N». 264.
121e Jaargang.
1878
Vrijdag
8 November.
Wture Jtofii!
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nontmers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentien: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz»; van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
i i
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangere (f L. Daube én Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones.
Middelburg, 7 November.
rFIBTTIILHirBTOIDT.
de Schrijfster van „Jennie" enz.
DELBl
Vllsslngen 7 November. Door het ministerie
van marine worden maatregelen beraamd om het
wrak (of omgekeerde schip), dat dezer dagen op
onze kust gezien is, op te ruimen.
Zoodra het weder daartoe goed is, zal het stoom
schip Schelde van Vlissingen tot onderzoek der
waarts vertrekken.
Westkapelle, 6 November. Alhier is uit
zee aangespoeld een stuk van een scheepsdek,
waarop bevestigd was een scheepsklok, wegende
naar gissing 6 kilo, gemerkt Wustrow Elise.
Door het Algemeen Dagblad van N. I. wordt
medegedeeld en door de Nederlandsehe bladen
wordt overgenomen, als een nieuw bewijs hoeveel
de hydrographie der Oost-Indische zeeën te wen-
sehen overlaat, dat in straat Karimata, tusschen
Borneo en Billiton, weder drie onbekende eiland
jes ontdekt zijn en dat op een daarvan een
Engelsch schip verongelukt is.
De juistheid van dit bericht moeten wij zeer
sterk betwijfelen. Wij meenen toch zeker te weten
dat zoowel de Karimata-passage, als de Gaspar
straten en straat Banka, al de groote vaarwaters
naar China dus, door het opnemingsvaartuig der
marine opgenomen en in kaart gebracht zijn. Bij
de nauwkeurige wijze van Werken, welke door
onze marine gevolgd wordt, is het onmogelijk dat
daarbij drie eilandjes over 'thoofd gezien zouden zijn-
Misschien heeft echter het Engelsche schip eene
oude kaart gebruikt; eene niet ongewone omstan
digheid bij vreemde koopvaardijschepen.
Tot lid van gedeputeerde staten van Noord-
Brabant, ter vervanging van den heer v. d. Yen,
is door de provinciale staten gekozen jh'. mr. Jos.
de la Court.
Den 4en dezer werd op hoogst eenvoudige wijze
öp het kerkhof te Lochem het gedenkteeken
onthuld ter nagedachtenis van dr. W. C. H.
Staring. Door den heer Siekesz, lid der tweede
kamer, werd in krachtige en hartelijke woorden
aan de veelzijdige begaafdheden van den verdien
stelijken geoloog en landbouwkundige hulde ge
bracht. Ook de directeur der rijkslandbouwschool
hield eene toespraak, waarna het monument door
den burgemeester van Lochem aanvaard werd.
Het bestaat uit een ruw stuk graniet, afkomstig
uit Staring's landgoed De Bronkhorst, waarop een
groot bronzen medaillon is aangebracht, dat
door
HOOFDSTUK XXX.
CRISIS.
„En al was zij hier, wat gaat dat u aan?"
vroeg Morel.
„Zeer veel. Ik ben hier gekomen om haar te
zoeken en haar te nopen u te straffen gelijk gij
het verdient," riep Carlton, nu huiten zichzelven
uit. Morel keek onheilspellend, zijne vingers
jeukten om dien onbeschaamden man te slaan, die
van bestraffen sprak. Met groote kracht
bedwong hij zich echter, en maakte slechts een
dreigend gebaar met zijn gebalde vuist.
„Gij lafaarddurft gij nog bij mij te komen om
naar uwe vrouw te vragen? Hoe hebt gij haar
behandeld? Schaamt gij u niet om een eerlijk
man in 't aangezichtte zien? Gij hebt de ge
zondheid en het geluk van de liefste vrouw
die ooit op aarde leefde, verwoest en ellende over
haar gebracht. Dat weet ik alles. En gij durft
mij in denzelfden adem vragen naar uw
Het woord, wat het mocht geweest zijn, werd
niet uitgesproken. Het werd door de hand van
den ander teruggedrongen en verwoed door de
eenige zinnebeelden, ter vertegenwoordiging van
Starings leven en werken, vertoont.
Z. M. de koning zal, naar wij vernemen, in den
loop dezer week naar Nederland terugkeeren.
Waarschijnlijk zal Z. M. eenige dagen op Het
Loo verblijven en zich daarna naar 's Gravenhage
hegeven.
