Mö. 250.
xL
W oensdag
23 October.
arr J
Nog iets over stoom
tramwegen.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3,5$>v
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar ja 5 Gent.
Ad verren tien; 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,; van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale dé publicité étrangére G. L. Daubb en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones.
Verkiezing van leden voor de kamer van
koophandel en fabrieken.
Middelburg, 22 October.
de Schrijfster van „Jennie" enz.
lUIDDELBUBGSCHE COURANT.
De burgemeester en wethouders vau Middelburg
maken bekend:
dat op Vrijdag den 22 November a. in de be
neden achterzaal van het raadhuis eene vergade
ring van kiesgerechtigden zal worden gehouden
om de plaatsen aan te vullen van de heeren:
Mc W. C. Borsius, P. de Bruijne, J. P. Fokker,
J. Lutejn, J. A. Tak en F. G. Sprenger, leden
van de kamer van koophandel en fabrieken alhier,
welke met het einde des jaars aan de beurt van
aftreding zijn, terwijl tevens moet worden voor
zien in de door het overlijden van den heer
G. J. Sprenger bestaande vacature, die in 1880
aan de beurt van aftreding was
dat de inlevering der stembriefjes in de ter
vergadering aanwezige stembus op gemelden dag
zal aanvangen des voormiddags te 10 uren en
voortduren tot des namiddags 1 ure, na welk
uur geen stembiljetten meer zullen worden aan
genomen dan van de kiezers in de zaal aanwezig,
terwijl cnmiddelijk daarna met de opening der
bi jetten zal worden aangevangen
dat de lijst der kiesgerechtigden dagelijks, uit
gezonderd des Zondags tot den 9'" November a. ter
inzage zal liggen op de gemeente secretarie van
des voormiddags 10 tot des namiddags 12 uren
dat de bezwaren tegen die lijst bij burgemeester
en wethouders schriftelijk moeten: worden inge
leverd tot uiterlijk binnen acht dagen na heden,
na welk tijdstip deze niet meer in aanmerking
zullen komen
terwijl niemand tot de vergadering kan worden
toegelaten, wiens naam niet op d<; Ijst is vernield;
en dat vóór den dag der verkiezing, aan de huizen
der kiesgerechtigden stembiljetten ter invulling
zullen worden bezorgd.
Middelburg, den 21 October 1878.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
SCHOBEE.
De secretaris,
G. N. DE STOPPELAAR.
ii.
Vervolg van no 248.)
Onze medewerker stelde in zijn opstel van
3 Augustus jl., op het voetspoor van hetgeen
de heer van Kerkwijk in 1869 over de buurt
spoorwegen schreef, voor den aanleg van stoom
tramwegen het particulier initiatief op den
voorgrond. Werkelijk is daar veel voor te
80
Of!
dook
HOOFDSTUK XXIII.
DE OUDE STOCK DOET EEN POGING.
„Neen zeker niet, als gij maar niet kwalijk
neemt dat ik niet mee ga, ik voel mij nog niet
in staat iets te ondernemen."
Toen zij weg waren begaf Pearl zich naar haar
heiligdom, dat zij voor het eerst betrad sinds zij
haar kleine lieveling verloren had, die daar zoo
gaarne bij haar zat. Zij viel op een stoel neer
en gaf zich geheel over aan het gevoel van ver
latenheid en ellende dat haar vervulde, vergoot
de bitterste tranen die zij ooit vergoten had en
dacht met smart ja bijna morrend aan het
vreeselijk leed en de afschuwelijke verandering
welke er sedert eenige weken over haar leven
gekomen waren. Het was alsof er midden in den
heerlijken zomer harer liefde eensklaps een nij
pende vorst gevallen was, die alle knoppen en
bloesems verstijfd, alle toekomstige hoop gedood
en het; tegenwoordige vergald had.
Frida had reeds tweemaal aan de deur getikt
voordat zij gehoor kreeg.
