BUITENLAND.
Telegraphische berichten.
Staten-Generaal.
Thermometerstan d.
Algemeen Overzicht.
A. de Nte Vrouwepolder, wegens het zetten
van een strooschelf binnen den afstand van drie
meters en acht decimeters van een buurtweg onder
Oostkapelle, veroordeeld in eene geldboete van
f 10 of gevangenisstraf van een dag
A. A. D. D., te Middelburg, wegens het binnen
de bebouwde kom der gemeente Middelburg
houden van varkens zonder daartoe schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders te
hebben verkregen, veroordeeld in eene geldboete
van 5 of drie dagen gevangenisstraf
J. Bte Nieuw- en St. Joosland, wegens het
rijden met mest door de publieke straat te Arne-
muiden, zonder toestemming van burgemeester
en wethouders (driemaal gepleegd), veroordeeld
in drie geldboeten van /3 of gevangenisstrat van
een dag voor elke boete
M. B., te Nieuw- en St. Joosland, wegens het
zelfde feit (viermalen gepleegd), veroordeeld in
vier geldboeten van f 3 of twee dagen gevange
nisstraf voor elke boete
L. de B., te Vlissingen, wegens het rijden al
daar met een handwagen zoodanig dat de hand
boom vooruitsteekt, veroordeeld in eene geldboete
van 3 of een dag gevangenisstraf
P. J. C., te Vlissingen, wegens het als tapster
aldaar niet zorgen dat er van af 1 uur na zons
ondergang boven de voornaamste deur harer
woning licht brandde, veroordeeld in eene geld
boete van f 2 of twee dagen gevangenisstraf
P. F. van G., te Vlissingen, wegens hetzelfde
feit, veroordeeld in een geldboete van f 1 of een
dag gevangenisstraf
J. de K,, te Vlissingen, wegens het moedwillig
mishandelen van een hond aldaar, veroordeeld
in eene geldboete van f 5 of eene gevangenisstraf
van drie dagen.
En allen in de kosten.
De groote optocht van het gezelschap van den
heer George Sanger, welke zich Maandag ruim een
uur lang door de hoofdstraten van Arnhem bewoog,
omstuwd door eene ontzaggelijke volksmenigte,
heeft voor den ondernemer het gevolg gehad, dat
zijne kolossale tent des avonds bij de voorstelling
zoo vol was als zij plaatsen bevatte. In dien op
tocht bevonden zich de aangekondigde triomf- en
andere wagens, waarop de leden van het gezel
schap, in hunne schilderachtige costumes, verschil
lende groepen vormden, de vier olifanten en een
zeventigtal paarden. Het geheel moest waarschijn
lijk den intocht van een Oostersch vorst voorstel
len. Een muziekkorps in eigen staatsie-wagen
ging den stoet vooruit.
Wat de tent betreft, die zeer doelmatig is in
gericht, met bewondering heeft men de oprichting
er van gadeslagen. In een paar uren stond het
geheele gebouw, dank zij de practische wijze
waarop alles te verbinden was. In dit opzicht
zouden misschien de militaire autoriteiten nog
wel iets kunnen afzien van deze vreemdelingen.
Wij betwijfelen althans of onze troepen, wanneer
zij een kamp betrekken, wel zoo spoedig gereed
en zoo goed gehuisvest zijn. (Am. Ct.)
Deheeren J. Bosscha, A. Kerdijk, L. Mulder,
J. Straub en A. I. Voorduin, die zich, na den
dood van hun vriend Liudo, vereenigden met het
doel, om op zijn graf een eenvoudig herinnerings-
teeken te plaatsen, als een hulde, door de innigste
vrienden en vereerders van den overledene aan
zijn nagedachtenis gebracht, hebben thans verslag
van hun werkzaamheid gedaan.