Wij kunnen thans met zekerheid mededeelen
dat Z. M. de koning 15 of 16 Januari e. k. te
Arolsen zoowel burgerlijk als kerkelijk met
H. K. H. prinses Emma in den echt zal worden
vereenigd. Het hooge echtpaar vertrekt dan naar
Het Loo en zal tusschen 20 en 25 Januari te
Amsterdam zijn feestelijken intocht doen. (Hbl.)
Amsterdam, 6 Nov. Ten raadhuize alhier
zijn gisteren en heden door de commissie tot het
a'fnemen van het examen voor varenslieden, na
voldoend afgelegd examentot 2e stuurman
bevorderd de heeren: D. Greeven en A. R. Kuipers
van Rotterdam, Zeilinga van Veendam, Bakker
van Nieuwedieptot 3e stuurman de heeren
E. Sanders en J. van Dijk van Amsterdam en
J. A. Atijse van Rotterdam.
Door m'. E. van Oppen en zijn broeder T.
van Oppen is concessie aangevraagd voor het
aanleggen en exploiteeren van eenige stoomtram
wegen in Limburg. De eerste lijn, die zij zich
voorstellen aan te leggen is de lijn Sittard
HeerlenRichterich. Met het oog op den grooten
voorraad steenkolen, dien men in de omstreken
van Heerlen aantreft, reeds is voor ontginning
van 14 mijnen concessie verleend, kan deze lijn
voor Limburg, van veel gewicht worden. Die
mijnen toch, kunnen zonder afvoerwegen niet
behoorlijk geëxploiteerd worden.
Het Rotterdamsch Nieuwsblad heeft van de
hand van een correspondent te Berlijn eenige uit
treksels medegedeeld uit een werk van dr. Moritz
Busch, die gedurende den Fransch-Duitschen oorlog,
als leider der pers in den diplomatieken staf van
prins Bismarck, maanden lang met den rijks
kanselier op en neer ging.
Zijne onthullingen over den man, dien men
toen nog „den ijzeren graaf" noemde, zijn uiterst
pikant. Dat ze even waarheidlievend en onopge
smukt zijn, durven wij nauwelijks gelooven. De
verzoeking om over een zoo sensatie-wekkend
man als Bismarck sensatie-verhalen in de wereld
te zenden, is inderdaad zeer sterk, vooral voor
een dagbladschrijver, die van nature op het
treffende en opzienbarende licht meer belust is dan
op het geschiedkundig juiste. Wat een Eckermann
voor een Goethe geweest is, kan een dr. Busch voor
aanraking van Carlton, sprong Morel op hem toe
als een tijger en begon met hem te worstelen.
Op ditzelfde oogenblik stortte Sibylle uit het
atelier in de voorkamer, roepende:
„Claud, houd op kom mede, gij zult bezeerd,
misvormd wordenLaat hem om 's hemels wil
los. Hij is uw toorn onwaardig. Aeh Claudik
smeek u!" Zij vatte Morel bij den arm; maar
hij lette niet op haar en Carlton duwde haar
met zijn rechterhand op zijde. Hij had hare
woorden wel gehoord en haar bezorgdheid voor
zijn mededinger maakte hem nog meer verwoed,
zoodat hij de worsteling met vernieuwde kracht
voortzette. De slagen vielen als hagelsteenen
neder, even ongeregeld en onberedeneerd. Zij
waren beiden wanhopend en woedend en sloegen
er in den blinde op los.
Op eens hoorde men een rauwen gil, Carlton
bedekte zijn gelaat met beide handen, wankelde
achteruit, viel toen voorover, bijna in de armen
van zijn tegenstander, en daarna plat op den
grond, op zijn gezicht en bleef zoo liggen.
„Gij hebt hem vermoord, Claud!" riep Sibylle,
meer verbaasd dan ontsteld.
„Dat nietriep Morel met minachting uit.
„Er is nog leven genoeg in hem om nog meer
laagheden te begaan. Maar hij is zulk een lafaard,
dat hij zich zeker nu zoo houdt om zijn verdere
tuchtiging te ontgaan."
„Er is iemand aan de deur," fluisterde Sibylle,
„men heeft buiten het rumoer gehoord."
Claud stond hevig te hijgen, zijn stem was heesch,
een Bismarck niet wezen. De eerlijke en op
rechte particulier-secretaris is even weinig te ver
gelijken met den journalist-diplomaat, als de
geslepen Duitsche staatsman met den Weimarschen
dichtervorst.
Deze aanteekening achten wij noodig, om niet
meer waarde te doen hechten dan wij bedoelen
aan de volgende aanhalingen uit de opstellen in
het Rott. Nbl., welke op Nederland betrekking
hebben.
