Nö. 254. 121e Jaargang. 1878: Maandag 28 October. Dit blad verschijnt dagel^™», met uitzondering van Zon- en Feèetdagen. Prijs per 3/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentien: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 17 regels 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère G. L. Daube en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones. Middelburg, 26 October. Averechtsche Vergelijkingen. i. Het oordeel over de groote Fransche omwen teling behoort tot die vragen, met welke op volgende geslachten van geschiedvorschers en denkers zich bezig houden, zonder tot een beslissend antwoord te komen. Wie zich eene voorstelling gevormd mocht hebben naar het ideale beeld, dat Edgar Quinet in 1865 ont wierp en op zijn voetspoor de gruwelen der revolutieniet verontschuldigenmaar van ondergeschikte beteekenis achten mocht tegen over het verheven doel, dat zij najaagde, kan door het eerste deel van het nog onvoltooide werk van Henri Taineles Origines de la France contemporainevan menige zijner illusiën beroofd worden. Wie de overtuiging verkre gen mocht hebben dat de omwenteling de uitwerking en het onmiddellijk gevolg was der denkbeeldendoor de wijsgeeren en den kers der 18e eeuw, door Montesquieu en Vol taire, door Helvetius en Rousseau in de wereld geworpen, kan in het nu pas verschenen boek van Felis Rocquain 1'F sprit rêvolutionnaire avant la Revolution, de stelling zoo niet bewezen, dan toch verdedigd vinden, dat lang voor dat 1'Esprit des Lois of het Discours sur VInégalitê het licht zagen, de geesten voor eene staatsher vorming naar de beginselen van vrijheidge lijkheid en broederschap rijp waren. Het gevolg is, dat velen in hun oordeel over deze ontzaglijkste en meest ingewikkelde aller gebeurtenissen van den nieuweren tijd blijven wankelen en dat men huiverig wordt om ver gelijkingen te maken tusschen haar en de dingen die onder onze oqgen voorvallen. Deze aarzeling is echter niet het deel van allen. De geschiedenis heeft het lot niet kunnen ontgaan dat aan de natuurwetenschappen tot grooter heil der menschheid echter, ten deel vielmen heeft haar gepopulariseerd, van alle, zoo het heette, overtollig bijwerk ontdaan, pasklaar gemaakt voor de groote menigte, welke de langs dien weg verkregen slotsom men met het grootste gemak inslikte. Zoo heeft men ook eene beschouwing en een oordeel over de Fransche revolutie verkregen, dat door liefhebberij-studie gemakkelijk op te nemen en, als afleiding voor de „gewichtiger" beslommeringen des dagelijkschen levens, zonder veel moeite te verwerken was. Een voorbeeld dier wijze van beschouwing treft men aan in ons nommer van 23 dezer, waarin een inzender een vinnigen aanval op de libe ralen van onzen tijd deed, naar aanleiding van eenige courantenberichten over de jongste bijeenkomst der vereeniging Het algemeen Stemrechtte Amsterdam. De aspiratien, zoo schreef hij, onzer niet- bezittende medeburgers te ridiculiseeren, is kin derachtig en dom. De tegenwoordige bourgeoisie moest zich liever eens honderd jaren terug denken. In 1778 begreep b. V. in Frankrijk die burger stand, dat er een einde moest komen aan de heer schappij van een deel der natie, van den adel. En die adel deed hetzelfde, wat nu de derde stand tegenover den zoogenaamden vierden stand doet. Men lachte om al die «onbeschaamde" aanma tigingen van de bourgeoisie. En die burgerstand werd eindelijk al dat verzet tegen zijne «immers zoo rechtmatige" aanspraken op mede-deelne ming aan het bestuur moede en men weet wat het gevolg was." Men ziet, de zaak is zoo duidelijk mogelijk. Hoe iemand als Taine of Rocquain zich met zoo iets eenvoudigs het hoofd nog kan breken, is volkomen onbegrijpelijk. Het doel der Fransche omwenteling P Welwegneming