Aan dat verslag ontleenen wij het volgende:
„Tiet gedenkteeken op het graf te Eiken-Duinen
bestaat uit een zware plaat van Escausijnschen
steen, lang 2 en breed 1 meter, die in het midden,
op een gebeeldhouwde cartouche in verheven
letters den naam M. P. Lindo draagt. Aan het
hoofdeinde ligt een lauwerkrans in hoog verheven
relief, en aan het voeteinde zijn de volgende, de
geheele levensrichting van den overledene ken
merkende en aan een zijner geschriften ontleende
woorden ingegrift:
„Plant bloemen op uw pad, roei de distels
uit, opdat een dankbaar mensch, vroeger of
later, uw voetspoor zegene."
De overigens geheel gladde zerk is van een
eenvoudigen gefrijnden rand voorzien en omringd
door een decoratief hek van geslageD ijzer en
van zilverbronze kleur. (Fad.)
- Te Zwolle zijn een sjouwerman en zijne
vrouw, tengevolge der ontvangst van een der
bij duizenden verspreide prospectussen van de
275e Hamburger stadsloterij, op het denkbeeld
gekomen dat zij de 875,000 Mark, welk cijfer
boven het prospectus gedrukt stond, getrokken
hadden. Dit leek te meer waarschijnlijk omdat
de man jaren geleden, koloniaal zijnde, van zijn
handgeld een lot in een geldloterij gekocht had, waar
hij nooit meer iets van vernomen had. Vrienden,
buren en bekenden, even weinig in het lezen
ervaren als het echtpaar, verheugden zich met
hen en reeds hoopte men op een groot feest,
toen men door het advies van iemand die er
„verstand van had", tot de gevolgtrekking kwam
van zich met een doode musch verheugd te hebben.
Toch willen de echtelieden de stukken niet weg
gooien, „want, zegt de vrouw, men kan
nooit weten hoe 't nog te pas komt."
Gedurende het verblijf van den koningen de
koningin te Amsterdam, zal het Damplein worden
verlicht met 12 Jabloehkoffsche electrische kaarsen.
Prins Frederik heeft een gift van f 200
gezonden aan de vereeniging Help u zelfdoor
de afdeeling Rotterdam van het Werkliedenver
bond opgericht, met het doel om aan |de werk
lieden eigen woningen te verschaffen.
Leiden verloor den 25en dezer een zijner
oudste ingezetenen in dr. Jean Theodore Bergman,
lid der Maatschappij van Ned. letterkunde, enz.
Vele jaren was hij aan de academische bibliotheek
verbonden, in welke betrekking hij aan de weten
schap uitnemende diensten heeft bewezen. Hij
werd geboren te Vlissingen op 24 April 1794.
BIMEKLAND.
Zierikzee. Bij de verkiezing van een raads
lid werden uitgebracht 213 stemmen. Daarvan
waren 108 vereenigd op den heer A. Giljarn,
candidaat der Liberale kiesvereeniging, die alzoo
gekozen is. De heer mT. H. van Manen verkreeg
92 stemmen.
Tweede kamer. De heer Fransen van de
Putte hield eene uitvoerige rede. Niemand is
meer dan hij geneigd om des noods zijn eigen
meening op te offeren teneinde den minister in
zijn moeielijke taak te steunen, maar als het
besluit der kamer, in zake het strafreglement voor
inlanders onuitgevoerd blijft, dan is geen transactie
mogelijk en zal hij desnoods de quaestie van
vertrouwen stelleu.
Hij gaf voorts een breedvoerig antwoord aan
den heer Wintgens. Deze geeft eene verkeerde
historische voorstelling. Onder den minister van
der Heim heeft de staatsman Baud gewaarschuwd
tegen de demoraliseerende Indische baten. De
heer Baud heeft steeds getwijfeld aan de deugde
lijkheid van het stelsel. Een conservatief resident
van Samarang heeft in 1852 daartegen ernstig
gewaarschuwd. En waar zijn de millioenen
gebleven? Zij zijn aangewend tot het nemen van
talrijke maatregelen, welke de uitvloeisels waren
van het conservatief regeerings-reglement, ten bate
van den inlander. Latere conservatieve regeerin
gen wisten dan ook niets beters te doen en de
'inlandsche bevolking is dan ook machtig vooruit
gegaan. Hij drong derhalve aan op krachtige
uitbreiding van het spoorwegnet. Hij verdedigde
voorts deu oorlog met Atjeh. Eene even groote
verantwoordelijkheid als lord Beaconsfield nu
draagt, rustte toen op de regeering. De zedelijke
invloed der Porte werd terecht destijds gevreesd.
