zij staan in de achterhoede van
den strijd naar vooruitgang.
De leeftijd, waarop men de vaarzen tot de
fokking toelaat, is zeer verschillend. In Holland
van 9 tot 12 maanden; elders als ze 1$ jaar oud
zijn. Anderen wachten tot ze 2 of 2f jaar zijn.
De wetenschap noemt den tweejarigen ouderdom.
Op vier of vijfjarigen leeftijd zijn ze eerst vol
groeid. Ze moeten in elk geval eerst flink en
sterk ontwikkeld zijn, dewijl ze onmogelijk op
hare jongen eigenschappen kunnen overbrengen,
die ze zelve niet bezitten. Zoo is het ook me
de stieren.
Op de vraag, hoelang men koeien gebruiken
kan, is geen beslist aptjvoord te geven. Zij die
met haar 15e of 16' kalf nog winst voor haren
eigenaar geven, ingeval hij goed rekent, zijn uit
zonderingen. In Hqlstein neemt men van de
twaalf koeien elk jaar de oudste af. De grootste
melkgevendheid bereiken ze met haar 4% 5e of
6e kalf. Later vermindert die en wordt het tijd,
als men althans met winst wil werken, - en elk
ander werk is onpractisch, ze door andere te
vervangen, ze te verkoopen of voor de vetmesting
te bestemmen.
Of men kalveren overvloedig of matig zal
voeden, hangt af van hunne bestemming. Geeft
men ze meer dan voor onderhoud en aangroei
noodig is, dan bevordert dit meerdere het vet
worden, en dit is verkeerd als men ze voor melk-
geetsters opkweekt.
Goede melkkoeien moeten mager zijn, zegt men,
en ik stem dit gaarne toe, maar de magerheid
mag niet een gevolg van onvoldoende of slechte
voeding zijn. Koeien, die al haar voedsel, zooals
het behoort, uitsluitend gebruiken tot onderhoud
en melkgeving, zijn betrekkelijk mager. Verkeerd
is een te sterke voeding. Wat zij te veel ont
vangen, gebruiken ze tot opsiering van het lichaam
en geeft ons geen winst. Soms dient daartoe ook
een deel van haar gewoon voedsel, wanneer ze
namelijk aanleg hebben om vet te worden dit
vermindert de melkgeving en is voor ons vaak
een wenk om ze het rijk der melkgeefsters uit
te doen.
Vele kleine rundveerassen zijn het is waar
uitmuntende melkrassen, het is echter onwaar,
dat de groote minder geven. Groote, ferme,
flinke koeien, met een ruime, breede borst, zijn
boven de kleine te verkiezen. Die met een enge,
nauwe borst, zijn als 't ware voorbeschikt voor
longaandoeningen.
Het twee- of driemalen melken per dag hangt
af van omstandigheden, die zeker ieder den weg
zullen wijzen. Voor jonge dieren is het goed ze
meermalen, b. v. drie keeren daags, te melken,
dewijl dit een prikkel is om de melkopbrengst te
verhoogen. Ook is het loonend vaarzen te melken
eenige dagen vóór het kalven, niet om de melk,
maar omdat de opbrengst bij het kalven dan
reeds zoo groot is, als anders na verloop van
eenige dagen daarna. We moeten rekening houden
met het geheele dier, letten op de eischen der
gezondheidsleerhet op ruime, luchtige en lichte
stallen goed voedsel en goed drinken geven.
Bij dat alles behoort eene zorgzame en zachte
behandeling. Iedere ruwheid wreekt zich dubbel
en stoort het zenuwleven. Schadelijk vooral is
mishandeling vóór en na het kalven. De gewone
manier om het kalf van de moeder af te nemen,
is niet aan te bevelen. Deze ingrijpende stoornis
in het leven eener koe, doe men ongemerkt en
zoo spoedig mogelijk.
