N°. 277, Me Jaargang. 1878. Zaterdag 23 November. Het beleg van Berlijn. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentien; 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère 6 L. Daube en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones. Middelburg, 22 November. F EUILLETOI7. Benoemingen en besluiten. M1DDELBURGSCHE COURANT Bij de heden gehouden verkiezing van leden der kamer van koophandel en fabrieken alhier werden ingeleverd 48 witte stembriefjes en een in blanco. Herkozen werden de heerenM>. W. C. Borsius met 44, J. Luteijn met 43, J. P. Fokker met 40, J. A. Tak met 39, F. G. Sprenger met 39, en P. de Bruijne met 32 stemmen. Voorts verkregen nog 18 personen enkele stemmen. Voor de buitengewone vacature werden inge leverd 48 blauwe stembriefjes. Verkozen werd de heer P. A. Verhulst met 25 stemmen. De heer P. W. v. d. Kamer bekwam 6, de heeren W. J. Sprenger, en 1. de Broekert ieder 3, en 9 andere personen :2' ehTsfem. Het aantal kiezers bedraagt 3Ö7. Cloes, 21 November. Heden avond had de eerste Nutslezing vanwege het departement Goes plaats. De spreker de heer dr. Z. Th. Diehl, leeraar in de schei- en natuurkunde aan de H. B. S., hield het vrij talrijk publiek belangwekkend en zeer leerzaam bezig met eene beknopte verhandeling over dén dampkring. De scheikundige proeven werden met aandacht en zeer belangstellend nagegaan. In het tweede gedeelte der lezing werd het gedicht, „De laatste oogenbliklcen van een veroor deeldeverdienstelijk voorgedragen, terwijl ten slotte eëne zeer boeiende novelle door den spreker nog ten beste werd gegeven. Z. M. de koning is Woensdag avond te 11 uren 30 min. uit Arolsen op het lustslot Het Loo aan gekomen. Gedurende de week vaD 14 tot 20 November kwamen te Vlissingen aan met de stoomschepen van de maatschappij Zeeland 230 en vertrokken van daar naar Engeland 233 passagiers. De Staats-Courant bevat het besluit houdende af- en overschrijving van het IP op het Ie hoofd stuk der begrootiDg van Nederlandsch Indië voor het dienstjaar 1878. De toestand van den minister van oorlog wordt steeds ongunstiger. Vad tJIT de CoNTES du lundi van Alphonse Daudet. „Van dien dag af werden onze krijgsverrich tingen minder ingewikkeld. Berlijn innemen was slechts een werk van geduld. Van tijd tot tijd, als de oude man zich te zeer verveelde, las men hem een brief van zijn zoon voor, een denkbeeldigen brief wel te verstaan, omdat er niets meer bin nen Parijs kwam en de adjudant van Mac-Mahon, na Sedan, naar eene Duitsche vesting was gezon den. Gij kunt u het verdriet van 'tarme meisje voorstellen, zonder tijding van haar vader, hem gevangen, beroofd van alles wetende, misschien ziek, en dan verplicht te zijn hem te laten spre ken in opgeruimde korte brieven, zooals een krijgsman ze in den oorlog kan schrijven, die altijd voortrukt in het veroverde land. Soms schoten hare krachten te kort; en dan bleef men weken lang zonder tijding. De oude man werd ongerust en sliep niet meer. Dan kwam er spoe dig een brief uit Duitschland, dien ze hem vroo- lijk aan zijn bed voorlas, terwijl ze hare tranen inhield. De kolonel luisterde aandachtig, glim lachte veelbeteekenend, keurde goed, maakte In de nommers 5 en 6 van Zelandia vindt men een wederlegging van ons opstel Tweeërlei wereld beschouwing (M. Ct. van 11 dezer). De argu menten waarop die wederlegging gegrond is, zijn aan de'school der Jezuïetische dialectiek ontleend. Wanneer wij een geschiedschrijver aanhalen als Schlosser, wiens onbewimpelde waarheidsliefde en niets ontziende oprechtheid spreekwoordelijk zijn geworden, wordt daar een kerkelijk historicus, de Jezuïeten-leerling en biechtvader van Lodewijk XV, Claude Fleury, tegenover geplaatst, en op diens gezag Schlosser's vertaling „blijkbaar zeer onnauwkeurig" genoemd. Wanneer wij uit Schlosser's werk, dat in ons land zeer algemeen verspreid is en waarin dus ieder gemakkelijk onze aanhalingen kan naslaan, eenige zinsneden opne men en er, kortheidshalve, andere weglaten, waaronder er zijn die zoowel in ons eigen betoog als in dat onzer tegenpartij te pas kon ri en komen, dan worden wij op dien grond voor „tekstver- draaiërs," „tekstverminkers'1 en „onoordeelkundige lezers" uitgemaakt. Wijzen wij op Polen, dat door de Jezuïeten te gronde is gericht, dan wordt dat een „onbetaalbare vinding" genoemd, „waar de felste papenhater naar watertanden zou." Wie daar echter meer van weten wil leze (om weder geen verafgelegen bron te noemen) wat dr. A. H. Raabe in zijn werk: De compagnie van Loyola op bi. 151 tot 154 daarover mededeelt. Beroepen wij ons op de scheuringen in de kerk als op bewijzen tegen hare onwankelbaarheid, dan wordt ons geantwoord dat het voortbestaan der- kerk, ondanks die scheuringen, een getuigenis is voor hare onwankelbaarheid. Ja, zij bestaat maar als men de jammerklachten gelooven mag, door Pius IX en zijne volgelingen tegen de verdrukking derJkerk en tegen de veldwinnende heerschappij van den geest der eeuw gericht, dan is dat voortbestaan geen ding om zich op te beroemen. Wijzen wij op tegenstrijdige hande lingen van elkaar opgevolgd hebbende onfeilbaren, dan heeten dat eenvoudige administratieve maatre gelen, het gevolg van veranderde omstandigheden, welke in de leer der kerk niets veranderen. Herinneren wij aan het Oecumenisch Concilie, dan wordt ons toegevoegd dat de beraadslagingen onder de hoofden der kerk „met volle vrijheid en zonder eenigen dwang hoegenaamd" hebben plaats gehad. Dat hebben immers de bisschoppen, die de min derheid uitmaakt, later zelf verklaard! Eene vergissing hebben wij te herstellen. Het door ons aangehaalde citaat was niet aaneen brief van Johannes van Salisbury, maar aan diens boek, Polycraticus, ontle end. Schlosser spreekt eenige regels hooger, op dezelfde bladzijde» over de brieven van Johannes; van daar onze vergissing' voor welke wij nederig absolutie vragen. aanmerkingen, helderde ons de ietwat duistere passages op. „Maar waar hij vooral schoon in uitkwam, dat was in de antwoorden die hij aan zijn zoon zond: „Vergeet nooit dat gij Franschman zijt, zei hij hem. Wees edelmoedig voor die arme lieden. Maak hun den inval niet te zwaar. En er kwam geen eind aan de aanprijzingen, bewonderenswaardige voorschriften over het ont zien van eigendommen, de beleefdheid welke men aan de dames verschuldigd is, een waar wetboek van militaire eer ten dienste der veroveraars. Hij voegde er eenige algemeene beschouwingen bij over de politiek, over de vredesvoorwaarden welke men den overwonnenen moet stellen. Op dat punt, moet ik zeggen, was hij niet veel- eischend „Schadevergoeding der oorlogskosten, en niets meer. Waartoe hun provinciën ontnomen? Kan men van iets Duitsch iets Fransch maken „Hij dicteerde dit met eene vaste stem, en er straalde zooveel oprechtheid, zulk een schoon vaderlandslievend geloof in zijne woorden door dat het onmogelijk was hem zonder ontroering aan te hooren. „Gedurende dien tijd, duurde het beleg altijd voort, niet dat van Berlijn, helaas! 