der heerschappij van den adel. Hare oorzaken Welde verwaandheid en domheid van dien adel. Het middel om haar te voorkomen Wel: dat ware geweest, in tijds toegeven aan de rechtmatige aanspraken van den derden stand. Ook de toepassing ligt voor 't grijpen. Pas op, o Nederlandsche burgerstand, dat gij niet te veel de schouders ophaalt over de „aspiratiën onzer niet-bezittende medeburgers", want weet dat op het lachen en schouder ophalen van 1778, de September-moordenarijen van Danton, de guillotine-wagenvrachten van Robespierre, de mitraillades van Collot d'Her- bois in de straten van Lyon, de bootsladingen mannen en vrouwen, die Carrier te Nantes liet verdrinken, de gruwelen in geheel Frank rijk van 1791 tot 1794 gevolgd zijn. Deze waarschuwing maakt, zoo men er niet op gewapend is, licht indruk. Is zij echter ook gegrond Zij ziet, in hare al te eenvoudige aaneenschakeling van oorzaak en gevolg, over 't hoofd dat Frankrijks bodem sedert ander halve eeuw, als 't ware met voordacht, was voorbereid om de revolutie te doen geboren worden, zoodat toen de storm losbrak, er geen steen op den anderen gelaten was "om den stroom in eene bedding te leiden. De hooge adel, door Richelieu reeds gefnuikt,- door Lo dewijk XIV stelselmatig geruineerd en van hofgunst afhankelijk gemaakt, door den regent en Lodewijk XV tot in het merg gedemorali seerd en ontzenuwd. De kleine adel, verarmd en vernederd, gedeeltelijk levende van den afval der grooten, gedeeltelijk in zijn hart bekeerd tot de denkbeelden, die bij den derden stand de overhand hadden. De enkele over blijfselen eener gewestelijke vertegenwoordi ging, zonder ouderlingen samenhang, in den aanhoudenden strijd tegen de aanmatigin gen en afpersingen van 't hof haar beste krachten verloren hebbendein haar ouder lingen naijver en vijandigheid meer een hin derpaal dan een middel tot de ontwikke ling des lands. De rechterlijke macht en de balietengevolge van de koopbaarheid der ambten, in minachting en van een standengeest doortrokken, welke haar heftigen strijd tegen koninklijke willekeur voor de natie volkomen onvruchtbaar maakte. De zelfstandige gemeente besturen volkomen vernietigd en door een heir- leger van koopbare staatsambten vervangen. De geestelijkheid verdeeld in eene boogere, die in de ondeugden en de voorrechten van den adel deelde, en eene menigte pastoors, die met het volk medevoelden, doch uit standengeest met hun meerderen mede moesten gaan. De godsdienst, door de twisten der geestelijkheid verzwakt, door de wijsgeeren ondermijnd, dooi de zedeloosheid van het bof in 't gezicht gesla gen. De belastingen verpacht, met verpletteren den last op het volk drukkende en niettemin weinig aan de schatkist opbrengende. Provinciale tol-liniën de eerste levensbehoeften bij de minste schaarschte tot hongersnood-prijs opjagende. Het beginsel der rekenplichtigheid voor de staats financiën, door de koninklijke acquits a comptant die alles dekten, opgeheven. Dat der persoon lijke vrijheid door de lettres de cachet geschon den. Het aanzien des konings, door Lodewijk XIV tot den grondslag van zijn staatsgebouw gemaakt, door de ondeugden zijner opvolgers, door maitresse-regeermg van allen glans beroofd en niettemin, nog uitsluitender dan onder den roi-soleil, tot middelpunt van het staatswezen gemaakt. De staten-generaal, sinds 1614 niet meer samengeroepen en zoo weinig deel meer van den staatsvorm, dat toen Necker in 1789 hun vergadering wist door te zetten, feitelijk daarmede reeds eene omwenteling voltrokken werd, dewijl aan een onbekend lichaam macht en stem verleend werd tegenover den konink lijken wil, die tot dusverre in het beginsel l etat c'est moi zijn onbetwiste bron van machts oefening gevonden had. Wil men nu dat alles, dien geheelen