„Het spijt mij dat ik u stoor, mevrouw," zei
zeggen. Voor het Nederlandsch kapitaal zou
het een geluk zijn indien het door een goede
en solide geldbelegging in ons eigen land,
wat vele stoomtramwegen beloven te zijn,
van de speculatie en de vastzetting in vreemde
effecten, met al hun avonturen, kon afgetrokken
worden. Het zou ook misschien op de geest
kracht en den ondernemingsgeest in andere
richtingen gunstig kunnen werken, wanneer
men er toe gebracht werd in dit opzicht niet
op eene „landsvaderlijke regeering", maar ook
op het „help uzelven" te vertrouwen.
De penning heeft echter ook zijne keerzijde.
Verbinding door tramwegen zal, naarmate
zij zich meer verspreidt, eene behoefte worden
niet slechts voor alle steden, voor ieder dorp,
voor elk gehucht, evenals de behoefte aan
goede rijwegen zich allengs baan heeft gebroken
tot op de meest afgelegen punten, waar maar
eene opeenhooping van eenige gezinnen tot
stand gekomen was. Nu ligt het voor de hand
dat niet alle tramwegen voordeel kunnen
afwerpen en dat de particuliere ondernemers
zich bij voorkeur zullen wenden tot die, waar
van dit wèl te verwachten is. Het zou dan
met het tramwegen-net gaan zooals het, tot
groot nadeel van den staat en van het alge
meen verkeer, met ons spoorwegen-net gegaan
isde voordeelige lijnen zouden in handen
komen van particuliere maatschappijen en na
dat deze, om eene gemeenzame uitdrukking te
bezigen, het vet van den ketel geschept zouden
hebben, zou een algemeen geroep opgaan om
tramwegen naar de minder bevolkte en minder
welvarende streken. Voor dit laatste ondank
bare en onprofijtelijke werk zou dan de open
bare kas aangesproken worden.
Met dezen waarschuwenden loop van zaken
voor onze oogen, verdient de aandacht wat
door den heer Willink in zijn geschrift (zie
ons vorig nommer) over de „wijze van uitvoe
ring" gezegd wordt.
„Ik veronderstel, schrijft hij dat de
minister van waterstaat met mij van oordeel
is, dat op den duur iedere plaats door eene
spoorbaan aan het groote spoorwegnet moet
verbonden zijn, op even uitgebreide schaal als
zulks thans met gewone straat- of grintwegen
het geval is.
„Bij den bouw dier wegen, met of zonder
medewerking van provincie of staat tot stand
gebracht, is niet gevraagd of ze een behoorlijke
zij, maar Jan heeft mij dit kaartje voor u gegeven
en hij zegt dat die heer zich niet wil laten af
wijzen."
Mevrouw Carltön bekeek het kaartje, een
adreskaart van Feak en Brine, waarop met
groote zwarte letters geschreven stond: „J. Stock
verzoekt een kort onderhoud over een gewichtig
onderwerp."
„Laat hem boven komen, Frida," zei Pearl en
zij dacht: „Nog meer moeielijkheden en ikkan
er niets aan doen."
„Ik vraag u nederig om verschooning, mevrouw,"
zei Stock en bleef verlegen op den drempel staan.
„Goeden morgen, mijnheer Stock," zei mevrouw
Carlton, opstaande. „Ga zitten. Ik heb den
tijd en zal u gaarne aanhooren." Maar Stock
wilde niet gaan zitten in tegenwoordigheid eener
dame. Hij had een scherpen blik en merkte
terstond den pijnlijken trek op haar gelaat en
haar rouwgewaad op, daarom aarzelde hij nog
meer om met zijn kwade tijding voor den dag
te komen; maar weldra vermande hij zich en
begon
„Ik kom voor zaken, en het zullen slechte
'zaken worden voor u en voor den patroon ook.
Gij weet natuurlijk dat de oude firma en al de
eigendommen over zullen gaan in handen van
iemand die er niets van af weet. Dat is al erg
genoeg. Maar wat nog erger is, is dat de pa
troon weldra zal volgen, ofschoon hij dat nu niet
weet. Zij weten die dingen nooit zelf." Hij
sprak die woorden op zijn gewone stooterige j
s winst zouden afwerpen; maar eenvoudig ge
constateerd dat de aanleg voor handel, nijver
heid en landbouw noodzakelijk was.