Laten wij dus alle dénigrement staken en een
eervol einde van den strijd bevorderen, liefst niet
door uitbreiding onzer bezetting maar door ver
sterking van het verworvene en van de defen
sielij n.
De minister van koloniën schetste de ontze
nuwende nadeelen van het cultuur- en consigna
tiestelsel Hij verdedigde echter op de bekende
gronden den verkoop van koffie in Nederland.
Het doel in Atjeh is het hoofdpunt der vestiging
te versterken. Geen uitbreiding van ons gezag
op de buitenbezittingen wordt beoogd, maar
krachtige handhaving van ons gezag.
Omtrent Timor en Borneo is niets aangaande
plannen tot vreemde inmenging met zekerheid
bekend. De conversie van het grondbezit zal
de minister ter harte nemen.
De afschaffing der pantjensdiensten is financieel
nog onmogelijk.
Het rapport van den raad van state over het
politiereglement is in overweging. Tegen het
uittrekken van een memoriepost voor de Indische
bijdrage bestaat geen bezwaar.
Voorts werd nog het woord gevoerd door de
heeren Oorver Hooft, Haffmans, Bastert en Rut
gers, welke laatste o. a. zeide dat door de com
missie van rapporteurs ten onrechte gezegd is,
dat de meerderheid der kamer de wet tot bepa
ling der vaste bijdrage verlangde. De heer Wint
gens repliceerde en kwam o. a. op tegen de
aantijging van den heer van de Putte, alsof de
conservatieven indertijd voor Atjeh partij getrok
ken hebben. Niet hij mag dit zeggen, die het
ongeluk van zijn land is geworden.
3DITEKLA2TD.
Lahore. De inneming van Dakka en Pissin
wordt bevestigd; de dorpen in den omtrek van
Djellalabad weigeren belasting op te brengen;
sommige hoofden hebben aan de Engelschen hunne
diensten aangeboden.
Pesth. Door de kamer is besloten het adres
der regeeringspartij in beginsel aan te nemen.
Bombay. Jakubkhan is op het bericht van
den val van Ali mushid in vrijheid gesteld.
Konstantlnopel. Door Layard is aan lord
Salisbury garantie gevraagd voor de Turksche
leening.
StaatsbegrooÉing 18 7 9.
Beguering santwoord.
Hoofdstuk V. (Binnenl. zaken). Ontkennend
beantwoordt de minister vooralsnog de vraag of
een centraalbureau voor statistiek moet worden
opgericht. Ernstige, ook financieele bedenkingen,
bestaan daartegen. De ondervinding, sedert de
opheffing en indeeling van de afzonderlijke af
deeling voor statistiek, welke maatregel in overleg
met den chef dier afdeeling was genomen, verkre
gen, heeft de juistheid van dien maatregel volkomen
bevestigd.
De voorgestelde regeling betrekkelijk sommige
provinciale griffiën verdedigend, zegt de minister
zijne aandacht te zullen gevestigd houden op de
mogelijkheid eener inkrimping van personeel ook
op de griffie van Friesland.
Wettelijke regeling van den rechtstoestand der
maatschappijen van levensverzekering, die bij de
regeering in overweging blijft, zou ook de vreemde
maatschappijen moeten betreffen.
Een bepaalde belofte tot spoedige herziening
der wet op de krankzinnigengestichten, durft de
minister niet geven en de financieele toestand laat
de oprichting van een rijksgesticht niet toe.
De strafbepalingen tegen vervalsching van
levensmiddelen zullen in boek II, titel XXX van
het strafwetboek worden aangetroffen.