aan de omwenteling- gewijden bodem, gemak- en kort heidshalve, met de woorden „heerschappij van den adel" aanduiden, het is ons, indien men 't over de onjuistheid der aanduiding met ons eens is, wèl. Maar niet geoorloofd is het, die aanduiding te gebruiken om deze „heerschappij van den adel" te vergelijken met wat men de „heerschappij der bourgeoisie" ten onzent wil noe men. Ongelijksoortige grootheden laten zich, al plakt men er een gelijkluidend étiket op, niet met elkander vergelijken. Evenmin is het juist, wanneer de schrijver van het hoven aangehaalde ingezonden stuk zegt dat „de regeeringspartij geworden burger stand eene opkomende volksklasse eigenlijk dezelfde vragen ziet dóen, welke zij honderd jaren geleden zelve deed." Wij hebben tocb niet te vergeten dat deze strafpredicatie tot ons gericht wordt, naar aanleiding eener bijeen komst van de vereeniging Het algemeen Stem recht te Amsterdam, bestaande uit een klein en opgewonden troepje werklieden, dat met de Nederlandsche Werklieden-vereeniging niets gemeen beeft en op het jongste Pinkstercongres dezer Vereenigingin de personen zijner leiders Schroder en Ris, door Heldt, Post, Spliethoff en andere woordvoerders der4 Vereeniging met nadruk op zijn plaats gezet is. Met de ver gadering der werklieden, toen zij te 's Graven- hage bijeenkwam om op indrukwekkende wijze haar steun te verleenen aan het wetsvoorstel- Yan Houten op den kinder-arbeid, heeft nie mand den spot gedreven. Tegenover mannen als Rommerts, Heldt, Urban zal geen liberaal, die dezen naam waardig is, de rol van poli- tieken parvenu spelen, Maar iets anders is het, de eischen eener „opkomende volksklasse" te eerbiedigen, iets anders het oor te leenen aan de opruiers van het Amsterdamsche ker- mis-tumult. Iets anders de betoogen van Heldt of Urban te lezen, iets anders met prof. Pe kelharing op het Pinkster-congres te moeten luisteren naar de wartaal van Ansing of Schro der, Ieders gevoelen te eerbiedigen, onaf hankelijk van zijne maatschappelijke positie en al is hij desnoods „schoenpoetser", kan de plicht van een liberaal zijn. Onze inzender schijnt echter een schoenpoetser, alleen o m- d a t hij dat interessant beroep uitoefent, te stellen hoven die „leden onzer meer in parle mentaire vormen bedreven vergaderingen, die, als men hen zonder welgevulde beurs op straat stuurde, binnen 36 uren van honger zouden omkomen, omdat zij zelfs gedurende zulk een korten tijd niet in eigen behoeften kunnen voorzien." Dit nn, lijkt ons noch liberaal, noch juist. Schoenen poetsen achten wij een zeer eerlijk beroep, maar een mindere qualificatie voor het uitspreken van een gevoelen over algemeen stemrecht dan het lidmaatschap eener parlementaire vergadering, in welke men door het vertrouwen zijner medeburgers geroepen is. Misschien zal men hieruit afleiden dat onze liberaliteit hare grenzen heeft. Maar ook hierin zien wij geene schande. Eer het tegendeel. Wordt vervolgd De volksleesbibliotheek van het departement Middelburg der Maatschappij tot Nut van 't alge meen is, na eenigen tijd gesloten geweest te zijn tot het doen van eenige noodzakelijke voorzie ningen aan de boeken, thans heropend. De her drukte catalogus bevat 1505 nommers en 2345 boekdeelen, tegen 1322 nommers en 2322 deelen, welke de catalogus van 1873 inhield. Deze toene ming, welke aanzienlijker is dan het lijkt, daar sommige boeken in dit tijdsverloop als geheel versleten of onbruikbaar moesten afgeschreven worden, is het gevolg van geschenken welke met dankbaarheid aanvaard werden. Het is hier de plaats om vele bezitters van boeken te wijzen op deze gelegenheid, om hunne uitgelezen werken een nuttiger bestemming te doen erlangen dan misschien in hunne boekenkast bun deel is. De volks leesbibliotheek heeft