't Was het oogenblik der strenge koude, van het bom bardement. van de heerschende ziekten, van den hongersnood. Maar dank zij onze zorgen, onze inspanning, en de onvermoeide teederheid die zich om hem heen als vermenigvuldigde, werd de Wij zouden tegenover deze redeneeringen weder andere betoogen, tegenover deze citaten weder andere aanhalingen kunnen plaatsen, doch zullen het niet doen, dewijl de strijd zoowel zonder ëiade als zonder bevredigenden uitslag zou wezen. Wij zullen dus geen verdere moeite doen om de lezers van Zelandia af te brengen van hun zoet geloof dat de Roomsche kerk ten allen tijde een voorbeeld van eenheid, zachtmoedigheid en deugd geweest isdat alle pausen het met elkaar in de leer eens en modellen van goede zeden, recht schapenheid en wijsheid geweest zijn; dat Spanje onder Ferdinand VII, Napels onder den beminne- lijken koning Bomba en de Kerkelijke Staat onder het pauselijk, bestuur ideaal-staten geweest zijn van orde, welvaart en verlichting; dat de gemeen teraadsverkiezing in België op den 29"n October jl. eene schitterende overwinning geweest is voor de clericalen, en dat koning Humbert I niet is de eigenlijke, maar slechts een „zoogenaamde" koning van Italië. Als inleiding tot eene mededéeling over eene vërgadering vin schuldeischers in het failliet der Manchestersche firma Heugh, Balfour eh''O, wel ker passief bijna 4 millioen gulden bedraagt, schrijft het Handelsblad het volgende: „Tot nu toe hebben wij nog geen antwoord gekregen op de door ons medegedeelde klachten van Engelsche kooplieden over de vreemde usan- ties van den handel te Amsterdam, die te veel naar zich toerekent en chinaneert. Wel hebben wij brieven gekregen die het oordeel van den Engelschman, dat we in een Een les uit Enge land mededeelden, bevestigen. Ce west que trop vrai schrijft een correspondent ons. We kunnen dus,zoolang we naar het schijnt zelve een balk in ons oog hebben, niet uit de hoogte oordeelen over de handvol splinters welke Engeland pijni gen maar intusschen is het goed mede te deelen wat daar plaats vindt in den handel. Wij kun nen dit doen, omdat in Engeland een publiciteit heerscht, voor welke men hier nog bevreesd is. Engelsche schandalen worden publiek, Nederland- sche schandalen verbergt men en houdt men ge heim. Men mompelt, men hoort en verbreidt geruchten, men verneemt dat er de ergerlijkste zaken gebeuren en' gebeurd zijn, doch men ver neemt er zelden of nooit het fijne van. Dit is niet de schuld der dagbladen. Dagbladen be schikken over. een te groote macht, om er niet zeer angstvallig, ja, schier angstig gebruik van te maken. Men kan niet enkel op een gerucht iets mededeelen. Deed men dit, dan zou niemands goede naam veilig zijn. De lasterwet is zoo onvolkomen in ons land, dat iemands reputatie en eer schier onherstelbaar zouden kunnen bena- opgeruimdheict van den grijsaard geen oogenblik verstoord. Tot aan het einde toe kon ik hem wittebrood én 'versch vleesch bezorgen. Voor hem alleen natuurlijken gij kunt u niets treffen- ders voorstellen dan die maaltijden van' den grootvader, zoo onschuldig egoïstisch, de oude man te bed, vroolijk en opgewekt, hét ser vet onder de kin, en naast hem zijn kleindochter, een weinig bleek dooi' de ontberingen, zijne handen besturend om hem te laten drinken en hem te helpen al die lekkere, voor haar verbo den dingen te eten. En versterkt door den maal tijd, zich welbehagelijk voelende in zijne warme kamer, terwijl de koude noordewind daar buiten loeide en de sneeuw langs zijne ramen zwiepte, herinnerde de voormalige kurassier zich zijne veldtochten in het Noorden, en vertelde hij ons voor de honderdste maal van dien rampzaligen terugtocht uit Rusland, waarop men slechts be vroren beschuit en paarden vleesch te eten kreeg. „Begrijpt ge dat, kleine? wij aten „paar- denvleeseh „Ik geloof wel dat ze het begreep. Sedert twee maanden at zij niets anders. Van dag tot dag evenwel, naarmate het herstel naderde, werd onze taak bij den zieke moeilijker. Die verdooving van al zijne zintuigen, van al zijne ledematen die ons tot dusver zoo goed te stade was gekomen, begon te verdwijnen. Reeds twee of driemaal had het geschut in de verte hem doen- opspringen, en waren wij verplicht een laatste overwinning van