Herziening der begrafeniswet tot bevordering
der lijkverbranding, komt den minister bedenke
lijk voor, omdat de regeering huiverig moet zijn
mede te werken tot het vergemakkelijken der
middelen, die tot het doen verdwijnen van de
sporen van misdrijf kunnen worden aangewend.
Klachten over de ongelegenheid waartoe art. 23
der begrafeniswet aanleiding zou geven, werden
tot heden niet vernomen.
De behoefte aan vermeerdering van verloskun
dige hulp op het platteland en de wenschelijkheid
om de gelegenheid tot opleiding van vroedvrouwen
uit te breiden, wordt door den minister erkend.
Hij wil echter geen voorstel hieromtrent doen,
voordat het behoorlijk is voorbereid.
De maatregelen, in het spoeiingsdistrict genomen
togen de longziekte, zijn nog niet lang genoeg
toegepast om thans reeds over hare uitwerking
te kunnen oordeelen. Moeielijkheden bij de toe
passing zijn niet ondervonden.
Terugkomende op de besproken opheffing van
universiteiten, doet de minister uitkomen, dat
zoodanige opheffing geen dadelijke belangrijke
bezuiniging zou ten gevolge hebben. Slechts
enkele der hoogleeraren van het personeel der op
te heffen inrichting of inrichtingen, zouden bij de
overblijvende, als reeds voor het grootste deel
behoorlijk voorzien, overplaatsing kunnen vinden.
Het overige talrijke personeel zou op wachtgeld
aanspraak hebben en jaren lang de staatsuitgaven
bezwaren. Op de hulpmiddelen voor het onderwijs
ware evenmin groote besparing te verkrijgen,
daar concentratie der studenten verhooging dier
kosten aan de te behouden inrichting tengevolge
zou hebben. Alleen op de gebouwen ware be
zuiniging te verwachten, schoon aan den" anderen
kant de thans daarvoor aan eene universiteit ge
raamde uitgaven zouden stijgen wegens uitbreiding
van lokalen. Bovendien zullen de uitgaven voor de
drie universiteiten niet „tot een ondragelijke hoogte
stijgen." De Leidsche universiteit zal in normalen
oestandjq,p,rlijks 500.000 vorderen, de Utrechtsche
f 450,000 en de Groningsche evenveel. De geza
menlijke vermeerdering voor de blijvende uitgaven
der drie universiteiten zal alzoo nog geen 3§ ton
beloopen. De tijdelijke uitgaven voor gebouwen
zullen, naar een eenvoudiger plan, aan de drie
universiteiten f 1,900,000 beloopen, over eenige
jaren te verdeelen.
Hierbij wordt er op gerekend, dat ook de nieuw
aangestelde of te benoemen hoogleeraren na 5 en
lOjarigen dienst telkens eene verhooging van
jaarwedde van f 1000 zullen ontvangen. Na de
vaststelling van de begrooting zal het daartoe
strekkend koninklijk besluit geprovoceerd worden.
Tegenover deze uitgaaf staat de vermindering,
bij het emeritaat van hoogleeraren te verwachten.
Door elkander genomen, zullen die kosten tegen
elkander, opwegen. Overigens verdient nog als
een ernstig bezwaar tegen de concentratie van
studenten te worden vermeld, dat bij het stelsel
der wet, hetwelk het esamineeren aan de facul
teiten opdraagt, de hóogleeraren aan deze werk
zaamheid zooveel tijd moeten besteden, dat hun
voor hunne lessen en studiën zeer weinig zou
overblijven. Vooral in de sterk bezette faculteiten
der rechtsgeleerdheid en geneeskunde zou dit een
bijna onoverkomelijk bezwaar zijn.
Ten slotte mag er op gewezen worden, zegt
de minister, dat er geen sprake meer kan zijn
van het „aanhangig zijn der beslissing van het
groote vraagstuk." Die beslissing is gevallen: de
wet. van 28 April 1876 heeft bij art. 35 beslist,
dat er drie rijks-universiteiten zullen zijn. Aan
dat voorschrift is de regeering verplicht uitvoering
te geven en voor dat doel de noodige gelden aan
te vragen.