steeds vele en gretige lezers en hoe meer haar boekenschat zich uitbreidt, hoe beter zij aan hare bestemming voldoen kan. De heer J. C. Altorifer, sedert 1862 secretaris der commissie voor de volks-bibliotheek, beeft zich ook nu weder door het omvangrijke en tijd- roovende werk van het nazien en herstellen der boeken, gepaard aan het bewerken en aanvullen van den catalogus, verdienstelijk gemaakt. De Staats-courant bevat het kon. besluit van 18 dezer, betreffende de uitloting en aflossing van 31 pet. schuldbekentenissen ten laste van het voor malig Amortisatie Syndicaat voor 1879. Bij kon. besluit van 18 dezer, is gewijzigd het le lid van art. 10 van het nader reglement voor de huizen van bewaring, vastgesteld bij kon. be sluit van 14 Aug. 1855 (Stbl. no. 112). De minister van waterstaat, handel en nijver heid brengt in de Staats-courant ter kennis van belanghebbenden dat in de maand Maart 1879 te 's Gravenhage een vergelijkend onderzoek zal plaats hebben van personen, die wenschen te dingen naar de betrekking van klerk bij den rijkstelegraaf. Voor verdere inlichtingen verwijzen wij naar de Staats-courant. De Staats-courant bevat de statuten van de Coö peratieve vereeniging Dordrechtsche Schildersbond, tot het verschaffen van benoodigdheden, enz., te Dordrecht. De heer m». J. E. baron van Panhuijs, wiens overlijden ons gisteren uit Den Haag geseind werd, bereikte den ouderdom van 70 jaren. Van den 3en November 1848 tot vóór weinige maanden bekleedde hij het ambt van commissaris des konings in Friesland. Als zoodanig en alsmensch algemeen geacht, werd hem ook de waardeering der regeering door verschillende onderscheidingen kenbaar gemaakt. Den titel van baron, in plaats van dien van jonkheer, verkreeg hij bij gelegen heid van het feest der 25jarige regeering van Z. M. den koning. De Bazuin en de Standaard bevatten eene oproeping, uitgaande van éene te Kampen ge vestigde commissie, welke bijdragen van minstens 25 cent in ontyangst neemt voor een nationaal huldeblijk bij het huwelijk des konings. De drie eerste onderteekenaars zijn de heeren S. van Yelzen, A. Brummelkamp en H. de Cock, leeraren aan de theologische school te Kampende overige heeren zijn A. Steketee, M. Noordtzij, C. Mulder, J. Bavinck en J. G. W. Zahn. De commissie vraagt onze medewerking voor dit plan. Onze lezers zullen niet van ons ver wachten dat wij ons daartoe bereid verklaren. De redenen daarvoor te ontvouwen achten wij onnoodig, te meer daar de Zutfensche courant dit reeds op de volgende, zeer afdoende wijze gedaan heeft „Den koning zij, als den minsten zijner burgers, elke huiselijke zegen van harte gegund. Maar daarom Z. M, een nationaal huldeblijk aan te bieden achten we overbodig, onkiesch zelfs. Dat de hoofdstad, waar bet huwelijk des konings, kerkelijk althans, gesloten wordt, naar oud-tradi tioneel gebruik, bij elk huwelijk in ons vorstenhuis het echtpaar een geschenk aanbiedt, is natuurlijk. Dat de hofstad immers niet uit vrees voor verlegging der residentie naar de hoofdstad maar als hofstad dit 'voorbeeld der hoofdstad volgt, begrijpt een ieder. Maar dat daarom nu ook de natie als zoodanig een huldeblijk zijn vorst zou moeten aanbieden, we vinden er aanleiding noch grond voor. Met kalme waar digheid verwacht het Nederlandsche volk zijn aanstaande koningin en zal haar met welwillend heid in zijn midden opnemen, hopende dat zij den levensavond van zijn vorst zal verhelderen en veraangenamenmaar daarom terstond de lof trompet op te steken en nationale huldeblijken te komen aandragen, als bood de kroonprins der natie zijne gemalin neenWij herhalen het, dat is niet kiesch gedacht, niet fijn gevoeld van wie dit plan opperden." 14

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1878 | | pagina 1