N°. 286, I21e Jaargang. V Woensdag 4 December. Nationale Militie. HET SKELET IN HUIS. 3? Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van 2 on- en Fee stagen. Prijs per 3/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar^ 5 Cent. Advertentien: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1—7 regels 1,50 iedere regel meer 0,20, Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor het Buitenland; de Compagnie générale de publicité étrangfere G L, Daure en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones. FEUILLETON. Middelburg, 3 December. IDDELBURGSC COL De burgemeester en wethouders van de gemeente Middelburg gelet hebbende op de bestaande wettelijke be palingen betrekkelijk de nationale militie; brengen bij deze ter kennis van een iegelijk dien zulks zoude mogen aangaan: dat het register tot inschrijving van alle man nelijke ingezetenen, welke op den ltn Januari aanstaande hun 19e jaar zullen zijn ingetreden, dat zijn diegenen, welke in 1860 ziju geboren, zal gereed liggen op de gemeente-secretarie van den len tot en met den 31e» Januari 1879, van des middags 12 tot des namiddags 3 uren, met uit zondering van den Zondag; dat voor ingezeten wordt gehouden: 1°. hij wiens vader, of, is deze overleden, wiens moeder, of, zijn beiden overleden, wiens voogd, ingezeten is volgens de wet van den 28 Julij 1850, Staatsblad nr'. 44); 2°. hij, die geene onders of voogd hebbende, gedurende de laatste achttien maanden, vooraf gaande aan den len Januari van het jaar waarin hij zich moet laten inschrijven, in Nederland verblijf hield; 3°. hij, van wiens ouders de langstlevende in gezeten was, al is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het rijk verblijf houdt; dat niet voor ingezeten wordt gehouden de vreemdeling, behoorende tot eenen staat, waarde Nederlander niet aan den verplichten krijgsdienst is onderworpen, of waar ten aanzien der dienst plichtigheid het beginsel van wederkeerigheid is aangenomen (art. 15 der wet van 19 Augustus 1861, Staatsblad n°. 72) dat hij, die eerst na het intreden van zijn 19e jaar, doch voor het volbrengen van zijn 20", in gezeten wordt, verplicht is, zich, zoodra dit plaats heeft, ter inschrijving aan te geven bij burge meester en wethouders der gemeente, waar de inschrijving volgens art. 16 moet geschieden (art. 20 der wet). dat voor de militie niet wordt ingeschreven: 1°. de in een vreemd rijk achtergebleven zoon van een ingezeten, die geen Nederlander is; 2°. de in een vreemd rijk verblijf houdende ouderlooze zoon van een vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten (art. 17 der wet) 3°. de zoon van den Nederlander, die ter zake van 's lands dienst in 's rijks overzeesche bezit tingen ot koloniën woont; dat de inschrijving geschiedt: 1°. van een ongehuwde in de gemeente, waar de vader, of, is deze overleden, de moeder, of, zijn beide overleden, de voogd woont; - 2°. van een gehuwde en van een weduwnaar,in de gemeente waar hij woont; 3°. van hem die geen vader, moeder of voogd heeft, of door dezen is achtergelaten, of wiens voogd buiten 's lands gevestigd is, in de gemeente, waar hij woont 4°. van den buiten 's lands wonenden zoon van een Nederlander, die ter zake van 's lands dienst in een vreemd land woont, in de gemeente, waar zijn vader of voogd het laatst in Nederland ge woond heeft (art. 16 der wet); dat elk, die volgens art. 15 behoort te worden ingeschreven, verplicht is zich daartoe bij bur- DOOB FRIEDRICH SPIELHAGEN. EERSTE HOOFDSTUK. „En dit is onze slaapkamer," zei Lebrecht, de deur opendoende, „hoe bevalt u die?" „Voortreffelijk!" zei Anna. Zij bleef een oogenblik op den drempel staan en liet haar blik door het vertrek gaan. Daarop ging zij met rassche schreden haar den schoor steen en wierp zich in een fauteuil. „Mijn God, wat ben ik moede!" Lebrecht heet zich op de lippen en zijn schoon gelaat, dat even te