Dat sommige hoogleeraren in 't geheel geen
of een zeer luttel getal leerlingen hebben, is het
gevolg van het meer en meer veld winnen
der neiging, om alleen die lessen te volgen welke
met examens in verband staan.
De minister legt eenige tabellen over, vergezeld
van een toelichting van den rector-magnificus der
Utrechtsche universiteit, ter beantwoording van
de vragen, in welke vakken op rijks-universiteiten
geen college wordt gegeven bij gebreke aan toe
hoorders; welke coilegiën door minder dan tien
studenten wordt bezocht; hoeveel uren de ver
schillende hoogleeraren wekelijks college geven.
Der regeering is niet bekend, dat verscheiden
coilegiën dit jaar later aangevangen zijn dan de
wet medebrengt. Zij kan niet aannemen, dat er
hoogleeraren zijndie de wet overtreden en ver
trouwt dat in zoodanig geval curatoren de
ven ischte maatregelen zullen nemen. Maatregelen
om tegen het. ontduiken der bepalingen omtrent
het betalen der verschuldigde gelden te waken,
zijn in overweging.
Bij het toekennen van subsidiën voor de op
richting of het onderhoud van gymnasia zal in
den regel gerekend worden op bijdrage van de
helft der kosteu, terwijl de kosten voor bouw en
inrichting der lokalen voor rekening der gemeente
blijven. Aan de gemeenten, die zich beijverd
hebben om vóór 1 Oct. jl. geheel aan de voor
schriften der wet te voldoennl. Groningen,
Zutfen, Delft en Haarlem, wat haar gymnasium
en Harderwijk, wat haar pro-gymnasium betreft,
is het subsidie reeds te rekenen van dien dag
verleend. Zoodra andere gemeenten met hare
reorganisatie gereed zijn, zal het subsidie evenzeer,
met ingang van het tijdstip, waarop de nieuwe
regeling aanvangt, worden toegekend.
Boxmeer heeft van het veranderen harer Latijn-
sche school in een pro-gymnasium afgezien en
blijft dus verder buiten aanmerking. Winschoten
is naar de gemeenten met een gymnasium over
gebracht. Of Middelburg tot het stichten van
een gymnasium zal besluiten is nog onzeker,
evenzeer of Dokkura een pro-gymnasium oprichten
zal. Ambt-Doetinchem, Doesburg en Alkmaar
zullen voor een pro-gymnasium gesubsidieerd
worden, al richt laatstgenoemde gemeente ook
een gymnasium op. (Wordt vervolgd)
26 Nov.'s av. 11 u. 49 gr.
27 's morg. 8 u. 49 gr. 's midd. 1 u. 52 gr.
's av. 6 u. 51 gr.
Het schijnt, dat de Porte het werkelijk goed
meent met den dikwijls besproken afstand van
grondgebied aan Griekenland. Door Waddington
op het congres verdedigd, heeft deze aangelegen
heid, zooals men zich herinneren zal, onlangs het
onderwerp uitgemaakt van eene nota van de
Fransche regeering aan de mede-onderteekenaars
van het Berlijnsche tractaat. De zaak schijnt
thans reeds zoo ver te zijn, dat de grensscheiding
der toekomst tot in onderdeelen zou bepaald
zijn. De regeling zou deels tegemoet komen aan
de wenschen van het congres en deels aan de
Porte in het zuiden eene voldoende natuurlijke
verdedigingslijn schenken. In Thessalië (de oost
zijde) zou volkomen aan Griekenlands wenschen
worden voldaan; terwijl daarentegen van Epirus
slechts een klein deel aan Griekenlands annexa-
tielust zou worden geofferd. De kleine staat, die
dus zonder eenige opoffering iets zal weghalen
uit den insolventen boedel van zijn buurman,
dient zich nu maar aanstonds tevreden te stellen
en geene verdere pretensiën te laten gelden, daar
immers voor het grootste deel aan zijne wenscheu
is voldaan, en het meer dan tijd wordt, dat al
thans een deel der moeilijkheden in het Oosten
tot eene oplossing kome.