„Evenzoo moet er geredeneerd worden bij
den aanleg der nog noodig zijnde spoor- (tram-)
wegen.
„Er moet daarbij niet gespeculeerd worden
op de mogelijke winst die deze banen zullen
afwerpen. Juist daarom mag het initiatief tot
aanleg niet geheel worden overgelaten aan
concessionarissen, wier hoofddoel in de meeste
gevallen zal zijn, daaruit het grootst mogelijke
voordeel te trekken.
„De lokaal-spoorbaan of stoom-tramweg moet
niet gebouwd (gelegd) worden met subsidiën
van gemeenten, provinciën en staat aan een
eventueel zich opwerpenden concessionaris;
maar gemeentebesturen, provincie en staat
moeten samenwerken, om voor eigen rekening
de noodig geachte hanen tot stand te brengen
„Alleen de exploitatie moet daarna worden
overgedragen aan particulieren of kleine maat
schappijen, zooveel mogelijk gevormd uit be
langhebbenden in de streek, welke de baan
zal doorsnijden. De opbrengst der exploitatie
zal dan, op dezelfde wijze als met de staats
spoorwegen, volgens eene nader vast te stellen
schaal, gedeeld moeten worden tusschen de
besturen, welke den aanleg bekostigd hebben
en den exploitant.
„De aanleg zal ten slotte aan gemeenten,
provinciën en staat minder kosten dan de
vroeger aangelegde straat- en grintwegen.
Ingeval de wijze van exploitatie geheel in
overeenstemming gebracht wordt met de be
staande behoeften, kan als zeker worden aan
genomen dat de exploitatie-kosten en het
onderhoud door de opbrengst gedekt zullen
worden. Dit was volstrekt niet het geval met
de aangelegde straat- en grintwegen. Yele ge
meenten gaan gebukt onder den grooten last,
welken het onderhoud dier wegen haar oplegt. Dit
onderhoud zal, door over diezelfde wegen een
spoorbaan te leggen, belangrijk verminderd
worden, terwijl na verloop van tijd, die spoor
baan het middel worden zal om de aan de
wegen ten koste gelegde kapitalen weder
productief te maken."
Wij zullen, om dit betoog in zijne volle
kracht te laten, er niets aan toevoegen of op
afdingen, maar het in zijn geheel aan de
overweging onzer lezers aanbevelen.
manier en het was Pearl als of zij weer op dat
tusschendek stond en scheepstermen van hem
leerde. Wat waren zij allen gelukkig dien dag!
Hoeveel belang stelde kleine Dora in alles
Ja toen was zij nog bij hen. Een uit
roep van Stock bracht haar tot de werkelijkheid
terng.
)xAch! als het maar zoo zeker niet was dat het
met hem denzelfden weg zal gaan," herhaalde de
oude man hoofdschuddend.
„Gij zegtde patroon zal volgen zal gaan
waarheen zal hij gaan? mijnheer Stock? Ik
begrijp u niet recht."
„In zijn verderf, mevrouw. Daarin zal hij
loopen, zoo waar ik hier voor u sta. Gij kunt
hem toch zeker wel tegenhouden.
„Mijnheer Carlton zal het zelf wel het best
weten, mijnheer Stock.
„Wel neen. Hij is veel te jong. Die wed
renboeven hebben hem in bun macht. Hij kent
hunne streken niet maar ik wel. Ik ben een
oud man. Ik heb mijn leven gesleten in den dienst
van Feak en Brine. En ik kan het denkbeeld
niet verdragen dat zulk zuur verdiend geld weg
gesmeten wordt voor een troep paarden en hunne
berijders. De arme beesten weten niet beter en
hebben geen schuld; maar de menschen wel. Ik
kan het niet dulden mevrouw en ik moet trachten
er een einde aan te maken en dat zal ik ook.