voren nog zoo blijmoedig en vol verwachting stond, betrok opeens. Anna kon dit niet zien, want zij had de voeten op het haardijzer gezet en leunde met het hoofd achter over, maar toen hij langs haar heen ging, stak zij hem haar hand toe en zei op smeekenden toon: „Wees niet boos op mij, Lebrecht!" Hij vatte haar kleine handje, bracht het aan zijne lippen en fluisterde: „Waarom zou ik op u hoos zijn Hij sprak heel ondnidelijk, want zijn hart klopte hem inde keel. Als zij zijn hand vasthield, als zij hem heel vriendelijk aankeek, als zij hem den mond gemeester en wethouders ter boven aangegeven plaatse en binnen den daar bepaalden tijd aan te geven, en dat, bij diens ongesteldheid, afwe zigheid of ontstentenis, zijn vader, of, is deze overleden, zijne moeder, of, zijn beiden overleden zijn voogd, tot het doen van die aangifte verplicht is tart. 18 der wet). Belanghebbenden worden mitsdien dringend aangemaand aan de op hen rustende verplichting te voldoen en wordt hun ten overvloede onder de aandacht gebracht, dat bij bovengemelde wet, onder meer, is bepaald dat met boete van 25 tot f 100 wordt ge straft de overtreding van art. 18 ën dat b'ij elke veroordeeling tot boete tevens door den rechter wordt bepaald, dat, indien daaraan niet is voldaan binnen twee maanden nadat de veroordeelde is aangemaand, de boete door gevangenisstraf van ten hoogste tien maanden zal worden vervangen. En opdat niemand ten deze onwetendheid zonde kunnen voorwenden, is deze, ter voldoening aan de bepaling van art. 19 der wet van den 19 Au gustus 1861, Staatsblad n'. 72), op heden voor de eerste maal afgekondigd en aangeplakt, waar zulks binnen deze gemeente te doen gebruikelijk is. Middelburg, den 2 December 1878. De burgemeester eu wethouders voornoemd, SCHOEEE. De secretaris, G. N. DE STOPPEL AAR. Gemeente Belasting. Suppletoire kohieren n°. 1 voor de plaatselijke directe belastingen op de inkomsten en op de honden over 1878. De burgemeester en wethouders van Middelburg brengen ter kennis van de ingezetenen, dat de suppletoire kohieren n°. 1 voor de plaatselijke directe belastingen op de inkomsten en op de honden over het jaar 1878 door gedeputeerde staten van Zeeland zijn goedgekeurd en ter in vordering aan den gemeente-ontvanger uitgereikt.- Middelburg, den 2en December 1878. De burgemeester en wethouders voornoemd, SCHOEEE. De secretaris, G. N. DE STOPPELAAR. Door ged. staten van Zeeland is bij besluit van 29 November, op grond dat de gemeenteraad van Eede weigert nieuwe middelen voor te dragen tot dekking van de bij kon. besluit verhoogde jaarwedden van den burgemeester én den secretaris goedgevonden den post onvoorziene uitgaven op de begrooting dier gemeente te verminderen met f 50, zijnde het bedrag der verhoogdejaarwedden. Ingelanden der Watering Hoedekenskerke hebben in hunne vergadering van gisteren, aan den heer toestak om hem te kusseD, dan kon hij het haar zeggen Maar hare donkere oogen bleven vermoeid voor zich uitstaren, zij hief het hoofd niet naar hem op en haar hand gleed weder uit de zijne. Zijne knieën, die hij reeds gebogen had, werden weer stram; hij keerde zich af en kon slechts met groote inspanning de zucht onderdrukken, die aan zijn beklemde borst dreigde te ontsnappen. Dus was het wederom tot morgen uitgesteld, zooals eiken avond gedurende de zes weken hunner huwelijksreis! Maar heden avond 'de eerste avond thuis die was niet gelijk al de anderen Die had geen morgenop dezen avond had hij zijn laatste hoop.' Het laatste- overblijfsel van zijn moed gevestigd evenals een speler het overschot van zijn vermogen op een laatste kaart zet. Morgen moest hij het zeggen natuurlijk; maar, en dat was het het vreeselijke van het geval, dan was het geen bekentenis meer, dan was het eenvoudig een ontdekking die hij onmogelijk langer kon verhelen, en dan zou hij voor haar staan als een misdadiger, dien men, nadat