Er komt meer licht in die zaken. De spring
vloed van onrustbarende tijdingen, die de vorige
week velerlei vrees wekte, is weer teruggeweken,
en aan alle zijden komen de goede verwachtingen
weer boven op vrede en vriendschap in Europa.
Voor hoe lang? Wij zouden niet gaarne eene
gissing wagen. Dat op en neergaan van den
berichtenstroom is in de laatste weken een zoo
periodiek verschijnsel geworden, dat men recht
heeft om te aarzelen er zelf mee mede te gaan,
uit vrees van na een paar dagen denzelfden weg
weer in omgekeerde richting te moeten afleggen.
Ook uit Bucharest komen geruststellende tijdin
gen, en wel officieele. Gisteren zouden de Rumeen-
sche troepen de Dobrudscha binnenrukken. Door het
wisselen van nota's is eene overeenkomst tusschen
Rumenië en Rusland tot stand gekomen, welker
inhoud op het volgende neerkomt. „De bepalingen,
die thans den doortocht van het Russische leger
door Rumenië beheerschen, kunnen en moeten
ook worden toegepast op de Dobrudscha in die
onderdeelen, die betrekking hebben op de com
municatiewegen voor de keizerlijke troepen over
eenkomstig art. 22 van het Berlijnsche tractaat."
Deze overeenkomst valt geheel binnen de grenzen
van het tractaat, dat met name doelt op eene
overeenkomst betreffende deze zaaktusschen
beide staten te sluiten. Zij is rechtens geldig tot
13 Juli 1879, daar in het tractaat de bezetting
van Bulgarije door de Russen negen maanden
mag duren, en daarenboven aan Rusland nog drie
maanden zijn gegeven om den doortocht van zijn
leger door Rumenië en de ontruiming van dit
vorstendom tot stand te brengen. Een jaar dus
na de onderteekening van het tractaat moet de
laatste Russische soldaat uit Rumenië verdwenen
zijn.
Een andere tijding vol van beloften voor den
vrede komt uit Livadia, waar de ezaar
aller Russen zich nog steeds bevindt. Prins
Dondoukoff Korsakoff is daar bij zijn heer en
meester ontboden en heeft altoos in de onder
stelling, dat het bericht geloofwaardig is een
formeel „standje" gehad over zijn gedrag in
Oost-Rumelië. Hij moest zich voortaan maar
onthouden van alle dubbelzinnige uitdrukkingen
over Bulgaren en zich strikt houden aan de
instructiën, welke hij ontvangen had betrekkelijk
de administratie van Bulgarije, ter uitvoering van
het Berlijnsche tractaat. Hij moest ook zorgen
dat zijne persoonlijke betrekkingen met de Bul
garen geene aanleiding gaven tot eenigen twijfel
op dit punt. Dat is eerst mannentaal; doch de
argwaan blijft geoorloofd, dat men aan het Rus
sische hof zeer goed wist, in welken geest Dondou
koff handelde, en dat men hem die manier van doen
niet verboden heeft, vöor, zooals men wel eens
zegt, de pap gestort was. Had hij werkelijk
gehandeld tegen de instructiën en tegen den geest
zijner regeering, dan was eer eene terugroeping
zijn deel geweest dan eene vermaning. De Rus
sische regeering is niet gewoon ongehoorzame
ambtenaren zoo zacht te behandelen.
In de depêche van lord Cranbrook aan den
onderkoning van Indië, waarvan wij melding
maakten, en die eene korte uiteenzetting inhield
van de redenen, waarom de oorlog met Kaboel
noodzakelijk was, komt eene zinsnede voor,
waaraan de oppositie zich zeer ergert. Het betreft
eene impolitieke handeling van lord Northbrook,
vroeger onderkoning, in f873 onder het ministerie
Gladstone begaan, waardoor de vriendschappelijke
betrekkingen met den emir noodeloos zouden zijn
geschaad. Lord Northbrook beschuldigt den