274. W oensdag 20 November. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3,50, Afzonderlijke nonuners zijn verkrijgbaar a 5 Gent. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère G L. Daube en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Eisbach en Jones. Advertentien! 20 Gent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten ens,: van 17 regels 1,50 iedere regel meer 0,20, Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Middelburg, 19 November. OF'EXJXL.XjBTOISr- Een dag en een nacht in de Steppe, IIRANT. Eene herinnering aan de verkiezing, welke Vrijdag den 22en dezer alhier moet plaats hebben, achten wij zóo weinig overbodig, dat de dag dei- verkiezing, zonder die herinnering, misschien voor velen onzer lezers voorbij zou gaan zonder dat een gang naar de heneden-achterzaal van het raadhuis, tusschen 10 uren des morgens en 1 uur des namiddags, hen in de gedachten ware gekomen. Het geldt de periodieke aftreding van zes leden der Middelburgsche kamer van koophandel, de heeren mT. W. C. Borsius, P. de Bruijne, J. P. Fokker, J. Luteijn, J. A. Tak en F. G. Sprenger, alsmede de aanvulling eener plaats in de kamer, opengevallen door het overlijden van den heer G. J. Sprenger. Men heeft in den laatsten tijd, naar aanleiding der in alle kamers van koophandel aan de orde zijnde periodieke aftredingen, het bestaan en het nut dier lichamen van verschillende zijden ter spraak gebracht. Tusschen Bet Vaderland en de Arnhemsche courant is eene polemiek over dit onderwerp gevoerd. Terwijl Bet Vaderland de vervanging onzer kamers van koophandel voor stoud door éen lichaam, van regeeringswege be noemd, inden geest van den Engelschen Board o? trade of van het Nederlandsch College voor de Zeevisscherijen, helde de Arnhemsche, ofschoon met hare Haagsche zuster nagenoeg instemmend ten aanzien van de overbodigheid der kamers van koophandel, meer over tot het opnemen van handels- en nijverheids-specialiteiten in den raad van state, den natuurlijken en bij de grondwet aangewezen voorlichter der regeering ten opzichte van alle landsbelangen. Over dit verschil van zienswijze zullen wij ons thans niet uitlaten. Op 't oogenblik hebben wij te doen met hetgeen bestaat en al mogen er gegronde aanmerkingen te maken zijn op de werkzaamheid onzer kamers van koophandel, en voorslagen tot verbetering in hetgeen daarbij te wenschen overblijft, derhalve aan de orde wezen, tot dusverre zijn zij de wettige vertegenwoordig sters dier groote landsbelangenhandel, scheep vaart, nijverheid, middelen van verkeer enz. Als zoodanig zijn door haar diensten bewezen en bewijzen zij die nog. Inzonderheid ware het ondankbaar, van de Middelburgsche kamer gewa gende, niet te herinneren aan de verbeteringen welke, door haar bemoeiingen niet het minst, igaandeweg in het spoorwegverkeer op het Znidernet zijn gebracht, verbeteringen welke nog vollediger DOOR Saeher-Masoch. DE NACHT. Het is van daag gebeurd in den namiddag, begon zij. De zon was aan het ondergaan, toen mijnheer Dolgopolski hij toeval voor ons huis stil hield. Hij was te paard en keerde terug van de jacht geloof ik. Om kort te gaan, hij was vreeselijk moede. Hij hield zijn paard in en floot. Ik liep naar buiten en vatte de teugels. Maar zij zij was er reeds en stond op den drempel van het huis. Eva Kwirinowa? vroeg de koetsier. - Wie anders denkt gij? hervatte het kind. En toen zij den edelman zag, kwam er een booze glimlach op haar gelaat. O! zij kon lachen weet gij, dat het bloed u in de aderen stolde. Doet uwe edelheid mij waarlijk de eer nog eens aan van mij te bezoeken? begon zij, met een stem die mij deed sidderen. Ik kom u geen bezoek brengen, antwoordde mijnheer Dolgopolski. Ik ben verdwaald en uit geput van vermoeienis. Ik moet een oogenblik bij u