{Wordt] vervolgd
Gisteren werd het oiatorium Die Schöpfung door
de zangvereeniging Tot Oefening en Uitspanning
alhier uitgevoerd, met medewerking van de so
listen inej. Biemans (sopraan) uit Antwerpen, den
heer Hoos (bas) uit Ruhrort, terwijl een dilettant»
lid der zangvereeniging, de tenorpartij op zich
genomen had.
Over dit algemeen bekende meesterwerk veel te
zeggen lijkt ons even onnoodig, als het ons over
bodig voorkwam het vóór de uitvoering bij het
publiek in te leiden. Ieder kent de Schepping
al is het slechts bij naam, en de beroemdste nom-
mers van het werk hebben zich eene populariteit
verworven, die in den regel slechts het deel is van
opera-aria's. Meer aanleiding en een minder plat
getreden spoor vinden wijwanneer wij met enkele
trekken de plaats trachten aan te duiden, welke
de Schepping inneemt in de algemeene geschiedenis
der voortbrengselen van den menscheiijken geest.
Voor twee groote volken van onzen tijd, voor
Frankrijk en voor Engeland, is de 185 eeuw geen
tijdperk geweest, waarin hunne kunst en letter
kunde met den grootsten glans schitterden. Men
spreekt van de eeuw van Lodewijk XVI, en be
doelt dan Corneille, Racine, Molière, Boileau. Men
spreekt van het Elisabeths-tijdvak en denkt aan
de regeering, die met Spenser begon, in Shakes
peare haar souverein vond en met Milton de kroon
aflegde.
De 18s eeuw noemt men de eeuw van Voltaire;
meu zou zich trouwens göueeren om Lodewijk
XV tot peter te nemen. Voltaire heerschte onbe
twist over de letterkunde, niet slechts van zijn
land, maar van geheel Europadoch nu wij een
honderd jaar verder zijn, bestudeeren wij Voltaire
en heel den wijsgeerenstoet, die zich rondom hem
bewoog, meer teneinde onze kennis van den loop
der menschelijke denkbeelden te vermeerderen,
dan met het doel om ons te verkwikken aan de
bloemen der menschelijke kunst. Aan 't geheel,
enkele uitzonderingen daargelaten, is een
rococo-lucht, die ons niet meer aantrekt. Evenzeer
lezen de meesten onzer Dryden, Pope, Addison,
Swift, Fielding, Goldsmith slechts om zich van
hun plicht als litteratuur-onderzoekers te kwij
ten. Wil men genieten en doen genieten wat
krachtig, waar, levend en frisch blijft, dan maken
wij een sprong van Milton op Byron, Moore
Scott, Wordsworth aan gene, op Victor Hugo
en Lamartine aan deze zijde van het Kanaal.
In dien tusschentijd is de schepter van het genie
in Duitsche handen overgegaan. De eerste helft
der 18e eeuw was voorbij, toen Goethe in 1749
geboren werd, en Schiller kwam nog na hem;
maar al had deze eeuw geen andere namen om
zich naar te noemen, dan nog kon zij Peter en
Frederik den Groote, Catharina II en Maria
Theresia missen, om, door deze twee dichter
vorsten. met eer in den tempel van hetgeen door
alle eeuwen heen groot, waar en schoon blijft,
eene plaats in te nemen.
Nog hooger staat echter de Duitsche kunst der
186 eeuw in het rijk der tonen. Wat zij daar
schiep, was iets geheel nieuws en tevens iets zoo
volmaakts, dat het, na al wat latere geslachten
weder gewrocht hebben, ten deele nog onovertrof
fen blijft. In hetzelfde jaar, 1685, vier weken
na elkander, werden te Eisenach Johan Sebastiaan
Bach, de vader onzer instrumentaal-muziek, en te
Halle-aan de Saa'l George Frederik Handel, de
vader van ons oratorium, geboren. Een vijftig
jaren later, schonk de een aan zijne Passions-musilc
de ander aan zijn Messias het leven. Intusschen
was in 1732 Haydn te Rohrau en werd in 1756
Mozart te Salzburg geboren. Toen de eeuw ten
einde raakte, in 1787, schonk Mozart haar zijn
Don Juan, eenige jaren later zijn Zauberllöte en
zong hij haar, met bijna stervenden mond, in 1791
zijn Requiem voor. Haydn zette den zwanenzang
der eeuw voort, in 1794 met zijne Schepping
enkele jaren later met zijne Jaargetijden. Toen
men 1800 begon te schrijven en Beethoven's ster
reeds boven den horizont begon te klimmen, was
er sedert honderd jaren in Duitschland genoeg
aan den tempel der kunst gewrocht, om, zelfs al
had men Goethe en Schiller niet bezeten, den arbeid
der 18e eeuw, op het gebied der kunst alleen, een
bewonderenswaardig werk te kunnen noemen.