„Dinsdag 13 Juli 1870 noteerde Busch o. a. in
zijn dagboek
„Omstreeks half 2 hij Bismarck om verslag te
geven. Hij wilde, dat ik in de pers zou wijzen
op de verlegenheid, waarin de koning van Neder
land verkeert om andere ministers te vinden en
dit zou voorstellen als een gevolg van het parle
mentair stelsel, volgens hetwelk de raadslieden
der kroon onder alle omstandigheden moeten af
treden, als zij in eene quaestie de meerderheid
der vertegenwoordiging tegen zich hebben. Bis
marck maakte daarbij de opmerking: ik herinner
mij nog, dat toen ik minister werd, in Nederland
het twintigste of een en twintigste ministerie be
stond, sedert de invoering van het constitutioneele
stelsel. Als men zich strikt houdt aan het stelsel
der meerderheden, waarvoor de ministers moeten
aftreden, dan worden er vele mannen verbruikt,
te veelmen moet dan zijne toevlucht nemen tot
mediocriteiten en eindelijk vindt men volstrekt
geen personen, die lust hebben zich aan het beroep
van minister te wijden. De daaruit af te leiden
moraal is, dat of de premie voor den minister
post verhoogd worde, óf dat men de parlemen
taire practijk wat minder streng opvatte."
Zondag den 8-n Januari 1871 schrijft dr. Busch
de volgende uitdrukkingen van Bismarck, over
het Luxemburgsche conflict, op:
„De verdediging der Luxemburgsche regeering
tegen de van onzen kant tegen haar ingebrachte
beschuldiging van schending der neutra
liteit is niet voldoende. Daaruit blijkt alleen
het feit, dat zij" niet bij machte is, zelve hare
neutraliteit te handhaven. Zij is, onder het bij
brengen van nieuwe bewijzen voor onze beschul
diging, nogmaals gewaarschuwd. Helpt dit niet,
dan zouden wij ons genoodzaakt zien het groot
hertogdom te bezetten."
De Amsterdamsche correspondent van het Utr.
Dagblad zet zijne onthullingen over hetgeen er
bij het bouwen van het rijks-museum te Amster
dam voorvalt, op de volgende wijs voort
„De zaak, die ik tegen den arebitect, den heer
Cuypers, heb opgeworpen schijnt, zooals men het
in de wandeling noemt, in den doofpot te worden
gestopt. Dit verhaast mij zeerliever ware 't mij
zijn gelaat bebloed en gekneusd en hij beefde
van ontroering.
„Laat hen kloppen," zei hij. „Niemand kan
er in als ik niet opendoe. Welk een dwaasheid
van u Sibylle, mij aldus te vervolgen. Ik had
zoo gehoopt uw valsch gezicht nooit weer te zien.
Nu gij u hier binnengedrongen hebt moet gij er
zelve de gevolgen van dragen. De hemel weet
wie er aan de deur kan zijn. Ik wacht iemand
dien gij zeker liever niet zien zult."
Sibylle daelit terstond aan Pearl. Zij die aan
de deur geklopt hadden waren nu reeds naderbij;
want Morel had, toen hij Carlton de binnendeur
inliet, verzuimd die te sluiten en de drie heeren,
die te vergeefs aan de buitendeur geklopt hadden,
hadden zich naar die deur begeven. Morel hoorde
voetstappen en meenende dat de hoofdingang
opengebroken was, greep hij Sibylle bij de hand en
duwde haar het atelier in, terwijl hij de deur
van de voorkamer achter zich slootmaar in
plaat3 van daardoor de binnen dringenden te ontloo-
pen, stonden Sibylle en hij op eens vlak voor hen.
„Yerraden en dat door Claud!" fluisterde
zij tusschen de op elkaar geklemde tanden. Zij
vergiste zich; maar die verdenking verhoogde in
groote mate de bitterheid van de ramp die haar
thans trof.
De drie heeren waren Delroy, Walton en een
man van middelbaren leeftijd met een sproetig,
Schotsch gezicht en rossig haar. Zijn naam was
Donald Mac Gregor, en hij was ongeveer zeven
jaar geleden met Sibylle bekend geweest.
geweest, dat tégen mij eene vervolging ware
ingesteld, zoodat de zaak voor de balie tot
klaarheid zou gebracht worden. Hij intusschen
is niet zoo boud met zijn „dat is gelogen", als
onze burgervader, trouwens indien mij de gelegen
heid ware gegeven, de feiten te bewijzen, die ik
u meldde, dan zou hij er zich niet aan hebben
kunnen onttrekken met een eenvoudig „de zaak
is thans niet aan de orde." Zwijgen was dus
voor den heer Cuypers het meest gewenschte,
terwijl ik verlangde dat er gesproken zou worden.