uitrusten. en doeltreffender wezen zouden, indien ook hare wenschen ten opzichte van de Grand Central Beige, het leggen van dubbel spoor enz. tot ver vulling konden komen. Deze behartiging van bet plaatselijk en gewes telijk belang zoude ons het behoud der kamers doen wenschen, zelfs indien er, in den geest van Bet Vaderland of de Arnhemsche, eenmaal tot eene centraal-vertegenwoordiging van handel en nijverheid mocht besloten worden. In elk geval geeft zij echter aan de kamers aanspraak op iets anders dan onverschilligheid, en mogen allen, die persoonlijk hij den handel en de nijverheid betrok ken zijn, wèl bedenken dat zij, door zich van hun kiesrecht te onthouden, zich ook het eenige mid del ontzeggen, dat hun gegeven is om de hun het naast rakende belangen rechtstreeks vertegen woordigd te zien. Overtuigd dat ieder koopman of industrieel zelf het best zal kunnen nagaan wien hij, in zijne omgeving, voor de aangewezen taak het meest geschikt acht, zullen wij ons van het doen eener aanbeveling onthouden. Een wensch slechts worde ons vergund uit te sprekendat bij de verkiezing op Vrijdag, het belang van handel en nijverheid, zonder neven-beschouwingen, op den voorgrond moge staan. Ziehier, naar het ons voorkomt, een gebied waarop staatkundige noch gods dienstige denkwijs zich behoeft te laten gelden. Wie zich een man van doorzicht en van wakkerheid getoond heeft, wie hij zelfstandigheid en eerlijkheid kan wijzen op de vruchten van zijn arbeid, op hetgeen hij als koopman of ondernemer g e- daau en voortgebracht heeft, kan, dunkt ons, alleen op die gronden, op eene plaats in het lichaam, dat voor onzen handel en onze nij verheid moet opkomen, aanspraak maken. Mocht de verkiezing van Vrijdag het bewijs leveren dat wij, met het uitspreken dezer denk beelden, vorm hebben gegeven aan de gevoelens van het meerendeel der kiezers voor de Middel burgsche kamer van koophandel, wij zouden er ons in verheugen. De directeur-generaal der Maatschappij tot ex ploitatie van staatsspoorwegen geeft in de N. Rott. ct. een zeer krachtig antwoord op het door ons (M. ct. van 16 dezer) overgenomen stuk van de directie der Noord-Brabantsch-Duitsche spoorweg maatschappij. Daar het antwoord van den heer 's Jacob reeds vrij uitvoerig is en vermoedelijk weer niet zonder repliek zal blijven, kunnen wij 't niet in zijn geheel opnemen, maar moeten wij onze lezers naar de oorspronkelijke bron verwijzen NR. ct. van heden, le blad). Het komt hierop neer: dat de lijn BoxtelWezel, met toestemming der Expl.-maatschappijreeds in eenige internatio- Hij steeg van zijn paard, bond het dier aan een paal en ging met Eva in de hut. Zij ging voor, hij volgde haar. Aan de deur keerde zij zich om en wenkte mij dat ik buiten moest blijven. Ik bleef dus bij het paard en zocht voeder op, dat ik hem gaf. Ik haalde ook water en dat dronk hij. Binnen hoorde ik luid spreken met harde driftige stemmen. Waarover twisten zij vroeg ik mij zelve af. Maar ik durfde mijn meesteres niet ongehoor zaam zijn en ik verroerde mij niet. Alies werd stil. Zij kwam herhaaldelijk naar buiten en ging weer naar binnen, altijd op de toonen loopende. Eens bleef zij een oogenblik voor het huis staan, hield de hand boven de oogen en keek naar alle kanten om te zien of er niemand aankwam. De zon was ondergegaan. Het werd laat. Eensklaps kwam zij weer naar buiten, van top tot teen gekleed alsof zij naar de kerk of naar de kermis ging. Zij had roode laarsjes aan, een prachtigen rok en over haar gebor duurd hemd, zoo helder en wit als sneeuw, haar nieuwen pels van blauw laken met een witte schapenvacht gevoerd. Om den hals had zij wel tien rijen groote kralen, en blinkende muntstuk jes. Haar hoofd was gehuld in een rooden doek. Zij was een schoone vrouw, mijnheer! Zij scheen mij schooner en statiger toe dan ooit! Wat gaat zij doen? vroeg ik hij mij zelve. Geef mij 'het touw, zei zij heel zacht. nale verbanden werd opgenomen en het haar dus niet, zooals hare directie beweert, „ten eenenmale aan transito-tarieven ontbreekt"; dat de dir.