Sedert meer dan 80 jaren dat deze laatste
werken van Haydn bestaan, worden ze telken
jare eenige malen uitgevoerd. Zoo wordt dezen
winter nog de Schepping in Den Haag „gemaakt
gelijk wij de Duitschers beginnen na te praten
en zal mejuffrouw Biemans binnen weinig
weken dezelfde partij te Antwerpen, onder leiding
van haar genialen meester Peter Benoit, zingen.
Is zij dan even goed gedisponeerd'als ten onzent,
dan zullen haar jeugdige, frissche en krachtige
stem en haar nette voordracht zeker denzelfdeu
gunstigen indruk te weeg brengen als in onze
concertzaal, en onder hare levendige stadgenooten
waarschijnlijk grooter opgewondenheid te voor
schijn roepen, dan onder ons meer tot kalme be
wondering gestemd publiek.
In 't voorbijgaan: de Antwerpenaars zingen de
Schepping in 'tVlaamsch. Natuurlijk; deze
lieden zijn trotsch op hun nationaliteit en hun
Peter Benoit ontziet zich niet om in zijne moe
dertaal, welke volgens de muziekgeleerden aan
deze zijde der grens, „niet muzikaal" is, werken
te schrijven, die zijne landgenooteu in verrukking
bvengen en zich baan over de grens beginnen te
breken. Waarom is dit ten onzent zoo anders?
Men denke daar eens over na; niet te lang
echter. Het mocht ons eens treurig stemmen.
De heer J. II. Hoos is een geoefend baszanger,
met een fraai en zangerig stemgeluid, dat ons
toescheen, gisteren avond (tijdelijk) niet al zijne
frischheid te bezitten. Het nattige weder dezer
dagen kan daarvan oorzaak zijn. Zijne voordracht
der schoone en dankbare recitatieven, aria's en
ewsonWc-stukken, welke de Raphael-partij van de
Schepping in zoo grooten getale oplevert, legde
een gunstig getuigenis af voor zijn smaak en
zijne geoefendheid in den oratorium-zang.
Den dilettant, die de tenor-partij vervulde, zij
een hartelijk woord van hulde en erkentelijkheid
toegebracht. Zelden hoorden wij hem fraaier en
netter zingen.
De begeleiding van het strijk-orkest en de
koren waren in handen van liefhebbers en blijven
derhalve, naar onze wijze van zienliefst buiten het
bereik der openbare critiek. Aan hunne inspanning
en liefde voor de kunst, door den heer Kirrwald
geleid op de wijze, welke hem sedert lang hier
naar waarde doet schatten, is het te danken wan
neer de uitvoering van toonwerken als de Schepping
'n ons midden niet tot de onmogelijkheden behoort.
De erkentelijkheid van alle ware liefhebbers der
toonkunst is hun daarvoor verzekerd.
Heden is op de Balans alhier een aanvang
gemaakt met den bouw van eene tent waarin de
heer Louwerse, gedurende de wintermaanden, een
Skating rink zal openen.
Door den heer J. van Elzen te Waalwijk,
die aan de regeering vergunning gevraagd heeft
voor het leggen van een stoomtramweg Tilburg—
Waalwijk en TilburgKoningshoeven, is aan
gedeputeerde staten aangeboden, om, waar de
wegen voor den aanleg van den tramweg te smal
mochten blijken, die wegen op eigen kosten te
doen verbreeden.