hij hardnekkig en verstokt alles ontkend heeft, eindelijk toch door de mand laat vallen en die ook niet de minste aanspraak op verzach tende omstandigheden kan maken, indien hij niet wil dat de rechter zich met een toornig gelaat van hem afwendt 1 En die toornige rechter is zijn jonge, schoone aangebeden vrouw, die hem zoo volkomen, zoo onvoorwaardelijk vertrouwd heeft! J. A. A. Fransen van de Putte, op diens verzoek, eervol ontslag verleend als penningmeester-griffier van die watering en in zijne plaats benoemd den beei'jJ. Welleman, te Hoedekenskerke. Het adres door het algemeen bestuur van Mul- tapatiors-bond aan Z. M. den koning ingediend, strekkende dat beperkende maatregelen tegen de openbare dronkenschap worden genomen, met beperking van het aantal drankwinkels en drank- verkoopers, heelt ondersteuning gevonden in een adres uit de hoofdstad, dat van 1271 hand- teekeningen is voorzien. Men schrijft aan het U. D. uit 'sHage: In den toestand van den minister van oorlog is in de laatste dagen weinig verandering geko mende toestand blijft ongunstigvooral boez.emt de gebrekkige voeding den doctoren Vrees in, waardoor de patiënt steeds meer en meer verzwakt. Nu door de kamer opnieuw is aangedrongen op de aanstelling van een nieuwen minister van oorlog en men algemeen de onmogelijkheid erkent om den bestaanden toestand nog langer te laten voortduren, worden weder verschillende personen als opvolger van den heer de Roo genoemd; zelfs wordt gezegd, dat er reeds een opvolger zoude zijn aangewezen. De vox pa'puli noemt boven allen den naam van een nog zeer jong, maar zeer talentvol offi cier, door zijn uitgebreide kennis, zijn energie en humaniteit algemeen zeer gunstig bekend, en reeds lang (al zij het dan ook in de verre toekomst) als een toekomstigen reformator van ons krijgswe zen aangeduid. Nevens hem worden echter nog verscheidene andere meer en minder gunstig bekende personen genoemd. Wie ook de opvolger van den minister van oorlog zijn zal, het is te hopen, dat hij met krachtige hand het roer van ons ontredderd krijgswezen ter i hand moge nemen, en den rijken schat van arbeid, door de Roo aangebracht, zal weten te gebruiken; daarin toch zal zeer zeker uitmuntende bouwstof worden gevonden, om ons defensiewezen op nieuwe en hechte grondslagen te bouwen, en dat het hóojg ,tijd is daarmede aan te vangen, zal wel niémand ontkennen. Op 66jarigen leeftijd is gisteren te 's Graven- hage, na eene langdurige en sleepende ziekte, welke hem echter slechts geinige dagen van zijne ambtsbezigheden terughield, overleden de chef van den geneeskundigen dienst der zeemacht, d<\ H. Slot. De heer Slot had zijne opleiding als genees kundige te Amsterdam ontvangen, in een tijd Hij was naar het venster gegaan, had de gor dijnen weggeschoven en staarde naar buiten in den donkeren herfstavond en zag hoe de wind de boomen schudde, dat de takken kraakten en de dorre bladeren tegen de ruiten vlogen. En hij dacht aan dien ongelukkigen zomernacht, aan die waanzinnige jacht door alle kamers tot aan dit venster Hij had het opengestootenbijna zonder het te weten en liet een oogenblik de koude avondlucht zijne gloeiende slapen afkoelen. „Lieve Lebrecht, het toeht verschrikkelijk," zei Anna. „O, neem mij niet kwalijk." Hij sloot het venster, schoof de gordijnen weer dicht en ging weer naar zijn vrouw toe. Zij had zich nog niet verroerd en die lusteloosheid van dat anders zoo levendige, bewegelijke persoontje hinderde hem thans in zijn wanhopige stemming zeer. „Gij hebt slaap, Anna," zei bij kortaf; „gij moest naar bed gaan." „Ik heb volstrek geen slaap," antwoordde zij, „ik ben maar een weinig moedeik denk dat het komt door dien langen rit en dien scherpen wind dien we voortdurend in 't gezicht hadden." „Daar kon ik niets aan doen, Annawe zijn hier in Pommeren en bij de zee, daar is het niet zoo zacht als aan den Rijn; en wat