-generaal geenszins voorne mens is de invoering van directe tarieven via WezelGennep tusschen de stations der Köin- Minden-baan en die van de Ned. staatsspoorwegen te bevorderen, en wel: omdat het gebruik van de lijn BoxtelWezel, ofschoon iets korter, niet tot verminderde vracht prijzen leidt, dewijl er een lijn mèer in betrokken is en hei des te meer tijd vordert. De dir.-gencvaal verklaart niet te kunnen inzien „dat hij het ver,'oer, over de staatsspoorwegen via Yenlo, en de reTtiën zijner maatschappij, speciaal voor steenkolen, ,-<dke zij met zooveel strijd én volharding heeft verkregen, zou moeten prijs geven aan het belang der aandeelhouders van de N. B. I). spoorwegmaatschappijmet voorbijgang van het belang van den staat en van dat der aandeelhouders van de Expl. maat schappij.'''' De dir.-generaal wenscht dat omtrent zijne meening in dit opzicht geen schijn van onzeker heid besta. Waar de belangen van de beide maatschappijen samengaan, wil hij die heide met al zijne krachten bevorderen. Waar het belang der eene maatschappij in hotsing komt met de belangenwelker behartiging aan hem is toever trouwd, daar zal men hem op de bres vinden. Hij brengt hulde aan de energie, waarmede de directie der N. B. I). spoorwegmaatschappij hare taak aanvaard heeft; hij is ten deele bekend met de moeilijkheden waarmede zij te worstelen heeft; doch den eisch, welke tot hem gericht wordt, om niet langer pal te staan voor de hem toever trouwde belangen, wijst hij af. Er is dus een verklaarde oorlog tusschen de heide maatschappijen. Dit is zoo duidelijk moge lijk. Wat wordt er echter, in dien strijd, van het algemeen belang Hierin zal het publiek ondanks alle achting voor den heer 's Jacob, den dir.-generaal der Expl. maatschappij niet als onbevooroordeeld getuige erkennen. Bij de verkiezing, welke morgen te Goes moet plaats hebben voor een lid van den gemeenteraad, is van conservatief-antirevolutionaire zijde ter elfder ure candidaat gesteld de heer J. Steketee, van wien ter aanbeveling in de Nieuwe Goesche Courant gezegd wordt, dat bij nocb middelbare, noch hoogesehool doorloopen heeft, maar een „prac- tisch man" is en van harte de richting toegedaan, „van welke zij alleen duurzaam heil verwacht." De candidaat der liberalen is, zooals men weet, de heer J. J. Ochtman. Ook van den gemeenteraad van Cats werd door den heer J. H. Bybau, tengevolge zijner benoe ming tot lid van gedeputeerde staten, Yrijdag jl. afscheid genomen. Door de beide wethouders in de raadkamer binnengeleid, werd hem door den hoofdonderwijzer J. Sturm Jzn. met eene hartelgke toespraak, namens de inwoners der gemeente, een fraai middenstuk pièce de milieumet toepasselijk inschrift aangeboden. In kernachtige taal be tuigde de beer Bybau daarna zijn dank voor deze blijken van erkentelijkheid en waardeering. Ook de schoolkinderen, die in bet gemeentehuis verzameld waren, namen door het zingen van eenige liederen aan de plechtigheid deel. Daar heb ik het waschgoed op gehangen, antwoordde ik. Gooi het waschgoed op den grond, werp het waar ge wilt, vervolgde zij; maar breng mij het touw. Ik gaf het haar. Zij sloop weer in de hut, zonder leven te" maken, nog handiger dan een kat. Wat wil zij met dat touw uitvoeren? dacht ik. Ik naderde heimelijk het venster en zag naar binnen. Zij konden mij niet zien, want het was buiten geheel donker; maar ik zag heel goed wat er in het vertrek voorviel, want Eva had een kaars opgestoken, die zij op tafel zette. Ik hoordé ook heel duidelijk wat zij zeiden, daar het venster