Op eene druk bezochte voorstelling, door
den heer Maju te Zaandam gegeven, kwam een
der aanwezigen op den inval, om voor de ver
kiezing van leden voor de kamer van koophandel
de candidaten door de phonograaf te doen uit
roepen.
Onder luiden bijval van het publiek bracht de
phonograaf zeer duidelijk het gesprokene over,
.terwijl twee dagen later de aldus geproclameerde
candidaten ook met groote meerderheid van stem
men werden gekozen.
Zondag avond 9 uren hoorde men te Grave
het seinschot ten teeken dat de overlaat van de
Maas nabij Cuyk begon te werken. De peilschaal
wees Maandag morgen 10,20 M. in de Maas, me t
een was van 0,29 M. in het laatste etmaalaan
de Pegel brug in de traverse van de Beersche
Maas 8,23 M.
De Veerstraat (weg naar Nijmegen buitendijks)
is overstroomd. De overtocht geschiedt per halve
pont en roeibooten naar de brouwerij. Al de
uiterwaarden staan onder. Vad
Te Zaandijk wordt een tentoonstelling van
schaatsen voorbereid. Er zullen gouden, zilveren
en bronzen medailles worden uitgeloofd.
Van gisteren ochtend 11 uren tot 's avonds 9
uren is de jury bezig geweest met het beantwoor
den der haar voorgelegde vragen in de zaak
't Kint-Fortamps. De vragen werden deels met ja,
deels met neen beantwoord, zoodat de jury niet
geheel met het openbaar ministerie is medegegaan.
Niettemin heeft zij genoeg straf bare feiten gecon
stateerd, om het hof een vonnis te doen vellen,
voor 't Kint van 15 jaar gevangenisstraf en eene
kleine boete en voor Fortamps van éen jaar ge
vangenis en 10,000 francs boete.
Te Stalllupönen in Littauwen is het uitbreken
der veepest officieel geconstateerd en zijn de
veiligheidsmaatregelen van de Duitsche veepestwet
van 7 April 1869 in werking gesteld.
BINIfENLAlTD.
CJoes. Aan de herstemming voor een lid van
den gemeenteraad, vacature Fransen van de Putte,
werd heden door 287 van de 389 kiezers deelge
nomen.
Tweede kamer. De heer Rutgers van Rozen
burg waarschuwde, op grond van 't geen vroeger
gebeurd was, tegen kruimelachtige bezuiniging
aan den eenen en spilzucht aan den anderen kant
Met kracht drong hij aan op herziening van de
opbrengst der grondbelasting, teneinde daardoor
tot eene betere regeling te geraken. Hij bestreed
het denkbeeld eener belangrijke verlaging van den
census, door welke een concubinaat van de socia
listen met de ultramontanen én de christelijke
democratie in 't leven geroepen zou worden. Het
schoolwets-petitionnement noemde hij onteerend,
en toen de heer van der Hoeven daartegen heftig
opkwam en beweerde dat de petitionarissen een
recht des volks met bezadigdheid hadden uitge
oefend, antwoordde de heer Rutgers, dat het
petitionnement eene onteerende zaak geweest was
wegens de daarmede verbonden agitatie, onware
voorstellingen, en opwekking van socialistische
hartstochten door de gebruikte tegenstelling tus-
schen rijk en arm.
De heeren van den Berch en Vader stelden de
edele bedoelingen der adressanten en de hun
aangedane onwaardige bejegening in 't licht. De
heer van Eek wees echter op de onwettige
pressie, die bij de petitiën was uitgeoefend. Hij
zcide voorts het uittreden van den heer van
Houten uit de liberale partij ongegrond te achten,
daar deze met zijn kieswets-programma alleen
staat. De heer Goeman Borgesius betoogde dat
bij eene uitbreiding der kiesbevoegdheid geen
gevaar bestond, dat de clericalen, vooral de
Roomsche, of de socialisten daarbij in invloed