den rit betreft, het spijt me dat die zoo lang wasmaar mijn bedoeling is goed geweest, dat moest ge ten minste waardeeren." toen er nog geen officieele „eenheid van stand" bestond. Hij werd den len April 1832 als chirurgijn 3e kl. bij de marine aangesteld, doorliep de ver schillende rangen, en werd in 1853, bij de reor ganisatie van den geneeskundigen dienst, benoemd tot chef van het hospitaal te Nieuwediep, in welke betrekking hij tevens de studiën te leiden had van de officieren van gezondheid, die zich daar tot het examen voor hoogeren rang kwamen voorbereiden. Den 30en Januari 1869 werd hem de betrekking van chef van den geneeskundigen dienst opge dragen. Na acht jaren als zoodanig werkzaam te zijn geweest, na zijne verdiensten als man van de wetenschap en van de praktijk erkend te hebben gezien door het ridderkruis van den Nederland- schen leeuw en door verschillende andere onder scheidingen, nam de Leidsche hoogeschool hem, door aanbieding van haar doctoraat in de genees kunde, honoris causa, in de eenheid der academisch gevormde geneeskundigen op. In hem daalt een edel mensch, een ij vorig en trouw landsdienaar ten grave, die met onvermoeide zorg voor de belangen van zijn korps, voor die des lands en voor die der menschheid werkzaam was, overal waar hem de gelegenheid daartoe geschonken werd. Eindhoven 2 December. De machinist H. aan wien de oorzaak van het alhier op 23 Nov. plaats gehad hebbend ongeval geweten wordt, is in zoo verre genezen, dat hij naar zijne woonplaats Rotterdam is kunnen vertrekken. Het bericht in sommige bladen, als zou hij gearresteerd zijn, is dus niet juist. Zijn denkvermogen, dat door een hoofdwond geleden had, heeft hij terug gekregen. De conducteur J. die een zijner beenen brak, neemt-in beterschap toe, ook in den toestand van den conducteur R, die een zware hoofdwond had bekomen, is verbetering. Het overige personeel is reeds zoo verre hersteld, dat het in de volgende week zijn dienst kan hervatten. De doctor Anderegg uit Rosmalen, die in den trein zat, heeft de eerste geneeskundige behande ling verricht. In strijd met de berichten dat de machinist R. dronken was, kunnen wij mededeeleD, dat zulks niet het geval is geweest. R. is een zeer op passend man, die zelden gebruik, nimmer misbruik van sterken drank maakt. Men schrijft ons: De Huisvrouw vergiste zich in haar bericht, waarbij zij meêdeelde dat de dame, die dit jaar de akte voor boekhouden verkreeg, de eerste zou Anna richtte zich in haar fauteuil op, want dit was de eerste maal dat zij uit den mond van Lebrecht zulke koude harde woorden vernam zij zag hem verwonderd, ja verschrikt aan. „Vergeef mijzei hij, „ik wilde u geen ver wijt doen; het ontviel mij zoo ineens, ik weet niet wat het is, ik geloof dat ik zelf vermoeid en zenuwachtig ben." „Laat ons een poosje uitrusten," zei Anna„ik zit hier heel gemakkelijk in mijn fauteuil en nu moest gij wat op die chaise longue gaan liggen daarna zullen wij heerlijk soupeeren; want naar al dé vuren te oordeelen, welke juffrouw Uelzen in de keuken aangelegd heeft, belooft het souper schitterend te zullen zijn." „Ik vrees echter dat het nog wel eenigen-tijd zal duren," zei Lebrecht„gij weet dat zij ons eerst twee uren later verwachtte." „Ik heb ook volstrekt geen haast, integendeel, ik ben nu veel te moede om te eten. Ik zal liever eerst een kopje koffie vragen, dat zal mij goed doen het geheele huis riekt naar fle versebge- brande koffie, ik ruik het tot hier in de kamer." Lebrecht, die net op de canapé was gaan liggen, sprong eensklaps overeind. „Wat hebt gij, Lebrecht?" „Ik, nietsIk wilde het aan juffrouw Uelzen gaan zeggen." De jonge vrouw was ook opgestaan en riep nog eens: „Mijn God, wat ziet gij bleek! Gij zij t. zeker niet welZeg het mij toch Zij legde haar band op zijn voorhoofd en voelde

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1878 | | pagina 1