Het behoeft geen betoog, dat ik dit niet wenschte
in mijn belang, maar in dat van het publiek.
Het Vaderland meldde, dat de zaak werd onder
zocht, en dat de aanbesteding van den bovenbouw
niet zou plaats hebben. Deze troost vervloog
echter in rook. Den 31en werden de heeren Maks
en Sohoonenburg weder aannemers voor de som
van f 688.000, terwijl hunne eerste inschrijving
beliep het bedrag van f 738,000.
Deze heerèn nn hebben nog eene pretentie voor
bijwerk aan het heiwerk ten bedrage van f 40,000.
Deze som is aan hen nog niet uitbetaald, aange
zien de heer Cuypers haar niet kon of dorst aan
vragen. Dit bagatelletje kan nu later, indien de
minister het werk gunt en de tweede kamer er
zich niet in mengt, gemakkelijk verrekend worden.
„Nog ietsmen kent de historie van den met
selsteen, die eerst werd uitbesteed aan een Berlijner,
die later niet te vinden was, en later aan een
huis te Ruhort werd gegund voor de som van
f 127,000. Nn arriveerde op zekeren dag schipper
B. van Schooten aan het terrein en laadde vijf a
zesduizend van de beste steen (voorwerkers) en
bracht die, evenals een tweede lading, naar 's Gra-
veland, alwaar de heer Van Beek voor rekening
van den heer Cuypers eene villa bouwt.
„Ten slotte nog deze vraag: is op het terrein
al dan niet gemaakt een gewaadkast ten behoeve
van de kerk van Lutjebroek, die door den keer
Cuypers is aangenomen Ik geloof, dat de
architect dit moeilijk zal kunnen ontkennen. Het
Handelsblad moge nu beweren, dat ik een „ha
telijke" correspondent hen, maar met zulke
entrefileetjes wederlegt men geen zulke ernstige
beschuldigingen, als ik in het publiek belang tegen
den heer Cuypers meen te moeten inbrengen.
Groote bombastische woorden beteekenen tegen
over feiten niets. De architect in quaestie zal
hebben te bewijzen, dat ik onwaarheid sprakhij
is dat verplicht aan zijn fatsoen, aan zijn groote
reputatie. Ik treed volstrekt niet in eene appre
ciatie, noch in eene qualificatie van de feiten, die
ik u mededeelde en waarvoor ik mij ten volle
verantwoordelijk stel. Het gaat niet aan, de
belangen van het publiek aan die van éen man
ten offer te brengen, te minder als later zal blijken.
„Hemelsche goedheid!" riep Delroy, blijkbaar
meer verbaasd dan Morel. „Zijt gij de oorzaak
dat zij haar straf zal krijgen Ozij heeft u
ook in 't gelaat gekrabd, zie ik. Ik ken hare
nagels van ouds; maar wij zullen ze haar nu
wel afknippen. Ik had niet durven hopen zoo
spoedig het genoegen te hebben, mevrouw Delroy
doch dit zoo zijnde, zullen we terstond tot de
zaken overgaan."
„Gij hebt geen recht op mij. Ik ben sedert
getrouwd," sprak Sibylle op kouden afgemeten
toon.
„bat verneem ik eerst zoo even, mevrouw,"
zei Delroy, „en dat maakt u schuldig aan een
tweede misdrijf bigamie!"
Met een vlugge beweging was zij als een kat
naar de deur van de voorkamer geslopen; maar
voordat zij die opende, had mijnheer "Walton haar
bedoeling gemerkt en haar met een sterken arm
beet gepakt.
„Gij zoudt een bevel tot in hechtenis neming met
een politieagent huiten kunnen vinden," zei hij.
„Het zal het best voor u zijn te luisteren naar
hetgeen uw echtgenoot, mijnheer Louis Delroy, u
te zeggen heeft. Geloof mij, elke poging tot
ontkoming is thans vruchteloos.
Zij stond onthutst, stilzwijgend, schijnbaar min
achtend, maar toch op haar hoede.
„Mijnheer Walton is zoo vriendelijk geweest,
zich om redenen die hem alleen aangaan, vooi
onze zaken te interesseeren, ma Diere amiezei
Delroy. „Hij had naar het schijnt eenige ver-