Ik heb respect voor u en gij hebt een goede
dosis gezond verstand in uw hoofd, al is bet nog
jong. Ik spreek het eerst met u, omdat u het
Of er dan in deze niets voor het particulier
initiatief te doen overblijft Of er maar, met
de handen in den schoot, moet afgewacht
worden tot het landsvaderlijk bestuur ons het
vurig gewenschte beter middel van verkeer
brengt
Ieder man van geestkracht en voortvarend
heid weet heter. De gemeentebesturen zijn
op te wekken, om van hun kant den eersten
stap te doen, het eerste gedeelte der kosten
van een tramweg, 1js b. v., voor hun rekening-
te nemen en tot aanvulling van het ontbre
kende zich tot den staat en de provincie te
wenden. De algemeene opinie is te winnen,
door vergaderingen en gedachtenwisseling
opdat er een aandrang ontsta, aan welken de
regeering genoodzaakt zal zijn toe te geven.
En mocht, tengevolge dier beweging, het par
ticulier initiatief zich zóo opgewekt voelen,
dat de solide, wei-overdachte concessie-aanvra
gen overal de ontwerpen der regeering vóór
waren, en het voor deze ondoenlijk werd ze te
blijven afwijzen of buiten behandeling te laten,
welnu, voor den staat en voor het algemeen
belang in den meest uitgestrekten zin zouden
wij het moeten betreuren; maar zelfs onder
dit voorbehoud zou de verspreiding vau een
tramwegen-net over de meest welvarende ge
deelten van ons land eene zaak zjn, waarin
wij ons oprecht zouden verheugen.
De heden middag gehouden buitengewone
vergadering der provinciale staten van onze
provincie was van korten duur. Artikel 47 der
provinciale wet maakte haar noodzakelijk, daal
de vervulling der plaats van wijlen mr. G. A.
Fokker in het college van gedeputeerde staten
volgens dat artikel binnen twee maanden na het
openvallen dier betrekking moest plaats hebben.
Mr. Fokker is den 24 Augustus jl. overleden,
zoodat de benoeming van zijn opvolger niet tot
de November-vergadering mocht worden uitge
steld. De commissaris des konings, voorzitter
der vergadering, wijdde bij den aanvang der
werkzaamheden een warm woord van waardeering
aan de nagedachtenis van het overleden lid van
gedeputeerde staten, waarna de beide onlangs
gekozen leden der staten, de heeren mr. D. A.
Berdenis van Berlekom en Th. van Uije Pieterse,
zitting namen, nadat hunne geloofsbrieven waren
onderzocht en zij de gevorderde eeden hadden
afgelegd.
Toen zou de aanvrage aan de orde komen, door
welzijn van den patroon ter harte gaat evenals
mij. Van hier ga ik naar mylady. Ik ben het
aan de nagedachtenis van den ouden patroon ver
schuldigd om mijn plicht te doen en haar. te
waarschuwen voor de handelingen van haar zoon.
De jonge patroon begaat een grooten misslag."
„Uw waarschuwing komt te laat, mijnheer
Stock," zei mevrouw Carlton. „Ik weet dat uw
bedoeling goed is en ik ben overtuigd dat gij liet
goed met uw patroon meent, maar noch zjn moeder,
noch ik kunnen verandering in zijne plannen
brengen. Hij heeft vast besloten wat hij in het
vervolg doen zal. Dat heeft #iij mij niet lang
geleden gezegd."
„En zult gij hem niet trachten te weerhouden
mevrouw
„Hoe sou ik dat kunnen, mijnheer Stock? Ik
weet zeker dat mijnheer Carlton zijn zaken het
best zelf kan beoordeelen. Ik heb het gewaagd
hem raad te geven dat is al wat een vrouw
doen kan."
„Lady Carolina zal wel meer doen."
„Zij zal in deze eenig gezag kunnen uitoefenen.
Zij heeft, geloof ik geld in de zaak."
„Dat is geen reden; want gij zijt vrouw en al
het zijne is het uwe. Dat is de Engelsche wet.
Gij hebt er toch niet op tegen dat ik naar mylady
ga, mevrouw?"
„Hoe kan ik daar op tegen hebben? Gj moet
het zelf weten. Als gj het uw plicht rekent
om om de vrouw van uw ouden patroon
te waarschuwen, moet gj het stellig doen.