Bazaine onder de muren van deeld worden door insinuaties en halve medeelin- gen en daarom moet een blad, dat zich zelf en zijn lezers eerbiedigt, zeer voorzichtig zijn met berichten, die niet min of meer officieel zijn. Van hetgeen op vergaderingen van crediteurs geschiedt van schandalen in de handelswereld, waarvan ieder spreekt, doch die, naar het schijnt, steeds onbewezen blijven, kan een courant niet spreken, tenzij ze op iets meer vertrouwbaars dan geruch ten kan afgaan. De handel doet verkeerd, hierin de pers niet te helpen, en door officieele berichten, waarvoor een geacht burger de verantwoordelijk heid wil dragen, het publiek te waarschuwen en te leeren. Door alles in het geheim te schikken en te bespreken lijden ongetwijfeld vele onschul- digen. Koffiehuispraatjes en sociëteitgebabbel kan men niet tegensprekenbet vindt ingangde een zegt het den ander na, doch het krijgt nooit een vorm, die het wellicht geheel onschuldige slacht offer in staat zou stellen het bericht te logen straffen. De geheime wijze van alles te behandelen redt nooit een schuldige, terwijl ze den laster in de hand werkt." Uit het jaarverslag van den Nederlandschen consul te Havana blijkt dat zelfs onze jenever, het klassieke Hollandsche product, op sommige buitenlandsche markten door vreemden verdrongen wordt. „Het rechtstreeksch scheepvaartverkeer schrijft hij, tusschen Nederland en Cuba, het welk vroeger vrij belangrijk was, is sedert 1870 meer en meer verminderd en in het afgeloopen jaar heeft geen enkel Nederlandsch schip zich alhier vertoond. Alle goederen, welke vroe ger uit Nederland door zeilschepen onder Neder- landsche vlag rechtstreeks hier aangebracht werden, komen thans meerendeels per Spaansche stoombooten over Liverpool. „Onder de Nederlandsche producten, welke hier goeden aftrek vinden, valt eigenlijk alleen de kaas te vermelden, daar de jenever, welke vroe ger ook wel werd ingevoerd, thans geheel door het Belgische fabricaat verdrongen is. De con- sumtievan Hollandsche kaas is zeer aanzienlijk." rechterlijke macht. Benoemd tot griffier bij het kantongerecht te Zevenbergen, V. G. van de Mortel, vroeger griffier bij het kantongerecht aldaar. burgemeesters. Benoemd tot burgemeester der gemeenten Nisse, Driewegen en Ovezand D. Mulder, met toekenning van eervol ontslag als burgemees ter van Breskens. Berlijn en salvo's ter eere daarvan te verzinnen. Op een anderen dag dat men zijn bed bij het raam had geschoven 't was, geloof ik, op den Donderdag van Buzenval zag hij duidelijk de nationale garden, die zich juist op de avenue de la Grande-armée schaarden. „Wat beteekenen die troepen daar?" vroeg de goede man, en wij hoorden hem tusschen zijne tanden brommen: „Slechte houding 1 slechte houding 1" Meer gebeurde er niet; maar wij begrepen dat wij voortaan zeer op onze hoede moesten zijn. Ongelukkig waren wij dit niet genoeg. „Toen ik op zekeren avond kwam vond ik het kind heel ontroerd. Ze zei mij „Morgen komen zij binnen." Had grootvader's kamerdeur opengestaan? Zeker is 't, dat ik mij later herinnerde dat zijn gezicht dien avond heel anders dan gewoonlijk stond, 'tls waarschijnlijk dat hij ons verstaan had. Met dit verschil alleen dat wij van de Pruisen spraken, en de goede man aan de Fran- schen dacht, aan dien zegevierenden intocht, welken hij reeds zoo lang verbeid had, Mac- Mahon de avenue afdalend te midden van bloemen en fanfares, en naast den maarschalk zijn zoon, en hij, de oude man, op zijn balcon, in groot tenue zooals te Lutzen, blijde de doorschoten vaandels en de adelaars, zwart van het kruit, salueerende! Arme vader Jouve! Hij dacht zeker dat men hem wilde beletten bij het defileeren onzer troe-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1878 | | pagina 1