een gebroken ruit had, die met een papier dichtgeplakt was. Mijnheer Dolgopolski sliep, op de kachelbank liggende. Toen er een lichtstraal op hem viel, zag ik heel duidelijk dat zij het touw gebruikt had om hem te knevelen. Zij had hem aan handen en voeten gebonden en daarenboven midden om het lijf stevig aan de bank vastgemaakt. Eva Kwirinowa bevond zich naast hem toen hij ontwaakte. Hij trachtte zich uit te rekken en op te staan; maar de touwen beletten het hem. Wat beduidt die afschuwelijke grap, nep hij en waartoe dient dat feestgewaad? Van daag is het voor mij een groot feest, antwoordde Eva. De dag is gekomen waarop ik mij eindelijk op u kan wreken. Mijnheer Dolgopolski trachtte te vergeefs zijne In Januari a. is de 300ste herinneringsdag van de Unie van Utrecht op handen. Omtrent den feest -dag verneemt men nog niets en ook de commissie voor het gedenkteeken, dat, in tegenstelling met de meeste andere monumenten) onze volle sympathie bezit, laat niets van zich hooren. Een enkel bericht kunnen wij er nu toch over mededeelen. Het Utrechtsche studentencorps heeft voor het gedenkteeken f 850 hijeen gebracht. Moge deze gave de eerste zijn van een aantal anderen. Dat poëzie in de politiek gemist kan worden zouden wij niet gaarne beweren. Misschien is het wel aan 't gemis eener hoogere, ideale levens opvatting te wijten, dat de politiek van sommige staatslieden zoo laag bij den grond blijft, zoo bij den dag leeft, zoo weinig omvat, zoo weinig bewustheid toont van datgene wat men la partie divine de la science politique genoemd heeft. Eene andere vraag is het echter, of de poëzie er bij winnen kan als de politiek zich met haar vermengt. Van zulk een verbintenis, welke wij niet eens een mariage de convenancenog eerder een mariage par caprice zouden noemenver wachten wij inderdaad niet veel goeds. Wij zijn dan ook tamelijk vast overtuigd, dat de Nederlandsche kunst in 't algemeen en de dichtkunst in 't bijzonder niets gewonnen heeft door de verschijning van de Politieke Gedichten door een schoolmeester. (Uitgave van J. van der Endt en zoon te Maassluis). Toch zullen wij het boekje niet ontraden aan wien niet gewoon is, bij het kiezen zijner nitspanningslectunr, hooge ae.sthetische eischen te stellen, 't Is eene amusante rijmelarij, niet zonder geestige invallen en zetten. De berijmde Troonrede en het Adres van antwoord, de Maidenspeechde Presidenten der kamers, de Stenografenzijn stukjes diemisschien met nog andere welke wij geen tijd hadden te lezen, kluisters te verbreken. Hij riep om hulp, maar niemand hoorde hem dan ik en hoe zou ik hem hebben kunnen bevrijden, ik arm, zwak schepsel Eva Kwirinowa was bedaard gaan zitten- Zij lachte. Ach welk eeu bittere vreeselijke lach was dat! Zwijg, of ik snijd u de tong af, zei zij eindelijk. Zij stond op en greep een mes. Hij zweeg; want hij wist met wie hij te doen had. Zij was in staat haar bedreiging ten uitvoer te brengen. Toen zij zag dat hij zich onderwierp, smeet zij het mes op tafel en ging weer naast hem zitten. Hebt gij berouw van bet kwaad dat gij mij gedaan hebt? vroeg zij kalm en fier. Hoe zou het mogelijk zijn dat ik berouw had van door eene schoone vrouw bemind te zijn geweest? antwoordde Dolgopolski spottend. Hij had geen voorgevoel van hetgeen hem te wachten stond. En gij zijt nog schoon Eva, weet gij dat wel? Kom, omhels mij! Scherts niet, zei zij koel. Gij hebt mij schandelijk behandeld, hoort gij wel schandelijk Ik beminde Akensy ik bad hem uit liefde gehuwd Ik had hem drie schoone kinderen geschonkenToen kwaamt gij - Zijt gij niet Evidna, riep Dolgopolski uit en de dochter van Evidna Hebt gij mij geen minnedrank gegeven 't Is waar, dat beken ik. Wat wilt gij dan van mij

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1878 | | pagina 1